TWEEDE BLAD.
KINDERCOURANT
ZATERDAG 27 SEPT. 1919.
Hongersnood!
De opwekking van cSen
longeiiny te Nairn.
Afgevallen Bladeren-
SPROKKELINGEN
BLADVULLING.
GRAPJES
WIE WiL KUILEN
BhiEVENBUS.
Na 'n onderbreking van ettelijke weken heb
ben wij wederom een brief uit Britsch-lndië ont
vangen, een brief van Pater j. Schipper, die
vèr van zijn vaderstad Alkmaar zijn pries
terleven wijdt aan de bekeering en aan de gees
telijke verzorging der Britsen-Indiërs.
•Met smaak en niet zelden met innerlijken
'pret hebben onze lezers veronderstellen wij
>- de steeds aardige, de somwijlen snaaksche
brieven van dezen alles-opoftexrenden missio-
Maris genoten. Ondanks de kommervolle en
Weer ongemakkelijke omstandigheden, waarin
'pater Schipper te Kamadurgam leeft, weet hij
steeds zoo kinderlijk-opgewekt, zoo heertij k-blij-
imoedig, ja, zoo vroolij.k te schrijven, dat 't ons
bij 't lezen van zijn brieven is, als zat de nog
jeugdige missionaris gemoedelijk en in vroo-
lijkf stemming met ons te „snappen."
Je brief, welken wij thans van Pater Schip
per ontvangen hebben, is echter van minder
vrcoiijken aard: wat die missionaris reeds in
meerdere particuliere brieven ook aan ons adres
te verwachten, te vreezen gaf, dat is werkelijk
heid geworden:
liongei snood bedreigt zijn missie-land,
:er wórdt reeds deerlijk geleden!
Met doet ietwat weemoedig aan, den anders
-zoo vroolijken Pater in zijn iaatsteu aan ons
gerichten particulieren blief te hooren zeggen:
„De toekomst ziet er zwart uit; graan, dat
vtwee jaar geleden 28 pond voor een Rupel was,
staat nu op 3 pond, en wij hebben nog een
■jaar te goed, voordat er verandering ten goede
kan komen."
Wanneer deze Pater-missionaris zóó schrijft
Man mag men gerust aannemen., dat de toekomst
er voor zijn missie-gebied vanwege het voedsel
tekort zwarter dan zv/art is.... Pater Schip
per toch is er de man niet naar om door
'denker-kleurige brillegiazen te kijken!
Een portret, dat de Hollandsche familie de-
,zer dagen van den missionaris ontving, wtjst
liet trouwens uit, dat de nood in Raniadurgam
zeer groot moet wezen: de familie schrok ervan,
doen zij zag, hoezeer de missionaris den laatsten
'tijd vermagerd en verouderd was....
i Geven wij na deze korte inleiding het
woord aan Pater Schipper; hij schrijft:
„De mislukking van den oogst i 9191920
is min of ineer zeker. Di is de tweede maal
of liever voor mijn district het derde jaar. Het
,'officieele Gouvernements boek, dat open voor
mij ligt, zegt: „De regenval in deze streken
nk alleen licht, d'och dikwijls zeer luimig
'en onzeker. Daarenboven vait de regen in tame-
m lichte buien, zoodat de grond weer spoe-
jdig opdroogt en door de buien niet doorweekt
Wordt.
'i Gebrek aan regen in de maanden, dat d.e re-
Ugen moet vallen, wordt niet vergoed door latere
«uien, waardoor de vergaarbakken nog kunnen
gevuld worden. De menschen moeten hier allen
van het land leven, terwijl mi3achien i peicau
anderen arbeid verricht Het land is niet zeer
rijk en irrigatiewerken zijn er heelemaal niet
waardoor, als een noodzakelijk gevolg, het dis
trict zeer-licht aan noodlottige seizoenen onder
hevig is. Het district moet van Juni tot Augus-
tsu ongeveer 15 duim regen krijgen van Augus
tus tot Juni een andere tien duim."
Op 31 Mei nu kregen wij een.flinke bui,
de zomer was gebroken, drie Juni een twee
de bui en men zou gaan zaaien. Een ieder
haalde weer ruim adem: dit jaar beloofde zoo
veel!
