TWEEDE BLAD. KINDERCOURANT ELCK WAT WILS ZATERDAG II OCT. 1919. Bij het 40-Urengebed. Uit BritsGÉi-iodië, 'o Benauwende dag. IN T PRIEEL. Wï£ VViL BRIEVENBUS BLADVULLING 12, 13 en 14 October. 1 lederen dag, geachte lezer en lezeres, op het verheven oogenblik der H. Consecratie, herinnert onze Moeder do H. Kerk hare die naren, dal het H. Sacrament des Altaars is bij uitstek: Mysterium fidei, is Geheim des geloofe. Geloof in dit aanbiddellijk geheim Zijner liefde, vorderde de Zaligmaker van de schare der Joden, van Zijne leerlingen en van Zijne apostelen. Te Capliarnaum, in de Synagoge, sprak de Miester tot de Joden: „Ik ben het brood de-s levens: uwe vaderen hebben in de woes tijn het manna gegeten en ziin gestorven. Ik ben bet levende brood. Die uit den hemel ben neergedaald, zoo iemand van- dit brood eet, hij zal leven in eeuwigheid; en het brood, dat Ik geven zal, is Mijn vleescb voor het leven der wereld." Ziedaar de schoonste belofte, welke ooit uit d,en gezegenden mond des Verlossers werd vernomen. De Joden echter streden met elkander over deze woorden, en zeiden: „Hoe kan deze ons Zijn vleesch te eten geven?" Ons antwoord ligt voor de hand: Met diezelfde almacht, waarmede hij op de bruiloft te Cana in Ga- Iilea, zes kruiken water in wijn veranerde, met diezelfde almacht, waarmede Hij in de "woestijn met vijf broeden viif duizend man nen spijzigde tot verzadiging® toe. De Joden hadden 'sHeeren belofte-woorden juist opgevat. Dit blijkt overduidelijk nit de handelwijze des Hoeren. Immers bij verkeer de opvatting had de Leermeester der waar heid hen beter moeten inlichten. Doch teen zij ongeloovig heengingen, liet Jezus hen gaan en sprak Hij vormelijk en plechtig met een soort van eed: „Voorwaar! Voorwaar! Ik zeg- u: indien gij het vleeseli van den Zcon des meusehen niet eet en Ziin bloed niet drinkt, zult gij het leven in u niet hebben. Die mijn vleesch eet en mijn bloed drinkt, heeft het eeuwige Mven; en Ik zal hem op wekken ten jongste dage; want M ij n v I e e s c h is w a a r 1 ij k s p ij s en M ij n bloed is w a a r 1 ij k dranlc Die Mijn vleesch eet en Miin bloed drinkt blijft in Mij en Ik in hem. Gelijk de levende Vadrr Mij gezonden heeft en Ik leef dooi den Vader, zco zal ook hij, die Mij eet door Mij leven. Dit is het brood, hetwelk nit den hemel is nedergedaald; niet gelijk uwe va deren het manna gegeten hebben en gestor ven zijn; die dit brood eet, zal leven in eeuwig hei d." Spraken de Joden, bij deze nooit volprezen belofte des Ileeren: „Hoé kan Deze ons Zijn vleesch te eten geven?" ook velen van Zijne leerlingen namen aanstoot aan Zijne rede en zeiden: „Dat woord is hard. wie kan het hoo- ren!" Door de vele wouderen van Jezus' al macht overtuigd, hadden zii in 's Heeren woorden rechtgeloovig moeten berusten. Je zus nu, wetende bij Zichzelven, dat Zijne leerlingen hierover morden, zeide tot hen: „Ergert u dit? Ais gij dan den Zoon des meusehen zult zien opvaren, waar Hij te vo ren was, zult gij u dan nog ergeren aan het geen Ik gesproken heb van Mijn lichaam? Gij hebt den levenden geest niet, daarom beoordeelt gij alles naar nw laag-vleeschelijk begrip, hetwelk tot niets nut is, omdat het niets begrijpt" Van toen af gingen vele Zijner leerlingen terug en wandelden niet meer met Hean. Ook zij hadden da woerden juist verstaan, in den letterlijken zin opgevat van het waarachtig Lichaam en Bloed des Heeren, dat hier be loofd werd. De