TWEEDE BLAD. zaterdag is JULI ISIS. Brieven uit Brltscli-lndië, IN 'T PRIEEL. en U zal vergeven worden. Een liefde-diens! beloond. J Lof aan Jezus In hei Heilig Sacrament. GRAPJES BRIEVENBUS. BLADVULLING, r Op 'de vraag, wie aijm onze naasten? luidt Het antwoord: onze naasten zijn alle men- ,feehen zonder, uitzondering, zelfs onze vyan- cl en. Die naasten nu moeten wij beminnen ge luk ons zeiven, door hem alle goed te gun men en hean te behandelen, zooals wij wen- sclien zelf behandeld te worden. Wij moeten 'onzen naaste beminnen uit liefde tot God, 'omdat hij naar Gods beeld geschapen, door 'jhei Bloed van Christus verlost en tot eeuwi ge zaligheid geroepen is. Nu is de liefde 'yoor onze vijanden wel een zware eisoh, dien 'Set Christelijk geloof ons stelt! Wij begrijpen 'Wel, dat wij het onrecht, door ons den naaste aangedaan, eerst goed moeten maken, wijl onze offergave anders den Heer niet aange naam kan zijn. Maar wij begrijpen niet zoo gemakkelijk, dat wij ook onze liefde en wel oprechte, har telijke liefde, moeten toonen aan hen, die ons 'onrecht hebben aangedaan, die ons belasterd op wat wijze dan ook, of beleedig'd hebben. Het mag al eenige voorbijgaande voldoe ning geven, zich op den beleediger te wreken, hetzij met scherpe woorden of in ons uiter lijk gedrag, of door zich te verheugen in zijn 'ongeluk. Daartegenover staat echter het be- 'yel des heeren: bemint uwe vijanden, doet 'wel aan die u haten, en bidt voor die u ver volgen en lasteren. God nu vraagt niet het onmogelijke, maar Hij geeft met het gebod ook de genade om 'dit te volbrengen. Wat in de oude wet, de wet van vrees en gestrengheid mogelijk was, is toch zeker ook mogelijk in de Nieuwe Wet, de wet van liefde en van barmhartigheid. Treffende :rbeelden van naastenliefde zijn o.a. Jozef van Egypte, koning Saul en koning David. Jozef van Egypte, dioor zijn broeders ge haat en vervolgd, van zijn veelkleurigen rok beroofd, in een put geworpen en als slaaf verkocht, vergold geen kwaad met kwaad, of schoon, als onderkoning van Egypte, daartoe ki de meest gunstige gelegenheid, maar ver gaf hun van ganseher harte en overlaadde hen met weldaden; ja, na den dood van va der Jacob, toen zijne broeders in den naam huns vaders nogmaals vergiffenis vroegen, begon Jozef zelf te weenen. omdat zij twijfel don aan de oprechtheid zijner liefde en hij zeide: Vreest niet, ik zal u en uwe kinderen blijven verzorgen. Toen de Joden een koning begeerden viel het heilig lot op den stam van Benjamin, vervolgens op de familie en eindelijk op den persoon van Saul. In het midden 'der volksvergadering opge leid, hoven welke hij met hoofd en schouder uitstak, riep de profeet Samuel: Voorwaar! gij ziet dengene, dien de Heer heeft uitge kozen! Want niemand onder al het volk is hem gelijk! En de menigte riep juichend uit: Leve de koning! Velen brachten nn gesehen- ken om den nieuwen koning te huldigen; maar enkele kwaadwilligen zeiden met ver achting: zal deze ons heil kunnen aanbren gen? De koning hoorde het wel, maar hield zich alsof hij het niet hoorde. Nooit is de ko ning, zelfs niet te midden van al de over winningen op zijne vijanden, grooten geweest dan op dit moment van zijn kroningsdag! Hij is de grootste koning, die zichzelven overwint! Waneer koning David voor zijn opstandl- gen zoon Ahsalon moest vluchten, ontmoet te hij op zijnen weg een bloedverwant van zijn voorganger, koning Saul, Semeï ge naamd. Als deze den rampzaligen koning zag, begon hij te schelden: Weg, weg met u, man des bloedsl Belial's