Doch men moet den huid niet verkoop en, voor.
dat de beer geschoten isSinds drie juni is er
geen droppel meer gevallen. Zoo nu en dan
dreigt mijnheer de regen los te breken, doch
telkens wordt hij overmeesterd door een veel
krachtigen mijnheer „de orkaan".
Hetelzide gebeerde, zooals een ieder weet
in 1918, doch met dit verschil, dat verleden
jaar de schaarschte meer algemeen over Indië
was en nu meer uitsluitend over mijm district-
Al wat gezaaid is, is reeds verdort en ver
schroeid, en verscheidenen zijn wanhopig. Mijne
Christenen behooren allen tot de arbeidersklasse
werk is er nu beslist niet te vinden. Verscheide
nen zijn reeds gedwongen om EEN maaitijd in
TWEE dagen te gebruiken; zij, die in vroegere
jaren een beetje spaarzaam zijd geweest, kunnen
zich nu de weelde veroorloven van één maaltijd
per dag. Rijke heidenen wilden mijne christe
nen voor drie maanden voeden, als zij hunne
landerijen aan hen overdroegen. Dit zou betee-
kenen dat voor jaren lang mijne christenen als
het ware als slaven moesten werken voor de
heidenen. Zulks stuitte mij ten zeerste tegen den
borst en ik wist een 1500 gulden te leenen en
voor dat geld graan te koopen. Voor drie maan
den heb ik den hongerwolf de deur uitgedreven,
misschien dat ik na dien tijd hulp van het Gou
vernement kan krijgen Ondertusscben ga ik
echter gebukt onder mijn schulden, doch ik wil
het u wel ronduit zeggen; ik heb mijn schuld
nu op de bank bij den Grooten Barmhartig-en
God geplaatst en zij staat gereed om afgelost
te worden. U krijgt op die 'bank hooger en ze
kerder interest, dan welke bank of woekeraar
u ooit geven kan. Immers, God zelve heeft-ge
zegd, dat het geringste, den zijnen gegeven, u
honderdvoudig teruggegeven wordt.
Ik weet wel, dat vele menschen denken en zeg
gen, dat een missionaris altijd een bedelbrief
moet schrijven, ook weet ik, welke uwe gevoelens
zijn voor bedelaars; geloof mij de mijne zijn wer
kelijk éénder; dioch de rentmeester van het H.
Evangelie heeft mij'juist tot dit schrijven aan
gespoord! Sommigen zullen zeggen, „werkelijk,
de tijden hier zijn nu ook niet zooals vroeger,
ik kan hem niet helpen" en mijn brief wordt on
der genoemd uitvluchtje in de prullenmand ge
worpen. Een ander weifelt een oogeniblilc eu
zegt met sympathie, „ik wensch dat hij het
krijgt", doch laat het daar bij. Een ander wordt
tot meer daadwerkelijkheid aangespoord en
zegt: „ik zal trachten hem te helpen." Ten
laatste zijn er eeniger», die terstond de hand' aan
den ploeg slaan, in dit geval in de beurs stelten
eniets geven. Tot welke klas behoort u?
Och, kon ik slechts voor vijf minuten met u per-
soonlijik spreken, kon ik u slechts één blik op
den hachelijkert toestand hier laten weipen
iinjfit schuieren zonnen aiec alleen afgelost zijn,
doch ik hield nog een spaarpenainkje over.
Dag en nacht smeeken mijne Christenen den
Algoeden God om uitkomst, de knieën van velen
zijn zwarfvan den harden grond ai onze keelea
zijn schor van: „Spaar, o Heer,.spaar uw arm
volk."
j. SCHIPPER, Kath. Priest.
Wat dunkt u, lezer, moesten wij den missiona
ris niet aanstonds gehoor schenken, toen hij on*
verzocht, zijn „bedeP'-'briet onder de aandacht
onzer liefdadige en vrome lezers te brengen.
Moesten wij niet aanstonds „ja" zeggen, toen
de noodlijdende Missionaris ons vroeg, in ons
blad een inschrijving voor zijne hongerende mis
sie te openen?
