TWEEDE BLAD.
zaterdag is JULI ISIS.
Brieven uit Brltscli-lndië,
IN 'T PRIEEL.
en U zal vergeven
worden.
Een liefde-diens! beloond.
J
Lof aan Jezus In hei Heilig Sacrament.
GRAPJES
BRIEVENBUS.
BLADVULLING,
r Op 'de vraag, wie aijm onze naasten? luidt
Het antwoord: onze naasten zijn alle men-
,feehen zonder, uitzondering, zelfs onze vyan-
cl en.
Die naasten nu moeten wij beminnen ge
luk ons zeiven, door hem alle goed te gun
men en hean te behandelen, zooals wij wen-
sclien zelf behandeld te worden. Wij moeten
'onzen naaste beminnen uit liefde tot God,
'omdat hij naar Gods beeld geschapen, door
'jhei Bloed van Christus verlost en tot eeuwi
ge zaligheid geroepen is. Nu is de liefde
'yoor onze vijanden wel een zware eisoh, dien
'Set Christelijk geloof ons stelt! Wij begrijpen
'Wel, dat wij het onrecht, door ons den naaste
aangedaan, eerst goed moeten maken, wijl
onze offergave anders den Heer niet aange
naam kan zijn.
Maar wij begrijpen niet zoo gemakkelijk,
dat wij ook onze liefde en wel oprechte, har
telijke liefde, moeten toonen aan hen, die ons
'onrecht hebben aangedaan, die ons belasterd
op wat wijze dan ook, of beleedig'd hebben.
Het mag al eenige voorbijgaande voldoe
ning geven, zich op den beleediger te wreken,
hetzij met scherpe woorden of in ons uiter
lijk gedrag, of door zich te verheugen in zijn
'ongeluk. Daartegenover staat echter het be-
'yel des heeren: bemint uwe vijanden, doet
'wel aan die u haten, en bidt voor die u ver
volgen en lasteren.
God nu vraagt niet het onmogelijke, maar
Hij geeft met het gebod ook de genade om
'dit te volbrengen.
Wat in de oude wet, de wet van vrees
en gestrengheid mogelijk was, is toch zeker
ook mogelijk in de Nieuwe Wet, de wet van
liefde en van barmhartigheid.
Treffende :rbeelden van naastenliefde
zijn o.a. Jozef van Egypte, koning Saul en
koning David.
Jozef van Egypte, dioor zijn broeders ge
haat en vervolgd, van zijn veelkleurigen rok
beroofd, in een put geworpen en als slaaf
verkocht, vergold geen kwaad met kwaad, of
schoon, als onderkoning van Egypte, daartoe
ki de meest gunstige gelegenheid, maar ver
gaf hun van ganseher harte en overlaadde
hen met weldaden; ja, na den dood van va
der Jacob, toen zijne broeders in den naam
huns vaders nogmaals vergiffenis vroegen,
begon Jozef zelf te weenen. omdat zij twijfel
don aan de oprechtheid zijner liefde en hij
zeide: Vreest niet, ik zal u en uwe kinderen
blijven verzorgen.
Toen de Joden een koning begeerden viel
het heilig lot op den stam van Benjamin,
vervolgens op de familie en eindelijk op den
persoon van Saul.
In het midden 'der volksvergadering opge
leid, hoven welke hij met hoofd en schouder
uitstak, riep de profeet Samuel: Voorwaar!
gij ziet dengene, dien de Heer heeft uitge
kozen! Want niemand onder al het volk is
hem gelijk! En de menigte riep juichend uit:
Leve de koning! Velen brachten nn gesehen-
ken om den nieuwen koning te huldigen;
maar enkele kwaadwilligen zeiden met ver
achting: zal deze ons heil kunnen aanbren
gen? De koning hoorde het wel, maar hield
zich alsof hij het niet hoorde. Nooit is de ko
ning, zelfs niet te midden van al de over
winningen op zijne vijanden, grooten geweest
dan op dit moment van zijn kroningsdag!