Leermeester liet ook hen heengaan. Ja, Christus wilde Haver, dat alle leerlingen Hem verlieten, dan dat Hij ook maar een enkel woord terugnam. Daarom vroeg Hij zelfs aan Zijne Apostelen: „Wilt ook gij weg gaan?" Daarop antwoordde Hem Simon Pe trus: „Heer! tot Wien zullen wij gaan? Gij hebt de woorden des eeuwigen levens; en wij hebben geloofd en erkend, dat Gij zijt de Christus, de Zoon Gods!" Die gelofte-woorden des eeuwigen levens zijn in vervulling gegaan ongeveer een jaar later, op den avond vóór 's Heeren lijden, op Witten Donderdag. Op den eersten dag der ongezuurde broo- den, wanneer men liet paasehlam slachtte, zeiden de discipelen tot den Meester: „Waar wilt Gij, dat wij gaan, en voor u bereiden, om hot paasehmaal te eten?" Jezus zond dan twro van Zijne leerlingen en sprak tot hen: „Gaat naar de stad, en gij zult een mensch ontmoeten, dragende een kruik water, volgt dien, en waar hij binnengaat zeg tot den heer j des huizes: „De Meester zegt: Waar is Mijn eetzaal, waar lk het paasehlam met Mijne leerlingen eten zal?" En hij zal u aanwijzen eene groote, weltoebereide eetzaal, en maakt voor ons aldaar gereed." De discipelen gingen been en kwamen in de stad, en zij bevonden gelijk do Meester hun gezegd had en zii bereidden het paaseh maal. Als het avond geworden was, kwam Jezus met do twaalven. Wanneer zij nu aten, nam Jezus het brood, zegende het, brak het en zeide: „Neemt en eet, dit is Mijn Li chaam, dat voor u zal worden overgele verd"; eveneens nam Hij den kelk met wijn, zeggende: „Drinkt allen hieruit, want dit is M ij n Bloed, dat voor u zal vergo ten worden. Dcet dit ter mijner gedachtenis". Zóó werd de belofte des Heeren ingelost: „Het brood, dat Ik geven zal. is Mijn Vleesch voor het leven der wereld." De woorden der instelling zijn voor eiken onbevooroordeelde klaar en duidelijk. Met de slotwoorden: „Doet dit te Mijner gedachtenis", gaf Christus aan Zijne apostelen en aan alle priesters de macht en den plicht tevens, om dezelfde of ferande, die Hij opdroeg, voortdurend op te dragen en bet if. Sacrament des Altaars on der ons te bestendigen. Ziedaar het geloof, het hoogst redelijk ge loof, van negentien eeuwen, zoadat wij met Petras getuigen: Gij heer, hebt de woorden des eeuwigen levens. Wij hebben geloofd en erkend, dat Gij de Christus zijt, de Zoon Gods. Dat geloof brengt waarheid in gedachten, dat wij in de woestijn des levens niet van gebrek zullen omkomen. Dat geloof brengt heilig heid in onze genegenheden, om de wereld niet lief te hebben, noch do dingen, welke In do wereld zijn. Dat geloof schenkt verdienste aan onze goede werken, welke wij uit dank bare wederliefde verrichten. Dat geloof is het blijde licht, hetwelk ons levenspad bestraalt, totdat de groote dag van het eeuwig licht aanbreekt. Alkmaar, 11 October 1919. M. P. A. OOMS. D. P. Ramadurgam, Alur P. O. 1 Bellary Distriet, 12 Sept. EEN FIETSTOCHTJE. Al de dorpen waren juist bezocht, de kin deren waren vrij van de Catechismusles, want er was werk ten overvloede voor groot en klein, de zusters waren op een bedelbe- zoek en de boeg kan niet altijd gespannen zijn, redenen geaueg welke mij aanspoorden om eendge dagen als een uitstapje bij mijn confrater door te brengen. Naar het weer behoeft men natuurlijk niet te vragen of te kijken, want van November tot Mei krijgt men zoo dikwijls regen als u in de maanden JuniSeptember sneeuw. Het is natuurlijk geen grapje om in de blakende