TWEEDE BLAD.
KINDERCOURANT
ELCK WAT WILS
ZATERDAG II OCT. 1919.
Bij het 40-Urengebed.
Uit BritsGÉi-iodië,
'o Benauwende dag.
IN T PRIEEL.
Wï£ VViL
BRIEVENBUS
BLADVULLING
12, 13 en 14 October.
1
lederen dag, geachte lezer en lezeres, op
het verheven oogenblik der H. Consecratie,
herinnert onze Moeder do H. Kerk hare die
naren, dal het H. Sacrament des Altaars is
bij uitstek: Mysterium fidei, is Geheim des
geloofe. Geloof in dit aanbiddellijk geheim
Zijner liefde, vorderde de Zaligmaker van de
schare der Joden, van Zijne leerlingen en
van Zijne apostelen.
Te Capliarnaum, in de Synagoge, sprak de
Miester tot de Joden: „Ik ben het brood
de-s levens: uwe vaderen hebben in de woes
tijn het manna gegeten en ziin gestorven. Ik
ben bet levende brood. Die uit den hemel ben
neergedaald, zoo iemand van- dit
brood eet, hij zal leven in
eeuwigheid; en het brood, dat Ik
geven zal, is Mijn vleescb voor het leven der
wereld." Ziedaar de schoonste belofte, welke
ooit uit d,en gezegenden mond des Verlossers
werd vernomen.
De Joden echter streden met elkander over
deze woorden, en zeiden: „Hoe kan deze ons
Zijn vleesch te eten geven?" Ons antwoord
ligt voor de hand: Met diezelfde almacht,
waarmede hij op de bruiloft te Cana in Ga-
Iilea, zes kruiken water in wijn veranerde,
met diezelfde almacht, waarmede Hij in de
"woestijn met vijf broeden viif duizend man
nen spijzigde tot verzadiging® toe.
De Joden hadden 'sHeeren belofte-woorden
juist opgevat. Dit blijkt overduidelijk nit de
handelwijze des Hoeren. Immers bij verkeer
de opvatting had de Leermeester der waar
heid hen beter moeten inlichten. Doch teen
zij ongeloovig heengingen, liet Jezus hen
gaan en sprak Hij vormelijk en plechtig met
een soort van eed: „Voorwaar! Voorwaar! Ik
zeg- u: indien gij het vleeseli van den Zcon
des meusehen niet eet en Ziin bloed niet
drinkt, zult gij het leven in u niet hebben.
Die mijn vleesch eet en mijn bloed drinkt,
heeft het eeuwige Mven; en Ik zal hem op
wekken ten jongste dage; want M ij n
v I e e s c h is w a a r 1 ij k s p ij s en
M ij n bloed is w a a r 1 ij k dranlc
Die Mijn vleesch eet en Miin bloed drinkt
blijft in Mij en Ik in hem. Gelijk de levende
Vadrr Mij gezonden heeft en Ik leef dooi
den Vader, zco zal ook hij, die Mij eet door
Mij leven. Dit is het brood, hetwelk nit den
hemel is nedergedaald; niet gelijk uwe va
deren het manna gegeten hebben en gestor
ven zijn; die dit brood eet, zal
leven in eeuwig hei d."
Spraken de Joden, bij deze nooit volprezen
belofte des Ileeren: „Hoé kan Deze ons Zijn
vleesch te eten geven?" ook velen van Zijne
leerlingen namen aanstoot aan Zijne rede en
zeiden: „Dat woord is hard. wie kan het hoo-
ren!" Door de vele wouderen van Jezus' al
macht overtuigd, hadden zii in 's Heeren
woorden rechtgeloovig moeten berusten. Je
zus nu, wetende bij Zichzelven, dat Zijne
leerlingen hierover morden, zeide tot hen:
„Ergert u dit? Ais gij dan den Zoon des
meusehen zult zien opvaren, waar Hij te vo
ren was, zult gij u dan nog ergeren aan het
geen Ik gesproken heb van Mijn lichaam?
Gij hebt den levenden geest niet, daarom
beoordeelt gij alles naar nw laag-vleeschelijk
begrip, hetwelk tot niets nut is, omdat het
niets begrijpt"
Van toen af gingen vele Zijner leerlingen
terug en wandelden niet meer met Hean. Ook
zij hadden da woerden juist verstaan, in den
letterlijken zin opgevat van het waarachtig
Lichaam en Bloed des Heeren, dat hier be
loofd werd.
