'E BLAB. ELGICWAT WILS. 'n Benaywende dag. IN 'T PRIEEL. WiE WIL RUILEN ZATERDAG 25 OCT. i9i9. DE mm GODS. landbouw en V isscherij Provinciaal Nieuws. BLADVULLING. BRIEVENBUS t HAPJES. (Uit de herinneringen van een Engelschman.) Ik had «enigen tijd bij mijn oom doorgebracht en zou met den postwagen naar huis terug- keeren. Mijn vader had in zijn brief den wagen, met welken hij mij wachten zou, met name op gegeven; hij wilde mij onderweg ontmoeten en naar een vriend medenemen, waar wij mijne moeder en mijne zuster van een bezoek van eent- se dagen weer zouden afhalen. Die schik king beviel mij ongemeen ik had sedert lang naar de gelegenheid uitgezien, om met die famil- lie kennis te maken, wijl ik door iedereen hare fraaie verzameling van naturaliën hoorde roe men. Bovendien verlangde ik sterk om mijne moeder en zuster te zien, wijl ik reeds eenige welcen van haar was geseneiden geweest. Daar echter de aangewezen postwagen eene groote reis had af te leggen en ik er slechts acht mijlen ver gebruik van zou maken, kon ik vooraf geene plaats bestellen. Ik wachtte aan eene brug, waar de wagen moest voorbij komen, in de hoop, dat er nog een plaats was, douh ik zag mij in die hoop bedrogen. Nog aan gene zijde van de brug reed de postwagen bij een huis aan, waar twee kleine meisjes werden opgemonen en nu waren al de plaatsen van den wagen bezet. De conducteur schudde het hoofd en betuigde zijn leedwezen, dat hij mij niet kon op«emen. De plaatsen voor die twee meisjes waren reeds eenige dagen geleden besteld, en voor de gansche reis naar Londen ingeschreven, zoodat zij in alle gevallen boven mij de voorkeur hadden. Er was niets aan te doen, ik moest-terugkeeren, en gevoelde mij bitter teleurgesteld zoowel bij de gedachte, dat mijne ouders zeer ontevreden zouden zijn, wanneer zij mij niet tev- bestemder tijd zagen aankomen, ais omdat ik waarschijn lijk. ook zelf wanneer ik op den naastvolgenden wagen eene plaats kon vinden, niemand meer van de mijnen in de bewuste herberg zou aan treffen, en dus het genoegen zou moeten missen, om met den vriend mijns vaders en zijn kabi net kennis te maken. :jn oom bemerkte mijne treurigheid, en sprair mij van den plicht, om zich naar onver mijdelijke omstandigheden te schikken. Ontmoetingen, die met onze wenschen strij dig zijn, zei de vrome man, moeten wij ons la ten welgevallen, niet enkel omdat wij er niets aan veranderen kunnen, maar ook in de vaste overtuiging, dat alles, zoowel het onbeduidend ste als het rampspoedigste, met wijsheid en lietue, tot ons bestwil verordend is. Die woorden stonden mij levendig voor den geest, toen mijn ouders bij mijne terugkomst met een volgt aden wagen, zich zoo dankbaar over r. 'jn benouden reis verheugden, en ik van hen vernam, dat den wagen, met welken ik had moeten vertrekken, een droevig ongeluk was overkomen. Terwijl het rijtuig in volle vaart was, sloeg een der portieren open, en een klein meisje, dat er tegen leunde en voorover uit den wagen vie', werd dood weggedragen. 'tWas een van die meisjes geweest, die ikliad zien in klimmen, en welke mij de gewenschte plaats in den wagen hadden benomen.Later vernamen wij, dat het ongelukkige kind tot een lichtzinnige, ongodsdienstige familie behoorde, doch zelve een zeer beminnelijk en veelbelovend meisje was. Het was bij een vrome tante opgevoed, en men had het van daar weggenomen, wijl de ouders bezorgd waren, dat het kind zich al te veel aan den godsdienst zou hechten. Ze was nu voor afdwalen behoed. Niet lang na deze gebeurtenis werd mijn va der genoodzaakt, om voor eene gewichtige, aangelegenheid naar Londen te reizen. Op den dag tot zijn vertrek bestemd, trad onverwachts een zijner vrienden binnen, die op grooten af stand woonde, en hem met belangrijke en dringende zaken zoolang bezig hield, tot de postwagen, afgereden was. Terwijl mijn vader met het gezin thee dronk, stond zijn gelaat gelaat ernstig en gemelijk over die onverwachte stornid in zijn plan. 