TWEEDE BLAD.
ELCK WAT WSLS
Brieven isst BritscNntSië.
IN T PRIEEL.
ZATERDAG 4 OCT. 1919.
Doe wel, en zie niet om.
GRAPJES
SPROKKELINGEN
Wit Wil HUILÊH?
BLADVULLING
d:
j Het is wel opmerkelijk, geachte lezer en leze-
1 res, dat alle gastmalen, welke Jezus met zijne
aanbiddelijke tegenwoordigheid vereerde, beslo
ten worden: óf wel met de openbaring eener ge-
Wichtige en verhevene waarheid; óf wel met een
af andere wonderbare bekeering; óf wel met
^een schitterend mirakel.
tn, wat inzonderheid het gastmaal betreft uit
'ihci tiende hoofdstuk van den H. Evangelist
bMaitheus, het verschafte aan Jezus eene koste
lijke gelegenheid, om aan een diep ongelukki-
gen lijder eene m'irakuleuze gezondheid te schen
ken, en tegelijk aan al de aanwezigen lessen van
geldelijke wijsheid te verkondigen.
Bepalen wij ons tot deze ééne groote les, dat
wij ons voor de wereld, voor de booze menschen,
voor ongodsdienstige en spotzieke makkers,
■nooit moeten schamen, om het goede te doen;
noch ook om ruiterlijk en ridderlijk voor ons
geloof uit te'konten; noch ook om de geboden
van God en de voorschriften der H. Kerk stipt
te volbrengen en ue plichten van onzen staat
nauwgezet te vervullen. Wij hebben immers de
uitspraken des Iieeren. „Al wie Mij voor de
menschen za! belijden, dien zal Ik ook belijden
voer mijnen Vader, die in de hemelen is: wie
Mij echter voor de menschen verloochent, dien
zal ik ook verloochenen voor mijnen Vader, die
in de hemelen is."
abc, men had zich nog niet aan tafel gezet,
toen zeker waterzuchtig mensch het huis bin
nentrad, zich voor jesus plaatste, en zonder
een enkel woord te spreken, reeds alleen door
zijne verschijning en door zijne houding, genoeg
zaam te' kennen gaf, wat hij van Jesus, den
gtooten Wonderdoener van Nazareth, begeerde:
n.l. zijne genezing.
Eij zijne binnenkomst nu maakte zich' een
gevoel van boosaardige vreugde meesier van het
feit der genoodigden ten opzichte van den per
soon des Zaligmakers. Dezen keer, zoo mee-
nen zij, kan jesus hun niet ontkomen. Hoe Hij
het ook aanlegge, altoos is Hij een verloren
inan; altoos zullen zij reden hebben: ófwel in
Zij-i gedrag iets berispelijks te vinden, ófwel
Hl:u van onvermogen om een wonder te doen
'te aeschnldfgen. Want, zóó redeneeren zij: ge
west hij den waterzuchtige op dezen dag, een
,Saooa'th, dan zullen wij Hem aanklagen als
«abb®schender; geneest Hij hem eciher niet,
dan zullen wij Hem zijnen naam als wonderdoe
ner ontnemen, zijn gezag afbreken en bij het
volk rondstrooien, dat Hij onmachtig is om dit
.wonder te werken,
i'.iaar is daar menschelijke. wijsheid bestand
tegen de wijsheid Gods? jesus dan hunne ge
dachten ziende, let wel! Jesus voor wien alles
open en bloot ligt, lezende in hunne harten, in
hun boos gemoed, nam het woord en sprak tot
de Wetgeleerden en de Farizeërs: „Is het ge
oorloofd op den sabbath iemand te genezen?"
En 's Heeren vijanden zwegen. Zij gevoelden
zich ontmaskerd, zij zien zichzelvén gevangen.
Zij zwegen. „Wat konden zij ook anders doen?"
vraagt de Eerbiedwaardige Beda. Immers, is
het wel geoorloofd op den sabbath iemand te
genezen: Waarom -dan Jezus zóó gadeslaan,
zóó bespieden, of Hij dien mensch genezen zal
is het echter niet geoorloofd op den Sabbath ie
mand te genezen, waar- dan staat zulks in de
Wet geschreven? Waar dan is het ooit gehoord,
dat het verboden zou zijn op den Sabbath wel
te doen aan den naaste en zieken te genezén?
