'E BLAB.
ELGICWAT WILS.
'n Benaywende dag.
IN 'T PRIEEL.
WiE WIL RUILEN
ZATERDAG 25 OCT. i9i9.
DE mm GODS.
landbouw en V isscherij
Provinciaal Nieuws.
BLADVULLING.
BRIEVENBUS
t HAPJES.
(Uit de herinneringen van een Engelschman.)
Ik had «enigen tijd bij mijn oom doorgebracht
en zou met den postwagen naar huis terug-
keeren. Mijn vader had in zijn brief den wagen,
met welken hij mij wachten zou, met name op
gegeven; hij wilde mij onderweg ontmoeten en
naar een vriend medenemen, waar wij mijne
moeder en mijne zuster van een bezoek van eent-
se dagen weer zouden afhalen. Die schik
king beviel mij ongemeen ik had sedert lang
naar de gelegenheid uitgezien, om met die famil-
lie kennis te maken, wijl ik door iedereen hare
fraaie verzameling van naturaliën hoorde roe
men. Bovendien verlangde ik sterk om mijne
moeder en zuster te zien, wijl ik reeds eenige
welcen van haar was geseneiden geweest. Daar
echter de aangewezen postwagen eene groote
reis had af te leggen en ik er slechts acht mijlen
ver gebruik van zou maken, kon ik vooraf
geene plaats bestellen. Ik wachtte aan eene brug,
waar de wagen moest voorbij komen, in de hoop,
dat er nog een plaats was, douh ik zag mij in
die hoop bedrogen. Nog aan gene zijde van de
brug reed de postwagen bij een huis aan, waar
twee kleine meisjes werden opgemonen en nu
waren al de plaatsen van den wagen bezet. De
conducteur schudde het hoofd en betuigde zijn
leedwezen, dat hij mij niet kon op«emen. De
plaatsen voor die twee meisjes waren reeds
eenige dagen geleden besteld, en voor de gansche
reis naar Londen ingeschreven, zoodat zij in
alle gevallen boven mij de voorkeur hadden. Er
was niets aan te doen, ik moest-terugkeeren, en
gevoelde mij bitter teleurgesteld zoowel bij de
gedachte, dat mijne ouders zeer ontevreden
zouden zijn, wanneer zij mij niet tev- bestemder
tijd zagen aankomen, ais omdat ik waarschijn
lijk. ook zelf wanneer ik op den naastvolgenden
wagen eene plaats kon vinden, niemand meer
van de mijnen in de bewuste herberg zou aan
treffen, en dus het genoegen zou moeten missen,
om met den vriend mijns vaders en zijn kabi
net kennis te maken.
:jn oom bemerkte mijne treurigheid, en
sprair mij van den plicht, om zich naar onver
mijdelijke omstandigheden te schikken.
Ontmoetingen, die met onze wenschen strij
dig zijn, zei de vrome man, moeten wij ons la
ten welgevallen, niet enkel omdat wij er niets
aan veranderen kunnen, maar ook in de vaste
overtuiging, dat alles, zoowel het onbeduidend
ste als het rampspoedigste, met wijsheid en
lietue, tot ons bestwil verordend is.
Die woorden stonden mij levendig voor den
geest, toen mijn ouders bij mijne terugkomst
met een volgt aden wagen, zich zoo dankbaar
over r. 'jn benouden reis verheugden, en ik van
hen vernam, dat den wagen, met welken ik had
moeten vertrekken, een droevig ongeluk was
overkomen. Terwijl het rijtuig in volle vaart
was, sloeg een der portieren open, en een klein
meisje, dat er tegen leunde en voorover uit den
wagen vie', werd dood weggedragen. 'tWas
een van die meisjes geweest, die ikliad zien in
klimmen, en welke mij de gewenschte plaats in
den wagen hadden benomen.Later vernamen wij,
dat het ongelukkige kind tot een lichtzinnige,
ongodsdienstige familie behoorde, doch zelve
een zeer beminnelijk en veelbelovend meisje
was. Het was bij een vrome tante opgevoed, en
men had het van daar weggenomen, wijl de
ouders bezorgd waren, dat het kind zich al
te veel aan den godsdienst zou hechten. Ze
was nu voor afdwalen behoed.