't Was voor hem van groot belang, zich den volgenden morgen te Londen te bevinden. Er reed 'savonds nog wel een post wagen door, doch die kwam van elders en 'twas niet zeker dat er plaats in zou zijn. Mijn vader was half besloten om extrapost te nemen, en aanstonds te vertrekken. Mijn moeder zocht de duistere wolken van vaders voorhoofd te verdrijven en hem met de hoop op te beuren, dat hij zijn oogmerk nog wel bij tijds bereiken zou. Wie weet, sprak de goede vrouw, of 'tniet ergens goed voor is, dat je plan zoo verijdeld wordt. Herinner je slechts, toen in het vorige jaar onze Samuel van je broeder terugkeerde, hoe vaak wij God dankten, dat hij niet met den wagen kwam, die wij hem hadden aangewe zen. Nauwelijks had mijne moeder deze woor den gesproken, of vader trad aan 't venster.om naar 'tweder uit te zien, hij scheen iets te be speuren, dat zijne opmerkzaamheid trok, en zonder 'n woord te spreken liep hij het huis uit. Een half uur later kwam hij weder terug. Jij had gelijk, sprak hij tot mijne moeder, 'twas ergens goed voor, dat ik mijn reisplan ge stoord werd. Ik ben zoo gelukkig 'geweest, twee kinderen van den dood te reddemv Toen mijn vader voor het venster stond, had hij in het huis van een onzer overburen een buitengewoon licht bespeurd. Hij snelde er heen en" vernam, dat men in de kamer waar hij dat licht gezien had, drie kinderen had te slapen gelegd. Het oudste liep hem reeds te ge- moet, en riep hem toe, dat het huis in brand stond. Met groote moeite bereikte hij het bed, waar de beide kinderen in lagen, nam er een op iederen arm, en bracht ze in veiligheid. Ver volgens nam hij maatregelen, om het vuur dat zich nog niet verspreid had, te blusschen. Het ongeluk was door een licht ontstaan, dat men in die kamer achtergelaten en vergeten had; er was eene vonk afgevallen, waardoor het kleed van een nachttafeltje vuur had gevat, dat zich aan de gordijnen van het bed had mede gedeeld. De ouders waren niet thuis, en de dienstboden in een verwijderd gedeelte van het huis met haren arbeid bezig, werwaarts de hulpkreten der kinderen bezwaarlijk konden doordringen. Was niet door het bewonderens waardig Godsbestuur de opmerkzaamheid mijns vaders juist op dat oogenblik naar het bewuste huis gericht geweest, dan zouden die Kinderen hoogstwaarschijnlijk binnen weinige minuten eene prooi der vlammen zijn geworden. Was dit een bloot toeval Of behoorde het niet tot die kleinigheden, die de vinger Gods aan elkander verbindt, om er gewichtige ge volgen uit af te leiden. Ik wil nog een voorbeeld aanvoeren. Wij reisden van Londen oostwaarts en mijn oom, een blind man, kreeg den inval, om onzen tocht over zee te doen, ten einde de veelvuldige ver beteringen der nieuwe reismanier in gemak en spoed van naderbij te leeren kennen. Op den bepaalden tijd lieten wij ons met onze bagage op de plaats der afvaart vinden; wij vroegen naar de boot, doch vernamen tot ons groot ver driet, dat deze eerst den volgenden dag kon ver trekken. Mijn oom moest het doel zijner reis op een bestemden tijd bereikt hebben; zoo dat wij genoodzaakt waren, den weg over land te nemen, De eene hoek van den postwagen was reeds bezet door een schijnbaar ziekeüjk jongman, terwijl de vierde plaats later werd ingenomen een bescheiden, zedig en ingetogen jong