Wij hebben „ja" gezegd! En dus: vanaf
heden zullen door ons gaarne giften voor de
missie van Pater Schipper ontvangen en verant
woord worden.
DE REDACTIE.
Uitvoer voor den zaai.
De minister van L„ N. en H„ brengt ter
kennis van belanghebbenden, dat op de voor
waarden vermeld in zijn bekendmaking van 18
September ji.-ook uitvoer van tarwe en rogge
voor den zaai ia toegestaan, zoodiat (thans uit
voer van haver, gerst, tarwe, rogge, veldl
boonen (paarden-^ weerschapen-, duiven-,
platte-, groote- en tuiniboonen) en lijnzaad
voor den zaai is toegestaan, mits de partijen
beantwoorden aan door h-et Rijksbureau voor de
Distributie van graan en meed te stellen mini
mum eisehen.
Wat wordt ons door den H. Lucas in een
paar trekken, met evangelische soberheid,
een tragische lijkstatie beschreven. Jezus
ging mot Zijne leerlingen- en eene talrijke
schare naar het stadje Nairn, in het noorden
des lands. Als Hij nu de poort dier stad
naderde, zie, weï'd er een doods uitgedragen,
een éénig-e zoon zijner moeder en deae was
weduwe; en eene groote menigte uit de stad
was bij haar. Welk een droevige uitvaart!
In troostelooze smart volgt de moedor
ham- kind, dat daar, in doeken gewikkeld, op
de lijkbaar grafwaarts werd gedragen. Wat
had ze betere en gelukkiger dagen gekend!
Met duizend zorgen had ze hem opgekweekt.
'Wat was haar hart verrukt, toen hij voor
het eerst de zoete naam van „moeder" sta
melde. Wat had ze hem toen innig gelief
koosd! Onder hare hoede was hij zoo voor
spoedig opgegroeid tot een aanmimiigon
knaap; met zijn onschuldige oog-en keek hij
"zoo blij de wereld in. De flinke jongeling
was de. glorie en de rechtmatige trots zijner
moeder. Op hem had zij hare hoop en hare
toekomst gebouwd. Man geworden, zou hij
haar steun en haar troost zij-n. Haar vexmo-
gbA con nem ten oeet vatten; gerust en te
vreden kon zij don haar grijze hoofd ter ne
der legenen; haar zoon zon haar de oogen
sluiten en haar naam zon in gezegend aan
denken blijven, vele jaren lang.
Wat wreede teleurstelling thans; dat blee-
ke gelaat; die oogen gebroken, dié mond
sprakeloos, die handen en voeten verstijfd.
Wat wonder, dat een vloed van tranen uit
haar oogen opwelt.
Die tranen der klnderlooze weduwe ver
vullen Jeans hart met goddelijk medelijden;
Hij treedt op haar toe en zegt haar: „Ween
niet! Daarop nadert Hij de baar en raakt ze
niet Zijne hand aan; de dragers staan stil.
En Hij spreekt: „Jongeling, Ik zeg u, sta op!"
En hij, die gestorven was, zette zich over
eind en begon te spreken. En Jesus gaf hem
aan zijne moeder weder. De getuigen van dit
heerlijk wonder verheerlijkten God, zeggen
de; „Een profeet is onder ons opgestaan en
God heeft Zijn volk bezocht."
Wat was zij schoon in 's-levcnsmorgen de ziel
van het kind, tem de gezegende wateien des
Doopsels over zijn hoofd waren gevloeid en hij
in een engel herschapen, in moeders armen werd
neergelegd! Wat was die moeder gelukkig toen
haar kleine voor het eerst de zoete namen sta
melde van Jezus en van Maria en zoo ineig-lief
zijne handjes vouwde voor Onze Lieve Heer en
voor Onze Lieve Vrouw! Wat was het een he
mel in moeder's ziel toen haar kind voor het
eerst in zijn onschuldig hart zijn God en Zalig
maker niocht ontvangen! De fotograaf moesf
van dien blijden dag een blijvend aandenken
schenken. Welk een geruststelling ook op den
dag der plechtige H. Communie en op den dag
van het H. Vormsel. Zij mocht hopen en vertroe
ven, dat haar kind, zoo goed opgevoed en zoo
christelijk grootgebracht in de genade, in het
geloof en in de deugd zou volharden; en jonge
ling geworden, de glorie van zijn vader en de
rechtmatige trots zijner moeder wezen zou en
dat hij straks als man, den naam en de faam
der familie in hooge eer zou houden en eenmaal
vast en zeker een heilige burger van 't hemel
rijk zou worden.