's Heeren vijanden bleven het antwoord schul
dig. Maar nu vond Jezus het dan ook goed,
zich om de gehuichelde gewetensbezwaren dier
lieden niet langer te bekommeren; en dien zie
ken man bij de hand nemend, genas Hij hed,
en liet hem gaan.
Met zich niet te storen aan de gewaande er
gernis, welke zijn bespiederg aan dit op een
sabbatli gedaan mirakel zouden kunnen nemen,
leert Jezus "ons, dat ook wij rustig onzen gang
moeten gaan, ais het er op ,aan komt iets te
doen, wat werkelijk nuttig, goed en aangenaam
is aan God. Dan ook moeten wij ons niet niet
zekere bekommering of schroomvalligheid af
vragen, of wij, zoo doende, dezer' wereld wellicht
tot aanstoot kunnen strekken, maar. reeds bij
voorbaat, met heilige onverschilligheid bejege
nen de lasterlijke aantijgingen, welke men mo
gelijk tegen ons zoude kunnen inbrengen. Hier
geldt voorzeker hat woord des Heeren: „Doe
wel, en zie niet om."
Laten we toch niet beducht zijn altijd en al-
lerwege het goede te doen, terwijl de wereld
nooit bevreesd is immer en overal het kwade
te bedrijven. De wereld hoont en onteert Gods
heiligen naam ten aanhoore van allen; de we
reld. pleegt de gruwzaamste overtredingen in
het openbaar en bij het volle licht van den dag.
getuigen de 'infame kleeding, de zedenlooze dan
sen, de bioscopen en de theaters. De wereld lacht
met de waarheid en spot met de deugd, zonder
zich ook maar één oogenblik te laten weer
houden door de vrees of zij, zoo sprekende en
zoo handelende, aan de kleinen en eenvoudiger
ook ergernis zou kunnen geven.
Wij daarentegen, wij Katholieken, plegen on-
zenthalve voor niets zoo beducht te zijn, dan
aan de wereld, die door Jezus Christus ver
vloekte wereld, door onzen braven handel en
christelijken wandel eenigen aanstoot te geven.
Om de wereld laten wij onze godvruchtige prak
tijken achterwege, om- de wereldd verloochenen
wij onze christelijke beginselen: bijv., gij ver
oordeelt de moderne kleeding als onzedig en
als nadeelig voor de gezondheid, en gij volgt
die verfoeielijke mode.
Beseffen wij het toch eens goed en voorgoed:
waar het geldt beginselen van geloof, van recht
en van zedelijkheid, daar is elke toenadering of
inschikkelijkheid buitengesloten; daar mogen
wij niet tran&igeeren of consiliaat wezen. Dan
zouden wij de banier van Christus ontrouw wor
den en venaden. Wij bezitten in Jezus een al
leszins vertrouwbaar voorbeeld. Jezus heelt dien
watcrzuchtigen. mensch genezen, het goede ge
daan, ten spijt zijner bespieders; Jezus heeft
gespot niet de gewaande ergernis en de gehui
chelde gewetensbezwaren dier Wetgeleerden en
Farizeërs. Zóó ook moeten wfj ons nooit scha
men voor de wereld, voor de booze menschen,
voor ongodsdienstige en spotzieke makkers, om
het goede te doen; noch ook om ruiterlijk en rid
derlijk voor ons geloof uit te komen; noch ook
om de geboden van God en de voorschriften
der H. Kerk stipt te volbrengen en de plichten
van onzen staat nauwgezet te vervullen.
Immers de groote vraag is niet: wat zullen
de menschen van mij denken of zeggen? Neen
de allesbeheerschende vraag is deze; Hoe za
God over dij oordeelen? Zal Hij mij zeggen:
Keoidite a Me, maledicti! Ga weg van Mij, ver
vloekte! of wel: Veoi benedicti Patris mei! Kom
gezegende mijns Vaders! Wee den christen, die
zich voor Christus zal geschaamd hebben bij
de menschen; in den oordeelsdag zal Christus
zich over hem schamen bij Zijnen Vader, die
in de hemelen is. Heil echter den christen, die
zich voor Christus niet zal geschaamd hebben bij
de menschen; in den oordeelsdag zal Christus
hem ook belijden voor Zijnen Vader, die in de
hemelen is. Wie hier op aarde Christus verheer
lijken, zullen ook door Christus verheerlijkt wor
den in den Hemel.