meis je. Daar onze reisgezellen de bijzondere opmerk zaamheid van mijn oom niet hadden getrokken, zoo voerde hij het gesprek lang met mij alleen. Nadat hij verscheiden onderwerpen had be handeld, kreeg hij aanleiding tot een opmerking omtrent de schoone harmonie, die allerwegen m de werken van God heerscht. Onze kranke reisgezel, die tot nu toe een diep stilzwijgen had bewaard en nie op het gesprek scheen gelet te hebben, werd door het die aanmerking van mijn oom uit zijne schijnbare gevoelloosheid gewekt. Daar is heel wat op af te dingen zei hij op een toon van minachting en spotternij, waaruit zich, zoo wel als uit zijne latere uitdruk kingen, duidelijk liet opmaken, dat hij door het gif des ongeloofs besmet was. Hij sprak met eene verbazende woordenrijkheid over de samenstelling der natuur, hare krachten en wetten, over de bevoegdheid van den mensch om te doen en te laten, wat hij wil, van de onwaarschijnlijkheid en de tegenstrijdigheden der heilige Schrift. Mijn oom was er juist de man toe, om die voorbarige, onbedachtzame taal met wijsheid en kalmte te beantwoorden, om armzalige stellingen en gevolgtrekkingen door onwraakbare bewijzen en onloochen bare daadzaken te wederleggen. De ongelukkige jonge man was met de Schrift wel bekend, Naar zijn zeggen had hij eene godsdienstige opvoeding ontvangen, en had met verscheiden kerkelijke genootschappen in betrekking ge staan. Later echter had hij alles als bedrog en dwaling verworpen, en beriep zich nog slechts op den bijbel, om hier of daar eene dubbelzinnige uitdrukking als bewijs tegen de waarheid der goddelijke oorkonden aan te voeren. Het ge sprek duurde den ganschen dag, want de jonge man liet niet af, en zoodra eene drogreden was omverworpen, bracht hij aanstons met zege vierende blik eene andere op het tapijt, die hij voor onwederlegbaar verklaarde. Zijne laster lijke taal werd -vaak door een hollen, drogen hoest afgebroken, die de spoedige nadering van het plechtige oogenblik scheen te voorspellen, in hetwelk de strijd tusschen waarheid en onge loof een einde neemt. Mijn oom wees hem op dat oogenblik; toen wij het doel onzer reis nader den, hij sprak tot zijn geweten, en opperde de vraag of het uitzicht van den dood daar geen be zorgdheid, geen vrees verwekte. Hij verhaalde van den troost des waren christens, waarvan hij nog pas een verblijdend voorbeeld had bijge woond aan het sterfbed van een geliefden vriend die in dat gewichtig oogenblik eenen ongestoor- den vrede met God en met zich zeiven had ge- ten, die vertrouwend op zijn hemelschen Vader den rijken troost van het Evangelie had ervaren In de laatste oogenblikken van onze reis werd de ongeloovige stil en nadenkend. Welken in druk de taal van mijnen oom op het zijn hart gemaakt had, weet ik niet; doch hij nam bij het afscheid een boekje gereedelijk aan, dat mijn oom in de hand drukte, beloofde, dat hij het aandachtig zou lezen, en bedankte en hem voor zijn welwillend en belangrijk onderhoud. Waarom toch moesten wij, tegen ons voor nemen, aan deze reis over land afleggen Was dat weder een bloot toeval Ik geloof 't niet. Veel waarschijnlijker komt het mij voor, dat Gods voorzienigheid een verstandig christen gelegenheid wilde schenken om van de gronden te doen blijken der hope, die in hem was hetzij tot bekeering des twijfelaars, of tot bevesti ging van een jong meisje, dat anders alleen en zonder hulp wellicht schade een aan hare on sterfelijke ziel zou geleden hebben door de kunstige drogredenen van het ongeloof. DE TIJD. Stalmest. Thans heeft, naar gemeld wordt, de Eijks- tuinbouwraad voor Zuid.