Niet lang na deze gebeurtenis werd mijn va
der genoodzaakt, om voor eene gewichtige,
aangelegenheid naar Londen te reizen. Op den
dag tot zijn vertrek bestemd, trad onverwachts
een zijner vrienden binnen, die op grooten af
stand woonde, en hem met belangrijke en
dringende zaken zoolang bezig hield, tot de
postwagen, afgereden was. Terwijl mijn vader
met het gezin thee dronk, stond zijn gelaat
gelaat ernstig en gemelijk over die onverwachte
stornid in zijn plan. 't Was voor hem van groot
belang, zich den volgenden morgen te Londen
te bevinden. Er reed 'savonds nog wel een post
wagen door, doch die kwam van elders en 'twas
niet zeker dat er plaats in zou zijn. Mijn vader
was half besloten om extrapost te nemen, en
aanstonds te vertrekken. Mijn moeder zocht
de duistere wolken van vaders voorhoofd te
verdrijven en hem met de hoop op te beuren,
dat hij zijn oogmerk nog wel bij tijds bereiken
zou. Wie weet, sprak de goede vrouw, of 'tniet
ergens goed voor is, dat je plan zoo verijdeld
wordt. Herinner je slechts, toen in het vorige
jaar onze Samuel van je broeder terugkeerde,
hoe vaak wij God dankten, dat hij niet met
den wagen kwam, die wij hem hadden aangewe
zen. Nauwelijks had mijne moeder deze woor
den gesproken, of vader trad aan 't venster.om
naar 'tweder uit te zien, hij scheen iets te be
speuren, dat zijne opmerkzaamheid trok, en
zonder 'n woord te spreken liep hij het huis uit.
Een half uur later kwam hij weder terug.
Jij had gelijk, sprak hij tot mijne moeder,
'twas ergens goed voor, dat ik mijn reisplan ge
stoord werd. Ik ben zoo gelukkig 'geweest,
twee kinderen van den dood te reddemv
Toen mijn vader voor het venster stond,
had hij in het huis van een onzer overburen
een buitengewoon licht bespeurd. Hij snelde
er heen en" vernam, dat men in de kamer waar
hij dat licht gezien had, drie kinderen had te
slapen gelegd. Het oudste liep hem reeds te ge-
moet, en riep hem toe, dat het huis in brand
stond. Met groote moeite bereikte hij het bed,
waar de beide kinderen in lagen, nam er een op
iederen arm, en bracht ze in veiligheid. Ver
volgens nam hij maatregelen, om het vuur dat
zich nog niet verspreid had, te blusschen. Het
ongeluk was door een licht ontstaan, dat men
in die kamer achtergelaten en vergeten had;
er was eene vonk afgevallen, waardoor het
kleed van een nachttafeltje vuur had gevat, dat
zich aan de gordijnen van het bed had mede
gedeeld. De ouders waren niet thuis, en de
dienstboden in een verwijderd gedeelte van
het huis met haren arbeid bezig, werwaarts de
hulpkreten der kinderen bezwaarlijk konden
doordringen. Was niet door het bewonderens
waardig Godsbestuur de opmerkzaamheid mijns
vaders juist op dat oogenblik naar het bewuste
huis gericht geweest, dan zouden die Kinderen
hoogstwaarschijnlijk binnen weinige minuten
eene prooi der vlammen zijn geworden.
Was dit een bloot toeval Of behoorde het
niet tot die kleinigheden, die de vinger Gods
aan elkander verbindt, om er gewichtige ge
volgen uit af te leiden.
