TWEEDE BLAD. KINDERCOURANT ZATERDAG 27 SEPT. 1919. Hongersnood! De opwekking van cSen longeiiny te Nairn. Afgevallen Bladeren- SPROKKELINGEN BLADVULLING. GRAPJES WIE WiL KUILEN BhiEVENBUS. Na 'n onderbreking van ettelijke weken heb ben wij wederom een brief uit Britsch-lndië ont vangen, een brief van Pater j. Schipper, die vèr van zijn vaderstad Alkmaar zijn pries terleven wijdt aan de bekeering en aan de gees telijke verzorging der Britsen-Indiërs. •Met smaak en niet zelden met innerlijken 'pret hebben onze lezers veronderstellen wij >- de steeds aardige, de somwijlen snaaksche brieven van dezen alles-opoftexrenden missio- Maris genoten. Ondanks de kommervolle en Weer ongemakkelijke omstandigheden, waarin 'pater Schipper te Kamadurgam leeft, weet hij steeds zoo kinderlijk-opgewekt, zoo heertij k-blij- imoedig, ja, zoo vroolij.k te schrijven, dat 't ons bij 't lezen van zijn brieven is, als zat de nog jeugdige missionaris gemoedelijk en in vroo- lijkf stemming met ons te „snappen." Je brief, welken wij thans van Pater Schip per ontvangen hebben, is echter van minder vrcoiijken aard: wat die missionaris reeds in meerdere particuliere brieven ook aan ons adres te verwachten, te vreezen gaf, dat is werkelijk heid geworden: liongei snood bedreigt zijn missie-land, :er wórdt reeds deerlijk geleden! Met doet ietwat weemoedig aan, den anders -zoo vroolijken Pater in zijn iaatsteu aan ons gerichten particulieren blief te hooren zeggen: „De toekomst ziet er zwart uit; graan, dat vtwee jaar geleden 28 pond voor een Rupel was, staat nu op 3 pond, en wij hebben nog een ■jaar te goed, voordat er verandering ten goede kan komen." Wanneer deze Pater-missionaris zóó schrijft Man mag men gerust aannemen., dat de toekomst er voor zijn missie-gebied vanwege het voedsel tekort zwarter dan zv/art is.... Pater Schip per toch is er de man niet naar om door 'denker-kleurige brillegiazen te kijken! Een portret, dat de Hollandsche familie de- ,zer dagen van den missionaris ontving, wtjst liet trouwens uit, dat de nood in Raniadurgam zeer groot moet wezen: de familie schrok ervan, doen zij zag, hoezeer de missionaris den laatsten 'tijd vermagerd en verouderd was.... i Geven wij na deze korte inleiding het woord aan Pater Schipper; hij schrijft: „De mislukking van den oogst i 9191920 is min of ineer zeker. Di is de tweede maal of liever voor mijn district het derde jaar. Het ,'officieele Gouvernements boek, dat open voor mij ligt, zegt: „De regenval in deze streken nk alleen licht, d'och dikwijls zeer luimig 'en onzeker. Daarenboven vait de regen in tame- m lichte buien, zoodat de grond weer spoe- jdig opdroogt en door de buien niet doorweekt Wordt. 'i Gebrek aan regen in de maanden, dat d.e re- Ugen moet vallen, wordt niet vergoed door latere «uien, waardoor de vergaarbakken nog kunnen gevuld worden. De menschen moeten hier allen van het land leven, terwijl mi3achien i peicau anderen arbeid verricht Het land is niet zeer rijk en irrigatiewerken zijn er heelemaal niet waardoor, als een noodzakelijk gevolg, het dis trict zeer-licht aan noodlottige seizoenen onder hevig is. Het district moet van Juni tot Augus- tsu ongeveer 15 duim regen krijgen van Augus tus tot Juni een andere tien duim." Op 31 Mei nu kregen wij een.flinke bui, de zomer was gebroken, drie