-Hollaiid zit'dr.g ge nomen in de commissie ter bestrijding van knoeierij en bij den handel- in stalmest. Onder diens leiding zijn de voorbereidende controle - werk zaaaüi ed en aan ge van,ge n. Samenwerking wordt gezocht met die veehouders en schippers, welke voorstan ders zjjn van reëelen handel. Deze zullen zich moeten verbinden om het steken van monsters op hun erf en schuit toe te staan. Zij, welke zich hiertoe bereid verklaren, zullen bij circulaire aan alle tuinders-orga nisaties in Zuid-Holland worden bekend ge maakt, terwijl daarbij tevens een opwekking zal uitgaan, om uitsluitend met de in die circulaire genoemde personen zaken te doen. Twee leden der commissie zullen de vee houders in de streek Leiden, Delft, Schiedam Ketliel gaan bezoeken, ten einde hen plan en werkwijze der commissie uiteen te zetten. Het is te hopen dat de bona-fide vee houders en schippers begrijpen, dat het werk der commissie ook in hun belang wordt verricht, en dit toonen door liunne volle medewerkinp te verleenen. SGHAGEN. BURGERLIJKE STAND. Geboren: Cornells, z v. M. Slikker en van G. Ploeger. Gevonden; een fiets. ONDER KINDEREN. Mina, zes jaar, cn Lina, zeven jaar zien een bruine cn een wit te koe. Waarom zouden die koei en zoo verschillend van kleur?" vraagt Mina. „Wel, domkind," antwoordt, „de bruine koe geef! de koffie en de witte de rm.ik/> EEN DRANKBESTRIJDERS ZOONTJE. In Engeland heeft men nog een zeer bijzonder stelsel van maten en gewichten. De schoolkinderen moeien Jat natuurlijk uit het hoofd leeren. Zoo gaf eens de onderwij zer de biermaten op. Den volgenden morgen overhoorde hij ze. Een van z'n beste leerlingen zei„lk ken ze niet, meester!'' „Waarom met, jongen?" ;,Wel, meester, vrr er zei dat [iet iiiet noudig was, want we zijn toch niet van plan, om ooit bier te koopen, te ver- ivoopen of te drinken EEN SLECHTE VERBE TERING. Frans en Piet waren met hun oom geen snuggere uit wandelen geweest, thuiskomende riep Frans; „Moe, moe, we hebben een ezel gezien, zoo groot; wel zoo groot als oom." De oom scheen hierover niet erg gesticht, en Mina, tiet zusje, die zu.ks aan hem zag, riep, om hem weer in goed humeur te brengen: Dat is niet waar; zoo'n groote ezel als oom kan er onmogelijk zijn." ,,Ik heb 't op beide manie ren geprobeerd. Ik spreek bij ondervinding," zegt Dr. Guth- ite. „En nu heb ik vier rede nen om geheelonthouder te blijven: mijn gezondheid is beter; mijn hoofd is helder der; mijn hart is lichter; mijn beurs is zwaarder." De oliranten gaven 't niet op, ze Konden waarschijn lijk wel tegen een wedren maar Iran achtervolgers raakten uitgeput. Geluk kig kwam er voor de laatsten hulp opdagen in de gedaante van eeu paar politie-ageiiten. Iu raze stad waren door de mobilisatie veel "iclda'en gekomen, meestal pontonniers, of -als ze ok wel genoemd worden, ,,de pont- jongens" Die soldaten moeten voor het le ger loopbruggen over rivieren en kanalen slaan, waarover dan 't voetvolk en allerlei geschut gaan kan. Onze stad wordt omringd door groote wateren ea daarom is ze als gar nizoensplaats bestemd voor pontonniers. Op 'n terrein dicht bij 't circusterrein stond '11 wacht van '11 man of tien, de de wagens ,waarop pontons lagen, moesten bewaken. Met bajo net op 't geewecr liepen de jongens daar heen en .weer en men kon 't hun aanzien, dat e liever thuis Waren, dan hier de wacht te moeten houden in 'n omgeving waar bijna geen mensch voorbij kwam. 't Stelletje olifanten liep ook' dien kant uit, op de p-ontönwagens af. De soldaten wisten eerst niet 7-- zagen. In de verte hoorden ze menschen schreeuwen: „Schiet! schiet! op die lamme bees ten!" 