Ik wil nog een voorbeeld aanvoeren. Wij
reisden van Londen oostwaarts en mijn oom,
een blind man, kreeg den inval, om onzen tocht
over zee te doen, ten einde de veelvuldige ver
beteringen der nieuwe reismanier in gemak en
spoed van naderbij te leeren kennen. Op den
bepaalden tijd lieten wij ons met onze bagage
op de plaats der afvaart vinden; wij vroegen
naar de boot, doch vernamen tot ons groot ver
driet, dat deze eerst den volgenden dag kon ver
trekken. Mijn oom moest het doel zijner reis op
een bestemden tijd bereikt hebben; zoo dat wij
genoodzaakt waren, den weg over land te nemen,
De eene hoek van den postwagen was reeds
bezet door een schijnbaar ziekeüjk jongman,
terwijl de vierde plaats later werd ingenomen
een bescheiden, zedig en ingetogen jong meis
je. Daar onze reisgezellen de bijzondere opmerk
zaamheid van mijn oom niet hadden getrokken,
zoo voerde hij het gesprek lang met mij alleen.
Nadat hij verscheiden onderwerpen had be
handeld, kreeg hij aanleiding tot een opmerking
omtrent de schoone harmonie, die allerwegen
m de werken van God heerscht. Onze kranke
reisgezel, die tot nu toe een diep stilzwijgen
had bewaard en nie op het gesprek
scheen gelet te hebben, werd door het die
aanmerking van mijn oom uit zijne schijnbare
gevoelloosheid gewekt.
Daar is heel wat op af te dingen zei
hij op een toon van minachting en spotternij,
waaruit zich, zoo wel als uit zijne latere uitdruk
kingen, duidelijk liet opmaken, dat hij door
het gif des ongeloofs besmet was. Hij sprak
met eene verbazende woordenrijkheid over de
samenstelling der natuur, hare krachten en
wetten, over de bevoegdheid van den mensch
om te doen en te laten, wat hij wil, van de
onwaarschijnlijkheid en de tegenstrijdigheden
der heilige Schrift. Mijn oom was er juist de man
toe, om die voorbarige, onbedachtzame taal
met wijsheid en kalmte te beantwoorden, om
armzalige stellingen en gevolgtrekkingen
door onwraakbare bewijzen en onloochen
bare daadzaken te wederleggen. De ongelukkige
jonge man was met de Schrift wel bekend,
Naar zijn zeggen had hij eene godsdienstige
opvoeding ontvangen, en had met verscheiden
kerkelijke genootschappen in betrekking ge
staan. Later echter had hij alles als bedrog en
dwaling verworpen, en beriep zich nog slechts op
den bijbel, om hier of daar eene dubbelzinnige
uitdrukking als bewijs tegen de waarheid der
goddelijke oorkonden aan te voeren. Het ge
sprek duurde den ganschen dag, want de jonge
man liet niet af, en zoodra eene drogreden was
omverworpen, bracht hij aanstons met zege
vierende blik eene andere op het tapijt, die hij
voor onwederlegbaar verklaarde. Zijne laster
lijke taal werd -vaak door een hollen, drogen
hoest afgebroken, die de spoedige nadering van
het plechtige oogenblik scheen te voorspellen,
in hetwelk de strijd tusschen waarheid en onge
loof een einde neemt. Mijn oom wees hem op
dat oogenblik; toen wij het doel onzer reis nader
den, hij sprak tot zijn geweten, en opperde de
vraag of het uitzicht van den dood daar geen be
zorgdheid, geen vrees verwekte. Hij verhaalde
van den troost des waren christens, waarvan
hij nog pas een verblijdend voorbeeld had bijge
woond aan het sterfbed van een geliefden vriend
die in dat gewichtig oogenblik eenen ongestoor-
den vrede met God en met zich zeiven had ge-
ten, die vertrouwend op zijn hemelschen Vader
den rijken troost van het Evangelie had ervaren
In de laatste oogenblikken van onze reis werd
de ongeloovige stil en nadenkend. Welken in
druk de taal van mijnen oom op het zijn hart
gemaakt had, weet ik niet; doch hij nam bij het
afscheid een boekje gereedelijk aan, dat mijn
oom in de hand drukte, beloofde, dat hij het
aandachtig zou lezen, en bedankte en hem
voor zijn welwillend en belangrijk onderhoud.