Juni een twee de bui en men zou gaan zaaien. Een ieder haalde weer ruim adem: dit jaar beloofde zoo veel! Doch men moet den huid niet verkoop en, voor. dat de beer geschoten isSinds drie juni is er geen droppel meer gevallen. Zoo nu en dan dreigt mijnheer de regen los te breken, doch telkens wordt hij overmeesterd door een veel krachtigen mijnheer „de orkaan". Hetelzide gebeerde, zooals een ieder weet in 1918, doch met dit verschil, dat verleden jaar de schaarschte meer algemeen over Indië was en nu meer uitsluitend over mijm district- Al wat gezaaid is, is reeds verdort en ver schroeid, en verscheidenen zijn wanhopig. Mijne Christenen behooren allen tot de arbeidersklasse werk is er nu beslist niet te vinden. Verscheide nen zijn reeds gedwongen om EEN maaitijd in TWEE dagen te gebruiken; zij, die in vroegere jaren een beetje spaarzaam zijd geweest, kunnen zich nu de weelde veroorloven van één maaltijd per dag. Rijke heidenen wilden mijne christe nen voor drie maanden voeden, als zij hunne landerijen aan hen overdroegen. Dit zou betee- kenen dat voor jaren lang mijne christenen als het ware als slaven moesten werken voor de heidenen. Zulks stuitte mij ten zeerste tegen den borst en ik wist een 1500 gulden te leenen en voor dat geld graan te koopen. Voor drie maan den heb ik den hongerwolf de deur uitgedreven, misschien dat ik na dien tijd hulp van het Gou vernement kan krijgen Ondertusscben ga ik echter gebukt onder mijn schulden, doch ik wil het u wel ronduit zeggen; ik heb mijn schuld nu op de bank bij den Grooten Barmhartig-en God geplaatst en zij staat gereed om afgelost te worden. U krijgt op die 'bank hooger en ze kerder interest, dan welke bank of woekeraar u ooit geven kan. Immers, God zelve heeft-ge zegd, dat het geringste, den zijnen gegeven, u honderdvoudig teruggegeven wordt. Ik weet wel, dat vele menschen denken en zeg gen, dat een missionaris altijd een bedelbrief moet schrijven, ook weet ik, welke uwe gevoelens zijn voor bedelaars; geloof mij de mijne zijn wer kelijk éénder; dioch de rentmeester van het H. Evangelie heeft mij'juist tot dit schrijven aan gespoord! Sommigen zullen zeggen, „werkelijk, de tijden hier zijn nu ook niet zooals vroeger, ik kan hem niet helpen" en mijn brief wordt on der genoemd uitvluchtje in de prullenmand ge worpen. Een ander weifelt een oogeniblilc eu zegt met sympathie, „ik wensch dat hij het krijgt", doch laat het daar bij. Een ander wordt tot meer daadwerkelijkheid aangespoord en zegt: „ik zal trachten hem te helpen." Ten laatste zijn er eeniger», die terstond de hand' aan den ploeg slaan, in dit geval in de beurs stelten eniets geven. Tot welke klas behoort u? Och, kon ik slechts voor vijf minuten met u per- soonlijik spreken, kon ik u slechts één blik op den hachelijkert toestand hier laten weipen iinjfit schuieren zonnen aiec alleen afgelost zijn, doch ik hield nog een spaarpenainkje over. Dag en nacht smeeken mijne Christenen den Algoeden God om uitkomst, de knieën van velen zijn zwarfvan den harden grond ai onze keelea zijn schor van: „Spaar, o Heer,.spaar uw arm volk." j. SCHIPPER, Kath. Priest. Wat dunkt u, lezer, moesten wij den missiona ris niet aanstonds gehoor schenken, toen hij on* verzocht, zijn „bedeP'-'briet onder de aandacht onzer liefdadige en vrome lezers te brengen. Moesten wij niet aanstonds „ja" zeggen, toen de noodlijdende Missionaris ons vroeg, in ons blad een inschrijving voor zijne hongerende mis sie te openen? Wij hebben „ja" gezegd! En dus: vanaf heden zullen door ons gaarne giften voor de missie van Pater Schipper ontvangen en verant woord worden. DE REDACTIE. Uitvoer voor den zaai. De minister van L„ N. en H„ brengt ter kennis van belanghebbenden, dat op de voor waarden vermeld in zijn bekendmaking van 18 September ji.