TWEEDE BUD, KINDERCOURANT Kunst en Kennis IN 'T PRIEEL. GRAPJES v ZATERDAG 26 JULI 1919. Beoefen de gerechtigheid! Een iiefcle-dieiist beloond. SPROKKELINGEN WIE WIL RÜILE.N? BRIEVENBUS In de vierde zaligsprekiüg worden üöor Tien Goddelijken Meester, zalig zij, die hon geren en dorsten naar de rechtvaardigheid; ,want zij zullen verzadigd worden. Dezen nu Worden gedreven dooi' eenen honger en oenen dors t van geheel bij zonderen aard. Ter be vrediging toch hunner behoefte aan spijs 'en drank, begeven zij zich niet naar de voor raadschuren en de fonteinen dezer wereld; ,neen, zij zoeken buiten de zinnelijke feest- disschen naai' een spijs en een drank, die ,1de ziel i'voedt en laaft, niet voor dit tijdelijke, ^jnaar voor het eeuwige leven. Dit veronderstelt ook een geheel bij zonde ren smaak. Wie echter dien in het -geloof 'gezuiverden smaak bezitten, en op bun aard- leliën pelgrimstocht naar de kostbaarste spijs 'hongeren en naar de keefiijksten drank ^dorsten, worden door den Deer zalig ge- i prezen. En niet een mensch of een En gel, maar God zelf zal hun drang en hun drift bevredigen uit den overvloed van Zijn huis: „Zalig zij, die hongeren en dorsten naar do rechtvaardigheid, want zij zuilen ver zadigd worden." Die rechtvaardigheid hier bedoeld bestem pelen wij met den titel van volmaaktheid; en zóó is zij de samenvatting van alle deug den tegelijk. Zóó opgevat, is een rechtvaar dig mensch een volmaakt mensch, die onder alle opzichten zijn plicht vervult, die in al les correct handelt, die de juiste maat in alles betracht, in niets te kort schiet, .noch ook de perken te buiten gaat; i. e. w. die God geeft wat Gods is en aan den naaste, wat den naaste toekomt. Wie echter rechtvaardig is, moet, volgens de uitspraak, van den II. Geest, nog recht vaardiger worden. En inderdaad), de weg van ,'den. rechtvaardige is a!s een glanzend licht, dat gestadig aanwast tot den vollen middjag. Do rechtvaardigheid, in den zin der I-I. \Sc.\rbetreft op de eerste plaats onze verhouding tegenover God en onze plich- *ten jegens Hein. De Heer immers vraagt: „Wanneer Ik uw God ben, waar is dan Mijn eer?" De rechtvaardigheid eischt, dat wij den Heer onzen God, prijzen met al wat wij zijn, en met alles wat wij hebben. Mea sunt omnia, Mijner is alles, zoo spreekt de Heer. Daarom moet ons wederwoord 'iet den H. Augustinus wezen: Omnia me..., cua sunt: Al het mijne o Heer! is het live. Al onze gedachten en begeerten, al onze woorden en werken, geheel ons doen en laten, moet er op gericht zijn God te kennen, te bemin nen en te dienen. Zóó luidt ook het geood van den Meester: „Gij zuLt den Heer, uwen God, liefhebben en dienen uit geheel uw hart, uit geheel uw ziel, uit geheel uw ver stand en met al uwe krachten." Zóó ver langt ook dl: H. AposterI P.aulus: „Hetzij gij eet, hetzij gij drinkt, hetzij gij iets anders doet, doet alles ter eere Gods." Zóó luidt ook de grondspreuk van den H. Ignatius van Loyoia: Ad majorem Dei gloriam: tot meerdere glorie van God. Heil ons 1 wanneer wij daarnaar streven: Want al die den Heer verheerlijken zullen ook op hunne beurt, door den Heer verheerlijkt worden. De rechtvaardigheid, in den zin der p. Schrift, betreft op de tweede plaats onze verhouding tegenover den naaste en onze plichten jegens hem. Daarom schreef God met eigen Vinger op de Wetstafel van den Smal: „Eer uwen vader en uwe moeder; Gij zult niet doodslaan; Gij zult geen over spel bedrijven; Gij zult niet stelen; Gij zult tegen uwen naaste geen valsche getuigenis geven; Gij zult uws naasten huisvrouw niet begeeren, noch zijn land, noch zijn dienstknecht, noch zijn