Waarom toch moesten wij, tegen ons voor
nemen, aan deze reis over land afleggen Was
dat weder een bloot toeval Ik geloof 't niet.
Veel waarschijnlijker komt het mij voor,
dat Gods voorzienigheid een verstandig christen
gelegenheid wilde schenken om van de gronden
te doen blijken der hope, die in hem was hetzij
tot bekeering des twijfelaars, of tot bevesti
ging van een jong meisje, dat anders alleen
en zonder hulp wellicht schade een aan hare on
sterfelijke ziel zou geleden hebben door de
kunstige drogredenen van het ongeloof.
DE TIJD.
Stalmest.
Thans heeft, naar gemeld wordt, de Eijks-
tuinbouwraad voor Zuid.-Hollaiid zit'dr.g ge
nomen in de commissie ter bestrijding van
knoeierij en bij den handel- in stalmest.
Onder diens leiding zijn de voorbereidende
controle - werk zaaaüi ed en aan ge van,ge n.
Samenwerking wordt gezocht met die
veehouders en schippers, welke voorstan
ders zjjn van reëelen handel. Deze zullen
zich moeten verbinden om het steken van
monsters op hun erf en schuit toe te staan.
Zij, welke zich hiertoe bereid verklaren,
zullen bij circulaire aan alle tuinders-orga
nisaties in Zuid-Holland worden bekend ge
maakt, terwijl daarbij tevens een opwekking
zal uitgaan, om uitsluitend met de in die
circulaire genoemde personen zaken te doen.
Twee leden der commissie zullen de vee
houders in de streek Leiden, Delft, Schiedam
Ketliel gaan bezoeken, ten einde hen plan
en werkwijze der commissie uiteen te zetten.
Het is te hopen dat de bona-fide vee
houders en schippers begrijpen, dat het
werk der commissie ook in hun belang wordt
verricht, en dit toonen door liunne volle
medewerkinp te verleenen.
SGHAGEN. BURGERLIJKE STAND.
Geboren: Cornells, z v. M. Slikker en van G.
Ploeger.
Gevonden; een fiets.
ONDER KINDEREN.
Mina, zes jaar, cn Lina, zeven
jaar zien een bruine cn een wit
te koe. Waarom zouden die koei
en zoo verschillend van kleur?"
vraagt Mina. „Wel, domkind,"
antwoordt, „de bruine koe geef!
de koffie en de witte de rm.ik/>
EEN DRANKBESTRIJDERS
ZOONTJE.
In Engeland heeft men nog
een zeer bijzonder stelsel van
maten en gewichten.
De schoolkinderen moeien
Jat natuurlijk uit het hoofd
leeren.
Zoo gaf eens de onderwij
zer de biermaten op.
Den volgenden morgen
overhoorde hij ze. Een van
z'n beste leerlingen zei„lk
ken ze niet, meester!''
„Waarom met, jongen?"
;,Wel, meester, vrr er zei dat
[iet iiiet noudig was, want we
zijn toch niet van plan, om
ooit bier te koopen, te ver-
ivoopen of te drinken
EEN SLECHTE VERBE
TERING.
Frans en Piet waren met
hun oom geen snuggere
uit wandelen geweest,
thuiskomende riep Frans;
„Moe, moe, we hebben een
ezel gezien, zoo groot; wel
zoo groot als oom."
De oom scheen hierover
niet erg gesticht, en Mina, tiet
zusje, die zu.ks aan hem zag,
riep, om hem weer in goed
humeur te brengen: Dat is
niet waar; zoo'n groote ezel
als oom kan er onmogelijk
zijn."