M. P. A. OOMS. D. P.
Alkmaar, 4 Oct. 1919.
ïtamadurgam.
Alur P. O. Beliury Distr.
19
O gij al de vogels van de lucht, zegen .den Heer,
loof Hem en vergroot Hed voor altijd.
O gij al de beesten en vee zegen den Heer, loof
loof -Hem en vergroot Hem voor altijd.
Daniël III.
Zoo zongen de „Drie Jongelingen" wijl zij
ongedeerd in het midden van aen vuuroven
stonden, waarin zij geworpen waren, omdat zij
het gouden afgodsbeeld dat koning Nabuchodo-
nozor gemaakt had, weigelden te aanbidden. In
dien ergens, dan voorzeker hier in Christioen
dorpen, gehoorzamen de vogels van de lucht en
de beesten het bevel van de Drie Jongelingen,
tenminste zij behooren tot de geiegelde kerk
gangers. Er zijn luchtbewoners die al over de
wereld een bijzondere voorkeur aan de piaatsen
des gebeds geven. De vleermuis b.v. beschouwt
zoowel in holland als in In-die de keiktorens
als haar woning en zij wordt dan ook niet ver
jaagd. Uwe vleermuizen schijnen tot eene con
templative, vogel orde te beiiooren, den geiieelen
dag leven zij m diepe zwijgende afzondering en
otaan in het holle van. den nacht op en laten
dan zoo nu en dan hare stemmen hooren.
In Indië is de kraai dikwijls een opmerkzaam
lid van een kerkcongiegatie en zij voegt haar
kauw, kauw, bij de gezamenlijke gebeden.
Waarom nu'juist eén kraai ter kerke moet gaan,
zou misschien zelfs voor een vogelwichelaar
moeilijk te zeggen vallen. Er is niets in de kerk
om te eten; misschien is het wel' dat mijnheer
en mevrouw de kraai het hooge dak een mooie
schaduwrijke plaats vinden voor hun spelletje
en dat zij bij ondervinding de kerk als een
kraaientoevlucht kunnen beschouwen, want nie
mand zal ooit een geweer aflaten.
Al is er niets in de kerk dat een kraai kan
eten, er is genoeg voor het eekhorentje om te
eten en te drinken, namelijk de waskaarsen en
het wijwater. In het warme seizoen vooral zijn
de wijwaterbakjes in een dorpskerkje de ver
kwikkingsplaatsen voor de eekhorentjes. De ca
techist vult iederen morgen de bakjes, gaat
goedsmoeds naar huis, en van alle kanten ko
men de op den loer liggende eekhoorntjes hunne
buikjes vullen. Tegen den avond, als men voor
den Rozenkrans ter kerke komt, hoort men dan
ook geregeld zeggen, die luie catechist heeft als
naar gewoonte vergeten wijwater in de bakjes
te doen.
Vleermuizen, kraaien en eekhoorntjes worden
overal erkend als kerkgangers. Bijwijlen ont
moet gij echter viervoetige dieren van veel
grooter geslacht dan het schuwe eekhoorntje.
De hond is er ééntje, hij schijnt té denken, dat
als man's vriend, hij ook zoo nu en dan ver
plicht is om den Heer te loven. Ln vroegere tij
den was er een gewijdeling Ostivarius ge
naamd die de speciale verplichting had om
honden uit de kerken 'te drijven. Zulk een Os
tivarius zou in deze tijden nuttig werk kunnen
verrichten, doch van den anderen kant vervult
een ieder dat aml>t als de gelegenheid zich
daartoe aanbiedt en een honden]acht in de kerk
is dikwijls zeer spannend. Wordt hij den ©enen
deur uitgejaagd, bij den anderen komt hij weer
binnen. Een dorpskerk hier heeft natuurlijk geen
banken of stoelen, zoodat mijnheer de hond
soms vrij spel heeft om een paar kinderen omver
te werpen. Is hij overmeesterd dan gaat hij zoo
zacht als een lam aan het touwtje naar huis.