-ook uitvoer van tarwe en rogge voor den zaai ia toegestaan, zoodiat (thans uit voer van haver, gerst, tarwe, rogge, veldl boonen (paarden-^ weerschapen-, duiven-, platte-, groote- en tuiniboonen) en lijnzaad voor den zaai is toegestaan, mits de partijen beantwoorden aan door h-et Rijksbureau voor de Distributie van graan en meed te stellen mini mum eisehen. Wat wordt ons door den H. Lucas in een paar trekken, met evangelische soberheid, een tragische lijkstatie beschreven. Jezus ging mot Zijne leerlingen- en eene talrijke schare naar het stadje Nairn, in het noorden des lands. Als Hij nu de poort dier stad naderde, zie, weï'd er een doods uitgedragen, een éénig-e zoon zijner moeder en deae was weduwe; en eene groote menigte uit de stad was bij haar. Welk een droevige uitvaart! In troostelooze smart volgt de moedor ham- kind, dat daar, in doeken gewikkeld, op de lijkbaar grafwaarts werd gedragen. Wat had ze betere en gelukkiger dagen gekend! Met duizend zorgen had ze hem opgekweekt. 'Wat was haar hart verrukt, toen hij voor het eerst de zoete naam van „moeder" sta melde. Wat had ze hem toen innig gelief koosd! Onder hare hoede was hij zoo voor spoedig opgegroeid tot een aanmimiigon knaap; met zijn onschuldige oog-en keek hij "zoo blij de wereld in. De flinke jongeling was de. glorie en de rechtmatige trots zijner moeder. Op hem had zij hare hoop en hare toekomst gebouwd. Man geworden, zou hij haar steun en haar troost zij-n. Haar vexmo- gbA con nem ten oeet vatten; gerust en te vreden kon zij don haar grijze hoofd ter ne der legenen; haar zoon zon haar de oogen sluiten en haar naam zon in gezegend aan denken blijven, vele jaren lang. Wat wreede teleurstelling thans; dat blee- ke gelaat; die oogen gebroken, dié mond sprakeloos, die handen en voeten verstijfd. Wat wonder, dat een vloed van tranen uit haar oogen opwelt. Die tranen der klnderlooze weduwe ver vullen Jeans hart met goddelijk medelijden; Hij treedt op haar toe en zegt haar: „Ween niet! Daarop nadert Hij de baar en raakt ze niet Zijne hand aan; de dragers staan stil. En Hij spreekt: „Jongeling, Ik zeg u, sta op!" En hij, die gestorven was, zette zich over eind en begon te spreken. En Jesus gaf hem aan zijne moeder weder. De getuigen van dit heerlijk wonder verheerlijkten God, zeggen de; „Een profeet is onder ons opgestaan en God heeft Zijn volk bezocht." Wat was zij schoon in 's-levcnsmorgen de ziel van het kind, tem de gezegende wateien des Doopsels over zijn hoofd waren gevloeid en hij in een engel herschapen, in moeders armen werd neergelegd! Wat was die moeder gelukkig toen haar kleine voor het eerst de zoete namen sta melde van Jezus en van Maria en zoo ineig-lief zijne handjes vouwde voor Onze Lieve Heer en voor Onze Lieve Vrouw! Wat was het een he mel in moeder's ziel toen haar kind voor het