Hij is de grootste koning, die zichzelven
overwint!
Waneer koning David voor zijn opstandl-
gen zoon Ahsalon moest vluchten, ontmoet
te hij op zijnen weg een bloedverwant van
zijn voorganger, koning Saul, Semeï ge
naamd. Als deze den rampzaligen koning
zag, begon hij te schelden: Weg, weg met u,
man des bloedsl Belial's kind! Op u heeft de
Heer doen neerkomen al het bloed van Sauls
huid. Terecht treffen u rampen, omdat gij
een man des bloecis zijt. Tegelijk wierp hij
naar den koning met steenen en kluiten aar
de. Op al die verachting en versmading boog
koning David zwijgend het hoofd; maar zijn
veldheer Abisai gloeide van toorn en.zeide:
Zal die doode hond mijnen heer en mijnen
koning vervloeken? Laat mii gaan en hean
den kop van d'en romp afhouwen! Laat hem,
sprak de koning, laat hem vloeken. Zie, mijn
eigen zoon staat mij naar het leven; hoeveel
meer dan deze Benjamiet! Misschien ziet Je
hova op mijn lijden neer en zal Hij mij goed
vergelden voor deze vervloeking van heden.
En toen de strijd tegen zijnen ontaarden
zoon begon, beval de koning aan al zijn be
velhebbers: spaar mij mijn zoon Absalon!
Als echter de veldheer Joab, het staatsbe
lang stellend hoven de wenschen van het va
derhart, Ahsalon doorstoken had, riep de ko-
sing zuchtend en klagend over dien zoon, die
hem zoo gruwzaam beleedigd had: Mijn
zoon Ahsalon! Ahsalon, mijn zoont Ach, had
ik mogen sterven in uwe plaats!
Dat is de edele wraak eens vaders!
Wat in het Oude Verhond mogelijk was, Is
zeker ook mogelijk in het Nieuwe Verbond.
Gewetenlooze mannen beschuldigen den
heiligen diaken Stephanus valschelijk van
lastering tegen Mozes en tegen God. Zijn
rechters zagen dat zijn aangezicht straalde
en schitterde als het aangezicht van een en
gel. Bij zijn verdediging, toen hij hun
zeide, dat zii verraders en moordenaars
van Christus, den Rechtvaardige, waren,
gaven zij kreten van woede en hun
tandengeknars verdoofde de stem van Ste
phanus. Deze echter zijn oogen opheffend,
riep uit: Zie, ik zie de hemelen geopend en
den Zoon des menschen staande aan de rech
terhand Gods. Daarop vielen zij op hem aan,
hij werd gegrepen en buiten de stad ge
sleurd om gesteenigd te worden. Terwijl zijn
heilig lichaam door de steenen gekneusd en
vex-pletterd werd, riep hij biddend uit: Heer
Jezus, ontvang mijnen geest! En op zijn
knieën neervallend riep hij met luider stem
om hannhartigheid voor ziin beulen: „Heer!
reken hun deze zonde niet toe!" Daarna ont
sliep hij zalig in den Heer.
Zóó bad ook de H. Apostel Jacobus, de min-
idere, die te Jeruzalem van de tinnen des
tempels geworpen werd, ln het aangeslciht
'ivan den dood voor zijne vijanden. Zóó baden
ook de Martelaren in het Coliseum te Rome,
voor hunne beulen. Zóó schonken ook de be
lijders grootmoedig vergiffenis aan hunne
vervolgers.
Zóó moeten ook wii Het bevel van onzen
Goddelijke Meester volbrengen; Bemint uwe
vijanden, doet wel aan die u haten; en bidt
voor die n vervolgen en last- ren.