dienstmaagd, noch zijn os, noch zijn ezel, noch iets van alles, wat hem toebehoort." Daarom ook schreef God aan het volk v:pi Israël, in alle bijzonderheden de plich ten voor, welke de heer jegens zijnen knecht, de dienstmaagd jegens hare meesteres, de overste jegens zijne onderhoorige, de on derdaan jegens de overheid, 3te koop er je gens den verkooper, de rijke jegens den arme, de beschermheer jegens zijnen be schermeling, die buurman jegens zijnen buur man te vervullen had;* opdat eendracht en vrede onder hen bloeie, en eenieder, onder het loof der wijngaarden voor zijn huis, zijnen naaste van de weldaden Gods ver- hale. De Profeet Isaias teekent dien vrede met deze schoone woorden: „De werking der ge rechtigheid is vrede; de vlucht dei' gerech tigheid is rust en veiligheid voor eeuwig." Yrede, rust en veiligheid voor eeuwig! Wat begeerlijke goederen! Wat kostbare schat ten, weggelegd voor hen, die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid, die er naar streven Gode te geven, Wat God.j is, en den naaste, wat den naaste toekomt! Leggen wij er ons derhalve volijverig op toe God te- aanbidden en te loven, te prij zen en te danken, te bidden te smeeken met alle krachtenonzer ziel: erken Hem met uw verstand als den Oorsprong van alles; dien Hem met uwen wil ais den recht- matigen Heer en Meester van alles.; bemin' Hem uit geheel uw hart als den Gever van alle goede gaven. Draagt verder en verheerlijkt den Heer ook in uwe lichamen door het heilig Doop- ;sol, tempels van de,n H. Geest; levende woontenten des Heeren door de H. Com munie. Haaróm weest immer rein in uwe gedach ten, zuiver in uwe woorden, zedig in klee- ding en houding, kuisch in handel en wan del. Looft en prijst den Heer, onzen God, in uwe harten 1 Zoo zult gij de gerechtig heid beoefenen. En wat uwen naaste betreft: Eert uw vader en moeder, opdat gij lang en gelukkig moogt leven op aarde; deert of kwetst den naaste in geenen- deele; breekt nooit do heilige beloften van uw huwelijk, en schendt nimmer zijne heilige wetten; hebt den grootst en eerbied voor het eigen dom van uwen medebroeder, en pleegt nooit sabotage: weest bezorgd voor den naam en de faam van uw buurman; voorkomt elkander met eere; helpt en steunt elkander In geestelijken en tijdelijken nood, met een guï hart en een blij gelaat en met milde handl Zóó zult gij de gerechtigheid beoefenen. Zóó zullen de begeerlijke goederen, die kostbare schat ten door. den Profeet voorspeld uw deel zijn: Vrede, rust en veiligheid voor eeuwig, in den hemel der hemelen, waar geen hon ger meer kwelt, geen dorst meer brandt; waar wij verzadigd worden uit den vollen overvLoed van het huis des Heeren, onzen besten Vader. Alkmaar, den 26en Juli 1919. M. P. 'A. OOMS, B/P. F.- ENCHUSIANA. (V.) Men schrijft ons uit Enkhuisen. Nog. even moeten wij1 terugkomen op onze be schrijving van de St. Pancraskerk. Blijkens de aanwezigheid van de z.g. Kruiskapel, die aan de Noordzijde van de oude kerk bijgebouwd is, mocht Enkhuizen zich een "maal beroemen een bekende bedevaartsplaats te zijn. De Kruiska pel is genoemd naar een kruis, dat in dien vorm gegroeid moet zijn aan een hoorn, waartegen een meisje gebraakt had, kort nadat zij de H. Paaschcommunie had ontvangen. DiMtruis werd later, waarschijnlijk door kooplieden of visschers naar Eiikhu'izen gebracht en in de St. Pancras kerk geplaaist. Al spoedig ontstond daar een bijzondere vereering, diie versterkt werd door veie wondeibare genezingen. Zoowel de kroniek van Holland als de reeds meermalen genoem de kioniek van Brandt spreken in gelijken zin over den oorsprong dezer vereering en beiden