eerst in zijn onschuldig hart zijn God en Zalig maker niocht ontvangen! De fotograaf moesf van dien blijden dag een blijvend aandenken schenken. Welk een geruststelling ook op den dag der plechtige H. Communie en op den dag van het H. Vormsel. Zij mocht hopen en vertroe ven, dat haar kind, zoo goed opgevoed en zoo christelijk grootgebracht in de genade, in het geloof en in de deugd zou volharden; en jonge ling geworden, de glorie van zijn vader en de rechtmatige trots zijner moeder wezen zou en dat hij straks als man, den naam en de faam der familie in hooge eer zou houden en eenmaal vast en zeker een heilige burger van 't hemel rijk zou worden. Daar kwamen echter do stormen der beko ringen en de vloeden der verleidingen en d© brandingen der hartstochten en de deugd van den jongeling bleek niet bestand tegen de gevaren dos levens. Het blanke doopkleed, dat hij onbevlekt moest aandragen voor den rechterstoel van onzen Heer Jezus Christus, om het eeuwig leven deelachtig te worden, werd bezoedeld door vele groote zonden. De heiligste belof ten van Doopsel en "Vormsel werden geschon den; die heiligste voornemens verbroken me nigmaal. Over die lippen kwam zelfs spot en hoon met het heilige, vloei? en lastering tegen God en Zijne Kerk; onvriendelijke en weerbarstige en opstandige bejegening zijner ouders; schimp en v wensching tegen den naaste; ontuchtige gesprekken en liederlijke liederen; kwaadspreken en lastertaal. Die jongeling raakte helaas verslaafd aan den drank, verzot op spa] en dans, vergreep zich aan andermans geld en goed; ja, sloeg zelfs een misdadige hand aan den heiligen persoon des naasten. Wat grievende smart voor diet braven vader! Wat kwelling et» foltering voor die goede moeder, Hun kind een verloren zoon! Maar zij putten moed en kracht uit hun vcrig en levendig ge-, loof. Zij smeeken den vader van, ontferming en de Moeder van barmhartigheid om redding voot hun kind. Zij doen dien hemel een heilig geweld aan voor de bekeering van den afgedwaalde. Het schijnt niets te helpen; het doet er niet toe. Zij gaan voort met bidden en vasten en aalmoe zen. Zij weten dat een H. Moni ca vijf en dertig jaren gebeden heeft voor haar Augustinus, die eindelijik een groote heilige, een licht en een sieraad der kerk ge worden is. Ziet ze beiden in de avondschemering neerknielen voor het kruisbeeld des Heeren; de moeder omarmt het ciucifix en besproeit gelijk Magdalena, Jezus' voeten met hare tranen: Goddelijk Hart van Jezus ont ferm u over ons kind, over on zen, afgedwaalden zoon, dat hij toch niet in het verderf' gestort worde en voor eeuwig verloren ga. Zóó bidden zij maandlen en jaren. Dat vurig smeekgebed dringt door de wolken: de stor men der bekoringen luwen; de vloeden der verleidingen stroo men trager; de biandingen der hartstochten bedaien. lot die bedroefde ouders heeft Jezus het troostwoord gesproken; Weent nietl 's Heeren genade heeft het hart van hun kind getroffen. Ik zeg u, jongeling sta op. En op gestaan is hun zoon van den weg der zode, verlaten heeft hij het pad der ongerechtigheid, be- koorders en verieiders voor goed den rug toegekeerd. Niet ij-del heeft hij gesproken: „Ik zal opstaan, en tot mijnen vader gaan, en hem zeggen: va der, ik heb gezondigd tegen der hemel en tegen u, ik ben nie, meer waardig uw kind