zon, over een sckaduwloozen, stofriiken keuvelachtigen weg 20 mij;en af te 1 ggen en ik was alzoo voor dag en dauw op miin fiets. Doch nauwelijks lrad ik een anderhalve miil afgelegd of een pssst bracht mij het onaangename nieuws, dat de lucht ontsnapte nit miin fietsband, alsof het een windmolen was en reehts-om- kcert wandelde ik naar huis. Een bevriende heiden die ik ontmoette vertelde mij, dat ik waarschijnlijk mijne oreren en ooren niet goed gebruikt had, alvorens ik op weg ging. Een Hindoe weet natuurlijk vooraf of het volle dan wel nieuwe maan is, want dan gaat hij nooit uit; doch er zijn voor liem nog duizend en één omstandigheden, welke hem zijn voorgenomen reis kunnen en doen uit stellen. Hij moet namelijk naar grlnkspro- feten of o-ngeluksvoortcekons uitkijken. On geluk wordt voorspeld door het ontmoeten van een barbier, een schoenmaker, een wedu we, het terugkeeren van een begrafenis, een takkenbosch, een slang, doch vooral van een kat. Vliegt de kraai in uwe richting, blijf dan thuis kijk naar d-c vlucht van den ha vik; luister naar het gejank van den jak hals; naar het gesjip van de hagedis of zulks aan uwe rechter dan wei uwe linker zijde is, enz. enz. Ik had büua ook geschreven of uw met uw rechter dan wel met uw lin kerbeen uit bed zijt gestapt, doch over het algemeen slaapt men hier niet op een bed, doch op een max en springt dan met beide boenen naar voren. Geinksboden zijn: een pot met water, een man met den vuilen wasch. snoepgoed, vrach ten, een monk, een afgodsbeeld, drie maal niezen, een koe met kalf, een vrouwtje die den koeienmest opraapt enz. De goede voor teekens zijn veel minder in aantal dan de kwade. Ik zeg wel eens: gelukkig de man die blind geboren is want die kan alle da gen uitgaan, als hij tenminste maar den weg weet. Mijn loopjongen, die tevens kok is, was met bedding op zijn hoofd langs een ander voetpad gegaan, doch toen hij het ver te hoo- ren geschreeuw van hallooooo! horde, keerde hij spoedig terug. Togen den avond heraam ik mijn voergenomen tocht; met voldoening passeerde ik de plek, vanwaar ik des mor gens terugkeerde en nog een andere mijl ei, ik was op den hoofdweg. Nn maar met vol le vaart, maar o wee, daar knalt op eens een geweer, tenminste dat geluid „pang" deed mij zulks vermoeden doch het bonzen en schok ken over mijn lichaam bracht mij wel tot an dere gedachten. Op een 100 meter afstand was een waterpoel; -het eenigste wat ik dan ook maar doen kon, was om het achterwiel er af te nemen en te zien, welke wend de band nu weer opgeloopen li ad, wam, A.N.W. B.-depots zijn hier niet. I ik den binnen band in den morgen gekweist 1 ,i, Vvas spoe dig duidelijk toen ik de se Nu maar aan het pleisteren en in eei - uur was ik weer op weg. Alle goede dingen, zegt men, geschieden in dreën en jawel hcor, nauwelijks was ik vier mijlen verder of miin voorband was zoo plat als een pannekoek. Ik had waarschijnlijk weer een van die distels of do.orns opgeloo pen, welke Gcd aan Adam voorspeld had, dat de aarde in overvloed zou voortbrengen. Mrt angst keek ik even naar het Westen of er nog voldoende daglicht zen zijn, doch ik zag wel dat de duisternis mii zou overvallen. Bovendien had ik miin confrater van mijn komst niet verwittigd, dus dan maar weer naar het hoofdkwartier geloopen. Doch een fiets aan de hand is nk t hetzelfde als een wandelstok en het duurde dan ook niet lang of ik liet mijn fiots op den weg achter, ver