De Leermeester liet ook hen heengaan. Ja,
Christus wilde Haver, dat alle leerlingen
Hem verlieten, dan dat Hij ook maar een
enkel woord terugnam. Daarom vroeg Hij
zelfs aan Zijne Apostelen: „Wilt ook gij weg
gaan?" Daarop antwoordde Hem Simon Pe
trus: „Heer! tot Wien zullen wij gaan? Gij
hebt de woorden des eeuwigen levens; en wij
hebben geloofd en erkend, dat Gij zijt de
Christus, de Zoon Gods!"
Die gelofte-woorden des eeuwigen levens
zijn in vervulling gegaan ongeveer een jaar
later, op den avond vóór 's Heeren lijden,
op Witten Donderdag.
Op den eersten dag der ongezuurde broo-
den, wanneer men liet paasehlam slachtte,
zeiden de discipelen tot den Meester: „Waar
wilt Gij, dat wij gaan, en voor u bereiden, om
hot paasehmaal te eten?" Jezus zond dan
twro van Zijne leerlingen en sprak tot hen:
„Gaat naar de stad, en gij zult een mensch
ontmoeten, dragende een kruik water, volgt
dien, en waar hij binnengaat zeg tot den heer j
des huizes: „De Meester zegt: Waar is Mijn
eetzaal, waar lk het paasehlam met Mijne
leerlingen eten zal?" En hij zal u aanwijzen
eene groote, weltoebereide eetzaal, en maakt
voor ons aldaar gereed."
De discipelen gingen been en kwamen in
de stad, en zij bevonden gelijk do Meester
hun gezegd had en zii bereidden het paaseh
maal.
Als het avond geworden was, kwam Jezus
met do twaalven. Wanneer zij nu aten, nam
Jezus het brood, zegende het, brak het en
zeide: „Neemt en eet, dit is Mijn Li
chaam, dat voor u zal worden overgele
verd"; eveneens nam Hij den kelk met wijn,
zeggende: „Drinkt allen hieruit, want dit
is M ij n Bloed, dat voor u zal vergo
ten worden. Dcet dit ter mijner gedachtenis".
Zóó werd de belofte des Heeren ingelost:
„Het brood, dat Ik geven zal. is Mijn Vleesch
voor het leven der wereld." De woorden der
instelling zijn voor eiken onbevooroordeelde
klaar en duidelijk. Met de slotwoorden: „Doet
dit te Mijner gedachtenis", gaf Christus aan
Zijne apostelen en aan alle priesters de
macht en den plicht tevens, om dezelfde of
ferande, die Hij opdroeg, voortdurend op te
dragen en bet if. Sacrament des Altaars on
der ons te bestendigen.
Ziedaar het geloof, het hoogst redelijk ge
loof, van negentien eeuwen, zoadat wij met
Petras getuigen: Gij heer, hebt de woorden
des eeuwigen levens. Wij hebben geloofd en
erkend, dat Gij de Christus zijt, de Zoon Gods.
Dat geloof brengt waarheid in gedachten, dat
wij in de woestijn des levens niet van gebrek
zullen omkomen. Dat geloof brengt heilig
heid in onze genegenheden, om de wereld
niet lief te hebben, noch do dingen, welke In
do wereld zijn. Dat geloof schenkt verdienste
aan onze goede werken, welke wij uit dank
bare wederliefde verrichten. Dat geloof is het
blijde licht, hetwelk ons levenspad bestraalt,
totdat de groote dag van het eeuwig licht
aanbreekt.
Alkmaar, 11 October 1919.
M. P. A. OOMS. D. P.
Ramadurgam, Alur P. O.
1 Bellary Distriet, 12 Sept.
EEN FIETSTOCHTJE.