kind! Op u heeft de Heer doen neerkomen al het bloed van Sauls huid. Terecht treffen u rampen, omdat gij een man des bloecis zijt. Tegelijk wierp hij naar den koning met steenen en kluiten aar de. Op al die verachting en versmading boog koning David zwijgend het hoofd; maar zijn veldheer Abisai gloeide van toorn en.zeide: Zal die doode hond mijnen heer en mijnen koning vervloeken? Laat mii gaan en hean den kop van d'en romp afhouwen! Laat hem, sprak de koning, laat hem vloeken. Zie, mijn eigen zoon staat mij naar het leven; hoeveel meer dan deze Benjamiet! Misschien ziet Je hova op mijn lijden neer en zal Hij mij goed vergelden voor deze vervloeking van heden. En toen de strijd tegen zijnen ontaarden zoon begon, beval de koning aan al zijn be velhebbers: spaar mij mijn zoon Absalon! Als echter de veldheer Joab, het staatsbe lang stellend hoven de wenschen van het va derhart, Ahsalon doorstoken had, riep de ko- sing zuchtend en klagend over dien zoon, die hem zoo gruwzaam beleedigd had: Mijn zoon Ahsalon! Ahsalon, mijn zoont Ach, had ik mogen sterven in uwe plaats! Dat is de edele wraak eens vaders! Wat in het Oude Verhond mogelijk was, Is zeker ook mogelijk in het Nieuwe Verbond. Gewetenlooze mannen beschuldigen den heiligen diaken Stephanus valschelijk van lastering tegen Mozes en tegen God. Zijn rechters zagen dat zijn aangezicht straalde en schitterde als het aangezicht van een en gel. Bij zijn verdediging, toen hij hun zeide, dat zii verraders en moordenaars van Christus, den Rechtvaardige, waren, gaven zij kreten van woede en hun tandengeknars verdoofde de stem van Ste phanus. Deze echter zijn oogen opheffend, riep uit: Zie, ik zie de hemelen geopend en den Zoon des menschen staande aan de rech terhand Gods. Daarop vielen zij op hem aan, hij werd gegrepen en buiten de stad ge sleurd om gesteenigd te worden. Terwijl zijn heilig lichaam door de steenen gekneusd en vex-pletterd werd, riep hij biddend uit: Heer Jezus, ontvang mijnen geest! En op zijn knieën neervallend riep hij met luider stem om hannhartigheid voor ziin beulen: „Heer! reken hun deze zonde niet toe!" Daarna ont sliep hij zalig in den Heer. Zóó bad ook de H. Apostel Jacobus, de min- idere, die te Jeruzalem van de tinnen des tempels geworpen werd, ln het aangeslciht 'ivan den dood voor zijne vijanden. Zóó baden ook de Martelaren in het Coliseum te Rome, voor hunne beulen. Zóó schonken ook de be lijders grootmoedig vergiffenis aan hunne vervolgers. Zóó moeten ook wii Het bevel van onzen Goddelijke Meester volbrengen; Bemint uwe vijanden, doet wel aan die u haten; en bidt voor die n vervolgen en last- ren. Behakigen wij daarom de vermaning van den H. Apostel Petrus: „Weest alleu eensge zind, broederlijk, barmhartig, bescheiden en nederig. Vergeldt geen kwaad met kwaad, noch vervloeking met vervloeking; zegent veeleer elkander.opdat gij zegening moogt beërven. Zoodoende zal ook onze smeekbede immer verhooring vinden hij den Vader, die ün de hemelen is: „Vergeef ons ouze schul den, gelijk ook wij vergeven aan onze schul denaren. Met de maat. waarmede wij uitme ten, zullen ook wij uitgemeten worden. Im mers wij bezitten de onfeilbare uitspraak ■van onzen Goddelijken Meester: „Als gij el kander van harte vergeeft, dan zal de he- melsehe Vader ook u vergeven." Zalig zijn de barmhartigen, want zij zullen barmhartig heid verwerven! Alkmaar, 19 Juli 1919. M. P. A. OOMS. - Ramadurjam. -r Alur P. O. Beliary. Distr. V. HET HUWEL'jfc VAN EEN WEDUWE jjNihil enovetur nisi guod traditum est" wat