,,Ik heb 't op beide manie
ren geprobeerd. Ik spreek bij
ondervinding," zegt Dr. Guth-
ite. „En nu heb ik vier rede
nen om geheelonthouder te
blijven: mijn gezondheid is
beter; mijn hoofd is helder
der; mijn hart is lichter; mijn
beurs is zwaarder."
De oliranten gaven 't niet op, ze Konden
waarschijn lijk wel tegen een wedren maar
Iran achtervolgers raakten uitgeput. Geluk
kig kwam er voor de laatsten hulp opdagen
in de gedaante van eeu paar politie-ageiiten.
Iu raze stad waren door de mobilisatie veel
"iclda'en gekomen, meestal pontonniers, of
-als ze ok wel genoemd worden, ,,de pont-
jongens" Die soldaten moeten voor het le
ger loopbruggen over rivieren en kanalen
slaan, waarover dan 't voetvolk en allerlei
geschut gaan kan. Onze stad wordt omringd
door groote wateren ea daarom is ze als gar
nizoensplaats bestemd voor pontonniers.
Op 'n terrein dicht bij 't circusterrein
stond '11 wacht van '11 man of tien, de de wagens
,waarop pontons lagen, moesten bewaken. Met bajo
net op 't geewecr liepen de jongens daar heen en
.weer en men kon 't hun aanzien, dat e liever thuis
Waren, dan hier de wacht te moeten houden in 'n
omgeving waar bijna geen mensch voorbij kwam.
't Stelletje olifanten liep ook' dien kant uit, op de
p-ontönwagens af. De soldaten wisten eerst niet
7-- zagen. In de verte hoorden ze menschen
schreeuwen: „Schiet! schiet! op die lamme bees
ten!" 'n Dikke politieagent kwam hijgend en puf
fend als eerste achtervolger 't troepje beesten ach.
terop loopen, gevolgd door de anderen, waarbij zich
ook eenige durfachiige burgers hadden aangesloten.
Als de achterste olifant 'ns 'n draai maakte om
zich om te keeren, schoot 't dikke agentje ang
stig. tusschen de achtervolgers en riep dan: „Vangt
ze toch! De hee.le stad wordt dadelijk' nog stapel
gek!" Haarzelf stak ie geen hand uit Er kwam
nog meer hulp. De commandant van het bewa-
kings-depot stond enkele mannetjes af om mee te
D- per,^ en met vernieuwde moed ging 't steeds ver-
er. tuten zed an nooit gegrepen kunnen wor-
en lamme beesten! 't Terrein van de pontons
waren ze nu ook al voorbij en - leek wel of de
beesten voorloopig geen zin had-tm hun spelletje
uu, 10 sPelen- Ze draafden nog maar steeds door
üieuaai in dollen draf en daarachter en van voren
n ezijden liepen de politieagenten met stalknechts
!Afl h:ir/TnH„ li.
scheen eenigszins gekalmeerd te zijn, althans-ie
ging gewillig mee en hij werd dan ook zoo gauw
mogelijk naar den afgehuurden stal gebracht, bang
als men was dat-ie nog 'ns 'n kuur zou krijgen
om weeg te loopen. Met de andere beesten ging 't
niet zoo gemakkelijk. Capie liep hollend en brullend
'n straat in, waar 'n groentenboer 'n praatje maak
te met een oud vrouwtje die aardappelen bij 'm
gekocht had.
(Wordt vervolgd.)
TERUGKEER.
Hoe blijde loopt de weg naar huis!
De vogels zingen honderd uit.
'k Hoor 't blijde bladgesnis.
En luister, wat de merel fluit
Hoe zingt me alles wellekom
En 'k weet niet waten niet waarom
Maar 'k hoor m'n hart in me zingen.
Daar komen blauw al, in de vert'
De bergen mat hun bosschen op,
't Land waar 'k geboren werd;
De torens met 't kruis in top
*t Wenkt me alles wellekom!