'n Dikke politieagent kwam hijgend en puf fend als eerste achtervolger 't troepje beesten ach. terop loopen, gevolgd door de anderen, waarbij zich ook eenige durfachiige burgers hadden aangesloten. Als de achterste olifant 'ns 'n draai maakte om zich om te keeren, schoot 't dikke agentje ang stig. tusschen de achtervolgers en riep dan: „Vangt ze toch! De hee.le stad wordt dadelijk' nog stapel gek!" Haarzelf stak ie geen hand uit Er kwam nog meer hulp. De commandant van het bewa- kings-depot stond enkele mannetjes af om mee te D- per,^ en met vernieuwde moed ging 't steeds ver- er. tuten zed an nooit gegrepen kunnen wor- en lamme beesten! 't Terrein van de pontons waren ze nu ook al voorbij en - leek wel of de beesten voorloopig geen zin had-tm hun spelletje uu, 10 sPelen- Ze draafden nog maar steeds door üieuaai in dollen draf en daarachter en van voren n ezijden liepen de politieagenten met stalknechts !Afl h:ir/TnH„ li. scheen eenigszins gekalmeerd te zijn, althans-ie ging gewillig mee en hij werd dan ook zoo gauw mogelijk naar den afgehuurden stal gebracht, bang als men was dat-ie nog 'ns 'n kuur zou krijgen om weeg te loopen. Met de andere beesten ging 't niet zoo gemakkelijk. Capie liep hollend en brullend 'n straat in, waar 'n groentenboer 'n praatje maak te met een oud vrouwtje die aardappelen bij 'm gekocht had. (Wordt vervolgd.) TERUGKEER. Hoe blijde loopt de weg naar huis! De vogels zingen honderd uit. 'k Hoor 't blijde bladgesnis. En luister, wat de merel fluit Hoe zingt me alles wellekom En 'k weet niet waten niet waarom Maar 'k hoor m'n hart in me zingen. Daar komen blauw al, in de vert' De bergen mat hun bosschen op, 't Land waar 'k geboren werd; De torens met 't kruis in top *t Wenkt me alles wellekom! En 'k wee<t niet wat, en niet waarom Maar 'k hoor ine hart in me schreien. en burgers. Door Verbazend! Nu gaat het als gesmeerd! Ik heb ze nog niet geteld, maar ik geloof toch dat ik al zoowat 'n honderd lijsten met woordjes voor den Woorden wedstrijd ra mijn bezit neb, want het is a.l een aardig stapeltje. M ie nog wil meedoen aan den wedstrijd', heeft nog eenige dagen ter beschikking en wel tot aanstaanden Donderdag of uiterlijk Vrijdagmorgen, want Vrijdagavond moeten alle lijstjes in mijn bezit zijn. Voor de laatste maal herhaal ik het, dat het er op aan komt uit het woord VREDESDUIF do meeste Hollandsche woordjes te maken. Ieder woordje mag niet meer van dezelfde letters bevatten, dan in het woord „Vredes duif voorkomt; bijv. een woord met drie maal een e of d, of tweemaal v of s of r er in is ongeldig. Wel mag men de ni splitsen in u en i, zoo dat b.v. de woordjes drie of vier of duf en deur alle goed zijn. De woordjes moeten met inkt worden ge schreven op papier met lijntjes. De woordjes moeten onder elkaar staan. De woordjes moeten genummerd zijn 1, 2, 3, 4 enz. En deze nummers moeten vóór de woordjes staan, bijv. zoo; 1 deur; 2 vier, 3 duf 4 drie* 5 rede Enzoovowrt. De velletjes papier mogen maar aan één kant beschreven worden. Onderaan op het laatste velletje moeten iuk af om de slurf vm Timmi». nu 11 S?. Mam- voornamen (voluit), de juiste van Jimmie; beestlcefi'«l en hef volledig adres van het neefje gooien vati touwen met flnke Se"J aaa bevestigd, poogden ze die beesten zoo c .jugen -Maar neen noor g(.en kans! >t Was om razend te worden - je wist maar riet wat er de drukk k0" ,me' die,dikl" ^ieurs als ze in fes l o^ fn .Sn fSVV'1J ,'CWamea' Nu gebeurde al ben "kon buitenwijk waar 't geen kwaad met °a doch "e ol U an ten waren niet van plan naar te bleven, ze liepen verder, tot schrik van -e Dewoncra, verschillende straten door en nu met meer achter mekaar, neen