voeren aan, dat in Augustus 1515 vele aanzien lijken te Enkhuizen kwamen en milde offers brachten. In den tijd der Reioimatie, die zooveel dierbare herinneringen vervaagde en zooveel kostelijke bewijsstukken deed verdwijnen, is ook dit kruis zoekgeraakt en ijverige nasporingen door mij in het werk gesieid, mochten er helaas niet in slagen om te 'ontdekken, waarheen het mi raculeus kruis gebracht is geworden. En nu moeten we ons van dit vreedzaam ioo- neel weder aiwend-en, om na te gaan, welke aanvallen in liet begin der 16e eeuw Enkhuizen van oorlogszuchtige benden had te doorstaan. Tot goed begrip moeien wij ons op een ge schiedkundig feit beroepen, dat ie allen tijde in de historie van ons land vermeld wordt als een vloekwaardige overtreding overtreding van het vierde gebod. We hebben slechts in het ge heugen onzer lezeis terug te roepen het jaar tal 1465: „Adolf van Gelder neemt zijn vader Arnoud gevang-en." Gesteund door een ontevre den volk en door Katharina van Kleef, zijn moe der, had sinds 1459 de zoon zijn vader bestre den. In 1464 volgde een schijnverzoening, doch in Januari van liet volgend jaar liet de trou- welooze zoon door zijn trawanten zijn hoogbe jaarden vader, die 44 jaar lang het hertogdom 1 onder veel zorgen en bezwaren bestuurd had, op het slot te Grave gevangen nemen. Zij gun den hein, dien zij in den nacht overvielen, niet eens den tijd om zich te kleeden, maar wierpen hem in een slede en voerden hem over ijs en sneeuw eerst naar het slot te Lobith en daarna te Buien, waar hij gevangen gezet werd. Evenals bij den aanvang van de Hoeksche en Kabeljauwsche burgertwisten, die ook aanvingen door een krijg van een zoon (Willem V) tegen zijn moeder (Margaretha van Beieren) ontke tende ook deze onnatuurlijke daad een reeks van rampen over liet ongelukkige gewest De toen malige machtige Bourgondische hertog, Karei de Stoute, die tevens o.a. ook graaf van Holland en Zeeland was, maakte van de algemeene ver ontwaardiging gebruik om zijn politieke macht in Gelre te vestigen. Toen een verzoening tus- schen vader en zoon onmogelijk bleek, zette hij den laatste gevangen en noodzaakte den eersten hem liet hertogdom te verpanden voor 300.000 goudguldens. Na den dood van den ouden Arnoud maakte zijn leger zich geheel daarvan meester. Men zal zich herinneren den smadelijken dood van Karei den Stouten bij Nancy. Hij, die eenmaal op het punt was, zich een koningskroon te verwerven, hij, de schitterende Bourgondi sche hertog, sneuvelde daar teiwijl hij door het verraad van Canipobassa maar nog meer door zijn hardnekkig volhouden en zijn haifverbijsterd verstand een volkomen nederlaag leed Sic transit gloria mundi. Van de machteloosheid van Kareis dochter, Maria de Rijke, maakten de Gelderschen ge bruik, om hun onaihankelijkheid te herwinnen. Zij benoemden Adolf van Gelder, dien ze uit de gevangenschap bevrijdden tot hun heitog. Weinig geluk had de ondankbare zoon van deze zoo vurig begeerde waardigheid. Reeds in het zelfde jaar sneuvelde hij bij Doornik in een ge vecht tegen de Franschen. Thans erkenden de Staten van Gelderland zijn zoon Kaïel als hun hertog en deze is het geweest', die een halve eeuw lang zich tegen het Habsburgsche huis, vertegen woordigd door eerst Filips den Schoo- n-en, zoon van Maria de Rijke en Maximiliaan van Oostenrijk en later tegen Filips' zoon en opvolger, den'maclnigen Karei V, staande hield. Gedurende ten deel van dezen krijg maakten de Friezen gemeene zaak met de Gelderschen te gen hun ouden vijand, Holland. Een der meest gevreesde aanvoerders der verbondenen was de Fries Sappier van Heemstra, meestal