trouwende dat niemand die zal stelen, want wie kan hier fietsen? Natuurlijk, toen ik thuis kwam, was de kip, wrlke in den namiddag geslacht was, door andere grage magen opgegeten en het gefiltreerde water opgedronken. Gelukkig had ik nog een tan met provisie en een flcsch bier en was dus voor den avond gered. Mijn knecht ging in hst duister miin fiets halen. De mensch wikt, doch God beschikt. Ik wilde uitgaan, doch werd gedwongen'terug te koeren. En in den nacht kwam men mij roe den voor het toedienen van de laatste H. H. Sacramenten en weer was ig voor dag en dauw op mijn fiets, drch nn een andere rich ting uit on natuvlijk, ik had nu met geen on geluk te kampen. J. SCHIPPER. Kath. Pr. BEET GENOMEN. Een vischkoo.per. die als uit hangbord een hengelroe een baars eraan boven de dein had hangen, werd door hevig bellen in zijn nachtrust gestoord erschrikt het raam omhoog schuivend, roept hit uit. „Wat is er?'' „Haal op, je hebt beet!" roe- jen een paar spotiende stemmen, TER WAARSCHUWING. Berggids: Op deze plek stort te twee jaar geleden onze knap- £.e gids in den afgrond. Het gezelschap: Hoe kwam t'at? Het is hier toch volstrekt i.iet gevaarlijk. Gids: Neen het was van schrik over de kleine foo-i, die bij kreeg. KINDEROPMERKING. Pa? Ja vent, wat is er? Op school zei mijnheer van i .orgen, dat we op de wereld zijn tui anderen ie helpen. ja, m'n ïongen, dat is ook zoo. i Ja, maar waarvoor dienen •de anderen dan eigenlijk? KOOPMANSTALENT. Een vernuftig Fransciiman loofde een bedrag van vijf franc i.it voor dengenc, die hem den groo.Sien appel bezorgde. Binnen veertien dagen had hij vijfden zakken appels hijeen en hij betaalde met plezier 5 francs voor den grootste. EEN GEK GEVAL. Een dokter werd bij een dame geroepen die plolseling ziek was geworven en hij deed haar een grondig verhoor ondergaan tver den aard van haar kwaal. Ook vroeg hij haai wat zij voel e, toen de aanval begon. „Ik kreeg een erge rilling," s leunde de patiënte. „Klapperden uw tanden op el kaar „Dat weet ik niet. dokter, die lagen op den schoorsteen, en ik hen er nie: op gelet." HUISELIJK GELUK. Wat maak jelui 'n leven, 3. inderen. Heb jelui weer inzie? O neen Mawo speelden samen. En wat gpeeld© je, dhrisje? Dat we getrouwd waren 1 ("Vervolg.) Acrobaten en Equilibristen saven sohitt'ren- de staaltjes te zien van spierkracht en lenig heid. De olifanten bliezen op muziekinstrumen ten de noten van den toonladder, waarvoor je „paf" stond en maar uiet begrijpen kon, hoe die rosse beesten dat geleerd hadden. De clowns waren niet vergeten en er is hartelijk gelachen, soms tot tranen toe, om hun malle manieren en koddige bewegingen. Na de pauze kregen de tijgers 'n beurt. Er word in 't circusgebouw 'n groote ijzeren kooi opgeslagen, waarin door bemiddeling van 'n deur die Afbinding stond met de hokken, de eesten Binnenkwamen en bij 't zien van ai die mensen en 'u ver waar lijk gebrul aanhieven, dat je door merg en bceti ging. 