ieder ging z>„ eiren Weg. e jagers' kregen nog meer werk en ze inoes t hun troepje verdoelen, 'n Man of vier Vijf, r orden achter 'n olifant en gelukkig (fe fcerstc d.ie ze te pakken kregen was liramie, die «gei!:ijk de oorzaak was van die benauwden wed- ren.Jle oppasser wire 'n touw met 'n lus er aan, of nichtje, dat 'de woordjes gemaakt heeft, Vaor wie or ook nog niet op gelet mocht hebben, vertel ik ook nog eens om welke DERTIG MOOIE PRIJZEN het gaat en hoe die prijzen onder de aan den wedstrijd deel nemende neefjes en nichtjes zullen word'en uitgeloofd: De eerste prijs is een fraai inktstelletje; de tweede prijs: een Klok- en Kamerspel; de derde, vierde en vijfde prijs zijn ieder een mooi gebonden leesboekje; deze prijzen wor den het eerst toegekend aan hen, wie achter eenvolgens de meeste goede woordjes inle veren. De volgende 20 prijzen vijf ochrijfgarni turen, tien prentenboeken en vüf St. Bavo- bouwpiaten worden verloot onder de 20 neefjes en nichtjes die daaropvolgend de meeste goede woordjes inzenden. En de laatste 5 prijzen vijf mooie wand- prenten worden verloot onder alle deelne- n.ertjes en deelneemstertjes, die geen ande ren prijs wo-nnen. Ziezoo, nu moet deze week de knoon op het werk zetten. Denk er echtetr om, dat de aan staande week maar kort duurt, want Zater dag is bet de feestdag van Allerheiligen en is het dus Zondag en daarom moeten Vrij dags nog allo brieven bij mij zijn binnenge komen. Jelui doen dus het beste met je woordjes maar een paar dagen eerder te sturen, dan kan je er zeker van zijn dat je op tijd komt er mee. Denkt, er ook allemaal om, dat je je woord jes stuurt AAN DE REDACTIE VAN DE KINDERKRANT, HOF 6. TE ALKMAAR. Nu heb ik niog wat andiers en wel een min der pleizierige boodschap, waarmede toch een iedereen en dus ook miin neefjes en nichtjes rekening moet houden. Met ingang van 1 November is het post- tarief verhoogd en dus moeten in het ver volg (te beginnen volgende week Zaterdag afzenden moet dan een postzegel van VA cent. Zullen jelui daarom dan in 't vervolg al- voornamen en het adres van ben die de kaart ders mag worden geschreven dan de namen, 1 November) die brieven, briefkaarten en prentbïifciK&arten hooger gefranceerd zijn, dan tot nog toe ncodig was. In het vervol» moet op een brief een poet- zegel van 714 dent, op een briefkaart; een postzegel van 5 cent en op een prentbrief kaart, als drukwerk waarop dus niets an- len denken, want anders aou ik volop straf port moeten gaap betalen en.dat gaait na tuurlijk niet. Wel te rusten) QOM KOOS, Christina M. te Alkmaar. Wel, Christi- neke, boe lcwam je er toe je brief aan een verkeerd adres te bezorgen? Je badt bet gjoe- de adres geschreven: Hof G, en toch was je brief ik geloof bij miinbeer Lange ge bracht, die hem toen bij mij liet bezorgen. Annie G. te Egmond-Binnen. Dat viel me niet tegen, diat ik weer eens ©en brief van je kreeg. Ja, dat wil wat zeggen: een bezoek aan Amsterdam. Ik kan me voorstel len dat je er vreemd van op keek, van die groote huizen, die mooie winkels en die druk te op straat. Dag Annie, de groeten ook te rug thuis en ook aan Gertja. maar vertel me eens, wie is Gertie, is dat een zusje of vriendinnetje van jet Misschien heb je 't mij al eens verteld; maar als dat zoo is dan ben ik bet vergeten, want ik herinner mij baar naam niet. Dag hoor. Johanna J. te Zijdewind. Wel zoo, dat was een prachtige beschrijving van jelui nieuwe school. Het was mii nou net alsof je mij aan de hand had en zoo door de school leidde om ze eens goed te bezichtigen. Heusch, je hebt het er aardig afgebracht. Zorg nu maar, dat je braaf leert, dan kan je je leven lang aan die mooie school terug denken. Dag. Theo V. te Egmond-Binnen. Eerst was ik n.iet hoos erover dat je in zoo langen tijd niet geschreven had; maar toen ik zag wat do oorzaak ervan was, had je toch eens m'n gezicht moeten zien. Dan zou je 't nooit meer wagen zoo lang het brievenschrijven uit te stellen, 't Is wat moois! Théo, Théo! Je mag wel gauw nog weer eens schrijven om het weer beeilemaal gioed te maken. Nu ja, ik ben wel niet zoo erg boos meer; maar zoo'n beel klein beetje toch nog wel. 