Groote Pier genoemd. Aan het hoofd eener vloot kruiste hij op de Zuiderzee en maakte daar een groot aantal schepen buit, waardoor de handelsrijke piaatsen aan die zee groote schade leden. Ook binnenslands duiide hij zich wel begeven en plunderde o.a. Medemblik en Alkmaar. Zijn wreedheden waren alom bekend en gevreesd. Nimmer liet hij de bemanning der buitgemaak te schepen vrij. Zij werden overboord geworpen, welke handeling Pier en de zijnen schertsend „voeten-spoelen" noemden. Eveneens te land had Karei van Gelder een berucht generaal. Het was Maarten van Ros- sum, wiens handelwijze genoeg gekenschetst zijn door zijn spreuk „Moorden en branden zijn het sieraad van den oorlog." Zijn brutale durf ging zoover, dat hij in 1528 de bisschopsstad Utrecht bezette en zelfs doordrong in Hollands waar hij Den Haag plunderde. Ook van Enkhuizens gCoCiuedft nis zouden heel wat episoden ta verhalen zijn, waaruit blijk, da ze zich krachtig te weer simden, doch niet dan met groote schade voor handel en visseherij. Eea daarvan moge hier plaats vinden In 1515 en volgende jaren had de stad veel te strijden tegen de Friezen. Groote Pier nam in April 1516 vóór Enkhuizen een hulk, geladen met rogge, hout en jopenbier en bracht, deze te Wor- kum in Friesland op. Kort daan na voer Floris van Egmond, graaf van Buren, mei de Hol» landsche sehec-psmacht van Enk- huizen naar Workum en verover de daar de loofschepen. Hier werden vele Friezen verslagen, sommigen over boord geworpen en eenige gevangen naar Enk huizen gezonden, waar ze aan den landdrost weiden overgege ven, die ze als zeeroovers liet hangen. In 't volgend jaar echter nam. Groote Pier wraak. Hii braolit de Geldersche troepen in West- Friesland, waar ze Medemblik en Alkmaar innamen, plunder den en ook verscheidene dorpen in brand staken, waarna ze over Spaamdam en het huis ter Hart door do Sticktsche venen togen naar Utrecht. Vier of vijf weken daarna ver zamelden de Hollanders hun krijgsvloot te Enkkuizen en kon digden de Staten bij plakkaat de vrije rooverij af. Men verbrand de eenige der Frieseh-Gelder- sehe schepen en baclit daardoor teweeg, dat de Friezen in hun havens bleven en de zee gerui- inen. tiid veilig was. Daarin zou echter verande ring komen, doordat Karei V eenigen tiid zijn gebied hier moest verlaten, aangezien hii zich in Spanje, waar zijn moe ders vader, Ferdinand van Arra- gon was ov-erleden en hii zou opvolgen, moest doen huldigen. Opmerkelijk is, dat deze vorst, zooveel vertrouwen stelde in de goede zeemanschap van de Enk- huizers, dat hij begeerde door geen dan hunne schepen overge bracht te worden naar zijn nieuw gebied. Zelfs getuigt Ha- drianu® Junius van Hoorn, dat noch Karei V, noch diens zoon Filips II als zii over zee moesten, andere schepen dan die van Enkhuizen gebruiken wilden. Groote Pier ging daarop weer zijn ouden gang en nam al de schepen, die hij bezeilen kon. Hij poogde ook Hoorn te verrassen, hetwelk hem echter mislukte. (Vervolg.) Zoo bevond zich dan Juan Rodriguez, toen «ie schoone dagen van Aranjuez uit waren, zon der eenige hulp; zijn vrienden hadden, ais altijd, zich teruggetrokken, naarmate hii aan lager wal geraakt was. De jongen verzamelde die laatste overblijfselen van zijn vermogenniet eenig overleg zou een en ander hem nog wel in staat gesteld lie-bben, eenvoudig te leven,"doch in plaats van zich wer aan den arbeid te begeven, was hii op het denkbeeld gekomen, zijn heil te zoeken in het spel, opdat een gelukkige worp of een mooie kaart hem het goud weer in den schoot zou werpen. Dit nu richtte hem volkomen ten gronde; zijn middelen waren totaal