TWEEDE BLAD. ELCK WAT WSLS Brieven isst BritscNntSië. IN T PRIEEL. ZATERDAG 4 OCT. 1919. Doe wel, en zie niet om. GRAPJES SPROKKELINGEN Wit Wil HUILÊH? BLADVULLING d: j Het is wel opmerkelijk, geachte lezer en leze- 1 res, dat alle gastmalen, welke Jezus met zijne aanbiddelijke tegenwoordigheid vereerde, beslo ten worden: óf wel met de openbaring eener ge- Wichtige en verhevene waarheid; óf wel met een af andere wonderbare bekeering; óf wel met ^een schitterend mirakel. tn, wat inzonderheid het gastmaal betreft uit 'ihci tiende hoofdstuk van den H. Evangelist bMaitheus, het verschafte aan Jezus eene koste lijke gelegenheid, om aan een diep ongelukki- gen lijder eene m'irakuleuze gezondheid te schen ken, en tegelijk aan al de aanwezigen lessen van geldelijke wijsheid te verkondigen. Bepalen wij ons tot deze ééne groote les, dat wij ons voor de wereld, voor de booze menschen, voor ongodsdienstige en spotzieke makkers, ■nooit moeten schamen, om het goede te doen; noch ook om ruiterlijk en ridderlijk voor ons geloof uit te'konten; noch ook om de geboden van God en de voorschriften der H. Kerk stipt te volbrengen en ue plichten van onzen staat nauwgezet te vervullen. Wij hebben immers de uitspraken des Iieeren. „Al wie Mij voor de menschen za! belijden, dien zal Ik ook belijden voer mijnen Vader, die in de hemelen is: wie Mij echter voor de menschen verloochent, dien zal ik ook verloochenen voor mijnen Vader, die in de hemelen is." abc, men had zich nog niet aan tafel gezet, toen zeker waterzuchtig mensch het huis bin nentrad, zich voor jesus plaatste, en zonder een enkel woord te spreken, reeds alleen door zijne verschijning en door zijne houding, genoeg zaam te' kennen gaf, wat hij van Jesus, den gtooten Wonderdoener van Nazareth, begeerde: n.l. zijne genezing. Eij zijne binnenkomst nu maakte zich' een gevoel van boosaardige vreugde meesier van het feit der genoodigden ten opzichte van den per soon des Zaligmakers. Dezen keer, zoo mee- nen zij, kan jesus hun niet ontkomen. Hoe Hij het ook aanlegge, altoos is Hij een verloren inan; altoos zullen zij reden hebben: ófwel in Zij-i gedrag iets berispelijks te vinden, ófwel Hl:u van onvermogen om een wonder te doen 'te aeschnldfgen. Want, zóó redeneeren zij: ge west hij den waterzuchtige op dezen dag, een ,Saooa'th, dan zullen wij Hem aanklagen als «abb®schender; geneest Hij hem eciher niet, dan zullen wij Hem zijnen naam als wonderdoe ner ontnemen, zijn gezag afbreken en bij het volk rondstrooien, dat Hij onmachtig is om dit .wonder te werken, i'.iaar is daar menschelijke. wijsheid bestand tegen de wijsheid Gods? jesus dan hunne ge dachten ziende, let wel! Jesus voor wien alles open en bloot ligt, lezende in hunne harten, in hun boos gemoed, nam het woord en sprak tot de Wetgeleerden en de Farizeërs: „Is het ge oorloofd op den sabbath iemand te genezen?" En 's Heeren vijanden zwegen. Zij gevoelden zich ontmaskerd, zij zien zichzelvén gevangen. Zij zwegen. „Wat konden zij ook anders doen?" vraagt de Eerbiedwaardige Beda. Immers, is het wel geoorloofd op den sabbath iemand te genezen: Waarom -dan Jezus zóó gadeslaan, zóó bespieden, of Hij dien mensch genezen zal is het echter niet geoorloofd op den Sabbath ie mand te genezen, waar- dan staat zulks in de Wet geschreven? Waar dan is het ooit gehoord, dat het verboden zou zijn op den Sabbath wel te doen aan den naaste en zieken te genezén? 