Op een andere gelegenheid kwam plotseling
een groote kat door twee groote honden achter
volgd, de kerk in stuiven. Zij bleef een oogenblik
staan, staarde met uitdagende klauw haar vij
anden aan,nam de kans waar en det een sprong
was zij op het altaar naast het kruis, nam
toen de congegratie in oogenschouw met een
doordringende blik, zooals alleen een kat kon
doen. De honden dropen met de staarten tus-
schen de beenen - af, doch poesje bleef rustig
zitten en men moest haar laten waar zij was,
want ondervinding heeft geleerd, dat het beter
is een kat aan haar eigen raadgevingen over'
te laten.
Een andere dikwijls kerkganger is een schaap.
In vroegere dagen was zij een lievelingslamme
tje, en het is vergeten dat het nu opgegroeid
is. Het is eigenlijk wel jammer, dat een lieve
lingslammetje met een Mauw lintje om de nek
een groot schaap moet worden. Dit schaapje
tenminste komt nog al dikwijl^ ter kerke en zoo
DOELLOOS
Man (in oen. restaurant):
Willen wij een glas champagne
Idiinken?
Vrouw: Neen er is geen
publiek genoeg.
•r
GALANT.
Hechter (zacht): Zegm mij
maar eens heel luid hoeveel
jaar u nog van uw vijftigste is
verwilderd?
iiuialia (schreeuwend):
Achttien jaar!
EEN ROYAAL MAN.
Openbaar Ministerie (conclu
sie nemende): Zes jaar ge
vangenisstraf.
Rechter: Nog wat in hel
midden te brengen, beklaagde?
Beklaagde: Dat meneer erg
royaal is niet 'n ander z'n tijd.
NA DE EUIF.
Een student komt dronken
thuis en wil ziin handen was-
sohen. Ziin waschkom staat
dicht bii het raam, dat openge
schoven is. Nu wil lui zün
waschkom vullen, maar schenkt
#r net naast, het raam uit. Een
wandelaar, die er' onder loopt,
roept
Hé! jo moet mg-geen
water op miin hoofd gooien!
Drommels! roept do stu
dent, wat doe Bi in mijn wasch
kom l
DESKUNDIGE RAAD.
Een redenaar beschreef in een
vurige rede den ondergang van
nu en dan hoort men dan ook het lievelijke iio-mand. die eenmaal het elechto
pad is opgegaan. Itii vergeleek
liem bii een sehip dat vergaat.
Een zeeman, onder zijn gehoor,
luisterde met aandacht.
De golven slaan over het
dek, zoo klonk het. Do zeilen
zün gescheurd, de masten ge
knapt. het roer ontredderd.
Daar drijft het schip naar het
strand. Het schijnt clait alls
hoop verloren is. Kan er niets
meer gedaan worden om het to
l-ehpudenj
De zeeman sloof plots over
eind en bruldo in hevige span
ning;
Laat .ie anker dan vallen,
stommeling!
„me me."
Ik ben bij lange niet uitgeput met de vogels
van de lucht of -beesten, die den Heer aanbid
den om geen melding te maken van de twee
voetige of viervoetige babies, bruine babies ge
kleed in veelkleurige" rokjes of babies gekleed
met niets, doch genoeg er over, al deze bui
tengewone bezoekers 'beiiooren tot het dagelijk-
sche leven in het dorp. Op geene manier kin
deren zij hét ongekunstelde geloof en gods
vrucht .van den eènvoudigen landman, die dag
in dag uit met of zonder cle vogels en beesten
den Almachtigen God, loven, aanbidden en
prijzen.
J. SCHIPPER.
Kath. Priester.
't Voorval dat 'k jullie ga vertellen is gebeurd
even voor 't begin der mobilisatie. Je weet wel,
die angstige, spannende tijd nu al vijf ja
ren geleden toen heel Nederland zoo in de
war zat onrdat we waarschijnlijk oorlog zouden
krijgen met enze bewoners van over de grens.
Maar op m'n vertelling.terug te komen. D'r was
'n groot ciicus in onze stad gearriveerd om
vooi -.enkele dagen 't nieuwsgierige publiek op
verschillende voorstellingen te vergasten. Op 'n
.Maandagmorgen - - juist in de zomervacantie
varen de wagens van 't circus aangekomen
met den trein.
V/at was me dat 'n drukte aan de ladings-
plaais van !t station! Jongens en meisjes krioel
den door mekaar om tocb maar zooveel moge
lijk de wagens in oogenschouw te kunnen ne
men. Want er moesten buiten de paarden ook
wilde beesten zijn, zooals leeuwen en tijgers. O
ja, d r waren ook olifanten bij, en over die lieve
beesijes gaat m'n geschiedenis eigenlijk.