En 'k wee<t niet wat, en niet waarom
Maar 'k hoor ine hart in me schreien.
en burgers. Door
Verbazend! Nu gaat het als gesmeerd! Ik
heb ze nog niet geteld, maar ik geloof toch
dat ik al zoowat 'n honderd lijsten met
woordjes voor den Woorden wedstrijd ra
mijn bezit neb, want het is a.l een aardig
stapeltje.
M ie nog wil meedoen aan den wedstrijd',
heeft nog eenige dagen ter beschikking en
wel tot aanstaanden Donderdag of uiterlijk
Vrijdagmorgen, want Vrijdagavond moeten
alle lijstjes in mijn bezit zijn.
Voor de laatste maal herhaal ik het, dat
het er op aan komt uit het woord
VREDESDUIF
do meeste Hollandsche woordjes te maken.
Ieder woordje mag niet meer van dezelfde
letters bevatten, dan in het woord „Vredes
duif voorkomt; bijv. een woord met drie
maal een e of d, of tweemaal v of s of r
er in is ongeldig.
Wel mag men de ni splitsen in u en i, zoo
dat b.v. de woordjes drie of vier of duf en
deur alle goed zijn.
De woordjes moeten met inkt worden ge
schreven op papier met lijntjes.
De woordjes moeten onder elkaar staan.
De woordjes moeten genummerd zijn 1, 2,
3, 4 enz. En deze nummers moeten vóór de
woordjes staan, bijv. zoo;
1 deur;
2 vier,
3 duf
4 drie*
5 rede
Enzoovowrt.
De velletjes papier mogen maar aan één
kant beschreven worden.
Onderaan op het laatste velletje moeten
iuk af om de slurf vm Timmi». nu 11 S?. Mam- voornamen (voluit), de juiste
van Jimmie; beestlcefi'«l en hef volledig adres van het neefje
gooien vati touwen met flnke
Se"J aaa bevestigd, poogden ze die beesten zoo
c .jugen -Maar neen noor g(.en kans! >t Was
om razend te worden - je wist maar riet wat er
de drukk k0" ,me' die,dikl" ^ieurs als ze in
fes l o^ fn .Sn fSVV'1J ,'CWamea' Nu gebeurde al
ben "kon buitenwijk waar 't geen kwaad met
°a doch "e ol U an ten waren niet van
plan naar te bleven, ze liepen verder, tot schrik
van -e Dewoncra, verschillende straten door en nu
met meer achter mekaar, neen ieder ging z>„ eiren
Weg. e jagers' kregen nog meer werk en ze
inoes t hun troepje verdoelen, 'n Man of vier
Vijf, r orden achter 'n olifant en gelukkig (fe
fcerstc d.ie ze te pakken kregen was liramie, die
«gei!:ijk de oorzaak was van die benauwden wed-
ren.Jle oppasser wire 'n touw met 'n lus er aan,
of nichtje, dat 'de woordjes gemaakt heeft,
Vaor wie or ook nog niet op gelet mocht
hebben, vertel ik ook nog eens om welke
DERTIG MOOIE PRIJZEN het gaat en hoe
die prijzen onder de aan den wedstrijd deel
nemende neefjes en nichtjes zullen word'en
uitgeloofd:
De eerste prijs is een fraai inktstelletje;
de tweede prijs: een Klok- en Kamerspel; de
derde, vierde en vijfde prijs zijn ieder een
mooi gebonden leesboekje; deze prijzen wor
den het eerst toegekend aan hen, wie achter
eenvolgens de meeste goede woordjes inle
veren.
De volgende 20 prijzen vijf ochrijfgarni
turen, tien prentenboeken en vüf St. Bavo-
bouwpiaten worden verloot onder de 20
neefjes en nichtjes die daaropvolgend de
meeste goede woordjes inzenden.