's Heeren vijanden bleven het antwoord schul dig. Maar nu vond Jezus het dan ook goed, zich om de gehuichelde gewetensbezwaren dier lieden niet langer te bekommeren; en dien zie ken man bij de hand nemend, genas Hij hed, en liet hem gaan. Met zich niet te storen aan de gewaande er gernis, welke zijn bespiederg aan dit op een sabbatli gedaan mirakel zouden kunnen nemen, leert Jezus "ons, dat ook wij rustig onzen gang moeten gaan, ais het er op ,aan komt iets te doen, wat werkelijk nuttig, goed en aangenaam is aan God. Dan ook moeten wij ons niet niet zekere bekommering of schroomvalligheid af vragen, of wij, zoo doende, dezer' wereld wellicht tot aanstoot kunnen strekken, maar. reeds bij voorbaat, met heilige onverschilligheid bejege nen de lasterlijke aantijgingen, welke men mo gelijk tegen ons zoude kunnen inbrengen. Hier geldt voorzeker hat woord des Heeren: „Doe wel, en zie niet om." Laten we toch niet beducht zijn altijd en al- lerwege het goede te doen, terwijl de wereld nooit bevreesd is immer en overal het kwade te bedrijven. De wereld hoont en onteert Gods heiligen naam ten aanhoore van allen; de we reld. pleegt de gruwzaamste overtredingen in het openbaar en bij het volle licht van den dag. getuigen de 'infame kleeding, de zedenlooze dan sen, de bioscopen en de theaters. De wereld lacht met de waarheid en spot met de deugd, zonder zich ook maar één oogenblik te laten weer houden door de vrees of zij, zoo sprekende en zoo handelende, aan de kleinen en eenvoudiger ook ergernis zou kunnen geven. Wij daarentegen, wij Katholieken, plegen on- zenthalve voor niets zoo beducht te zijn, dan aan de wereld, die door Jezus Christus ver vloekte wereld, door onzen braven handel en christelijken wandel eenigen aanstoot te geven. Om de wereld laten wij onze godvruchtige prak tijken achterwege, om- de wereldd verloochenen wij onze christelijke beginselen: bijv., gij ver oordeelt de moderne kleeding als onzedig en als nadeelig voor de gezondheid, en gij volgt die verfoeielijke mode. Beseffen wij het toch eens goed en voorgoed: waar het geldt beginselen van geloof, van recht en van zedelijkheid, daar is elke toenadering of inschikkelijkheid buitengesloten; daar mogen wij niet tran&igeeren of consiliaat wezen. Dan zouden wij de banier van Christus ontrouw wor den en venaden. Wij bezitten in Jezus een al leszins vertrouwbaar voorbeeld. Jezus heelt dien watcrzuchtigen. mensch genezen, het goede ge daan, ten spijt zijner bespieders; Jezus heeft gespot niet de gewaande ergernis en de gehui chelde gewetensbezwaren dier Wetgeleerden en Farizeërs. Zóó ook moeten wfj ons nooit scha men voor de wereld, voor de booze menschen, voor ongodsdienstige en spotzieke makkers, om het goede te doen; noch ook om ruiterlijk en rid derlijk voor ons geloof uit te komen; noch ook om de geboden van God en de voorschriften der H. Kerk stipt te volbrengen en de plichten van onzen staat nauwgezet te vervullen. Immers de groote vraag is niet: wat zullen de menschen van mij denken of zeggen? Neen de allesbeheerschende vraag is deze; Hoe za God over dij oordeelen? Zal Hij mij zeggen: Keoidite a Me, maledicti! Ga weg van Mij, ver vloekte! of wel: Veoi benedicti Patris mei! Kom gezegende mijns Vaders! Wee den christen, die zich voor Christus zal geschaamd hebben bij de menschen; in den oordeelsdag zal Christus zich over hem schamen bij Zijnen Vader, die in de hemelen is. Heil echter den christen, die zich voor Christus niet zal geschaamd hebben bij de menschen; in den oordeelsdag zal Christus hem ook belijden voor Zijnen Vader, die in de hemelen is. Wie hier op aarde Christus verheer lijken, zullen ook door Christus verheerlijkt wor den in den Hemel. M. P. A. OOMS. D. P. Alkmaar, 4 Oct. 1919. ïtamadurgam. Alur P. O. Beliury Distr. 