Tc-eh de wagens gelost waren en er de paar
den voorgespannen werden om de boel naar 't
(terrein, ie bi eng en, waar 't circus komen zou,
ging de stroom van jongens en meisjes joelend
en schreeuwend mee. De een had 'n broertje,
de ander 'n zusje meegebracht en dat had je
Ins moeten zien. De korte beentjes van broertje
of zusje konden niet zoo gemakkelijk meeloo-
pen niet de beenen van groote broer of zus.
Sleurend en trekkend, vallend en opstaan ging
de st'oet mee, want daarginder op 't bewuste
terrein zouden ze graag tegenwoordig zijn bij
't opslaan der groote tent.
Sommige wagens reden hard, ze waren niet
.zoo zwaar beladen, anderen wat langzamer,
«ddat ze bevracht waren niet zware balken en
ijzers doch al spoedig was 't heele „spul"
'op de bestemde plaats aangekomen. De vracht
kaarden werden van de wagens uitgespannen,
en weggebracht naar de vrachtrijder waar de
besten gehuurd waren. Stoere sjouwers met op
gestroopte mouwen gingen de boel weer afladen
fe intusschen speelden de kinderen op de 'bal-
vfei en kisten. i
Daar klonk opeens de ruwe stem van een der
.mannen. „Vooruit bengels! Smeert 'm! Zie da
fe ergens anders kan spelenen bij 't hoo-
tren van dien stem vlogen de kinderen weg als
m troep schuwe musschen die opgejaagd wor-
Naen.' Maar dat duurde niet lang, want al gauw
Vkwam .de moed bij hen weer terug en ging 't
spelletje van voren af aan. De werklui vorder
den goed met 't opslaan der tent je kon mer-
ycen dat ze 't gewend waren. De twee grootste
(palen met 'n vlag in top stonden al overeind en
.op verschillende plaatsen stonden kleinere pa
len, die allen bevestigd waren met ijzertouwen
fei ze staande te houden,
j. vJonfens!' riep een der werklui, „komen jul
lie 'ns'n handje helpen!"
De heele bende van rakkers er waren veel
llraatjengels onder— kwamen aangerend. Ze.
moesten meehelpen bij 't optrekken van 't zeil,
wat me 'n lawaai van belang gaf. Op 't com
mando der mannen .trokken de jongens mee en
spoedig was !t zeil gespannen. Nu moesten de
werkzaamheden binnen gedaan worden ban
ken en stoel enaansjouwen en andere karwijtjes.
De jong ens waren ijverige helpers, waar de werk
lui schik in hadden. De bengels mochten voor
loon de stallen met beesten gaan bezichtigen en
tegelijk konden ze daar ook weer 'n handje hel
pen, zooals: water halen, stroo en hooi aan
sjouwen enz. Den volgenden dage zou 's avo-nds
de eérste voorstelling gegeven worden.
't Was dien avond zeer druk, iedereen was
uitgelokt 'ns 'n voorstelling te gaan bijwonen,
want volgens de reclame-platen en bulletins zou
den de circusmenschen iets presieeren wat de
moeite waard was. En 't was de mceite waard.
De paarden-dressuur was schitterend, zooals
sommigen beweerden, „reusachtig". Ete duboele
rijschool det de schoolpaarden „Castor en
Negro" was mooi, evenc-ens de twaalf HoIIand-
sche scheeleen met 't springpaard Othelloal
len door den Directeur van 't circus d'oorge-
voeu'' (Wordt vervolgd).
Nu heb ik er eens een extra nachtje over
geslapen en daardoor kwam ik verleden
weolc te laat in 't prieel. Toen ik kwam, wa
ren jelui allemaal al naar huis en moest ik
dus mijn praatje wei "bewaren voor nu.
Waarover het nn wel gaat?
Wel, natuurlijk over onzen wedstrijd!
Ik begin dan vandaag dat zal jelui wel
niet meevallen! met '11 standje, omdat zoo
weinig' neefjes en nichtjes hebben will.en
meestemmen over d|e vpaag', welken wed
strijd wij zouden houden. Ik hoop tenminste
maar, dat er minstens 6 of 10 maal meer
kinderen aan den wedstrijd zelf zullen mee
doen.