Daar kwamen echter do stormen der beko
ringen en de vloeden der verleidingen en d©
brandingen der hartstochten en de deugd
van den jongeling bleek niet bestand tegen
de gevaren dos levens.
Het blanke doopkleed, dat hij onbevlekt
moest aandragen voor den rechterstoel van
onzen Heer Jezus Christus, om het eeuwig
leven deelachtig te worden, werd bezoedeld
door vele groote zonden. De heiligste belof
ten van Doopsel en "Vormsel werden geschon
den; die heiligste voornemens verbroken me
nigmaal. Over die lippen kwam zelfs spot
en hoon met het heilige, vloei? en lastering
tegen God en Zijne Kerk; onvriendelijke en
weerbarstige en opstandige bejegening zijner
ouders; schimp en v wensching tegen den
naaste; ontuchtige gesprekken en liederlijke
liederen; kwaadspreken en lastertaal. Die
jongeling raakte helaas verslaafd aan den
drank, verzot op spa] en dans, vergreep zich
aan andermans geld en goed; ja, sloeg zelfs
een misdadige hand aan den heiligen persoon
des naasten.
Wat grievende smart voor diet
braven vader! Wat kwelling et»
foltering voor die goede moeder,
Hun kind een verloren zoon!
Maar zij putten moed en kracht
uit hun vcrig en levendig ge-,
loof. Zij smeeken den vader van,
ontferming en de Moeder van
barmhartigheid om redding voot
hun kind. Zij doen dien hemel
een heilig geweld aan voor de
bekeering van den afgedwaalde.
Het schijnt niets te helpen; het
doet er niet toe. Zij gaan voort
met bidden en vasten en aalmoe
zen. Zij weten dat een H. Moni
ca vijf en dertig jaren gebeden
heeft voor haar Augustinus, die
eindelijik een groote heilige, een
licht en een sieraad der kerk ge
worden is. Ziet ze beiden in de
avondschemering neerknielen
voor het kruisbeeld des Heeren;
de moeder omarmt het ciucifix
en besproeit gelijk Magdalena,
Jezus' voeten met hare tranen:
Goddelijk Hart van Jezus ont
ferm u over ons kind, over on
zen, afgedwaalden zoon, dat hij
toch niet in het verderf' gestort
worde en voor eeuwig verloren
ga.
Zóó bidden zij maandlen en
jaren. Dat vurig smeekgebed
dringt door de wolken: de stor
men der bekoringen luwen; de
vloeden der verleidingen stroo
men trager; de biandingen der
hartstochten bedaien. lot die
bedroefde ouders heeft Jezus het
troostwoord gesproken; Weent
nietl 's Heeren genade heeft het
hart van hun kind getroffen. Ik
zeg u, jongeling sta op. En op
gestaan is hun zoon van den
weg der zode, verlaten heeft hij
het pad der ongerechtigheid, be-
koorders en verieiders voor goed
den rug toegekeerd.
Niet ij-del heeft hij gesproken:
„Ik zal opstaan, en tot mijnen
vader gaan, en hem zeggen: va
der, ik heb gezondigd tegen der
hemel en tegen u, ik ben nie,
meer waardig uw kind genoemö
te worden, maar neem tnij slecht
aan als den geringste uwei
dienstknechten." Het vader- er,
moederhart juicht en jubelt: ver
heugt u met ons. want wij heb
ben onzen zoon teruggevonden
die verloren was. Haj die dooo
was voor God en voor den He^
mei, is weder levend geworden.
Een kind van zooveel gebeden
en van zooveel tranen kan niet
verloren gaan!
Alkmaar, 27 SepL 1919.