19 O gij al de vogels van de lucht, zegen .den Heer, loof Hem en vergroot Hed voor altijd. O gij al de beesten en vee zegen den Heer, loof loof -Hem en vergroot Hem voor altijd. Daniël III. Zoo zongen de „Drie Jongelingen" wijl zij ongedeerd in het midden van aen vuuroven stonden, waarin zij geworpen waren, omdat zij het gouden afgodsbeeld dat koning Nabuchodo- nozor gemaakt had, weigelden te aanbidden. In dien ergens, dan voorzeker hier in Christioen dorpen, gehoorzamen de vogels van de lucht en de beesten het bevel van de Drie Jongelingen, tenminste zij behooren tot de geiegelde kerk gangers. Er zijn luchtbewoners die al over de wereld een bijzondere voorkeur aan de piaatsen des gebeds geven. De vleermuis b.v. beschouwt zoowel in holland als in In-die de keiktorens als haar woning en zij wordt dan ook niet ver jaagd. Uwe vleermuizen schijnen tot eene con templative, vogel orde te beiiooren, den geiieelen dag leven zij m diepe zwijgende afzondering en otaan in het holle van. den nacht op en laten dan zoo nu en dan hare stemmen hooren. In Indië is de kraai dikwijls een opmerkzaam lid van een kerkcongiegatie en zij voegt haar kauw, kauw, bij de gezamenlijke gebeden. Waarom nu'juist eén kraai ter kerke moet gaan, zou misschien zelfs voor een vogelwichelaar moeilijk te zeggen vallen. Er is niets in de kerk om te eten; misschien is het wel' dat mijnheer en mevrouw de kraai het hooge dak een mooie schaduwrijke plaats vinden voor hun spelletje en dat zij bij ondervinding de kerk als een kraaientoevlucht kunnen beschouwen, want nie mand zal ooit een geweer aflaten. Al is er niets in de kerk dat een kraai kan eten, er is genoeg voor het eekhorentje om te eten en te drinken, namelijk de waskaarsen en het wijwater. In het warme seizoen vooral zijn de wijwaterbakjes in een dorpskerkje de ver kwikkingsplaatsen voor de eekhorentjes. De ca techist vult iederen morgen de bakjes, gaat goedsmoeds naar huis, en van alle kanten ko men de op den loer liggende eekhoorntjes hunne buikjes vullen. Tegen den avond, als men voor den Rozenkrans ter kerke komt, hoort men dan ook geregeld zeggen, die luie catechist heeft als naar gewoonte vergeten wijwater in de bakjes te doen. Vleermuizen, kraaien en eekhoorntjes worden overal erkend als kerkgangers. Bijwijlen ont moet gij echter viervoetige dieren van veel grooter geslacht dan het schuwe eekhoorntje. De hond is er ééntje, hij schijnt té denken, dat als man's vriend, hij ook zoo nu en dan ver plicht is om den Heer te loven. Ln vroegere tij den was er een gewijdeling Ostivarius ge naamd die de speciale verplichting had om honden uit de kerken 'te drijven. Zulk een Os tivarius zou in deze tijden nuttig werk kunnen verrichten, doch van den anderen kant vervult een ieder dat aml>t als de gelegenheid zich daartoe aanbiedt en een honden]acht in de kerk is dikwijls zeer spannend. Wordt hij den ©enen deur uitgejaagd, bij den anderen komt hij weer binnen. Een dorpskerk hier heeft natuurlijk geen banken of stoelen, zoodat mijnheer de hond soms vrij spel heeft om een paar kinderen omver te werpen. Is hij overmeesterd dan gaat hij zoo zacht als een lam aan het touwtje naar huis. Op een andere gelegenheid kwam plotseling een groote kat door twee groote honden achter volgd, de kerk in stuiven. Zij bleef een oogenblik