Al de dorpen waren juist bezocht, de kin
deren waren vrij van de Catechismusles,
want er was werk ten overvloede voor groot
en klein, de zusters waren op een bedelbe-
zoek en de boeg kan niet altijd gespannen
zijn, redenen geaueg welke mij aanspoorden
om eendge dagen als een uitstapje bij mijn
confrater door te brengen. Naar het weer
behoeft men natuurlijk niet te vragen of te
kijken, want van November tot Mei krijgt
men zoo dikwijls regen als u in de maanden
JuniSeptember sneeuw. Het is natuurlijk
geen grapje om in de blakende zon, over een
sckaduwloozen, stofriiken keuvelachtigen weg
20 mij;en af te 1 ggen en ik was alzoo voor
dag en dauw op miin fiets. Doch nauwelijks
lrad ik een anderhalve miil afgelegd of een
pssst bracht mij het onaangename nieuws,
dat de lucht ontsnapte nit miin fietsband,
alsof het een windmolen was en reehts-om-
kcert wandelde ik naar huis. Een bevriende
heiden die ik ontmoette vertelde mij, dat ik
waarschijnlijk mijne oreren en ooren niet
goed gebruikt had, alvorens ik op weg ging.
Een Hindoe weet natuurlijk vooraf of het
volle dan wel nieuwe maan is, want dan
gaat hij nooit uit; doch er zijn voor liem nog
duizend en één omstandigheden, welke hem
zijn voorgenomen reis kunnen en doen uit
stellen. Hij moet namelijk naar grlnkspro-
feten of o-ngeluksvoortcekons uitkijken. On
geluk wordt voorspeld door het ontmoeten
van een barbier, een schoenmaker, een wedu
we, het terugkeeren van een begrafenis, een
takkenbosch, een slang, doch vooral van een
kat. Vliegt de kraai in uwe richting, blijf
dan thuis kijk naar d-c vlucht van den ha
vik; luister naar het gejank van den jak
hals; naar het gesjip van de hagedis of
zulks aan uwe rechter dan wei uwe linker
zijde is, enz. enz. Ik had büua ook geschreven
of uw met uw rechter dan wel met uw lin
kerbeen uit bed zijt gestapt, doch over het
algemeen slaapt men hier niet op een bed,
doch op een max en springt dan met beide
boenen naar voren.
Geinksboden zijn: een pot met water, een
man met den vuilen wasch. snoepgoed, vrach
ten, een monk, een afgodsbeeld, drie maal
niezen, een koe met kalf, een vrouwtje die
den koeienmest opraapt enz. De goede voor
teekens zijn veel minder in aantal dan de
kwade. Ik zeg wel eens: gelukkig de man
die blind geboren is want die kan alle da
gen uitgaan, als hij tenminste maar den weg
weet.
Mijn loopjongen, die tevens kok is, was
met bedding op zijn hoofd langs een ander
voetpad gegaan, doch toen hij het ver te hoo-
ren geschreeuw van hallooooo! horde, keerde
hij spoedig terug. Togen den avond heraam
ik mijn voergenomen tocht; met voldoening
passeerde ik de plek, vanwaar ik des mor
gens terugkeerde en nog een andere mijl ei,
ik was op den hoofdweg. Nn maar met vol
le vaart, maar o wee, daar knalt op eens een
geweer, tenminste dat geluid „pang" deed mij
zulks vermoeden doch het bonzen en schok
ken over mijn lichaam bracht mij wel tot an
dere gedachten. Op een 100 meter afstand
was een waterpoel; -het eenigste wat ik dan
ook maar doen kon, was om het achterwiel
er af te nemen en te zien, welke wend de
band nu weer opgeloopen li ad, wam, A.N.W.
B.-depots zijn hier niet. I ik den binnen
band in den morgen gekweist 1 ,i, Vvas spoe
dig duidelijk toen ik de se Nu maar
aan het pleisteren en in eei - uur was ik
weer op weg.
Alle goede dingen, zegt men, geschieden in
dreën en jawel hcor, nauwelijks was ik vier
mijlen verder of miin voorband was zoo plat
als een pannekoek. Ik had waarschijnlijk
weer een van die distels of do.orns opgeloo
pen, welke Gcd aan Adam voorspeld had, dat
de aarde in overvloed zou voortbrengen.
Mrt angst keek ik even naar het Westen of
er nog voldoende daglicht zen zijn, doch ik
zag wel dat de duisternis mii zou overvallen.
Bovendien had ik miin confrater van mijn
komst niet verwittigd, dus dan maar weer
naar het hoofdkwartier geloopen. Doch een
fiets aan de hand is nk t hetzelfde als een
wandelstok en het duurde dan ook niet lang
of ik liet mijn fiots op den weg achter, ver
trouwende dat niemand die zal stelen, want
wie kan hier fietsen?