uitgeput. Tot het uiter ste^ gebracht, besloot hij ziin land te verlaten, Oliöat zijn omgeving zich niet in zijn ellende zou verheugen, en zoo kwam hij ta Parijs. Ongelukkig wist hij daar met, 'zijn tien vin gers niets aan te vangen. Hij trachtte les in de Bpaansche taal te geven, maar vond geen dis cipelen. De nood dwong hem eenig schrijf werk te verrichten, dat erbarmelijk betaald werd; hii schreef adressen, copieërde rollen en hij mocht dus van geluk spreken toen hij op zekeren dag aan het Théatre de la Gaité als figurant verbonden werd. Zorgvuldig ziin ware afkomst verbergend, had hii een anderen naam aangenomen; -ziin iidellieid echter had ziin voormalige grootheid overleefd. Hog altijd had hii fijnen smaak en aangeboren élégance, en de schamele Meeding, .waarin hij eindelijk zich bewegen moest, was .iwel zijn ergste foltering. Toch deed hii het onmogelijke, om zijn ellen de voor een ieder te verbergen. Hij bewoonde sen dakkamertje en dineerde voor IB sous; ioodra zijn middelen het hem veroorloofden, .-Kocht hii aan een nieuwen hoed. die wel een wonderlijk ^contrast vormde met zijn schamel gen aad. Zijn ontberend linnengoed werd ver hangen door een das, welke hij zwierig knoopte, sn m. de hand hield hii een paar handschoenen. En punUlk deed het aan, op straat den armen duivel met de allures van een dan-dy te zien, am ellenae juist 'openbaarde, naarmate hij meer pogingen aanwendde om haar te verbloe men. Het ergste was dat het ongeluk Ohaté- iam ook m moreelen zin dreigde te decli- 11 «ekrenkte hdelhedd viel hem fwaarder dan hongor en gebrek, zij bezorgde hem soms hallucinaties. oezorgae Ui-een vuri* verlangen naar «tok welke zuna inziens nog zou verhoogen en handschoenen hem reeds verleen den. Die stok. waarnaar hij zoozeer haakte fenW tl"1 ZbU *ed"?llten be»lafr; hij dacht' B niet alleen aan, hu droomdo ervan Langs de Boulevards wandelend, had hij in to der groote magazijnen een buigzaam Spaansch riet gezien, met een rijk geeiseleerden gouden knop. Hoe menigmaal had hii dit pronkstuk beschouwd, dat v-roeger een baga tel voor hem geweest zou ziin en waarvan het bezit nu hem de grootste vreugde bereiden zou. Eiken dag, ging hij daar voorbij en oefende de verleidelijke stok een magnetisehen invloed op hem uit. (Wordt vervolgd.) oooooooooooooooooooo O O o VACANTIE-TÏJD. o O O oooooooooooooooooooo De school is uit! Vier weken vrij! Geen lossen, die je hind'ren! Wie zijn nu wel 't meeste blij, De meesters of de kind'ren? 'k Denk, de jongens hebben Spijt; Die blijven liever leeren. Ze vinden 't zonde van den tiid, Vier weken te flaneeren. De meisjes hebben ook verdriet, De school zóó lang te missen! 'k Wed, dat je 't an d'r oogen ziet, Of 'k moest me sterk vergissen. Ze bleven tienmaal liever bier, Wat schrijven, reek'nen, lezen, Er is geen heerlijker plezier, Dan steeds in school te wezeni En meester? O, die heeft 'n schrils Van dertig vrije dagen! Vacantie brengt 'm uit z'n schik, Meer dan-ie kan verdragen. Hij moppert z'n vier weken vo' En is niet eer tevreden, Ee-r-ie met z'n geleerde bol Weer in de school kan treden! De school is uit! Vier weken vrij! - Geen lessen die je hhid'ren! Wie zijn nu wel 't meeste blij: De meesters of de kind'ren? Ik denk, 'k denk maar mondje d leb tl Je mag 't niet vertellen! Dat ze allen met verheugd gezicht Heel gauw naar buiten snellen. 