En de laatste 5 prijzen vijf mooie wand-
prenten worden verloot onder alle deelne-
n.ertjes en deelneemstertjes, die geen ande
ren prijs wo-nnen.
Ziezoo, nu moet deze week de knoon op het
werk zetten. Denk er echtetr om, dat de aan
staande week maar kort duurt, want Zater
dag is bet de feestdag van Allerheiligen en
is het dus Zondag en daarom moeten Vrij
dags nog allo brieven bij mij zijn binnenge
komen. Jelui doen dus het beste met je
woordjes maar een paar dagen eerder te
sturen, dan kan je er zeker van zijn dat je
op tijd komt er mee.
Denkt, er ook allemaal om, dat je je woord
jes stuurt AAN DE REDACTIE VAN DE
KINDERKRANT, HOF 6. TE ALKMAAR.
Nu heb ik niog wat andiers en wel een min
der pleizierige boodschap, waarmede toch
een iedereen en dus ook miin neefjes en
nichtjes rekening moet houden.
Met ingang van 1 November is het post-
tarief verhoogd en dus moeten in het ver
volg (te beginnen volgende week Zaterdag
afzenden moet dan een postzegel van VA cent.
Zullen jelui daarom dan in 't vervolg al-
voornamen en het adres van ben die de kaart
ders mag worden geschreven dan de namen,
1 November) die brieven, briefkaarten en
prentbïifciK&arten hooger gefranceerd zijn,
dan tot nog toe ncodig was.
In het vervol» moet op een brief een poet-
zegel van 714 dent, op een briefkaart; een
postzegel van 5 cent en op een prentbrief
kaart, als drukwerk waarop dus niets an-
len denken, want anders aou ik volop straf
port moeten gaap betalen en.dat gaait na
tuurlijk niet.
Wel te rusten)
QOM KOOS,
Christina M. te Alkmaar. Wel, Christi-
neke, boe lcwam je er toe je brief aan een
verkeerd adres te bezorgen? Je badt bet gjoe-
de adres geschreven: Hof G, en toch was je
brief ik geloof bij miinbeer Lange ge
bracht, die hem toen bij mij liet bezorgen.
Annie G. te Egmond-Binnen. Dat viel
me niet tegen, diat ik weer eens ©en brief
van je kreeg. Ja, dat wil wat zeggen: een
bezoek aan Amsterdam. Ik kan me voorstel
len dat je er vreemd van op keek, van die
groote huizen, die mooie winkels en die druk
te op straat. Dag Annie, de groeten ook te
rug thuis en ook aan Gertja. maar vertel
me eens, wie is Gertie, is dat een zusje of
vriendinnetje van jet Misschien heb je 't
mij al eens verteld; maar als dat zoo is dan
ben ik bet vergeten, want ik herinner mij
baar naam niet. Dag hoor.
Johanna J. te Zijdewind. Wel zoo, dat
was een prachtige beschrijving van jelui
nieuwe school. Het was mii nou net alsof je
mij aan de hand had en zoo door de school
leidde om ze eens goed te bezichtigen.
Heusch, je hebt het er aardig afgebracht.
Zorg nu maar, dat je braaf leert, dan kan
je je leven lang aan die mooie school terug
denken. Dag.
Theo V. te Egmond-Binnen. Eerst was
ik n.iet hoos erover dat je in zoo langen tijd
niet geschreven had; maar toen ik zag wat
do oorzaak ervan was, had je toch eens m'n
gezicht moeten zien. Dan zou je 't nooit meer
wagen zoo lang het brievenschrijven uit te
stellen, 't Is wat moois! Théo, Théo! Je mag
wel gauw nog weer eens schrijven om het
weer beeilemaal gioed te maken. Nu ja, ik ben
wel niet zoo erg boos meer; maar zoo'n beel
klein beetje toch nog wel. 't Is daarom maar
goed, dat jc weer goed© voornemens heb ge
maakt. Neen Théo of Iaat ik toch maar
weer zeggen: beste Théo dien muziekleer-
aar kan ik nu eens niet. Doe maar goed je
best op de avondschool. Ja, natuurkunde is
een mooi vak. Leuk hè, dat gas maken in
een pijp. Dag, beste Théo, totde volgende
week, dan maar....?