Behakigen wij daarom de vermaning van
den H. Apostel Petrus: „Weest alleu eensge
zind, broederlijk, barmhartig, bescheiden en
nederig. Vergeldt geen kwaad met kwaad,
noch vervloeking met vervloeking; zegent
veeleer elkander.opdat gij zegening moogt
beërven. Zoodoende zal ook onze smeekbede
immer verhooring vinden hij den Vader, die
ün de hemelen is: „Vergeef ons ouze schul
den, gelijk ook wij vergeven aan onze schul
denaren. Met de maat. waarmede wij uitme
ten, zullen ook wij uitgemeten worden. Im
mers wij bezitten de onfeilbare uitspraak
■van onzen Goddelijken Meester: „Als gij el
kander van harte vergeeft, dan zal de he-
melsehe Vader ook u vergeven." Zalig zijn de
barmhartigen, want zij zullen barmhartig
heid verwerven!
Alkmaar, 19 Juli 1919. M. P. A. OOMS.
- Ramadurjam.
-r Alur P. O. Beliary. Distr.
V.
HET HUWEL'jfc VAN EEN WEDUWE
jjNihil enovetur nisi guod traditum est"
wat dat mag beteekenen, komt er niet op
aan. doch het is Latijn en mijn professor
was gewoon, die uitdrukking te bezigen. Ik
geloof dat het beteekent: „er is niets nieuws
onder de zon". In de boeken der Hindoes
aangaande zeden en gewoonten leest men
dat eene weduwe die met haar echlpenoot
den brandstapel niet betreedt, (nu door het
.Gouvernement verboden is) haar leven tol
haar dooi in voortdurende rouw, boete en
zelfbedwang moet doorbrengen. Zij moet alle
sieraden met welke een vrouw getooid wor
den, ter zijde leggen, een kleed uit één
stuk zonder rand dragen, een vegetarisch
leven lijden, slechts éénmaal daags een maal
tijd gebruiken, tweemaal in de maand een
heelen dag van 24 uren zonder eten of
drinken doorbrengen. Haar hoofdhaar moet
geschoren worden en ten laatste zij moet
de werkezel.n zijn van dat huis waarin
zij leeft en de bevelen door groot of klein
gegeven, stipt gehoorzamen.
Gelukkig een en ander kaste laat toe dat
eene weduwe weer mag trouwen „tradi
tum est" tenminste als het eene weduwe
ia die nog. nooit' Kinderen geilaard1 heeft.
Als ik d en aanleg had tot het schrijven
van een romannetje en ten tweede als dan
het papier wat goedkooper was, dan zou
ik mijn boek' in drie hoofdstukken ver-
deelen.
Eerste Hoofdstuk: Hoe A'nnama ieder
derde persoon in mijn dorp heet Anna.ma-
of het vermannelijkte daarvan Annya, naai
de kerkpatrones de H. Anna op dep nog
jeugdigen en aanvalliigen leeftijd van 7 jaren
door. den liefdesband vereenigd werd. Annama
was oorspronkelijk eene heidin en men leest
in de bovengenoemde boeken, dat een meisje
in huwelijk moet gegeven worden, voordat
zij van huwbaren leeftijd is.
Tweede hoofdstukhoe zij door zelfop
offering eene maagdelijke weduwe werd.
Toen zij door de cholera was aangetast,
riep haar echtgenoot hemel en aarde teza-
nen en bad luide: „Spaar, o Heer spaar
toch mijn vrouw en indien zulks noodig
mocht zijn en Uw II. Wil is, neem dan
liever mijn leven." Voorzeker geen grooter
liefde heeft hij, zegt het H. EvangeLie, dan
degene die zijn leven geeft yoor zijne vrien
den.
Derde Hoofdstuk: Hoe Annama het ware
geloof omhelsde en hoe een nieuwe minnaar.,
een weduwnaar, zonder kinderen, kwam op
duiken.
Het leven echter is te kort en tijd en pa
pier te duur om romannetjes te schrijven.