Natuurlijk, toen ik thuis kwam, was de
kip, wrlke in den namiddag geslacht was,
door andere grage magen opgegeten en het
gefiltreerde water opgedronken. Gelukkig
had ik nog een tan met provisie en een flcsch
bier en was dus voor den avond gered. Mijn
knecht ging in hst duister miin fiets halen.
De mensch wikt, doch God beschikt. Ik
wilde uitgaan, doch werd gedwongen'terug te
koeren. En in den nacht kwam men mij roe
den voor het toedienen van de laatste H. H.
Sacramenten en weer was ig voor dag en
dauw op mijn fiets, drch nn een andere rich
ting uit on natuvlijk, ik had nu met geen on
geluk te kampen.
J. SCHIPPER. Kath. Pr.
BEET GENOMEN.
Een vischkoo.per. die als uit
hangbord een hengelroe
een baars eraan boven de dein
had hangen, werd door hevig
bellen in zijn nachtrust gestoord
erschrikt het raam omhoog
schuivend, roept hit uit.
„Wat is er?''
„Haal op, je hebt beet!" roe-
jen een paar spotiende stemmen,
TER WAARSCHUWING.
Berggids: Op deze plek stort
te twee jaar geleden onze knap-
£.e gids in den afgrond.
Het gezelschap: Hoe kwam
t'at? Het is hier toch volstrekt
i.iet gevaarlijk.
Gids: Neen het was van
schrik over de kleine foo-i, die bij
kreeg.
KINDEROPMERKING.
Pa?
Ja vent, wat is er?
Op school zei mijnheer van
i .orgen, dat we op de wereld zijn
tui anderen ie helpen.
ja, m'n ïongen, dat is
ook zoo.
i Ja, maar waarvoor dienen
•de anderen dan eigenlijk?
KOOPMANSTALENT.
Een vernuftig Fransciiman
loofde een bedrag van vijf franc
i.it voor dengenc, die hem den
groo.Sien appel bezorgde.
Binnen veertien dagen had hij
vijfden zakken appels hijeen en
hij betaalde met plezier 5 francs
voor den grootste.
EEN GEK GEVAL.
Een dokter werd bij een dame
geroepen die plolseling ziek was
geworven en hij deed haar een
grondig verhoor ondergaan
tver den aard van haar kwaal.
Ook vroeg hij haai wat zij voel
e, toen de aanval begon.
„Ik kreeg een erge rilling,"
s leunde de patiënte.
„Klapperden uw tanden op el
kaar
„Dat weet ik niet. dokter, die
lagen op den schoorsteen, en ik
hen er nie: op gelet."
HUISELIJK GELUK.
Wat maak jelui 'n leven,
3. inderen. Heb jelui weer
inzie?
O neen Mawo speelden
samen.
En wat gpeeld© je,
dhrisje?
Dat we getrouwd waren 1
("Vervolg.)
Acrobaten en Equilibristen saven sohitt'ren-
de staaltjes te zien van spierkracht en lenig
heid. De olifanten bliezen op muziekinstrumen
ten de noten van den toonladder, waarvoor je
„paf" stond en maar uiet begrijpen kon, hoe
die rosse beesten dat geleerd hadden. De
clowns waren niet vergeten en er is hartelijk
gelachen, soms tot tranen toe, om hun malle
manieren en koddige bewegingen.
Na de pauze kregen de tijgers 'n beurt. Er
word in 't circusgebouw 'n groote ijzeren kooi
opgeslagen, waarin door bemiddeling van 'n
deur die Afbinding stond met de hokken, de
eesten Binnenkwamen en bij 't zien van ai die
mensen en 'u ver waar lijk gebrul aanhieven, dat
je door merg en bceti ging. 'n lieer kwam aan
dsn anderen kant van de kooi binnen, de
tijgers kropen schuw op tonnen en trapeziums
ïl keken :uet vnische tronies solium naar den
hoer. De2e klautc 'n paar malen met 'n zweep
en riep ze een voor een bii hun namen. Nu
moesten do beesten verschillende springtoeren
Wriclittc-n door hoepels en ringen, over brug
gen en tonnen Ze deden 't heel goed, maar 'ri
hoop menschen diie met angstige gezichten had
den zitten kijken, waren Mij, dat dit nummer
van 't programma afgehandeld was. Verder
varen er nog anders nummers met paarden,
pontiles, en honuej heel rnoci en interessant.