staan, staarde met uitdagende klauw haar vij anden aan,nam de kans waar en det een sprong was zij op het altaar naast het kruis, nam toen de congegratie in oogenschouw met een doordringende blik, zooals alleen een kat kon doen. De honden dropen met de staarten tus- schen de beenen - af, doch poesje bleef rustig zitten en men moest haar laten waar zij was, want ondervinding heeft geleerd, dat het beter is een kat aan haar eigen raadgevingen over' te laten. Een andere dikwijls kerkganger is een schaap. In vroegere dagen was zij een lievelingslamme tje, en het is vergeten dat het nu opgegroeid is. Het is eigenlijk wel jammer, dat een lieve lingslammetje met een Mauw lintje om de nek een groot schaap moet worden. Dit schaapje tenminste komt nog al dikwijl^ ter kerke en zoo DOELLOOS Man (in oen. restaurant): Willen wij een glas champagne Idiinken? Vrouw: Neen er is geen publiek genoeg. •r GALANT. Hechter (zacht): Zegm mij maar eens heel luid hoeveel jaar u nog van uw vijftigste is verwilderd? iiuialia (schreeuwend): Achttien jaar! EEN ROYAAL MAN. Openbaar Ministerie (conclu sie nemende): Zes jaar ge vangenisstraf. Rechter: Nog wat in hel midden te brengen, beklaagde? Beklaagde: Dat meneer erg royaal is niet 'n ander z'n tijd. NA DE EUIF. Een student komt dronken thuis en wil ziin handen was- sohen. Ziin waschkom staat dicht bii het raam, dat openge schoven is. Nu wil lui zün waschkom vullen, maar schenkt #r net naast, het raam uit. Een wandelaar, die er' onder loopt, roept Hé! jo moet mg-geen water op miin hoofd gooien! Drommels! roept do stu dent, wat doe Bi in mijn wasch kom l DESKUNDIGE RAAD. Een redenaar beschreef in een vurige rede den ondergang van nu en dan hoort men dan ook het lievelijke iio-mand. die eenmaal het elechto pad is opgegaan. Itii vergeleek liem bii een sehip dat vergaat. Een zeeman, onder zijn gehoor, luisterde met aandacht. De golven slaan over het dek, zoo klonk het. Do zeilen zün gescheurd, de masten ge knapt. het roer ontredderd. Daar drijft het schip naar het strand. Het schijnt clait alls hoop verloren is. Kan er niets meer gedaan worden om het to l-ehpudenj De zeeman sloof plots over eind en bruldo in hevige span ning; Laat .ie anker dan vallen, stommeling! „me me." Ik ben bij lange niet uitgeput met de vogels van de lucht of -beesten, die den Heer aanbid den om geen melding te maken van de twee voetige of viervoetige babies, bruine babies ge kleed in veelkleurige" rokjes of babies gekleed met niets, doch genoeg er over, al deze bui tengewone bezoekers 'beiiooren tot het dagelijk- sche leven in het dorp. Op geene manier kin deren zij hét ongekunstelde geloof en gods vrucht .van den eènvoudigen landman, die dag in dag uit met of zonder cle vogels en beesten den Almachtigen God, loven, aanbidden en prijzen. J. SCHIPPER. Kath. Priester. 't Voorval dat 'k jullie ga vertellen is gebeurd even voor 't begin der mobilisatie. Je weet wel, die angstige, spannende tijd nu al vijf ja ren geleden toen heel Nederland zoo in de war zat onrdat we waarschijnlijk oorlog zouden krijgen met enze bewoners van over de grens. Maar op m'n vertelling.terug te komen. D'r was 'n groot ciicus in onze stad gearriveerd om vooi -.enkele dagen 't nieuwsgierige publiek op verschillende voorstellingen te vergasten. Op 'n .Maandagmorgen - - juist in de zomervacantie varen de wagens van 't circus aangekomen met den trein. V/at was me dat 'n drukte aan de ladings- plaais van !t station! Jongens en meisjes krioel den door