De drie huwelijks. ien
plaats gehad en het huwelijk was voor Don
derdag vastgesteld, docli och arm!
daar komt op eens op Woensdagavond een
kink in den kabel: de bruid had al de sie
raden, waarmede zij bij haar eerste huwelijk
getooid was, nog niet aan haar schoomnoener
teruggegeven. Men verlangt dan ook bij wijle
het onmogelijke, immers twee dagen na haar
eerste huwelijk, was een dief zoo vrijpostig
geweest om eens een kijkjje te nemen en
die heeft nooit teruggegeven wat aan zijn
kleverige handen vast geplakt was; de
bruids-echtgenoot had het er hij gelaten,
nu vroeg de schoonmoeder schadevergoeding.
Oliriston of heiden, kaste bovenal, niemand
die kaste regels durft overschrijden.
Nu werd derhalve de kaste bijeengeroepen
om a& hoogste gerechtshof in dit geval te
beslissen. Het huwelijk werd derhalve maar
voor één dag uitgesteld en na voel praten,
schreeuwen, schelden en vechten werd ten
laatste besloten, d at de bruid aan de schoon
moeder 5 gulden voor de gestolen sieraden
moest betalen een aan de gerechtsdienaren
3 gulden voor een traktement in de kroeg.
Vrijdag moest nu juist een volle.maandag
zijn; nieuwe-maan en voile-maandagen wor
den dO'Or de Hindoes als ongeluksdagen be
schouwd, zooals men in IIolLand dikwijls dien
Vrijdag neemt: en u moet er verder maai-
a-an denken dat de bruid nog maar een paar
weken geleden gedoopt was, dat al haar fa
milieleden nog heidenen zijp en u begrijpt
terstond dat nu het huwelijk tot Zaterdag
werd uitgesteld.
Zaterdagmorgen zag men voor da.g en klauw
de bruid, in een wit omgezoomd kleed ge
tooid, o-n haai- hurken voor dl
kerkdeur zitten,.
De armsieradenverkooper
mocht drie glazen armbanden!
om haar pols wringen. terwijl
zii door de pijn. welke die ver
tooning. vieroorzaakt-e. gezichten
trok, welke een Janklaassenspel
eer zou aandoen,
om daarna de bruid te zien,
haar haren loshangend, geen
bloem sierde haar lichaam.
Wat een vreemd1 schouwspel
handen of gezicht waren dit
maal niet met saffraan gewas-
schen, behalve de drie glazen-
armbanden had zij geen enkel
sieraad: de onontbeerlijke, over
al tegenwoordige „melium"
Indische muziek schitterde
door afwezigheid, de volksop
loop,, welke bij' de geringste ge
beurtenissen klaar is, kon men
met een verrekijker nog niet
waarnemen, ja zelfs haar naaste
bloedverwanten schenen ver
stoppertje te spelen en ten slot
te kon ik, zooals men zegt. met
Gods genade en de gunst van
den Apostolischen Stoel, twee
Oude vrouwen er toe overhalen
om als getuigen op te
treden
Bii den bruidegom scheen er
dien morgen ook ééntje los te
zijn; immers reeds was h;j voor
de H. Mis druk bezig met snoep
goed te kauwen; met moeite
kon men hem er toe brengen om
toch maar ziin mooien huweliiks
hoofddeksel af te zettenhij
wou in plaats van naast, achter
ziin vrouw gaan zitten en toen
hü de „tali" huweliiksme-
daille in plaats van ring
moest vastbinden, kon hii geen
boe of ba zeggen, laat staan dan
bet kruisteek en maken.
Na do H. Mis gebruiken
bruid en bruidegom, nu man en
vrouw, een maaltijd in mijne
keuken.
Zij werden door nie*
mand gezien, geen gelukwen-
schen of geschenken werden
aangeboden, geen liedje werd
gez-ongen. In één woordalles
was in do negatief en toen ik
de koster naar deze vreemde on-
men-seheliike gewoonten onder
vroeg. kreek ik heel droog en
op hunne eigene pbilosophische
manier ten antwoord: och,
Smamy, u geeft immers den
specialen huwelijkszegen ook
niet,- want het meisje is eene
weduwe.
