as TWEEDE BLAD. als: Alkmaai lie Dienst, htrijdersdienst Alkmaar, ZATERDAG 22 NOV. 1919 OP REIS NAAR DAVOS. Sf. Nicoiaasavond. vóór 1 Fs»« ófte doen tot m het Llec- lichtpunten oning zullen cht. an J0RSLAANE78 a* Provinciaal Nieuws. BLADVULLING. In den achtermiddag. Om den haard. SPROKKELINGEN ONZE BRIEVENBUS en Wetliou- te Castricum nis van be lt uitslr itond toe kunnne an 9i uur rden gedaan. :cr en Wet- loemd, meester, [MEN. taris, UN EN. unber 1919. RÏK1KA, tl inkeUers esi Interc. 601 ten iclen kende bericht dat laandag 24 No- Zand, naar Cal< Stolpen en Scha- St!HACfEN. vrachtprijzen en j, hoopt hij veler worden, reiend, HOOLWERFF. en Metselaar, beleefd aan. Lntimaeassew, hemden,] okken, 4 ii. Niet om door de enge gassen en pleintjes van liet oude Basel, onder aan den Rijn te dwalen jen een oogenblik dat stadsgedeelte voor mijn geestesoog te zien beleven met al den ijdelen pronk en praal van de onwettige kerkvergade ring in die stad begonnen en iater voortgezet in .Costanz, waar het wettig opperhoofd der kerk ze legimiteerde, bleef ik hier een nacht en een morgen. Ook de breed uitgebouwde straten vol rustige teekening en afwisseling van de boven stad konden mij niet bijzonder bekoren. De ne vel onderschepte het zonnelicht, dat kleur en Heven aan het stadsbeeld moest geven.. Ik was ievreden met een goede nachtrust, met het le zen der H. Mis,die mij beide deze paar dagen niet waren vergund, en het in orde brengen van eenige noodige formaliteiten. Daardoor ook was ik belet om den vroegen sneltrein naar Davos te nemen. Ik moest mij dus nog tot twaalf uur van den volgenden dag fe Basel amuseeren en dan met den bommel irein tot Zurich reizen. Ook hier was ik niet op verhaal gekomen, ik meende dus eindelijk te Zürich de verkwikkende slaap in de armen te kunnen vallen. Wanneer men die grootsch opgevatte, prak- itischingerichie spoorpaleizen van Frankfort, ■Basel en Zurich ziet en daarmede vergelijkt onze beide poovere stations van de Maasstad en dat van het hart des lands Utrecht, dan schaamt imen zich over Hollands smakeloosheid en be nepen zuinigheid. De reis met den personen trein bood gelukkig afwisseling genoeg om te lichter het voortdurend steppen over het hoofd te zien. We kropen het bergland in. dat vertelde u het steunen en zuchten der wagens. Mi dat bergland met zijn kristallijnen bergstroo- nien, sterk geaccenteerden bodem, zijn kittelige dorpjes, zijn alles beheerschende land'kerkjes heeft voor den vlakkelander honderden bekorin- fen, die hem den duur van den reis verkorten, ion de Zufl aan dat landschap meer kieur en relief geven, doch de langgewenschtle liield zich schuchter verborgen achter haar nevel sluier en gunde ons heel spaarzaam iiaar blik- Men beseft ook niet hoeveel deugd liet doet, iwanneer men in de zalige geruststelling, dat 'fcijn proviandvoorraad nog reikt, nu en dan een forsche greep kan doen en de hand kan loven die u voor een stelligcn hongerdood behoedde. En terwijl de machine zich door het voorge bergte der Alpen een weg graaft, de schoot der aarde opent en daarin verdwijnt, dalen wij in verborgen gangen van onze voorraadkamer af om den mensch op krachten te houden en hem 'gesterkt aan het licht en leven terug te geven Wat ik tot dusver nog nergens op mijne rei zen gevonden had en dat ik zoo bitter behoefde, werd mij te Zurich mogelijk, fn liet welkom ehuis Ider Dominicaansclie ziekenzusters in de Frei- gutstrasse vond ik mijn confraters en een goede verpleging. Na een weldoende nachtrust kon ik i stilte onder bekenden den Zondagmorgen vie ren. Plechtig beierden de groote en kleine me talen stemmen van alle klokkentorens in Zürich Het was een carillonspel, waarin iedere toon volkomen in het accoord, het eene accooró op het andere stemde en de bronzen muziek werd van alle zijden door de bergwand teruggewor pen. Nergens ter wereld hoort men zulk een prachtvol feestelijk gelui als op een Zondag morgen in Zurich. Dankbaar heb ik die enkele stonden van gulle gastvrijheid bij onze Zusters genoten. Met nieuwe lust en moed