dat mag beteekenen, komt er niet op aan. doch het is Latijn en mijn professor was gewoon, die uitdrukking te bezigen. Ik geloof dat het beteekent: „er is niets nieuws onder de zon". In de boeken der Hindoes aangaande zeden en gewoonten leest men dat eene weduwe die met haar echlpenoot den brandstapel niet betreedt, (nu door het .Gouvernement verboden is) haar leven tol haar dooi in voortdurende rouw, boete en zelfbedwang moet doorbrengen. Zij moet alle sieraden met welke een vrouw getooid wor den, ter zijde leggen, een kleed uit één stuk zonder rand dragen, een vegetarisch leven lijden, slechts éénmaal daags een maal tijd gebruiken, tweemaal in de maand een heelen dag van 24 uren zonder eten of drinken doorbrengen. Haar hoofdhaar moet geschoren worden en ten laatste zij moet de werkezel.n zijn van dat huis waarin zij leeft en de bevelen door groot of klein gegeven, stipt gehoorzamen. Gelukkig een en ander kaste laat toe dat eene weduwe weer mag trouwen „tradi tum est" tenminste als het eene weduwe ia die nog. nooit' Kinderen geilaard1 heeft. Als ik d en aanleg had tot het schrijven van een romannetje en ten tweede als dan het papier wat goedkooper was, dan zou ik mijn boek' in drie hoofdstukken ver- deelen. Eerste Hoofdstuk: Hoe A'nnama ieder derde persoon in mijn dorp heet Anna.ma- of het vermannelijkte daarvan Annya, naai de kerkpatrones de H. Anna op dep nog jeugdigen en aanvalliigen leeftijd van 7 jaren door. den liefdesband vereenigd werd. Annama was oorspronkelijk eene heidin en men leest in de bovengenoemde boeken, dat een meisje in huwelijk moet gegeven worden, voordat zij van huwbaren leeftijd is. Tweede hoofdstukhoe zij door zelfop offering eene maagdelijke weduwe werd. Toen zij door de cholera was aangetast, riep haar echtgenoot hemel en aarde teza- nen en bad luide: „Spaar, o Heer spaar toch mijn vrouw en indien zulks noodig mocht zijn en Uw II. Wil is, neem dan liever mijn leven." Voorzeker geen grooter liefde heeft hij, zegt het H. EvangeLie, dan degene die zijn leven geeft yoor zijne vrien den. Derde Hoofdstuk: Hoe Annama het ware geloof omhelsde en hoe een nieuwe minnaar., een weduwnaar, zonder kinderen, kwam op duiken. Het leven echter is te kort en tijd en pa pier te duur om romannetjes te schrijven. De drie huwelijks. ien plaats gehad en het huwelijk was voor Don derdag vastgesteld, docli och arm! daar komt op eens op Woensdagavond een kink in den kabel: de bruid had al de sie raden, waarmede zij bij haar eerste huwelijk getooid was, nog niet aan haar schoomnoener teruggegeven. Men verlangt dan ook bij wijle het onmogelijke, immers twee dagen na haar eerste huwelijk, was een dief zoo vrijpostig geweest om eens een kijkjje te nemen en die heeft nooit teruggegeven wat aan zijn kleverige handen vast geplakt was; de bruids-echtgenoot had het er hij gelaten, nu vroeg de schoonmoeder schadevergoeding. Oliriston of heiden, kaste bovenal, niemand die kaste regels durft overschrijden. Nu werd derhalve de kaste bijeengeroepen om a& hoogste gerechtshof in dit geval te beslissen. Het huwelijk werd derhalve maar voor één dag uitgesteld en na voel praten, schreeuwen, schelden en vechten werd ten laatste besloten, d at de bruid aan de schoon moeder 5 gulden voor de gestolen sieraden moest betalen een aan de gerechtsdienaren 3 gulden voor een traktement in de kroeg. Vrijdag moest nu juist een volle.maandag zijn; nieuwe-maan en voile-maandagen wor den dO'Or de Hindoes als ongeluksdagen be schouwd, zooals men in IIolLand dikwijls dien Vrijdag