Nelly K. te Oud-Schoten. Beste kind, ik
herinner me niet ooit een brief van je ont
vangen te hebben. Die is toen dus zeker weg
geraakt. Dat is jammer. Maar, enfin» 't is nu
toch in orde want ik heb je nu toch niet
vergeten hè? Dag Nelly.
Afra P. te Heer Hugowaard. Wel, Afra,
ik kan je toch nu vooraf nog niet beloven,
dat je een prijs zal winnen. Allemaal willen
ze er wel een winnen en diat gaat niet. Er
zijn bij dezen wedstrijd toch al veel prijzen
en wel 30. Dug er kunnen maar 30 neefjes of
nichtjes een prijs winnen. Daar tegenover
staat dia.it er misschien wel 100 geen prijs
winnes. Dag.
Mientje M. te Alkmaar. Zoo. diat vind ik
heel aardig diat je ook gaat meedoen. Ik weet
heusch niet of ik je vader ken» want ik ben
dikwijls op reis en ken hier nog niet zooveel
menschen. O, dat vond ik heel lief van je,
dat je mij zooveel uit jelui huishoudentje,
over je broertjes en zusjes schreef. Neen
boer, je briefje was niet te lang en je mag
nog dikwijls weer zulke aardige briefjes
schrijven. Doe je het? De groeten terug aan
vader, moeder, zusjes en broertje en natuur
lijk ook voor je zelf.
Albert M. te Alkmaar. Ja hoor Bèr, jij
mag natuurlijk ook mee doen. Maar jou brief
j es mogen in het vervolg wei een klein beet
je langer ziiin. Dag.
VERKEERD BEGREPEN.
Dokter (bij het heengaan)
„En vóór alles een enkele si
gaar na het eten."
Dokter (na eenige weken
terugkomende)„Nu hoe hebt
ge u bij mijn voorschriften
bevonden."
Patient: „Heel wel al
leen die drommelsche sigaar
na het eten. Ik rook anders
niet."
I'k heb 59 Vaderl. Geedh.
laatjes en 200 vreemde post-
egiels, die ik wil ruilen voor
Kwatta-soldaatjes. Engelbertus
v. d. Helm, van Marumstraat
40, Haarlem.
Ik heb IJselplaatjes (de
rammers 3 4 10 15 25 26 27 35
37 46 48 63 92 100 104 108 115
23 128 140) en plaatjes van
Toseh en Heide (de nummers
13 19 25 29 30 36 37 38 41 47
1 52 54 55 60 71 80 93 100
.18 119 120 129 134 141 142),
lie ik wil ruilen voor plaatjes
'an Langs de Zuiderzee (de
rammers 4 7 12 17 18 19 20 21
22 23 25 26 27 28 29 32 33 34
,ot en met 47 49 50 51 52 56
©t en met 67 69 72 74 tot en
met 98 100 tot en met 111 113
.14 116 118 tot en met 125 127
128 129 131 tot en met 141) of
-oor Kwatta-soldaatjes, Meco-
jonnen, omslagen voor Bena-
dorp's reepen. omslagen van
■'advindersreepen of Boumamec-
llaatjes van „Mooi Nederland."'
[M-ina de Haan, Ged. Turfhaven
76» Hoorn.
Ik heb 36 Vad. Geseh.
slaatjes (Iste deel) en 19 (2dv
deel). Ook heb ik nog 27
plaatjes van de Vecht en 48
Kwatta-soldaatjes; deze alle wil
ik ruilen voor postzegels van
Noorwegen, Zweden, Pruisenr
3osnië> Portugal, Transvaal,
Turkije, China, Japan of van
de Congostaten. (2 plaatjes o&
2 kw.