't Is nog maar niks geen vacantie-weer, hè? Eigenlijk goed weer om 'n erfenis te doelen, zouden do groote menscben zeggen. Nu, dat treft dan vandaag uitstekend, nu ik die mooie platen, welke ik van dien goeden vriend voor jelui ten geschenke kreeg ga uitdeelen. Onder het waterdichte dak van ons prieel zitten wij veilig en gezellig. Misschien dat, als wij mei de verdeeling klaar zijn, het weer 'n beetje opgeknapt is, zoadat wjj nog wat kunnen stoeien in Den Hout. Dus eerst den uitslag van onze platenver- loting. Ais jelui soms gedacht hadden, dat .er geen liefhebbers voor waren, dan had je 't glad mis: ilt ontving maar eventjes in de gauwig heid tweehonderd-drie-en-twintig (223) kaar ten van liefhebbers on liefhebsters, wjo. er nog verschillende waren met een opgave van b.v. 3 of 4 zusjes, en broertjes te-gelijk, voor wie ik ieder nog weer een ander kaartje schreef. Het aantal deelnemers bedroeg' nu in totaal 239. Ik heb dus gelijk ik tevoren beloofd heb te zullen doen alle 40 platen in één keer tegelijk kunnen verloten, zoodat dus veertig kinderen een vacant'ie-cadeautje zuilen krij gen. Alle 2-39 kaarten gingeb. in de groote bus jelui weten wel: die reuzenbus die ik voor de verloting altijd gebruik en daar ging ie weer onze ronzebons: rrrrrrrrü!Bons! Gerard Jansen-Hendriks, Glipperweg 11, te Heemstede; Willem Leuring, Schoolmeester- straat 3c en Hendrik van 't Hoff, Dampa-d 38, beiden te Zaandam: Catharina Noctm, Marken-Bianen 855 (via Wormcrveer); Mar- garetha Bleeker, Onderweg 133, St. Pancras; Jacobus Rusman, Vosseiaan 18, Hille-gom; Anna Vermeulen, Oosterzij A 19, Hcilo; Geer trui-da Commandeur, Wijkormeerpolder, B&- verwijk; Cornelia Duim, Veenhuizer Middel weg, Heer-Eugowaard, Noord P 10; Herman v. d. Berg, 't Zand. Noord-Zijpe; Nico Zuur bier, café „De Landbouw", Ursem; Simon Deylen, Kerkbuurt 59. Akersloot; Pctronella Elstgeest, Nienw-Vennep 385, Haarlemmer meer; Arie Krom, Nieuwland 284, Uitgeest; Annie Groen, Egmond-Binnen aan den dijk 129; Koos Hoenderdos en Corrie Meiland, beiden te Zuid-Schalkwijk. Alfonsius v. d. Broek, Botermarkt 123; Co Campfens, Holsteinstraat 5 rood; Nico Alles, Kleine Houtstraat 103; Nicolaas van Opzee- land, Zijlstraat 2628: Antonius Buis, Lange Heerenstraat 40; Engelbertus v. d. Helm, v. Marumstraat 46; Dainianus v. Leeuwen, Popelingstraat 10; Joanne Kuiper, Voorzorg- straat- 15 rood, allen te Haarlem. Theodorus Dlorrestijn, Zevenhuizen 7; Jo hannes Plas, Payglop 15: Petrus Punt, Over- diestraat F 80.; Fransien Mulder, Straatweg 33; Piet Sneekes, Noorderkade 7; Corrie v. Emmerik, Spoorstraat 71; Annie SoecLer, Kennemerpark 4; Jan Eeltink, Groot Nieuw- lanid 74a; J-ohan Meijer, Rainen 6; Cornells Smit, Kenneimersingel 26, allen te Alkmaar. Johanna v. Vliet, Van Hogendorpstraat 67; Oornelis Rindexmann, Keizerstraat 44; Jaan- tje Zoon, Wilhelminastraat 19; Petrus Don ders, Havenplein 17; Maria Kop, 2e Vroon- straat 80b, allen te Den Helder. Den gelukkigen prijswinners mijn hartelij ke gelnkwensc-ben met bun fortuinlijik lot. In den loop van de volgende week hoop ik jelui de platen te kunnen toezenden. Ha! gelukkig! bet weer is intusscheu weer 'n beetje opgeknapt en dus kunnen wij nog 'n poosje gaan ravotten en omdat bet toch vacantie is en jelui tiid genoeg over htouden. om weer uit te slapen jaag Ik jelui over 'n uur pas naar bed. Wel te rusten! OOM KOOS. MIJN NICHTJE EN IK. Ik heb een aardig nichtje, Gijsibertha is haar naam. Wel kunnen wij dikwijls kibb'len, En toeh houd ik veel van haar. Wij kunnen heel aardig spelen En toeh gelbeurt t' niet vaak, Omdat 't gauw gaat vervelen En dan is 't met den pret gedaan. (Ingez. door Wilhelmina K. te Alkmaar.) WIJZE LESSEN De lucht zal u niet deren, als ge u maar wacht voor tocht. Wie gezondheid betracht. Neemt voor tocht zich in acht. Huizen zijn kruisen, zegt 't spreekwoord, niet het minst, wanneer zü vochtig, muf en duf