De bezoekers walen vólkomen te v» eden over
't geen ze gezien had/den en deze eersten avond
(was dan ook opperbest geslaagd. De tweede
avondvooistèliuig ging ook goed, die derde ook
en tea slotte do viierde avond ooktoen
igcbéuede er iet--, dat als 't. ware 'n paniek was.
Plotseling kwam het bericht do rondte doen,
oat hex machtige Diatsohland on voet van oor
log stonj. mex 't kieino landje België. 'Frankrijk
eu Engeland zouden spoedig ook ic dien strijd
betrokken worden, en.waarschijnlijk Neder
land ook. Men sprak van 'a wereldoorlogB-
bratiü die ontstoken was. De menschen in
ónze stad waren opgewonden en zenuwachtig
geen wonder, elders was 't eveitz.» 't geval.
Vaders van huisgezinnen, zoons en broers,
'Vrienden, bloedverwanten en kennissen, allen
(werden ijlings opgeroepen tot verdediging dier
rechten, die ons kleine landje te dragen had.
lEm dan konten me die tooneeïen weer voor den
•geest: 't afscheid nemen der familieleden door
pns zoo plotseling in 't oog geworden moedige
soldaten. 'n Vader rukte zaak met moeite ioa
Max de armen van z'n diepbedroefde vrouw en
haai eil 2,'n kleinen, 'n jongetje en een
imoiaje. vaarwel', Hjj trooetó» hen oa zoi dat 't
icoon vaart niet zou loopen. spoedig was-ie
Wear ia hue midden, 'n Oud moedertje kuste
7 eecinen soon en vtarmaamdie 'm tooh braaf te
*>Uiveo in T eakfetenleven en veel tot
I» Hear te bidden. De jonge man sohaamda
jSwh ciai roor tranen die over z'n wangen
whEBeudan. Z'n vador was dood' en nu mocst-is
alleen voor moeder zorgen, wat-ie zoo graag
deed en waar-ie z'n geluk in vond. Hoe blij
was-ie, aan moeder z'n verdiend geld toe te
reiken, en al leefden ze eenvoudig, ze waren
gelukkig en tevreden. Ais 'n donderslag bii
helder weer kwam daar plotseling de tijding,
dat ook hij naar de grenzen moest en weiLoht
ook in den oorlog. Overal zag 'k van die droe
vige tooneeien, die 't hart van smart en angst
zouden breken.
In 't leven der artisten van 't circus, waar
ik het over ha-d, was ook 'n onverwachte ver
andering gekomeu. Ondier hen waren mannen
van verschillende nationaliteit en ook die wer
dén opgeroepen naar hun land, waar ze zich
moesten inlijven bii hun legerkorps, om dan den
V'Onsöhri.kkeiiiken oorlog in te gaan. Er waren
onder hen: Duitsckers, Engelsahen, Oostenrij
kers, Fransciien en Italianen en zii allen wer
den eensklaps zonder er ooit op gerekend te
hebben van vrienden tot vijanden gemaakt,
althans zoo moesten ze zich beschouwen
want in iiun hart bleef de vniiendsicha'P en ge
negenheid voor mekaar, 'n Groonere teleurstel
ling had hen ai niet kunnen treffen 1 Maar ze
moesten weg.'t vaderland, riep hen en hun
plicht gebood 't hen. En zoo zijn zo weg ge
gaan miasohien dat de meesten niet zijn
teruggekeerd, uit den bloedligen strijd, of mis
schien zoo ©r nog van hen in leven zijn, ze
verminkt en ongeluikkg hun verdere leven moe
ten slijten.
't Girous stond' daar in die eerste woelige
•dagen voor niets. Voorstellingen konden niet
meer gegeven worden, 't eens zoo geregelde
eireusleven was al in één slag vernietigd. De
oorlog was reeds enkele dagen in heviglieul aan
den gang en omdat 't circus daar op 't afge
huurde terrein toch niet kon blijven staan, gaf
d'o directeur aan de weinig overgebleven werk
lui die niet opgeroepen waren, wegens een of
ander lichaamsgebrek, bevel de boel maar a£
te breken.
Ze behoefden zich niet te haasten, er was tijd'
genoieg, omdat ze natuurlijk toch naar geen
andere plaats gingen om te spelen. De luitjes
zijn toen maar begonnen met 't circus af te
breken en daarbij gebeurde iets, dat 'n angst
wekkend verloop had. De paarden on wilde
beesten moesten vervoerd worden naar 'n ai'ge-
huurde stal, waar ze voorloopig maar onder
dak bieren» en dat ging dan ook uitstekend.