mekaar om tocb maar zooveel moge lijk de wagens in oogenschouw te kunnen ne men. Want er moesten buiten de paarden ook wilde beesten zijn, zooals leeuwen en tijgers. O ja, d r waren ook olifanten bij, en over die lieve beesijes gaat m'n geschiedenis eigenlijk. Tc-eh de wagens gelost waren en er de paar den voorgespannen werden om de boel naar 't (terrein, ie bi eng en, waar 't circus komen zou, ging de stroom van jongens en meisjes joelend en schreeuwend mee. De een had 'n broertje, de ander 'n zusje meegebracht en dat had je Ins moeten zien. De korte beentjes van broertje of zusje konden niet zoo gemakkelijk meeloo- pen niet de beenen van groote broer of zus. Sleurend en trekkend, vallend en opstaan ging de st'oet mee, want daarginder op 't bewuste terrein zouden ze graag tegenwoordig zijn bij 't opslaan der groote tent. Sommige wagens reden hard, ze waren niet .zoo zwaar beladen, anderen wat langzamer, «ddat ze bevracht waren niet zware balken en ijzers doch al spoedig was 't heele „spul" 'op de bestemde plaats aangekomen. De vracht kaarden werden van de wagens uitgespannen, en weggebracht naar de vrachtrijder waar de besten gehuurd waren. Stoere sjouwers met op gestroopte mouwen gingen de boel weer afladen fe intusschen speelden de kinderen op de 'bal- vfei en kisten. i Daar klonk opeens de ruwe stem van een der .mannen. „Vooruit bengels! Smeert 'm! Zie da fe ergens anders kan spelenen bij 't hoo- tren van dien stem vlogen de kinderen weg als m troep schuwe musschen die opgejaagd wor- Naen.' Maar dat duurde niet lang, want al gauw Vkwam .de moed bij hen weer terug en ging 't spelletje van voren af aan. De werklui vorder den goed met 't opslaan der tent je kon mer- ycen dat ze 't gewend waren. De twee grootste (palen met 'n vlag in top stonden al overeind en .op verschillende plaatsen stonden kleinere pa len, die allen bevestigd waren met ijzertouwen fei ze staande te houden, j. vJonfens!' riep een der werklui, „komen jul lie 'ns'n handje helpen!" De heele bende van rakkers er waren veel llraatjengels onder— kwamen aangerend. Ze. moesten meehelpen bij 't optrekken van 't zeil, wat me 'n lawaai van belang gaf. Op 't com mando der mannen .trokken de jongens mee en spoedig was !t zeil gespannen. Nu moesten de werkzaamheden binnen gedaan worden ban ken en stoel enaansjouwen en andere karwijtjes. De jong ens waren ijverige helpers, waar de werk lui schik in hadden. De bengels mochten voor loon de stallen met beesten gaan bezichtigen en tegelijk konden ze daar ook weer 'n handje hel pen, zooals: water halen, stroo en hooi aan sjouwen enz. Den volgenden dage zou 's avo-nds de eérste voorstelling gegeven worden. 't Was dien avond zeer druk, iedereen was uitgelokt 'ns 'n voorstelling te gaan bijwonen, want volgens de reclame-platen en bulletins zou den de circusmenschen iets presieeren wat de moeite waard was. En 't was de mceite waard. De paarden-dressuur was schitterend, zooals sommigen beweerden, „reusachtig". Ete duboele rijschool det de schoolpaarden „Castor en Negro" was mooi, evenc-ens de twaalf HoIIand- sche scheeleen met 't springpaard Othelloal len door den Directeur van 't circus d'oorge- voeu'' (Wordt vervolgd). Nu heb ik er eens een extra nachtje over geslapen en daardoor kwam ik verleden weolc te laat in 't prieel. Toen ik kwam, wa ren jelui allemaal al naar huis en moest ik dus mijn praatje wei "bewaren voor nu. Waarover het nn wel gaat? Wel, natuurlijk over onzen wedstrijd! Ik begin dan vandaag dat zal jelui