genoemö te worden, maar neem tnij slecht aan als den geringste uwei dienstknechten." Het vader- er, moederhart juicht en jubelt: ver heugt u met ons. want wij heb ben onzen zoon teruggevonden die verloren was. Haj die dooo was voor God en voor den He^ mei, is weder levend geworden. Een kind van zooveel gebeden en van zooveel tranen kan niet verloren gaan! Alkmaar, 27 SepL 1919. M. P. A OOMS D. P. *t Is herfst; de wind schudt do boomen en berooft ze van de bladeren, die den g-an- schen zomer hun sieraad henben uitgemaakt Een kleine knaap zit voor eene hut en be- schonwt het vroolijke spel der vallende bla deren; gedurig steekt hij de handen omhoog om er een te rijpen. Daar komt er weer een onder zijn bereik en na eenige vruehtelooze grepen in de lucht krijgt hij 't eindelijk tus- schen zijn kleine vingers. Er zijn fraaie kleuren op het blaadje, dat het kind heeft opgevangen. Het geel gelijkt 'op goud, en de lijnen, die er in alle richtin gen over loopen, op purper. Het kind be schouwt die kleuren aandachtig en vindt ze haast even mooi als den bonten opschik van de heeren en dames, die nu en dan de arme hut zijner ouders voorbijrijden. 4. Uw bestaan is niet vergeefsch geweest, klein geel blaadje, want in uwen val hebt gij de onschuldige ziel van een eenvoudig kind ,-weten te bekoren! j Het land gaat voort zijn blaadje te be schouwen. De omtrek vertoont aan zijn oog de grilligste bochten; in het midden is het op drie, vier plaatsen door de insecten doorge knaagd. De aderen teekenen er allerlei fi guren op. Het knaapje ziet in. die figuren de zonder lingste dierenkoppen, de vreemdste gedroch ten, zooals er voorkomen in de sprookjes, die zijne grootmoeder hein des avonds verhaalt, i— zooals hij er ziet in de wolken, die de wind Voortdrijft, zooals er zijn aan de fraaie jdeur en aan het lofwerk van de dorpskerk, ■,waar zijn moeder des Zondags gaat bidden. *i Gij bewijst eene weldaad aan dit kind, ar,m geel blaadje, daar gü de verbeelding hebt vakker gemaakt, die nog sluimerde in zijne Eiei. Het jongske gaat het pad op, het wil meer Van die fraaie blaadjes vangen. De overal .verspreide blad<ven doen een krakend geluid hooi ai, zoodra hij den voet er op zet Plot- •elL-j blijft hij staan; hij schijnt na te den ken. Een traan komt hem in 't oog en rolt 'langs zijn wangen neer. Wat scheelt er aan, 'arme kleine? Eena flauwe herinnering komt bij hem op. Vele, vele dagen geleden het was in 't vorige jaar, omstreeks denzelfden tijd hadden zijne weenende ouders hem medegenomen naar huiten; een man met een wijden mantel om liep voor hen uit; onder dien mantel droeg hij eene groote, zwarte doos. Sedecrt dien tijd heeft hij zijn zusje, met jrie hij altijd speelde, niet wedergezien. Hij herinnert zich, dat toen onderweg de gele blaren kraakten onder zijne voeten, evenals thans. Hij heeft nu alles weer helder voor den geest en daarom schreit hij, do kleine. Gij zijt gezegend, gele blaadjes op den weg. Gij heibt het hart van een jong kind eenige oogenblikken dubbel doen leven; in het ver- ledene en in het heden. en hebt gij zijne droefheid opgewekt, zij was hem hei Haam; want de herinnering aan hen, die wij mis sen doet ons harte goed. En nu, lieve jongen Jaat uw blaadje® fladderen in den wind: het heeft u goede diensten bewezen. Als gij groot