neemt: en u moet er verder maai- a-an denken dat de bruid nog maar een paar weken geleden gedoopt was, dat al haar fa milieleden nog heidenen zijp en u begrijpt terstond dat nu het huwelijk tot Zaterdag werd uitgesteld. Zaterdagmorgen zag men voor da.g en klauw de bruid, in een wit omgezoomd kleed ge tooid, o-n haai- hurken voor dl kerkdeur zitten,. De armsieradenverkooper mocht drie glazen armbanden! om haar pols wringen. terwijl zii door de pijn. welke die ver tooning. vieroorzaakt-e. gezichten trok, welke een Janklaassenspel eer zou aandoen, om daarna de bruid te zien, haar haren loshangend, geen bloem sierde haar lichaam. Wat een vreemd1 schouwspel handen of gezicht waren dit maal niet met saffraan gewas- schen, behalve de drie glazen- armbanden had zij geen enkel sieraad: de onontbeerlijke, over al tegenwoordige „melium" Indische muziek schitterde door afwezigheid, de volksop loop,, welke bij' de geringste ge beurtenissen klaar is, kon men met een verrekijker nog niet waarnemen, ja zelfs haar naaste bloedverwanten schenen ver stoppertje te spelen en ten slot te kon ik, zooals men zegt. met Gods genade en de gunst van den Apostolischen Stoel, twee Oude vrouwen er toe overhalen om als getuigen op te treden Bii den bruidegom scheen er dien morgen ook ééntje los te zijn; immers reeds was h;j voor de H. Mis druk bezig met snoep goed te kauwen; met moeite kon men hem er toe brengen om toch maar ziin mooien huweliiks hoofddeksel af te zettenhij wou in plaats van naast, achter ziin vrouw gaan zitten en toen hü de „tali" huweliiksme- daille in plaats van ring moest vastbinden, kon hii geen boe of ba zeggen, laat staan dan bet kruisteek en maken. Na do H. Mis gebruiken bruid en bruidegom, nu man en vrouw, een maaltijd in mijne keuken. Zij werden door nie* mand gezien, geen gelukwen- schen of geschenken werden aangeboden, geen liedje werd gez-ongen. In één woordalles was in do negatief en toen ik de koster naar deze vreemde on- men-seheliike gewoonten onder vroeg. kreek ik heel droog en op hunne eigene pbilosophische manier ten antwoord: och, Smamy, u geeft immers den specialen huwelijkszegen ook niet,- want het meisje is eene weduwe. J. SCHIPPER, "Kath. Pr. Een drievoudige salvo van bijvalsbetuigingen Monk door d'e zaal. toen de beroemde zangeres Olympia haar groote aria der koningin van Golkonda in de feeërie, welke toen in het Gaité-theater te Parijs gegeven werd, had Voleind. Deze feeërie bezorgde de d&rectie iederen avond een vollen schouwburg en de voornaam ste aantrekkelijkheid was juist de aria der koningin, die slechte eenmaal in een prachtige decoratie, ten tooneele verscheen. Gewoonlijk werd deze rol aan 'n meer eenvou dige zangeres toevertrouwd, doch. v'an tijd tot tijd verzekerde men zich de medewerking der beroemde Olympia, die de mnuekwereld bekend en op alle groote tooneeifg van Europa en Amerika opgetreden was. want. stond de naam ;der kunstenares met groote lettea'B op bot pro- igiram, dan was 's avonds de zaal uitverkocht. Niettegenstaande den naam, dien zij' ge maakt, het vermogen, datzij verworven had. yn Olympia eenvoudig en good gebleven; ook had zii haar naam hoog gehouden en zonder dat iemand het vermoedde, deed zii veel goeds. Haar afkomst was weinig toegedaan, dat zii en voorname dame was, die minder uit onovei- iTviunelijken aandrang het toonesl betreden had, 'dan tengevolge eener financieele ramp en om haar moeder een onbezorgd leven te bereiden. Wat bet publiek betreft, dit vergoodde de Vermaarde kunstenares. Nadat zii haar