'n lieer kwam aan dsn anderen kant van de kooi binnen, de tijgers kropen schuw op tonnen en trapeziums ïl keken :uet vnische tronies solium naar den hoer. De2e klautc 'n paar malen met 'n zweep en riep ze een voor een bii hun namen. Nu moesten do beesten verschillende springtoeren Wriclittc-n door hoepels en ringen, over brug gen en tonnen Ze deden 't heel goed, maar 'ri hoop menschen diie met angstige gezichten had den zitten kijken, waren Mij, dat dit nummer van 't programma afgehandeld was. Verder varen er nog anders nummers met paarden, pontiles, en honuej heel rnoci en interessant. De bezoekers walen vólkomen te v» eden over 't geen ze gezien had/den en deze eersten avond (was dan ook opperbest geslaagd. De tweede avondvooistèliuig ging ook goed, die derde ook en tea slotte do viierde avond ooktoen igcbéuede er iet--, dat als 't. ware 'n paniek was. Plotseling kwam het bericht do rondte doen, oat hex machtige Diatsohland on voet van oor log stonj. mex 't kieino landje België. 'Frankrijk eu Engeland zouden spoedig ook ic dien strijd betrokken worden, en.waarschijnlijk Neder land ook. Men sprak van 'a wereldoorlogB- bratiü die ontstoken was. De menschen in ónze stad waren opgewonden en zenuwachtig geen wonder, elders was 't eveitz.» 't geval. Vaders van huisgezinnen, zoons en broers, 'Vrienden, bloedverwanten en kennissen, allen (werden ijlings opgeroepen tot verdediging dier rechten, die ons kleine landje te dragen had. lEm dan konten me die tooneeïen weer voor den •geest: 't afscheid nemen der familieleden door pns zoo plotseling in 't oog geworden moedige soldaten. 'n Vader rukte zaak met moeite ioa Max de armen van z'n diepbedroefde vrouw en haai eil 2,'n kleinen, 'n jongetje en een imoiaje. vaarwel', Hjj trooetó» hen oa zoi dat 't icoon vaart niet zou loopen. spoedig was-ie Wear ia hue midden, 'n Oud moedertje kuste 7 eecinen soon en vtarmaamdie 'm tooh braaf te *>Uiveo in T eakfetenleven en veel tot I» Hear te bidden. De jonge man sohaamda jSwh ciai roor tranen die over z'n wangen whEBeudan. Z'n vador was dood' en nu mocst-is alleen voor moeder zorgen, wat-ie zoo graag deed en waar-ie z'n geluk in vond. Hoe blij was-ie, aan moeder z'n verdiend geld toe te reiken, en al leefden ze eenvoudig, ze waren gelukkig en tevreden. Ais 'n donderslag bii helder weer kwam daar plotseling de tijding, dat ook hij naar de grenzen moest en weiLoht ook in den oorlog. Overal zag 'k van die droe vige tooneeien, die 't hart van smart en angst zouden breken. In 't leven der artisten van 't circus, waar ik het over ha-d, was ook 'n onverwachte ver andering gekomeu. Ondier hen waren mannen van verschillende nationaliteit en ook die wer dén opgeroepen naar hun land, waar ze zich moesten inlijven bii hun legerkorps, om dan den V'Onsöhri.kkeiiiken oorlog in te gaan. Er waren onder hen: Duitsckers, Engelsahen, Oostenrij kers, Fransciien en Italianen en zii allen wer den eensklaps zonder er ooit op gerekend te hebben van vrienden tot vijanden gemaakt, althans zoo moesten ze zich beschouwen want in iiun hart bleef de vniiendsicha'P en ge negenheid voor mekaar, 'n Groonere teleurstel ling had hen ai niet kunnen treffen 1 Maar ze moesten weg.'t vaderland, riep hen en hun plicht gebood 't hen. En zoo zijn zo weg ge gaan miasohien dat de meesten niet zijn teruggekeerd, uit den bloedligen strijd, of mis schien zoo ©r nog van hen in leven zijn, ze verminkt en ongeluikkg hun verdere leven moe ten slijten. 