J. SCHIPPER,
"Kath. Pr.
Een drievoudige salvo van bijvalsbetuigingen
Monk door d'e zaal. toen de beroemde zangeres
Olympia haar groote aria der koningin van
Golkonda in de feeërie, welke toen in het
Gaité-theater te Parijs gegeven werd, had
Voleind.
Deze feeërie bezorgde de d&rectie iederen
avond een vollen schouwburg en de voornaam
ste aantrekkelijkheid was juist de aria der
koningin, die slechte eenmaal in een prachtige
decoratie, ten tooneele verscheen.
Gewoonlijk werd deze rol aan 'n meer eenvou
dige zangeres toevertrouwd, doch. v'an tijd tot
tijd verzekerde men zich de medewerking der
beroemde Olympia, die de mnuekwereld bekend
en op alle groote tooneeifg van Europa en
Amerika opgetreden was. want. stond de naam
;der kunstenares met groote lettea'B op bot pro-
igiram, dan was 's avonds de zaal uitverkocht.
Niettegenstaande den naam, dien zij' ge
maakt, het vermogen, datzij verworven had.
yn Olympia eenvoudig en good gebleven; ook
had zii haar naam hoog gehouden en zonder dat
iemand het vermoedde, deed zii veel goeds.
Haar afkomst was weinig toegedaan, dat zii
en voorname dame was, die minder uit onovei-
iTviunelijken aandrang het toonesl betreden had,
'dan tengevolge eener financieele ramp en om
haar moeder een onbezorgd leven te bereiden.
Wat bet publiek betreft, dit vergoodde de
Vermaarde kunstenares. Nadat zii haar groote
aria gezongen had. nam de koningin van Gol
konda, die in de feeërie optraden, brachten
/haar dan hun hulde.
In den eindeloozen stoet van tooneelspelers
en figuranten, de voor haar oogen voorbügin-
JNU bevond zich de schaar van in fluweel en
'zijde gekleede. met kant getooide, gelaarsde
en gespoorde hovelingen: deze figuranten,
kwamen dan een voor een naar voren, groetten
,üe koningin meer of minder linksch en bogen
diep voor haai.
Dat was eenvormig, biina altijd banaal siet
zelden zelfs belachelijk.
loch had Olympia onder dezen stoet van
'haar onbekende personen er een opmerkt, die
ö.ocr zijn kalmte en waardigheid, door het on-
-dwongen© en. toch fier© van zijn houding, zich
'bijzonder van alle anderen onderscheidde.
Steeds was het optreden, van dezen figurant
/Onberispelijk. Voor de koningin, vex/sehienen,
boog hii bevallig naar de regelen der etiquette;
'dan richtte hii zich trotseh weer op en ging
/'met vasten tred verder, nadat hii met de onibe-
var oen hoi o van een groot heer den hoed woer
Jbad opgezet. Deze figurant trok iederen avond
,!de aandacht van het publiek, al waren er, die
yzivi ver schijnen en zijn wiize van. groeten met
iée'nigsziïi.o jronisöhen bijval beloonden.
loeh Olympia. die. Id haar onmiddeiliike na-
èithcid hem kon waarnemen, gevoelde zich niet
lot. lacher: genoopt. Veeleer gevoelde zij mede-
fildon met het verdrietig voorkomen van dezen
i»"u, en met haar vrouwelijk instinct raadde'
zij onder dit plechtgewaad, een met ©delen
trots gedragen diepe ellende.
In den blik, dien de jong© man uit zijn
zwarte oogen tot haar ophief, las zii een leven
dige bewondering en zonder dat zii het zich
zeiven .wilde bekennen, maakte dit stom hulde
betoon indruk op haar.