groote aria gezongen had. nam de koningin van Gol konda, die in de feeërie optraden, brachten /haar dan hun hulde. In den eindeloozen stoet van tooneelspelers en figuranten, de voor haar oogen voorbügin- JNU bevond zich de schaar van in fluweel en 'zijde gekleede. met kant getooide, gelaarsde en gespoorde hovelingen: deze figuranten, kwamen dan een voor een naar voren, groetten ,üe koningin meer of minder linksch en bogen diep voor haai. Dat was eenvormig, biina altijd banaal siet zelden zelfs belachelijk. loch had Olympia onder dezen stoet van 'haar onbekende personen er een opmerkt, die ö.ocr zijn kalmte en waardigheid, door het on- -dwongen© en. toch fier© van zijn houding, zich 'bijzonder van alle anderen onderscheidde. Steeds was het optreden, van dezen figurant /Onberispelijk. Voor de koningin, vex/sehienen, boog hii bevallig naar de regelen der etiquette; 'dan richtte hii zich trotseh weer op en ging /'met vasten tred verder, nadat hii met de onibe- var oen hoi o van een groot heer den hoed woer Jbad opgezet. Deze figurant trok iederen avond ,!de aandacht van het publiek, al waren er, die yzivi ver schijnen en zijn wiize van. groeten met iée'nigsziïi.o jronisöhen bijval beloonden. loeh Olympia. die. Id haar onmiddeiliike na- èithcid hem kon waarnemen, gevoelde zich niet lot. lacher: genoopt. Veeleer gevoelde zij mede- fildon met het verdrietig voorkomen van dezen i»"u, en met haar vrouwelijk instinct raadde' zij onder dit plechtgewaad, een met ©delen trots gedragen diepe ellende. In den blik, dien de jong© man uit zijn zwarte oogen tot haar ophief, las zii een leven dige bewondering en zonder dat zii het zich zeiven .wilde bekennen, maakte dit stom hulde betoon indruk op haar. Dien avond in de tusehenacte, toen zii uit haar kleedkamer kwam, ontmoette zij de schaar van hovelingen, die de regisseur voor de eerste maal op het tooneel bracht. Wederom trok hare aandacht deze persoonlijkheid met- het edel gelaat; zii maakte den directeur, die naast haar stond, op hbm opmerkzaam, en vroeg, wie dat was. „Dat is een arme drommel, Chatélain ge naamd," was het antwoord, „daar ziin alles en alles 150 personen, en ieder ontvangt drie francs per avond." Wat de directeur echter niet wist. was de omstandigheden, dat die arme drommel een Spaansch edelman was, met ziin waren naam geheeten Don Juan Rodriguez de Panaflor. In Madrid geboren, had hii een goede op voeding ontvangen, zoodat hij de hoogeschool van Salamanca bezocht had. Maar toen ziin vader overleed en hii eenige erfgenaam van een groot vermogen werd, had hii al ziin rechtsgeleerde boeken het venster uitgesmeten, om een goed leventje te gaan leiden. Genoe gens van allerlei aard, ware verkwistingen hadden het niet onaanzienlijke bedrag al spoe dig verslonden. Ziin ©enige bloedverwant was nu nog een oude oom van vaders zijde, Don Jaime de Panaflor, die in Oordova woonde; doch de7.e, een zeer degelijk man, die na, diep gaand huiselijk leed zich van de wereld terug getrokken had, was over de levenswijze van zijn neef ontstemd en wild© niets meer van hem weten. Wordt vervolgd.) dag, - Blanke Hostie, Engïenbrood, Jezus, lieve Tochtgenoot, ij 'Die ons kracht geeft op de reize 'Naar Uw eeuwige paleizen! Kracht en Troost, zoo nacht als .Geef, dat 'k U minnen mag! -■? Blanke Hostie, Eng'lenbrood, Jezus, macüilg-, wondergroot. Hier zoo ldein, zoo diep verdoken 'Ach, van al Uw glans verstoken! Maak me needrig, zacht en goed, Door Uw H. Vleesch en Bloed.' -= Blanke Hostie, Eng'lenbrood, 'Blijf me bij tot in den dood. 