't Is daarom maar goed, dat jc weer goed© voornemens heb ge maakt. Neen Théo of Iaat ik toch maar weer zeggen: beste Théo dien muziekleer- aar kan ik nu eens niet. Doe maar goed je best op de avondschool. Ja, natuurkunde is een mooi vak. Leuk hè, dat gas maken in een pijp. Dag, beste Théo, totde volgende week, dan maar....? Nelly K. te Oud-Schoten. Beste kind, ik herinner me niet ooit een brief van je ont vangen te hebben. Die is toen dus zeker weg geraakt. Dat is jammer. Maar, enfin» 't is nu toch in orde want ik heb je nu toch niet vergeten hè? Dag Nelly. Afra P. te Heer Hugowaard. Wel, Afra, ik kan je toch nu vooraf nog niet beloven, dat je een prijs zal winnen. Allemaal willen ze er wel een winnen en diat gaat niet. Er zijn bij dezen wedstrijd toch al veel prijzen en wel 30. Dug er kunnen maar 30 neefjes of nichtjes een prijs winnen. Daar tegenover staat dia.it er misschien wel 100 geen prijs winnes. Dag. Mientje M. te Alkmaar. Zoo. diat vind ik heel aardig diat je ook gaat meedoen. Ik weet heusch niet of ik je vader ken» want ik ben dikwijls op reis en ken hier nog niet zooveel menschen. O, dat vond ik heel lief van je, dat je mij zooveel uit jelui huishoudentje, over je broertjes en zusjes schreef. Neen boer, je briefje was niet te lang en je mag nog dikwijls weer zulke aardige briefjes schrijven. Doe je het? De groeten terug aan vader, moeder, zusjes en broertje en natuur lijk ook voor je zelf. Albert M. te Alkmaar. Ja hoor Bèr, jij mag natuurlijk ook mee doen. Maar jou brief j es mogen in het vervolg wei een klein beet je langer ziiin. Dag. VERKEERD BEGREPEN. Dokter (bij het heengaan) „En vóór alles een enkele si gaar na het eten." Dokter (na eenige weken terugkomende)„Nu hoe hebt ge u bij mijn voorschriften bevonden." Patient: „Heel wel al leen die drommelsche sigaar na het eten. Ik rook anders niet." I'k heb 59 Vaderl. Geedh. laatjes en 200 vreemde post- egiels, die ik wil ruilen voor Kwatta-soldaatjes. Engelbertus v. d. Helm, van Marumstraat 40, Haarlem. Ik heb IJselplaatjes (de rammers 3 4 10 15 25 26 27 35 37 46 48 63 92 100 104 108 115 23 128 140) en plaatjes van Toseh en Heide (de nummers 13 19 25 29 30 36 37 38 41 47 1 52 54 55 60 71 80 93 100 .18 119 120 129 134 141 142), lie ik wil ruilen voor plaatjes 'an Langs de Zuiderzee (de rammers 4 7 12 17 18 19 20 21 22 23 25 26 27 28 29 32 33 34 ,ot en met 47 49 50 51 52 56 ©t en met 67 69 72 74 tot en met 98 100 tot en met 111 113 .14 116 118 tot en met 125 127 128 129 131 tot en met 141) of -oor Kwatta-soldaatjes, Meco- jonnen, omslagen voor Bena- dorp's reepen. omslagen van ■'advindersreepen of Boumamec- llaatjes van „Mooi Nederland."' [M-ina de Haan, Ged. Turfhaven 76» Hoorn. Ik heb 36 Vad. Geseh. slaatjes (Iste deel) en 19 (2dv deel). Ook heb ik nog 27 plaatjes van de Vecht en 48 Kwatta-soldaatjes; deze alle wil ik ruilen voor postzegels van Noorwegen, Zweden, Pruisenr 3osnië> Portugal, Transvaal, Turkije, China, Japan of van de Congostaten. (2 plaatjes o& 2 kw.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Ons Blad : katholiek nieuwsblad voor N-H | 1919 | | pagina 5