M. P. A OOMS D. P.
*t Is herfst; de wind schudt do boomen en
berooft ze van de bladeren, die den g-an-
schen zomer hun sieraad henben uitgemaakt
Een kleine knaap zit voor eene hut en be-
schonwt het vroolijke spel der vallende bla
deren; gedurig steekt hij de handen omhoog
om er een te rijpen. Daar komt er weer een
onder zijn bereik en na eenige vruehtelooze
grepen in de lucht krijgt hij 't eindelijk tus-
schen zijn kleine vingers.
Er zijn fraaie kleuren op het blaadje, dat
het kind heeft opgevangen. Het geel gelijkt
'op goud, en de lijnen, die er in alle richtin
gen over loopen, op purper. Het kind be
schouwt die kleuren aandachtig en vindt ze
haast even mooi als den bonten opschik van
de heeren en dames, die nu en dan de arme
hut zijner ouders voorbijrijden.
4.
Uw bestaan is niet vergeefsch geweest,
klein geel blaadje, want in uwen val hebt gij
de onschuldige ziel van een eenvoudig kind
,-weten te bekoren!
j
Het land gaat voort zijn blaadje te be
schouwen. De omtrek vertoont aan zijn oog
de grilligste bochten; in het midden is het op
drie, vier plaatsen door de insecten doorge
knaagd. De aderen teekenen er allerlei fi
guren op.
Het knaapje ziet in. die figuren de zonder
lingste dierenkoppen, de vreemdste gedroch
ten, zooals er voorkomen in de sprookjes, die
zijne grootmoeder hein des avonds verhaalt,
i— zooals hij er ziet in de wolken, die de wind
Voortdrijft, zooals er zijn aan de fraaie
jdeur en aan het lofwerk van de dorpskerk,
■,waar zijn moeder des Zondags gaat bidden.
*i
Gij bewijst eene weldaad aan dit kind, ar,m
geel blaadje, daar gü de verbeelding hebt
vakker gemaakt, die nog sluimerde in zijne
Eiei.
Het jongske gaat het pad op, het wil meer
Van die fraaie blaadjes vangen. De overal
.verspreide blad<ven doen een krakend geluid
hooi ai, zoodra hij den voet er op zet Plot-
•elL-j blijft hij staan; hij schijnt na te den
ken. Een traan komt hem in 't oog en rolt
'langs zijn wangen neer. Wat scheelt er aan,
'arme kleine? Eena flauwe herinnering komt
bij hem op. Vele, vele dagen geleden het
was in 't vorige jaar, omstreeks denzelfden
tijd hadden zijne weenende ouders hem
medegenomen naar huiten; een man met een
wijden mantel om liep voor hen uit; onder
dien mantel droeg hij eene groote, zwarte
doos.
Sedecrt dien tijd heeft hij zijn zusje, met
jrie hij altijd speelde, niet wedergezien. Hij
herinnert zich, dat toen onderweg de gele
blaren kraakten onder zijne voeten, evenals
thans. Hij heeft nu alles weer helder voor
den geest en daarom schreit hij, do kleine.
Gij zijt gezegend, gele blaadjes op den weg.
Gij heibt het hart van een jong kind eenige
oogenblikken dubbel doen leven; in het ver-
ledene en in het heden. en hebt gij zijne
droefheid opgewekt, zij was hem hei Haam;
want de herinnering aan hen, die wij mis
sen doet ons harte goed.
En nu, lieve jongen Jaat uw blaadje®
fladderen in den wind: het heeft u goede
diensten bewezen. Als gij groot zult gewor
den zijn en sterk en gerijpt zult zijn tot man,
zult gij uwe vorming ook voor een deel te
danken hebben aan de gele bladeren, waar-
mede de wind speelt.
*T DANSENDE BOERINNEKEi,
D'r liep 'n boerinneke over de wei
't Gras was nat
En de klei
Was glad.
Ze droeg 'n mand
Met eiers aan de hand;
En zong tierelier
En sprong van pleizier
Ze zwaaide de mand
Met 'n zwier
Van d'r hand.
En struikelde over
D'r kousehand
Toen zwom ei en ei
Als 'n struif in de wei,
En 't boerinnetje zat
Naast d'r schat
In de kled.