'Maak m'n ziele vroom in dadefl, Dj Heer, verlos me van den kwade: ï;,J Dat 'k eenmaal tot U koom' Rein u minnend goed en vroom, -r "T Geloofd, geëerd en aanbeden zij Jezus Chris tus in het Hoogheilig Sacrament des Altaars! Nu zullen jelui wei nieuwsgierig zijn naar den uitslag der platenverlotnig. Dat kan ik mij begrijpen. En daarom zal Ik ook mjjn b.est doen om jelui nieuwsgierig heid zoo gauw mogelijk te bevredigen. Natuurlijk begrijpen jelui wel, dat ik van daag nog niet er mee kon klaar zijn; maar ik heb toch goeden moed. op de volgende week. Ik zal tenminste mijn hsste beentje vóór zetten en als ik 't dan eenigszins kan klaar spelen krijgen jelui in het volgende nummer hetzij den geheelen uitslag of al vast een gedeelte. Dat zullen wii dan wel zien. Wij zullen er dus nu verder maar niks van zeggen, zoovee] te mooier is do verrassing als d-e uitslag komt. En met dit al hebben wii dus dese week maar een kort praatje. Dag hoor, gaat maar gauw allemaal naar huis en naar bed. Wel te rusten! OOM KOOS. SPROKKELINGEN MET ONS VIEREN. Daar zijn wij weer, wii alle vier, Wij hebben op een mooi papier, Een Zomerweuseh geschreven. 'Eerst ik eeu vers, toen Piet en Jan, Maar Grarda die niet schrijven kan, Zal 't gedichtje aan u geven. (Ingez. door Grarda K. te Assendeflt) OP WEG NAAR DEN HEMEL. Vooruit, met moed en met beleid. Op 't pad, dat naar den hemel leidt! Vrees niet de doornen op uw weg! Let op de wonden niet, rnaar zeg: Vooruit! stilstaan is de dood. Vooruit! zoolang onze adem gaat, Vooruit! zoolang ons harte slaat, Aan 't einde wacht ons vreugde en lust lu 't land vau eeuwige vrede en rust En: leven zonder eind. L WIE W!L KUIL ÉN Om van_ ons ruil- en verzamelhoekje ge bruik te maken, zendt men mij maar een brief je„ waarin duidelijk staat geschreven wat men wenseht, met vermelding van volledigen naam en adres. Dam zet ik dat in de Kinder krant en de verzamelaartjes weten dan waat ze elkaar kunnen vinden. De briefjes moeten in enveloppe gezonden worden. AAN DE REDACTIE VAN DE KINDERKRANT. HOP 6, ALKMAAR, Ik heb om te ruilen 671 Verkade's plaat jes en wel van: De Zomer 20, Herfst 99, Win ter 3-1, Naardermeer 109, Bosch en Heide 31, Blonde Duinen 117, Bonte Wei 130, Langs de Zuiderzee 96, De Vecht 43 en De IJssel 92. Verder heb ik 200 a 309verschillende vreemde postzegels om te ruilen. De plaatjes en postzegels wil ik ruilen te gen vreemde postzegels, één tegen ééu of naar de waarde der postzegels. Ook ruil ik tegen oude Nederl. postzegels, Nederl. post zegels, tuberculosezegels, Ruyterzels, post zegels met opdruk Armenwet enz. Ook tegen NedeTl.-Indië, Curaeao of postzegels van Suriname. Maar ik vraag gave zegels. Jan Piet, Worpnei^ A 199. Ik heb Maizena-plaatjes van serie 4, de nummers 4 7 17 18 19 20 31 35 40 65 en 66, die ik wil ruilen voor Zuiderzee-plaatjss van de nummers 1 2 4 7 8 11 12 13 14 15 en 17 (één voor één). Mina de Haan, Ged. Turfha ven 76, Hoorn. Ik heb plaatjes van Honings Maizeua, die ik wil ruilen voor Kwatta-soldaatjes (1 plaatje voor 1 soldaatje). Ik heb de num mers: 5 6 7 8 9 10 38 39 40 41 45 51 53 55 68 72 143 149 151 153 159 162 163 166 170 172 173 175 205. En ik heb er 3 van Blonde Dui nen: nos. 23 106 eu 144. Frans Kramer, Vijf Heerenstraat No. 3, Res Novaplein, Heem stede. Ik heb de albums: 1© d© Vecht met alle plaatjes. 2e de IJsel met alle plaatjes. 3e het Maanmannetjs met de plaatjes No. 1, 22 t/m 25, 27 t/m 32. 35 t/m 37, 39 t/m 43, 52, 55, 64, 78, 83, 89 t/m 92, 97. 102, 116, 121, t/m 12G, 128, 129, 131, 132, 135 t/m 137, 139. 