Met d© leeuwen en tijgers hadden de mannen
totaal geen mooi te, omdat de 'beesten opgeslo
ten zaten in hokken met traliewerk afgezet en
die tegelijk wagens waren. Ze konden dus zoo
weggereden worden. Met de paarden had men
ook mi et veel rast. want er waren weinig bees
ten overgebleven.
(Wordt vervolgd).
W Jieil heeft niet voor d'aa rel;
Dat hemelseh woord gebaard:
Wees gegroet. Maria.
De heimacht stond ontsteld.
Toen u Gods Engel meldt:
Wees gegroet, Maria.
Die groet had 't begin,
Van 's werelds redding in:
Wees gegroet, Mqria.
Daarom bidt wijd en zijd,
De Kerk ten allen tijd:
Wees gegroet. Maria.
Nóg bidt in vreugd en smart,
Elk dankbaar kinderhart:
Wees gegroet. Maria.
De hemel gaat ons voor,
Daar bidt heel 't EngTenkooï:
Wees gegroet. Maria.
En wij in 't aardsche stof,
Wij bidden tot uw lof:
Wees gegroet, Maria.
Als Satan ons bekoort,
We spreken 't machtig woord:
Wees gegroet, Maria.
Wij roepen in den nood
Nu en in 't uur van onzen dood:
Wees gegroet. Maria.
En eens in 's Hemels steê,
Dan juichen w'eeuwig mee:
Wees gegroet. Maria.
WEES GEGROET, MARIA.
Laat gerust October komen.
En de blaren vallen g»an.
Aan m'n dierbaar Rozenkransje
Bloeien dnaglijks nieuwe Maan,
O, Hemelkoningin,
Ik bid uit kindermin:
Wees gegroet, Maria.
Non, vandaag volgt bet belangrijke nieuws
omtrent de prijzen, welke zullen worden uit
geloofd onder de neefjes en nichtjes, die aan
den WOORDJES WEDSTRIJD deelnemen.
Zooals ik reeds gezegd heb, worden DER
TIG PRACHTIGE PRIJZEN beschikbaar
gesteld.
De eerste prijs is een fraai inkistk-Iliptjct
de tweede prijs: een Klok- en Hamers-pel, £d
•derde, vierde en vijfde prijs ziijn ietier een
mooi gebonden leesboekje; doze prijzen wor
den bet eerst toegekend aan hen, wie achter
eenvolgens de meeste goede woordjes in
leveren.
De volgende 20 prijzen viif schriSflgarni-t
turen, tien prentenboeken en vijf St. Bavo-,
bouwplaten worden verloot onder de 20
neefjes en nichtjes die daaropvolgend die
meeste goede woordjes inzenden.
En de laatste 5 prijzen viif mooie wand-
prenten worden verloot onder alle deel-
nomertjes en dBelneemstertj.es, tide geen an
deren prijs wonnen.
Ter herinnering herhaal Lk hier nog eens
de bepalingen, waaraan moet worden vol
daan om mee te dingen naar de mooie prij
zen
Nog eer.*: het gaat er om ui'- Wét woord
VREDESDUIF
de meeste Hollantisché woordjes te maken.
Ieder woordje mag riet meer van dezelfde
letters bevatten, dan in het woord „Vredes
duif" voorkomt; bijv. een woord met drie
maal een e of d, of tweemaal een v of s of r
er in is ongeldig.
Wel mag men de ni splitsen in u en i, zoo-
dat b.v. d'e woordjes drie of vier of duf en
deur alle goed ziin.
De woordjes moeten met inkt worden
geschreven op papier met Katjes.
De woordjes moeten onder elkaar staan.
De woordjes moeten genummerd zijn 1, 2,
3, 4 enz. En deze nummers moeten vóór d'e
woordjes staan, b.v, zoo*
1 deur
2 vier
3 duf
4 drie
5 re de
Enzoovoor'.
De velletjes papier mogen maar aan één
kant beschreven worden.
Onderaan op het laatste velletje moeten
staan de naam, voornamen (voluit), de juiste
leeftijd en het volledig adres van liet neefje
of nichtje, dat de woordjes gemaakt heeft.