Joech-hei!
't Dansje was uit en 't liedje er hij.
Aan niets denken wii meer dan aan het
geen dat wij gaarne zouden vergeten.
MOEDERS VORSTELIJK KINDJE
Zeg, moeder, spiak op zekeren dag,
't Prinsesje met verbaasden lach,
Zeg, moeder, als wij wandelen gaan
Dan blijven alle menschen staan.
Dan groeten en dan wuiven zij;
Hoe kennen al die menschen mij?
Dat is toch wel een vreemd geval,
Want Ik, ik keïi zo geen van al.
Wel, kindje, zei toen moeder zacht,
Nadat ze even had gedacht.
Waarom mijn kleine meisje zoet,
Jou iedereen zco vriendelijk groet
En waarom iedereen je kent?
Wel, omdat je moeders kindje bent.
WEL TE RUSTEN.
De vogeltjes zwijgen
En schuilen nu weg; -
't Is stil in de velden,
In boomen eu he.g.
Daar hoog aan den hemel
Schijnt helder de maan;
De sterretjes kiiken
Ons vriendelijk aan.
Het oog wordt zoo moede,
Het hoofd ons zoo zwaar;
't Is tijd te gaan rusten
Dat God ons bewaar,
(Ingez. door Johanna B. te Alkmaar)
WAT'IK WORDEN ZAL.
Ik weet wel wat ik worden wil
Niet zoo iets doodgewoons
Maar iets van durf en hengen moed
,Van lef en van veel schoons.
Ik word, ik zei het niemand nog
Maar je kunt er vast op an,
Ik werd als ik van school afkom,
Of Paus of brandweerman.
(Ingez. door August M. te Alkmaar).
Om op aarde gelukkig te ziin. moet gij eeu
goed. geweten hebben en met God in vrede le
ven; gij moet aan de Voorzienigheid geloo-
ven en op hare albe,schik king vertrouwen, op
den hemel hopen en er naar streven.
Breng ons Jezus, o Maria en geef, dat ock
wij Jezus brengen aan ouzo med'emenschen;
waar Jezus komt, daar komt vrede en ware
vreugde.
Over dienstbaarheid zich schamen hooft
alleen grond, ais men een slechte zaak dient
of een goede zaak slecht dient.
Volharding moet ons richtsnoer zijn, als
wij vluchten willen plukken van onzen arbeid.
OOK NIKT MALSOH.
Slager (tot bediende)„Zeg, waarom koopt
mevrouw geen ossenvleeseh meer bij mij?"
Bediende: „Met het laatste, dat vrij gehaid
hebben, kou ik bes tonijn schoenen vorzoolen."
Slager (geraakt): „Waarom heb je het dan
niet gedaan?"
UcditJUilü; „Tig wildo ko-t prohftAron. m.a«ar
de spijlkeris gingen er niet door."
WEL MUZIKAAL!
„Die mijnheer Fiedelstein is toch erg mu
zikaal. Op zijn deur past alleen een bassleu
tel; de vloer van zijn kamer rust op noten
balken; zijn middagmaal gebruikt hij met
een stemvork en zijn huishoudster laat hij de
eerste viool spelen."
LICHT GERAAKT.
Rechter: „Gij wordt beschuldigd dezen
man op de kermis zoo mishandeld te hebben
dat hij acht dagen niet heeft kunnen wer
ken en drie tanden heeft verloren. Wat hebt
gij daarop te zeggen?"
Beschuldigde: „Dat hij thuis had moeten
blijven als hij geen gekheid kan verdragen."
ALS JE DAN WEER BIJKOMT.
Ie vriend: „Jullie dokters zijn soms ver
schrikkelijk verstrooid".
2e vriend: ,,'t Is waai'. Gisteren heb ik een
patiënt een arm afgezet, terwijl ik hem een
been had moeten afzetten. Gelukkig heb ik
hem weggemaakt, zoodat hij er niets van
gemerkt heeft"
HIJ ZOU TERUGKOMEN.
Wandelaar (die door storuikroovers uitge
plunderd wordt, smeekend): „Laat mij ten
minste leven. U zult een goeden klant aan
mij hebben ik moet minstens eenmaal per
week door dit woud."