Nou, dat geloof ik ook wel. want wij krij
gen een wedstrijd waaraan iedere jongen of
meisje kan meedoen.
Van de kinderen, die mee stemden, waren
de. meesten _er voor om een WOORDJES-
WEDSTRIJD te houden. En dus heb ik mij
ook bij die keuze bepaald.
Let dus op!
Wij gaan een WOORD JESWEDSTRIJD
houden en wel op de volgende manier:
Het gaat er om wie met gebruik alleen van
do letters uit liet' woord
VREDESDUIF
de meeste HOLLANDSCHE WOORDJES
weet te, maken.
Ik heb voor dezen wedstrijd 30 prijzen be
schikbaar, welke als volgt zullen worden
uitgeloofd:
Wie de meeste woordjes inlevert, krijgt
den eersten prijs, eendat blijft nog een
verrassing.
Wie op één na d© meeste woordjes opgeeft,
krijgt den tweeden prijs.
En zoo gaan wij verder tot en mof dén
vüfden prijs.
'De volgende 20 prijzen worden verloot on
der de 50 neefjes en nichtjes, die vervolgens
de meeste woordjes inzonden.
En die laatste 5 prijzen worden verloot on
der alle neefjes en nichtjes, die aan den wed.
strijd deelnamen en geen anderen prijs won
nen.
Precies als met den eersten prijs is het ook
met de overige: wat de prijzen zijn blijft.nog
een verrassing. Misschien, dat ik de volgende
week het lijstje van de prijzen kan opgeven.
Jelui kunnen tenminste alvast beginnen
met woordjes te verzinnen.
En let nu nog even op de bepalingen,
waaraan moet worden voldaan om mee te
dingen naar do mooie prijzen:
Nog eensbet gaat er om uit het woord
VREDESDUIF
de meeste Hollandsclie woordjes te maken.
Ieder woordje mag niet meer van dezelfde
letters bevatten, dan in het woord „Vredes
duif" voor komt: b.v. een woord met drie
maal een e of d, of tweemaal een v of s of r
er in is ongeldig.
Wel mag men de ui split-sen in u en i, zoo
dat b.v. de woordjes drie of vier of
duf en deur alle goed zijn.
De woordjes moeten met inkt wor
den gesebreven op papier niet lijntjes.
De woordjes moeten onder elkaar staan.
De woordjes moeten genummerd zijn 1, 2,
3, 4 enz. En deze nummers moeten vóór de
woordjes staan, b.v. zoo:
1 deur,
2 vier
3 duf
4 drie
5 rede
Enzopvoort.
De velletjes papier mogen maar aan cén
kant beschreven worden.
Onderaan op liet laatste velletje moeten
staan de naam, voornamen (voluit), de juiste
leeftijd en het volledig adres van het neefje
of nichtje, dat de woordjes gemaakt heeft.
Do lijsten niet woordjes mogen nog NIET
worden toegezonden. In een volgend num
mer zal ik wel zeggen, wanneer jelui jc
woordjes mogen sturen.
Ziezoo, Jk geloof, dat jelui nu voorlcopig
er genoeg van weten.
Wie soms nog wat te vragen heeft, stuurt
mij maar een briefje of briefkaartje, dan
zal ik in een volgend nummer daarop wel
antwoorden.
En nu: Wel te rusten!
OOM KOOS.
Hij is Duitscher van geboorte,
Dat hindert niemendal,
Het is een aardig ventje,
Ik hoop dat hij 't blijven zal.
(Ingez. door Marie B., Egmcnd-Binnen).
OM MEE TE DINGEN.
Beste oom Koos,
Wat hoeft u altoos
Een drukte van neven en nichten.
Om voor hun pleizier,
Ja, wie weet hoeveel uur.
Te zoeken naar grapjes en gedichten.
Uw wenseh wordt vervuld,
En ik denk met geduld:
Wat zal ik en moet ilc toch schrijven?
Ik ben nog zoo jong,
Zoodat ik nog niet dichten kon,
Maar ik ding gaarne mee,
En stel mij daarom
Met deze regels tevree.
(Ingez. door G-esina B., te Schoten.)
MIJN BROERTJE.
Ik heb een aardig' broertje.
Heel lief, maar nog zoo klein,
Het is een lieve krullebol,
Net als de Engelen zijlij
Hij kan een beetje loopen,
Langs stoelen en langs de kast,
Hij zal niet makkelijk vallen,
Want bij houdt Zich stevig vast.