zult gewor den zijn en sterk en gerijpt zult zijn tot man, zult gij uwe vorming ook voor een deel te danken hebben aan de gele bladeren, waar- mede de wind speelt. *T DANSENDE BOERINNEKEi, D'r liep 'n boerinneke over de wei 't Gras was nat En de klei Was glad. Ze droeg 'n mand Met eiers aan de hand; En zong tierelier En sprong van pleizier Ze zwaaide de mand Met 'n zwier Van d'r hand. En struikelde over D'r kousehand Toen zwom ei en ei Als 'n struif in de wei, En 't boerinnetje zat Naast d'r schat In de kled. Joech-hei! 't Dansje was uit en 't liedje er hij. Aan niets denken wii meer dan aan het geen dat wij gaarne zouden vergeten. MOEDERS VORSTELIJK KINDJE Zeg, moeder, spiak op zekeren dag, 't Prinsesje met verbaasden lach, Zeg, moeder, als wij wandelen gaan Dan blijven alle menschen staan. Dan groeten en dan wuiven zij; Hoe kennen al die menschen mij? Dat is toch wel een vreemd geval, Want Ik, ik keïi zo geen van al. Wel, kindje, zei toen moeder zacht, Nadat ze even had gedacht. Waarom mijn kleine meisje zoet, Jou iedereen zco vriendelijk groet En waarom iedereen je kent? Wel, omdat je moeders kindje bent. WEL TE RUSTEN. De vogeltjes zwijgen En schuilen nu weg; - 't Is stil in de velden, In boomen eu he.g. Daar hoog aan den hemel Schijnt helder de maan; De sterretjes kiiken Ons vriendelijk aan. Het oog wordt zoo moede, Het hoofd ons zoo zwaar; 't Is tijd te gaan rusten Dat God ons bewaar, (Ingez. door Johanna B. te Alkmaar) WAT'IK WORDEN ZAL. Ik weet wel wat ik worden wil Niet zoo iets doodgewoons Maar iets van durf en hengen moed ,Van lef en van veel schoons. Ik word, ik zei het niemand nog Maar je kunt er vast op an, Ik werd als ik van school afkom, Of Paus of brandweerman. (Ingez. door August M. te Alkmaar). Om op aarde gelukkig te ziin. moet gij eeu goed. geweten hebben en met God in vrede le ven; gij moet aan de Voorzienigheid geloo- ven en op hare albe,schik king vertrouwen, op den hemel hopen en er naar streven. Breng ons Jezus, o Maria en geef, dat ock wij Jezus brengen aan ouzo med'emenschen; waar Jezus komt, daar komt vrede en ware vreugde. Over dienstbaarheid zich schamen hooft alleen grond, ais men een slechte zaak dient of een goede zaak slecht dient. Volharding moet ons richtsnoer zijn, als wij vluchten willen plukken van onzen arbeid. OOK NIKT MALSOH. Slager (tot bediende)„Zeg, waarom koopt mevrouw geen ossenvleeseh meer bij mij?" Bediende: „Met het laatste, dat vrij gehaid hebben, kou ik bes tonijn schoenen vorzoolen." Slager (geraakt): „Waarom heb je het dan niet gedaan?" UcditJUilü; „Tig wildo ko-t prohftAron. m.a«ar de spijlkeris gingen er niet door." WEL MUZIKAAL! „Die mijnheer Fiedelstein is toch erg mu zikaal. Op zijn deur past alleen een bassleu tel; de vloer van zijn kamer rust op noten balken; zijn middagmaal gebruikt hij met een stemvork en zijn huishoudster laat hij de eerste viool spelen." LICHT GERAAKT. Rechter: „Gij wordt beschuldigd dezen man op de kermis zoo mishandeld te hebben dat hij acht dagen niet heeft kunnen wer ken en drie tanden heeft verloren. Wat hebt gij daarop te zeggen?" Beschuldigde: „Dat hij thuis had moeten blijven als hij geen gekheid kan verdragen." ALS JE DAN WEER BIJKOMT. Ie vriend: „Jullie dokters zijn soms ver schrikkelijk verstrooid". 