140, 144, 146 en 153 t/m 155. Die wiil ik ruilen. No. 1 voor 160 kwattasoldaatjes. No. 2 voor 160 kwattasoldaaijes. No- 3 voor 60 kwattaaol- KUNST EN LEVEN. Joh'g'en (tot zijn vader ,een geniaal com ponist) Toe pa, kijk'res, m'n nieuwe broek is weer kapot. Componeert u 'res 'h, nieuwe. HARTELIJK. En mail een een vrouw zaten in het thea ter; de baby, die ze niet thuis kcinden Laten, was oiok aanwezig en liet va.n de aanwe zigheid geducht blijken. Een portier kwam naar de lastige familie en zei: „U moet er uit met dat kin/d; kunt uw geld terug krijgen". „Ik ga er niet uit," was het resolute ant woord, en da.ar de baby juist zweegt, liet de portier d e zaak zooals ze was, Maar na 'n poosje fluisterde de maai tot zijn vrouw: „Vind jij er wat aan?" „Neen, jij?" was de eveneens ^gefluisterde weervraag. i „Mooi, geef dan Pietje maar een jiorl" CLEMENCEAU EN JEANE D'ARG In een Parijsoh blad wrdt het voolgeiidc gesprek tusschen een kleinen jongen en zijn vader medegedeeld;: „Zeg vader, is het waar, dat meneer. Cle- menceau Frankrijk heeft gered?" j j, „Ja, mijn jongen." "J h,.^j j „Net als Jeanne d'Arc?" J 'j i> „Zeker, net als Jeanne d'Arc". „Ja, maar waarom wordt hij <dao ook siiat verbrand?" 1 HEEL GEWOON. In eek Duifcsche garmzoenSpLaatB w,as brand geweest; luitenant Van Degen had een kind gered. De moeder putte, zich ia dankbetuigingen uit „O, u heeft mijn kind van den vuurdooldi gered; hoe moet ik u danken, voor zulk een heldendaad!" Het „schneidig" antwoord was: „Och, mevrouw, niet de moeite waard ik ben gewoon, kinderen uit d,e vlammen (te redden." --'■! Maria B. te Ouid'e Niedorp, O, wat zal zoo'n schoolfeest zekeT 'n reisje naar zee, i© 't niet? plezierig ziin. Schrijf j© mii eens over het feest en oven het plezier dait jelui dan hebben gehad? Theo V. te Egmond-Biunen. Hoe aardig toeh, hè, dat ik dat zoo goed had gezien op het Julia-Aert's-eoncert dat mijn neefje Theo 'n krullebol was; Ik vind het heel aardig van je dat je Annie G. hebt aangera den, ook eens een briefje te schrijven. 't Is een echt lief meisje, dat heb ik (uit haar schrijven wel bemerkt. Zal jü nu weer aan haar ook de groeten voor mii doen? En ook aan pa! en ma? Dora K. te Assendelft. Wel, wel, wat 'n nieuws schreef j« mii daar allemaal! 't Is verba zend. Een nieuwe Roomsche school, 'n spoorlijn en jammer genoeg ook minder aangenaam nieuws van die en die ziek. Hoe gaat het nu met onze zieken, zijn ze alwper beter? Ja, moeder zal ;'t niet zoo fijn vinden die groot© vacantie. Dag Dora, schrijf ja [volgende week nog eens? Hot gedrag vau iederen Ka tholiek in de Kerk moet eigen lijk een verdediging zijn van onze geloofswaarheid, dat Jezus daar wezenlijk en waarachtig onder broodgedaante tegenwoor dig is. Jezus Christus bezit alle deug den op de volmaakste wiize en bemint ons zoo teeder. Hoe ist het dan mogelijk, dat Hij d-oor de menschen zoo1 weinig bemind wordt en niet hot eenig voorr werp hunner liefde uitmaakt? i H. Alfonsus. Do H. Communie, welke gij heden ontvangt, is de beste voor bereiding voor d© H. Ctommu- mie van den. volgenden dag. Evenals de menschen er op ges steld zijn. anderen hun livrei te doen dragen, zoo ook ziet Maria ■gaarne, dat hare dienaren haar ■scapulier dragen om te toonen, dat zij haar ziin toegewijd en deel uitmaken van haar huisge. zin H. Alfonsug, Een stil leven en een ledig; leven zijn twee .versohillendfl /v'.vvVi;

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Ons Blad : katholiek nieuwsblad voor N-H | 1919 | | pagina 5