Dien avond in de tusehenacte, toen zii uit
haar kleedkamer kwam, ontmoette zij de schaar
van hovelingen, die de regisseur voor de
eerste maal op het tooneel bracht. Wederom
trok hare aandacht deze persoonlijkheid met-
het edel gelaat; zii maakte den directeur, die
naast haar stond, op hbm opmerkzaam, en
vroeg, wie dat was.
„Dat is een arme drommel, Chatélain ge
naamd," was het antwoord, „daar ziin alles en
alles 150 personen, en ieder ontvangt drie
francs per avond."
Wat de directeur echter niet wist. was de
omstandigheden, dat die arme drommel een
Spaansch edelman was, met ziin waren naam
geheeten Don Juan Rodriguez de Panaflor.
In Madrid geboren, had hii een goede op
voeding ontvangen, zoodat hij de hoogeschool
van Salamanca bezocht had. Maar toen ziin
vader overleed en hii eenige erfgenaam van
een groot vermogen werd, had hii al ziin
rechtsgeleerde boeken het venster uitgesmeten,
om een goed leventje te gaan leiden. Genoe
gens van allerlei aard, ware verkwistingen
hadden het niet onaanzienlijke bedrag al spoe
dig verslonden. Ziin ©enige bloedverwant was
nu nog een oude oom van vaders zijde, Don
Jaime de Panaflor, die in Oordova woonde;
doch de7.e, een zeer degelijk man, die na, diep
gaand huiselijk leed zich van de wereld terug
getrokken had, was over de levenswijze van
zijn neef ontstemd en wild© niets meer van
hem weten.
Wordt vervolgd.)
dag, -
Blanke Hostie, Engïenbrood,
Jezus, lieve Tochtgenoot, ij
'Die ons kracht geeft op de reize
'Naar Uw eeuwige paleizen!
Kracht en Troost, zoo nacht als
.Geef, dat 'k U minnen mag!
-■?
Blanke Hostie, Eng'lenbrood,
Jezus, macüilg-, wondergroot.
Hier zoo ldein, zoo diep verdoken
'Ach, van al Uw glans verstoken!
Maak me needrig, zacht en goed,
Door Uw H. Vleesch en Bloed.' -=
Blanke Hostie, Eng'lenbrood,
'Blijf me bij tot in den dood.
'Maak m'n ziele vroom in dadefl, Dj
Heer, verlos me van den kwade: ï;,J
Dat 'k eenmaal tot U koom'
Rein u minnend goed en vroom, -r "T
Geloofd, geëerd en aanbeden zij Jezus Chris
tus in het Hoogheilig Sacrament des Altaars!
Nu zullen jelui wei nieuwsgierig zijn naar
den uitslag der platenverlotnig.
Dat kan ik mij begrijpen. En daarom zal
Ik ook mjjn b.est doen om jelui nieuwsgierig
heid zoo gauw mogelijk te bevredigen.
Natuurlijk begrijpen jelui wel, dat ik van
daag nog niet er mee kon klaar zijn; maar
ik heb toch goeden moed. op de volgende
week.
Ik zal tenminste mijn hsste beentje vóór
zetten en als ik 't dan eenigszins kan klaar
spelen krijgen jelui in het volgende nummer
hetzij den geheelen uitslag of al vast een
gedeelte.
Dat zullen wii dan wel zien.
Wij zullen er dus nu verder maar niks van
zeggen, zoovee] te mooier is do verrassing
als d-e uitslag komt.
En met dit al hebben wii dus dese week
maar een kort praatje.
Dag hoor, gaat maar gauw allemaal naar
huis en naar bed.
Wel te rusten!
OOM KOOS.
SPROKKELINGEN
MET ONS VIEREN.
Daar zijn wij weer, wii alle vier,
Wij hebben op een mooi papier,
Een Zomerweuseh geschreven.
'Eerst ik eeu vers, toen Piet en Jan,
Maar Grarda die niet schrijven kan,
Zal 't gedichtje aan u geven.
(Ingez. door Grarda K. te Assendeflt)
OP WEG NAAR DEN HEMEL.