zijn. Een vochtig huis, Een dubtbel kruis. Dan liever alle ramen open en ter dege gespuid. Wie den nog niet volwassen mensch bloot stelt aan den prikkel van den alcohol, bena deelt de ontwikkeling van diens lichaam. Om van ons ruil- en verzamelhoekie ee- bruik te maken, zendt men mij maar een brief je„ waarin duidelijk staat gesebreven wat men wensebt, met vermelding van voliedigen naam en adres. Dan zet ik dat in de Kinder krant en de verzamelaartjes weten dan waar ze elkaar kunnen vinden. De briefjes moeten in enveloppe gezonden worden. AAN DE REDACTIE VAN DE KINDERKRANT. HOF 6, ALKMAAR. Ik heb een prachtige oorlogsalbum, ge heel compléét, die ik wil ruilen tegen 100 Kwatla soldaatjes. Gerrit Zoon, Wilhelminastr. 17, Den Helder. ZOO'N SLIMMiERD. Moeder: „Wel Jantje, wat heb je nou al weer gedaan?" Jantje: „Gevochten. En ik krijg nu geld van u. U weet wel, die twee gulden die u mij zoudt geven als ilt mijn tand zou laten trekken „Nu ja." „Wel, dien heeft Wim mij al uitgeslagen." STOF ZIJT GIJ! „Moeke is het waar dat de menschen van stof gemaakt zijn?" „Ja lief kind." „En de negers dan zeker van kolengruis," EEN ANDERE VRAAG. Mevrouw: „Kun je van alles koken?" Dienstmeisje: „Ja, van alles mevrouw." Mevrouw: „Goed, is het ook te eten?" Ingez. door Johanna G. te Oude Wetering. Hendrik E. te Haarlem. Het deed m3 buiten gewoon groot genoegen van je te hooren, dat .Harry Dee" zoo goed Lij js in den smaak is gevallen en dat je 't wel 'n even mooi boek vind als „Percy Wynn". Jij bent nog al eens een gelukkige ge weest bii onze wedstrijden, 't is gewoon verbazend. Nou. ik gun het ie best hoor. Dag Henk. I te Egmomd Binnen. Als ik nu maai wist wie mij dat briefje geschreven heeft, dan zou ik natuurlijk daarc(p antwoor den. Maar toch. ik geloof te mogen ver-onderstellen, Zat zij A-nnie heet en daarom zal ik haar nog maar feliciteeren met haar verjaardag toen zü met haar vriendinnetjes mocht spelen. Zeker, ik kan mij het voorstellen, dat bet spijtig is als zoo'n goede juffrouw weggaat en ook dat het erg pleizierig is als je zes katjes en veel konijntjes heb. Vooral van dat laatste soort huisvee houd ik ook veel. Helena W. te Hillegom. We) zoo. wel zool Dat is een goed plannetje van je. Den eersten keer trof je 't nog niet te best. Maar als je trouw meedoet krü'g je vanzelf ook weer meer kansen. Dag Leny. tot 'n volgende gele genheid maar weer. Nico' v. O. te Haarlem. Wel, beste Nic, dat doet mij nu toeh verbazend veel pleizier. dat je geslaagd bent en ik vind het echt lief van ie. dat je 't mü" zoo gauw heb geschreven. Wel gefe liciteerd, hoer Nico, met hot suc ces. Jongen, wat was ik blij met dien goeden uitslag van je exa men te vernemen. En snap je nou, waarom ik juist zooveel be lang stel in jou 6ucces? W-el? ten eerste omdat jij een van rruja trouwste neefjes bent en ik je zulk een succes dus zoo van harte gun: ten tweede omdat ia er zoo fljnk je bost voor heb ge daan. wat ik den laatsten tiid zoo kon merken aan je afwezig heid in ons prieeltje; ten derde omdat ik nu weer er op ma» rekenen dat je geregeld mee zult doen: en ten vierde, omdat je n« gelegenheid krijgt te zo-rgen dat je een flinke man i-n'de maat schappij wordt. Ja. nu komt i« éérst een flinke vacantie toe, laf heb je verdiend. Wel. Nic. vertel je mij nog wat over je reisj» naar Leiden en Katwiikf Heb j« er veel pleizier gehad? Je maf mij- van Leiden heel wat vertel len. want ik weet er tameiijlj goed den weg. Dag NAo. de trroe* ten ook aan -pa en moe en aad Joop en Leo.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Ons Blad : katholiek nieuwsblad voor N-H | 1919 | | pagina 5