wel niet meevallen! met '11 standje, omdat zoo weinig' neefjes en nichtjes hebben will.en meestemmen over d|e vpaag', welken wed strijd wij zouden houden. Ik hoop tenminste maar, dat er minstens 6 of 10 maal meer kinderen aan den wedstrijd zelf zullen mee doen. Nou, dat geloof ik ook wel. want wij krij gen een wedstrijd waaraan iedere jongen of meisje kan meedoen. Van de kinderen, die mee stemden, waren de. meesten _er voor om een WOORDJES- WEDSTRIJD te houden. En dus heb ik mij ook bij die keuze bepaald. Let dus op! Wij gaan een WOORD JESWEDSTRIJD houden en wel op de volgende manier: Het gaat er om wie met gebruik alleen van do letters uit liet' woord VREDESDUIF de meeste HOLLANDSCHE WOORDJES weet te, maken. Ik heb voor dezen wedstrijd 30 prijzen be schikbaar, welke als volgt zullen worden uitgeloofd: Wie de meeste woordjes inlevert, krijgt den eersten prijs, eendat blijft nog een verrassing. Wie op één na d© meeste woordjes opgeeft, krijgt den tweeden prijs. En zoo gaan wij verder tot en mof dén vüfden prijs. 'De volgende 20 prijzen worden verloot on der de 50 neefjes en nichtjes, die vervolgens de meeste woordjes inzonden. En die laatste 5 prijzen worden verloot on der alle neefjes en nichtjes, die aan den wed. strijd deelnamen en geen anderen prijs won nen. Precies als met den eersten prijs is het ook met de overige: wat de prijzen zijn blijft.nog een verrassing. Misschien, dat ik de volgende week het lijstje van de prijzen kan opgeven. Jelui kunnen tenminste alvast beginnen met woordjes te verzinnen. En let nu nog even op de bepalingen, waaraan moet worden voldaan om mee te dingen naar do mooie prijzen: Nog eensbet gaat er om uit het woord VREDESDUIF de meeste Hollandsclie woordjes te maken. Ieder woordje mag niet meer van dezelfde letters bevatten, dan in het woord „Vredes duif" voor komt: b.v. een woord met drie maal een e of d, of tweemaal een v of s of r er in is ongeldig. Wel mag men de ui split-sen in u en i, zoo dat b.v. de woordjes drie of vier of duf en deur alle goed zijn. De woordjes moeten met inkt wor den gesebreven op papier niet lijntjes. De woordjes moeten onder elkaar staan. De woordjes moeten genummerd zijn 1, 2, 3, 4 enz. En deze nummers moeten vóór de woordjes staan, b.v. zoo: 1 deur, 2 vier 3 duf 4 drie 5 rede Enzopvoort. De velletjes papier mogen maar aan cén kant beschreven worden. Onderaan op liet laatste velletje moeten staan de naam, voornamen (voluit), de juiste leeftijd en het volledig adres van het neefje of nichtje, dat de woordjes gemaakt heeft. Do lijsten niet woordjes mogen nog NIET worden toegezonden. In een volgend num mer zal ik wel zeggen, wanneer jelui jc woordjes mogen sturen. Ziezoo, Jk geloof, dat jelui nu voorlcopig er genoeg van weten. Wie soms nog wat te vragen heeft, stuurt mij maar een briefje of briefkaartje, dan zal ik in een volgend nummer daarop wel antwoorden. En nu: Wel te rusten! OOM KOOS. Hij is Duitscher van geboorte, Dat hindert niemendal, Het is een aardig ventje, Ik hoop dat hij 't blijven zal. (Ingez. door Marie B., Egmcnd-Binnen). OM MEE TE DINGEN. Beste oom Koos, Wat hoeft u altoos Een drukte van neven en nichten. Om voor hun pleizier, Ja, wie weet hoeveel uur. Te zoeken naar grapjes en gedichten. Uw wenseh wordt vervuld, En ik denk met geduld: Wat zal ik en moet ilc toch schrijven? Ik ben nog zoo jong, Zoodat ik nog niet dichten kon, Maar ik ding gaarne mee, En stel mij daarom Met deze regels tevree. (Ingez. door G-esina B., te Schoten.) MIJN