Hij is nu pas een jaartje.
En dus nog maar heel klein,
Hij is een zoete jongen,
En dat zaPt voornaamste zijn.
(Ingez. door Piet W. te Alkmaar).
MIJN BROERTJES VERJAARDAG.
Mijn broertje is lieden jarig,
Zeven jaar telt liij te saam
Tiet is een vroolijk knaapje
En Klaas zoo .is zijn naam.
Hij moet nu naar de leering,
En naar de kerk geV.'is.
Op school is hij steeds vlijtig,
En leert wat goed hern is.
VOOR DE RECHTBANK
Président (in de papieren woelende): „Al
meer dan eens gestraft, zie ik!
Beschuldigde (met fierheid): „Jawel, inaar
ook meer dan eens vrijgesproken!"
REGIMENTS-ORDER.
„Van heden af is het houden van honden
beneden den rang van sergeant-majoor in de
kazerne streng verboden." v
ZOU HET WAAR ZIJN?
Mama (baar dochtertje les gevend): „Be
grijpt ge nu, kind: de tegenvoeters leven op
de andere zijnde van onze aarde en gaan dus
eerst naar bed als wij opstaan.
Kleine Emma: „Dat is aardig, mama; aan
is papa ook bijna een tegenvoeter."
ALS 'T EENS 12 UT.IR WAS.
Een student liep 's avonds laat op straat
toen er een landlouper naar benr toekwam on
vroeg boe laat 't was. De student, begiij-
pende, dat de kerel het op zijn .horloge ge
munt hack gaf hem' feu slag in. zijn ge
zicht en zei: „Het heeft juist één geslagen.
De landlouper liep door en mompelde:
„Wat 'n geluk, dat ik k.em dat niet een uur
eerder gevraagd heb."
Ik heb 50 Vadei'l. Geseh.
2 laatjes en. 200 vreemd® post
zegels, die ik wil ruilen voor
n. w a11a-soldaatd esËngel'bertus
v. d. ELelm, van Maramstraat
46, Haarlem.
Ik heb IJselplaatjes (de
nummers 3 4 10 15 25 20 27 o5
37 46 48 63 92 100 104 108 115
123 128 140) en plaatjes van
Bosch. en Head© (de nummers
13 10 25 29 30 86 37 38 41 -17
61 52 54 55 60 71 80 93 100
118 119 120 129 134 141 142),
!<He ik wil ruilen voor plaatjes
van Langs de Zuiderzee (de
nummer a 4 7 12 17 18 19 20 21
22 23 25 26 27 28 29 32 33 34
tot en met- 47 49 50 51 52 56
tot en met 67 69 72.74 tot on
met 98 100 tot en met 111 113
114 116 118 tot en met 125 127
12-8 129 131 tot en met 141) of
voor Kwatta-soldaatjes, Meoo-
bonnen, omslagen voor Bena-
dorp's reepen, omslagen van
1 advindersreepen of Bouinamee-
plaatjes van „Mooi Nederland.
Mina d,e Haan, God. Turfhaven
76, Hoorn.
Ik heb 36 Vad. Geseh.
plaatjes (1ste deel) en 19 (2do
deel). Ook heb ik nog 27
inaatjes van de Vecht en 4»
Kwatta-soldaatjes: deze allo wil
ik ruilen voor postzegels van
Noorwegen. Zweden. Pruisen,
Bosnië, Portugal, Transvaal,
Turkije, China. Japan of van
de Congostateu. (2 plaatjes of
2 kir.
Vraagt u iemand na do H,
Communie: Wat draagt gij moo
naar huis? Antwoord dan vrij:
Ik draag den hemel in mijne
ziel.
Een aalmoes om Gods wil den
arme toegedacht
Is a-ls een offer Gods in 't
edelst beeld gebracht.
Het 'leven is een korte, maat
rustig© beproeving; het is de
ivoorbereiding van het lot der
toekomst. W at een vermetelheid,
zich aan die schipbreuk der
wereld bloot te stellen in plaats
van op te vliegen, naar de fees
lelijkheden der hoogste vreugde.
Als ik mijn geheim verzwijg,
dan is liet miin gevangene, laat,
ik liet ontsnappen, dan bon ia
ziin gevangene
De treurigste menschen ziji
igij, die over alles lachen.