Vooruit, met moed en met beleid.
Op 't pad, dat naar den hemel leidt!
Vrees niet de doornen op uw weg!
Let op de wonden niet, rnaar zeg:
Vooruit! stilstaan is de dood.
Vooruit! zoolang onze adem gaat,
Vooruit! zoolang ons harte slaat,
Aan 't einde wacht ons vreugde en lust
lu 't land vau eeuwige vrede en rust
En: leven zonder eind.
L WIE W!L KUIL ÉN
Om van_ ons ruil- en verzamelhoekje ge
bruik te maken, zendt men mij maar een brief
je„ waarin duidelijk staat geschreven wat
men wenseht, met vermelding van volledigen
naam en adres. Dam zet ik dat in de Kinder
krant en de verzamelaartjes weten dan waat
ze elkaar kunnen vinden.
De briefjes moeten in enveloppe gezonden
worden. AAN DE REDACTIE VAN DE
KINDERKRANT. HOP 6, ALKMAAR,
Ik heb om te ruilen 671 Verkade's plaat
jes en wel van: De Zomer 20, Herfst 99, Win
ter 3-1, Naardermeer 109, Bosch en Heide 31,
Blonde Duinen 117, Bonte Wei 130, Langs de
Zuiderzee 96, De Vecht 43 en De IJssel 92.
Verder heb ik 200 a 309verschillende
vreemde postzegels om te ruilen.
De plaatjes en postzegels wil ik ruilen te
gen vreemde postzegels, één tegen ééu of
naar de waarde der postzegels. Ook ruil ik
tegen oude Nederl. postzegels, Nederl. post
zegels, tuberculosezegels, Ruyterzels, post
zegels met opdruk Armenwet enz. Ook tegen
NedeTl.-Indië, Curaeao of postzegels van
Suriname. Maar ik vraag gave zegels. Jan
Piet, Worpnei^ A 199.
Ik heb Maizena-plaatjes van serie 4, de
nummers 4 7 17 18 19 20 31 35 40 65 en 66,
die ik wil ruilen voor Zuiderzee-plaatjss van
de nummers 1 2 4 7 8 11 12 13 14 15 en 17
(één voor één). Mina de Haan, Ged. Turfha
ven 76, Hoorn.
Ik heb plaatjes van Honings Maizeua,
die ik wil ruilen voor Kwatta-soldaatjes (1
plaatje voor 1 soldaatje). Ik heb de num
mers: 5 6 7 8 9 10 38 39 40 41 45 51 53 55
68 72 143 149 151 153 159 162 163 166 170 172
173 175 205. En ik heb er 3 van Blonde Dui
nen: nos. 23 106 eu 144. Frans Kramer, Vijf
Heerenstraat No. 3, Res Novaplein, Heem
stede.
Ik heb de albums: 1© d© Vecht met alle
plaatjes. 2e de IJsel met alle plaatjes. 3e het
Maanmannetjs met de plaatjes No. 1, 22 t/m
25, 27 t/m 32. 35 t/m 37, 39 t/m 43, 52, 55, 64,
78, 83, 89 t/m 92, 97. 102, 116, 121, t/m 12G,
128, 129, 131, 132, 135 t/m 137, 139. 140, 144,
146 en 153 t/m 155. Die wiil ik ruilen.
No. 1 voor 160 kwattasoldaatjes. No. 2 voor 160
kwattasoldaaijes. No- 3 voor 60 kwattaaol-
KUNST EN LEVEN.
Joh'g'en (tot zijn vader ,een geniaal com
ponist) Toe pa, kijk'res, m'n nieuwe broek
is weer kapot. Componeert u 'res 'h, nieuwe.
HARTELIJK.
En mail een een vrouw zaten in het thea
ter; de baby, die ze niet thuis kcinden Laten,
was oiok aanwezig en liet va.n de aanwe
zigheid geducht blijken.