BROERTJE. Ik heb een aardig' broertje. Heel lief, maar nog zoo klein, Het is een lieve krullebol, Net als de Engelen zijlij Hij kan een beetje loopen, Langs stoelen en langs de kast, Hij zal niet makkelijk vallen, Want bij houdt Zich stevig vast. Hij is nu pas een jaartje. En dus nog maar heel klein, Hij is een zoete jongen, En dat zaPt voornaamste zijn. (Ingez. door Piet W. te Alkmaar). MIJN BROERTJES VERJAARDAG. Mijn broertje is lieden jarig, Zeven jaar telt liij te saam Tiet is een vroolijk knaapje En Klaas zoo .is zijn naam. Hij moet nu naar de leering, En naar de kerk geV.'is. Op school is hij steeds vlijtig, En leert wat goed hern is. VOOR DE RECHTBANK Président (in de papieren woelende): „Al meer dan eens gestraft, zie ik! Beschuldigde (met fierheid): „Jawel, inaar ook meer dan eens vrijgesproken!" REGIMENTS-ORDER. „Van heden af is het houden van honden beneden den rang van sergeant-majoor in de kazerne streng verboden." v ZOU HET WAAR ZIJN? Mama (baar dochtertje les gevend): „Be grijpt ge nu, kind: de tegenvoeters leven op de andere zijnde van onze aarde en gaan dus eerst naar bed als wij opstaan. Kleine Emma: „Dat is aardig, mama; aan is papa ook bijna een tegenvoeter." ALS 'T EENS 12 UT.IR WAS. Een student liep 's avonds laat op straat toen er een landlouper naar benr toekwam on vroeg boe laat 't was. De student, begiij- pende, dat de kerel het op zijn .horloge ge munt hack gaf hem' feu slag in. zijn ge zicht en zei: „Het heeft juist één geslagen. De landlouper liep door en mompelde: „Wat 'n geluk, dat ik k.em dat niet een uur eerder gevraagd heb." Ik heb 50 Vadei'l. Geseh. 2 laatjes en. 200 vreemd® post zegels, die ik wil ruilen voor n. w a11a-soldaatd esËngel'bertus v. d. ELelm, van Maramstraat 46, Haarlem. Ik heb IJselplaatjes (de nummers 3 4 10 15 25 20 27 o5 37 46 48 63 92 100 104 108 115 123 128 140) en plaatjes van Bosch. en Head© (de nummers 13 10 25 29 30 86 37 38 41 -17 61 52 54 55 60 71 80 93 100 118 119 120 129 134 141 142), !<He ik wil ruilen voor plaatjes van Langs de Zuiderzee (de nummer a 4 7 12 17 18 19 20 21 22 23 25 26 27 28 29 32 33 34 tot en met- 47 49 50 51 52 56 tot en met 67 69 72.74 tot on met 98 100 tot en met 111 113 114 116 118 tot en met 125 127 12-8 129 131 tot en met 141) of voor Kwatta-soldaatjes, Meoo- bonnen, omslagen voor Bena- dorp's reepen, omslagen van 1 advindersreepen of Bouinamee- plaatjes van „Mooi Nederland. Mina d,e Haan, God. Turfhaven 76, Hoorn. Ik heb 36 Vad. Geseh. plaatjes (1ste deel) en 19 (2do deel). Ook heb ik nog 27 inaatjes van de Vecht en 4» Kwatta-soldaatjes: deze allo wil ik ruilen voor postzegels van Noorwegen. Zweden. Pruisen, Bosnië, Portugal, Transvaal, Turkije, China. Japan of van de Congostateu. (2 plaatjes of 2 kir. Vraagt u iemand na do H, Communie: Wat draagt gij moo naar huis? Antwoord dan vrij: Ik draag den hemel in mijne ziel. Een aalmoes om Gods wil den arme toegedacht Is a-ls een offer Gods in 't edelst beeld gebracht. Het 'leven is een korte, maat rustig© beproeving; het is de ivoorbereiding van het lot der toekomst. W at een vermetelheid, zich aan die schipbreuk der wereld bloot te stellen in plaats van op te vliegen, naar de fees lelijkheden der hoogste vreugde. Als ik mijn geheim verzwijg, dan is liet miin gevangene, laat, ik liet ontsnappen, dan bon ia ziin gevangene De treurigste menschen ziji igij, die over alles lachen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Ons Blad : katholiek nieuwsblad voor N-H | 1919 | | pagina 5