ZELFKENNIS.
A: „Kijk nou toch eens. Daar heb je die
Fidel van mijn buurman; wil je wel, geloo-
von, die is verstandiger a.ls ziin baas."
B. (nadenkend): „Ja, zoo'n bond heb ik ook
eens gehad."
'N DRIFTIGE ERFLATER.
Mijnbeer J., die zijn leven lang eenigszins
heftig van natuur is geweest H zwaar ziek
en dicteert een notaris ziin laatsten wil. De
notaris maakt verscheidene aanmerkingen
van juridiseken aard. Tenslotte verliest mijn
heer J. het geduld en hij brult den notaris
toe: „Zeg eens, wie ligt hier op sterven, u
of ik?"
KINDERLIJKE MOEDERKENNIS.
„Karei, je hebt weer een leelijke lijst nit
de school meegekregen; wat zal mama op
spelen."
„Geen nood, tante.... H heb 't met papa
al uit de wereld gemaakt; we koopen naar
éen nieuwen hoed."
DE KINDERMOND.
„Mama, waarom heeft papa geen haar?"
„Omdat hij veel denkt kind."
„En waarom hebt u dan zooveel haar?"
..'Omdatja. ga nn maar spelen hoor!"
N.ATUURLIJK.
Hoe oud ia je broertje?
vroeg Tommy aan zün vriendje.
Twee jaar.
.Nou, ik heb een hond van
twee jaar gehad, maar die liep
wel twee keev zoo hard ale jouw
broertje.
O, maar die hond had ook
tweemaal zooveel pooten.
Ik héb 59 Vaderl. Gesok.
plaatjes en 2i0ö vreemde post
zegels, die ik wil ruilen voor
Kwatta-soldaatjea. Enprelbertu*
y, d. Helm. van Marumatraat
48. Haarlem.
Ik heb Usel'plaatje* (de
nummers 3 4 10 15 25 28 27 31
37 48 48 6a 02 100 104 108
115 123 128 140j en plaatjes
van Bosch en Heide (de num
mers 13 19 25 29 30 38 37 38
41 47 61 62 54 65 60 71 80 93
1UU 118 L19 126 129 134 141
14cJ), die ik wil ruilen voor
plaatjes van Langs de Zuiderzee
(de nummers 4 7 12 17 18 19
20 21 22 23 25 26 27 28
29 32 S3 34 tot -> met 47 49
60 61 52 56 tot en nïet 67 '69
72 74 tot en met 98 100 tot en
met 111 113 114 116 118 tot an
met 125 127 128 129 131 tot,
en met 141) of voor Kiwatta-aol-
daatjes, Mecobonnen, omslagen
voor Ben&dorp's reopen, omsla
gen van Padvindersreepen of
Boumanzeeplaaljes van .Moei
Nederland." Mina de Haan,
Ged. Turfhaven 76, Hoorn.
Ik heb 38 Vad. Gesch.
plaatjes (1ste doel) en 19 (2ae
deeD.Ook heb ik'nag 27 plaatjes
van de Vecht en 48 Kwatta-
aoldaatjes: deze alle wil ik rui
len voor postzegels v>au Noor
wegen, Zweden. Bruisen, Bosnië,
Bortngai, Transvaal, Turkije,
Ohiua. Japan of van de Cougo-
staten, (2 plaatjes of 2 kwatta.
soldaatjes voor 1 postzegel.)
Bernard Ooms, Kinderhuisvest
21, Haarlem.
Cu.tk. rnia V. te Assend'elft
Kijk, dat vind ik nog eena aar
dig van ze. dat je buurtvrien-
dinnetjes je er toe helbben aan
gespoord om ook mee te gaan
doen met onize wedstrijden. Doe
maar goed ie beet en eohriif
maar dikwijls, b.v. elke maandi,
dan worden wii vast goede
maatjes. Dan moeit je toah ook
eens schrü' ven hoe oud jé precies
'ben en onthoud het maar: je
leeftijd moot altijd onder je
briefjes staan. Dag Rina, de
groeten ook aan ie vriendin*
nette* 1