2e vriend: ,,'t Is waai'. Gisteren heb ik een patiënt een arm afgezet, terwijl ik hem een been had moeten afzetten. Gelukkig heb ik hem weggemaakt, zoodat hij er niets van gemerkt heeft" HIJ ZOU TERUGKOMEN. Wandelaar (die door storuikroovers uitge plunderd wordt, smeekend): „Laat mij ten minste leven. U zult een goeden klant aan mij hebben ik moet minstens eenmaal per week door dit woud." ZELFKENNIS. A: „Kijk nou toch eens. Daar heb je die Fidel van mijn buurman; wil je wel, geloo- von, die is verstandiger a.ls ziin baas." B. (nadenkend): „Ja, zoo'n bond heb ik ook eens gehad." 'N DRIFTIGE ERFLATER. Mijnbeer J., die zijn leven lang eenigszins heftig van natuur is geweest H zwaar ziek en dicteert een notaris ziin laatsten wil. De notaris maakt verscheidene aanmerkingen van juridiseken aard. Tenslotte verliest mijn heer J. het geduld en hij brult den notaris toe: „Zeg eens, wie ligt hier op sterven, u of ik?" KINDERLIJKE MOEDERKENNIS. „Karei, je hebt weer een leelijke lijst nit de school meegekregen; wat zal mama op spelen." „Geen nood, tante.... H heb 't met papa al uit de wereld gemaakt; we koopen naar éen nieuwen hoed." DE KINDERMOND. „Mama, waarom heeft papa geen haar?" „Omdat hij veel denkt kind." „En waarom hebt u dan zooveel haar?" ..'Omdatja. ga nn maar spelen hoor!" N.ATUURLIJK. Hoe oud ia je broertje? vroeg Tommy aan zün vriendje. Twee jaar. .Nou, ik heb een hond van twee jaar gehad, maar die liep wel twee keev zoo hard ale jouw broertje. O, maar die hond had ook tweemaal zooveel pooten. Ik héb 59 Vaderl. Gesok. plaatjes en 2i0ö vreemde post zegels, die ik wil ruilen voor Kwatta-soldaatjea. Enprelbertu* y, d. Helm. van Marumatraat 48. Haarlem. Ik heb Usel'plaatje* (de nummers 3 4 10 15 25 28 27 31 37 48 48 6a 02 100 104 108 115 123 128 140j en plaatjes van Bosch en Heide (de num mers 13 19 25 29 30 38 37 38 41 47 61 62 54 65 60 71 80 93 1UU 118 L19 126 129 134 141 14cJ), die ik wil ruilen voor plaatjes van Langs de Zuiderzee (de nummers 4 7 12 17 18 19 20 21 22 23 25 26 27 28 29 32 S3 34 tot -> met 47 49 60 61 52 56 tot en nïet 67 '69 72 74 tot en met 98 100 tot en met 111 113 114 116 118 tot an met 125 127 128 129 131 tot, en met 141) of voor Kiwatta-aol- daatjes, Mecobonnen, omslagen voor Ben&dorp's reopen, omsla gen van Padvindersreepen of Boumanzeeplaaljes van .Moei Nederland." Mina de Haan, Ged. Turfhaven 76, Hoorn. Ik heb 38 Vad. Gesch. plaatjes (1ste doel) en 19 (2ae deeD.Ook heb ik'nag 27 plaatjes van de Vecht en 48 Kwatta- aoldaatjes: deze alle wil ik rui len voor postzegels v>au Noor wegen, Zweden. Bruisen, Bosnië, Bortngai, Transvaal, Turkije, Ohiua. Japan of van de Cougo- staten, (2 plaatjes of 2 kwatta. soldaatjes voor 1 postzegel.) Bernard Ooms, Kinderhuisvest 21, Haarlem. Cu.tk. rnia V. te Assend'elft Kijk, dat vind ik nog eena aar dig van ze. dat je buurtvrien- dinnetjes je er toe helbben aan gespoord om ook mee te gaan doen met onize wedstrijden. Doe maar goed ie beet en eohriif maar dikwijls, b.v. elke maandi, dan worden wii vast goede maatjes. Dan moeit je toah ook eens schrü' ven hoe oud jé precies 'ben en onthoud het maar: je leeftijd moot altijd onder je briefjes staan. Dag Rina, de groeten ook aan ie vriendin* nette* 1

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Ons Blad : katholiek nieuwsblad voor N-H | 1919 | | pagina 5