't Girous stond' daar in die eerste woelige •dagen voor niets. Voorstellingen konden niet meer gegeven worden, 't eens zoo geregelde eireusleven was al in één slag vernietigd. De oorlog was reeds enkele dagen in heviglieul aan den gang en omdat 't circus daar op 't afge huurde terrein toch niet kon blijven staan, gaf d'o directeur aan de weinig overgebleven werk lui die niet opgeroepen waren, wegens een of ander lichaamsgebrek, bevel de boel maar a£ te breken. Ze behoefden zich niet te haasten, er was tijd' genoieg, omdat ze natuurlijk toch naar geen andere plaats gingen om te spelen. De luitjes zijn toen maar begonnen met 't circus af te breken en daarbij gebeurde iets, dat 'n angst wekkend verloop had. De paarden on wilde beesten moesten vervoerd worden naar 'n ai'ge- huurde stal, waar ze voorloopig maar onder dak bieren» en dat ging dan ook uitstekend. Met d© leeuwen en tijgers hadden de mannen totaal geen mooi te, omdat de 'beesten opgeslo ten zaten in hokken met traliewerk afgezet en die tegelijk wagens waren. Ze konden dus zoo weggereden worden. Met de paarden had men ook mi et veel rast. want er waren weinig bees ten overgebleven. (Wordt vervolgd). W Jieil heeft niet voor d'aa rel; Dat hemelseh woord gebaard: Wees gegroet. Maria. De heimacht stond ontsteld. Toen u Gods Engel meldt: Wees gegroet, Maria. Die groet had 't begin, Van 's werelds redding in: Wees gegroet, Mqria. Daarom bidt wijd en zijd, De Kerk ten allen tijd: Wees gegroet. Maria. Nóg bidt in vreugd en smart, Elk dankbaar kinderhart: Wees gegroet. Maria. De hemel gaat ons voor, Daar bidt heel 't EngTenkooï: Wees gegroet. Maria. En wij in 't aardsche stof, Wij bidden tot uw lof: Wees gegroet, Maria. Als Satan ons bekoort, We spreken 't machtig woord: Wees gegroet, Maria. Wij roepen in den nood Nu en in 't uur van onzen dood: Wees gegroet. Maria. En eens in 's Hemels steê, Dan juichen w'eeuwig mee: Wees gegroet. Maria. WEES GEGROET, MARIA. Laat gerust October komen. En de blaren vallen g»an. Aan m'n dierbaar Rozenkransje Bloeien dnaglijks nieuwe Maan, O, Hemelkoningin, Ik bid uit kindermin: Wees gegroet, Maria. Non, vandaag volgt bet belangrijke nieuws omtrent de prijzen, welke zullen worden uit geloofd onder de neefjes en nichtjes, die aan den WOORDJES WEDSTRIJD deelnemen. Zooals ik reeds gezegd heb, worden DER TIG PRACHTIGE PRIJZEN beschikbaar gesteld. De eerste prijs is een fraai inkistk-Iliptjct de tweede prijs: een Klok- en Hamers-pel, £d •derde, vierde en vijfde prijs ziijn ietier een mooi gebonden leesboekje; doze prijzen wor den bet eerst toegekend aan hen, wie achter eenvolgens de meeste goede woordjes in leveren. De volgende 20 prijzen viif schriSflgarni-t turen, tien prentenboeken en vijf St. Bavo-, bouwplaten worden verloot onder de 20 neefjes en nichtjes die daaropvolgend die meeste goede woordjes inzenden. En de laatste 5 prijzen viif mooie wand- prenten worden verloot onder alle deel- nomertjes en dBelneemstertj.es, tide geen an deren prijs wonnen. Ter herinnering herhaal Lk hier nog eens de bepalingen, waaraan moet worden vol daan om mee te dingen naar de mooie prij zen Nog eer.*: het gaat er om ui'- Wét woord VREDESDUIF de meeste Hollantisché woordjes te maken. Ieder woordje mag riet meer van dezelfde letters bevatten, dan in het woord „Vredes duif" voorkomt; bijv. een woord met drie maal een e of d, of tweemaal een v of s of r er in is ongeldig. Wel mag men de ni splitsen in u en i, zoo- dat b.v. d'e woordjes drie of vier of duf en deur alle goed ziin. De woordjes moeten met inkt worden geschreven op papier met Katjes. De woordjes moeten onder elkaar staan. De woordjes moeten genummerd zijn 1, 2, 3, 4 enz. En deze nummers moeten vóór d'e woordjes staan, b.v, zoo* 1 deur 2 vier 3 duf 4 drie 5 re de Enzoovoor'. De velletjes papier mogen maar aan één kant beschreven worden. Onderaan op het laatste velletje moeten staan