Op Woensdag 15 October, mogen jelui be
ginnen de lijsten met woordjes te sturen. Wie
dan eenmaal zijn woordjes heeft gestuurd,
mag niet weer een aanvulling zenden; zulke
aanvullingen zijn niet geldig.
Jelui krijgen nu ruim veertien dagen den
tijd om je lijstjes aan mij op te zenden en
wel van Woensdag 15 October tot Vrijdag 31
October. Op Zaterdag 1 NoVctmber behoeft
men dus zijn lijstje niet meer te sturen, want
dan is men te laat.
Denken jelui er ook allemaal om, dat, je
je woordjes stuurt AAN DE REDACTIE
VAN DE KINDERKRANT, HOF 6, T'E
ALKMAAR.
Wel te rusten!
OOM KOOS.
Ik heb 59 Vaderl. Gesoh.
fl aatjes en 2UÜ vreemde posx-
G.-gels, die ik wil ruilen voor
jivvatta-soldaatjes. Engelbertus
v. d. Helm. van Harumstraat
46, HaarJem.
lk heb IJselplaatjes (da
lummels 3 4 lü 15 25 26 27 35
57 46 48 63 92 1UU 1U4 108 115
123 128 14U) en plaatjes van
Bosch en Heide (de nuinmera
i 13 14) 25 29 30 36 37 38 41 47
51 52 54 65 60 71 80 93 100
118 119 120 lz9 134 141 142),
<ue ik wil ruilen voor plaatjes
van Lanas de Zuiderzee (d&
r ummera 4 7 12 17 18 19 20 21
23 25 26 27 28 29 32 33 34
tot en met 47 49 56 51 52 56
tot en met 67 69 72 74 tot en
met 98 106 tot en met 111 113
114 116 118 tot en met 125 127
128 129 131 tot en met 141) of
hoor Kwatta-soidaaljes, Meoo-
Lonnen, omslagen voor Bens-
jdorp's reepen, omslagen van
1 ailvinderoreepen of r-ouj.amee.
IWaatjes van „Mooi Nederland.'
hitna de liaan, Ged. Turfhaven
76. Ho„rn.
lk heb 36 Vad. Gesek.
plaatjes (1ste deel) en 19 (2de
deel). Ook hab ik nos 27
plaatjes van de Vecht en 48
Kwatta-soldaatjes; deze ade wi)
ik ruilen voor postzegels van
Noorwegen, Zweden, i'ruiseni
Bosnië» Portugal, Transvaal,
Turkije, Chrna, Japan of vac
de Congostaten. (2 plaatjes of
2 kw.
Nelly B. te Lisse. Hoe aardig ook be
doeld, is het versje toch niet geschikt om ge
plaatst te worden, "'ijl de fouten tegen de
versregels niet te L.rstellen waren. Jammer
hé? Ja, versjes maken is zoo gemakkelijk
niet. Weet je wat je maar doen mo't? Doe
maar goed je b&3t met woordjes te zneken
vcor den wcordenwedstrijd. Maar, denk er
ook om, dat je de briefjes niet naar Haar
lem, maar naar Alkmaar moet sturen;' j.e
weet toch wel, dat het adres van de Kinder
krant is: Hof 6, te Alkmaar? Dag Nelly.
Cornells v. d. L. te Voorhout. Je was te
vroeg Cor, met je woordenlijstje: ik had im
mers juist verleden week gezegd, dat de lijs
ten met woordjes nog niet mochten worden
toegezonden, vóór dat ik den datum daarvoor
zou hebben opgegeven? Bovendien staat je
voornaam, je adres niet onder het lijstje
(wèl aan den anderen kant, maar dat is niet
de bedoeling) en je leeftijd gaf je keelemaal
niet op. Om mee te ttoen, zal je dus opnieuw
je lijstje moeten inzenden. Nou, dat doe je
wel, hè? Dac Uor.
In ongeveer drie maanden zijn
onze nagels vernieuwd. Zij;
groeien vier millimeters pet
maand en sneller naar mate liet
warmer is.
Een nederig en berouwvol hart
is een aangename offerande aan
God. 's Menschen hart behoor»
een altaar te zijn, voor Gods
voortdurendem dienst bestemd»
Vergeet bij harde slagen
Of in benarde dagen
Toch nooit den rijken zegen,
Zoo menig werf verkregen
Een goed voornemen geliM
een parapluie, men vergeetnet
gemakkelijk.