Een portier kwam naar de lastige familie
en zei: „U moet er uit met dat kin/d;
kunt uw geld terug krijgen".
„Ik ga er niet uit," was het resolute ant
woord, en da.ar de baby juist zweegt, liet
de portier d e zaak zooals ze was, Maar na
'n poosje fluisterde de maai tot zijn vrouw:
„Vind jij er wat aan?"
„Neen, jij?" was de eveneens ^gefluisterde
weervraag. i
„Mooi, geef dan Pietje maar een jiorl"
CLEMENCEAU EN JEANE D'ARG
In een Parijsoh blad wrdt het voolgeiidc
gesprek tusschen een kleinen jongen en zijn
vader medegedeeld;:
„Zeg vader, is het waar, dat meneer. Cle-
menceau Frankrijk heeft gered?" j j,
„Ja, mijn jongen." "J h,.^j j
„Net als Jeanne d'Arc?" J 'j i>
„Zeker, net als Jeanne d'Arc".
„Ja, maar waarom wordt hij <dao ook siiat
verbrand?" 1
HEEL GEWOON.
In eek Duifcsche garmzoenSpLaatB w,as
brand geweest; luitenant Van Degen had
een kind gered. De moeder putte, zich ia
dankbetuigingen uit
„O, u heeft mijn kind van den vuurdooldi
gered; hoe moet ik u danken, voor zulk een
heldendaad!"
Het „schneidig" antwoord was:
„Och, mevrouw, niet de moeite waard
ik ben gewoon, kinderen uit d,e vlammen (te
redden." --'■!
Maria B. te Ouid'e Niedorp,
O, wat zal zoo'n schoolfeest
zekeT 'n reisje naar zee, i© 't
niet? plezierig ziin. Schrijf j©
mii eens over het feest en oven
het plezier dait jelui dan hebben
gehad?
Theo V. te Egmond-Biunen.
Hoe aardig toeh, hè, dat ik dat
zoo goed had gezien op het
Julia-Aert's-eoncert dat mijn
neefje Theo 'n krullebol was;
Ik vind het heel aardig van je
dat je Annie G. hebt aangera
den, ook eens een briefje te
schrijven. 't Is een echt lief
meisje, dat heb ik (uit haar
schrijven wel bemerkt. Zal jü
nu weer aan haar ook de groeten
voor mii doen? En ook aan pa!
en ma?
Dora K. te Assendelft. Wel,
wel, wat 'n nieuws schreef j«
mii daar allemaal! 't Is verba
zend. Een nieuwe Roomsche
school, 'n spoorlijn en jammer
genoeg ook minder aangenaam
nieuws van die en die ziek. Hoe
gaat het nu met onze zieken, zijn
ze alwper beter? Ja, moeder zal
;'t niet zoo fijn vinden die groot©
vacantie. Dag Dora, schrijf ja
[volgende week nog eens?
Hot gedrag vau iederen Ka
tholiek in de Kerk moet eigen
lijk een verdediging zijn van
onze geloofswaarheid, dat Jezus
daar wezenlijk en waarachtig
onder broodgedaante tegenwoor
dig is.
Jezus Christus bezit alle deug
den op de volmaakste wiize en
bemint ons zoo teeder. Hoe ist
het dan mogelijk, dat Hij d-oor de
menschen zoo1 weinig bemind
wordt en niet hot eenig voorr
werp hunner liefde uitmaakt?
i H. Alfonsus.
Do H. Communie, welke gij
heden ontvangt, is de beste voor
bereiding voor d© H. Ctommu-
mie van den. volgenden dag.
Evenals de menschen er op ges
steld zijn. anderen hun livrei te
doen dragen, zoo ook ziet Maria
■gaarne, dat hare dienaren haar
■scapulier dragen om te toonen,
dat zij haar ziin toegewijd en
deel uitmaken van haar huisge.
zin H. Alfonsug,
Een stil leven en een ledig;
leven zijn twee .versohillendfl
/v'.vvVi;