de naam, voornamen (voluit), de juiste leeftijd en het volledig adres van liet neefje of nichtje, dat de woordjes gemaakt heeft. Op Woensdag 15 October, mogen jelui be ginnen de lijsten met woordjes te sturen. Wie dan eenmaal zijn woordjes heeft gestuurd, mag niet weer een aanvulling zenden; zulke aanvullingen zijn niet geldig. Jelui krijgen nu ruim veertien dagen den tijd om je lijstjes aan mij op te zenden en wel van Woensdag 15 October tot Vrijdag 31 October. Op Zaterdag 1 NoVctmber behoeft men dus zijn lijstje niet meer te sturen, want dan is men te laat. Denken jelui er ook allemaal om, dat, je je woordjes stuurt AAN DE REDACTIE VAN DE KINDERKRANT, HOF 6, T'E ALKMAAR. Wel te rusten! OOM KOOS. Ik heb 59 Vaderl. Gesoh. fl aatjes en 2UÜ vreemde posx- G.-gels, die ik wil ruilen voor jivvatta-soldaatjes. Engelbertus v. d. Helm. van Harumstraat 46, HaarJem. lk heb IJselplaatjes (da lummels 3 4 lü 15 25 26 27 35 57 46 48 63 92 1UU 1U4 108 115 123 128 14U) en plaatjes van Bosch en Heide (de nuinmera i 13 14) 25 29 30 36 37 38 41 47 51 52 54 65 60 71 80 93 100 118 119 120 lz9 134 141 142), <ue ik wil ruilen voor plaatjes van Lanas de Zuiderzee (d& r ummera 4 7 12 17 18 19 20 21 23 25 26 27 28 29 32 33 34 tot en met 47 49 56 51 52 56 tot en met 67 69 72 74 tot en met 98 106 tot en met 111 113 114 116 118 tot en met 125 127 128 129 131 tot en met 141) of hoor Kwatta-soidaaljes, Meoo- Lonnen, omslagen voor Bens- jdorp's reepen, omslagen van 1 ailvinderoreepen of r-ouj.amee. IWaatjes van „Mooi Nederland.' hitna de liaan, Ged. Turfhaven 76. Ho„rn. lk heb 36 Vad. Gesek. plaatjes (1ste deel) en 19 (2de deel). Ook hab ik nos 27 plaatjes van de Vecht en 48 Kwatta-soldaatjes; deze ade wi) ik ruilen voor postzegels van Noorwegen, Zweden, i'ruiseni Bosnië» Portugal, Transvaal, Turkije, Chrna, Japan of vac de Congostaten. (2 plaatjes of 2 kw. Nelly B. te Lisse. Hoe aardig ook be doeld, is het versje toch niet geschikt om ge plaatst te worden, "'ijl de fouten tegen de versregels niet te L.rstellen waren. Jammer hé? Ja, versjes maken is zoo gemakkelijk niet. Weet je wat je maar doen mo't? Doe maar goed je b&3t met woordjes te zneken vcor den wcordenwedstrijd. Maar, denk er ook om, dat je de briefjes niet naar Haar lem, maar naar Alkmaar moet sturen;' j.e weet toch wel, dat het adres van de Kinder krant is: Hof 6, te Alkmaar? Dag Nelly. Cornells v. d. L. te Voorhout. Je was te vroeg Cor, met je woordenlijstje: ik had im mers juist verleden week gezegd, dat de lijs ten met woordjes nog niet mochten worden toegezonden, vóór dat ik den datum daarvoor zou hebben opgegeven? Bovendien staat je voornaam, je adres niet onder het lijstje (wèl aan den anderen kant, maar dat is niet de bedoeling) en je leeftijd gaf je keelemaal niet op. Om mee te ttoen, zal je dus opnieuw je lijstje moeten inzenden. Nou, dat doe je wel, hè? Dac Uor. In ongeveer drie maanden zijn onze nagels vernieuwd. Zij; groeien vier millimeters pet maand en sneller naar mate liet warmer is. Een nederig en berouwvol hart is een aangename offerande aan God. 's Menschen hart behoor» een altaar te zijn, voor Gods voortdurendem dienst bestemd» Vergeet bij harde slagen Of in benarde dagen Toch nooit den rijken zegen, Zoo menig werf verkregen Een goed voornemen geliM een parapluie, men vergeetnet gemakkelijk.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Ons Blad : katholiek nieuwsblad voor N-H | 1919 | | pagina 5