stapte ik om half- tien in den sneltrein naar Londquart, het aan- vangstation van den Rhötischen spoorweg. On ze trein gleed eerst langs de boorden van het langgerekte Züricher-meer, een wellust voor de zomer-touristen, nu grijs en grauw als de daarover gewelfde hemel. Phantastisoher is de met smaragdgroen water gevulde bergscheur, die men de Wallensee noemt, waar het rotsig bergland stijl op den oever staat, zoodat de spoor van de eene door de andere tunnul raast, en slechts nu en dan door de dichtbeslagen coupé-ruiten een blik naar buiten de aanwezig heid van het meer kan vaststellen. Ge behoeft niet de minste vrees te hebben, dat gij uw eindstation zult voorbijsnelleu. De gemoedelijke Sciiwitzer-conducteur roept tijdig op zijn wandeling door de wagons de nieuwelialte af en legt reeds beslag op uw plaatskaart, zoo gij uw eindpunt hebt bereikt. En daar worden u stede-namen toegeroepen, die u een oogenblik in den waan brengen, dat gij een tocht door de Peloponneaos waagt als: Dictikon, Pfaffikon. .Een oude capucijnerpater met Italiaanschen tongval zwelgt nog met zijn oogen van het natuurschoon, dat zijn wonder schoon geboorteland hem te genieten geeft en het schijt dat hij zich. die indrukken wil op sparen tegen den tijd dat hij een vergelijking zal kunnen trekken met ons aller hemelsch vaderland. De Capucijnen hoe wel doet hun pij in die wilde natuur, bij die oude helm- naalden van gothisclie kerktorentjet of ver weerde barakkei'ken in liet Zwitsersche land schap. Zij zijn de eenigen. die binnen de gren zen van dezen vrijen statenbond, als klooster lingen en ordebroeders in gemeenschap mogen leven, omdat het onmogelijk was den ruwen Alpenseppi van zijn dierbaren capucijnenpater te kunnen scheiden. Han twaalf was de trein in Landquart (Graubünden), waar ik mijne groote bagage reeds vond. Een half uurtje moest ik wachten op den Rbatischen spoortrein, die aan de over zijde van het stationspleintje zou „verschijnen. Nog niet lang geleden trok een postkoets met een zestal paarden bespannen de arme tuber- culose-lijders met hunne bagage naar het be loofde land door de ravijnen en langs de steile bergwegen van de Graubünder Alpen. Thans voert hen een op smalspoor loopende trein met modern ingerichte dcorloopende wa gens naar Davos Deze spooweg is een waar kunststuk van aa'nleg. Behalve de tandradba nen in bergachtige streken is er in Europa geen gewone spoorweg, die zoo steil klimt als crze berg'baan: van 500 M. tot 1500 M. in 2!/[> uur. aIs -gelukkig alleeniheerscher in een coupé 2e klasse, richtte ik mij zoo aangenaam mo gelijk, in;'het gold toch weer een lang zitje. dal bekoort u van alle zijden, aan eene zijde over een met keien bezaaiden bodem; aan den anderen kant zoekt onze trein zijn weg dicht langs de steille hellingen der granietreuzen en onze machine met haar bedwelmende hout- walm (zij voeren n.L. achter zich een hout- inplaats van een kolenwagen) slingert en wendt zich met de bochten van den grooten verkeersweg. En naarmate wij stijgen en ten slotte ook het dal verlaten, wordt het uitzicht immer aantrekkelijker. Daar ligt een dórfli weggeworpen langs de helling met roodbruine alpenhuizen; tegen een steden bergkant voe ren een kudde alpengeiten hunne lustige ca priolen uit. Op een .andere plaats droomt een scheper bij, zijn vale bergkoeien, die een vroolijk kling-klang tegen de bergen doen weer galmen. De eerste sneeuw vertoont zich op de bergtoppen en toont aan hoe sterk we stijgen. Op een vooruitspringend rotsblok wappert de Zwitsersche standaard van een oude verweerde burcht. We bereiken 1000 M. De nevelgordijn, die eerst aan de bergkammen hing daalt immer meer rondom ons. Nog enkele oogenblikken volle dag in Klosters-platz op 1200 Meter hoogte en dan kruipen we langzaam en moei lijk omhoog dooi' de laaghangende wolken. Het schijnt, dat onze machine den adem ver liest in deze mistatmosfeer. We rijden den win ter tegemoet. Sneeuw rondom ens van alle zij den: langs de hellingen, op de kruinen der naaldboomen, op huis en erf. Het uitzicht is ons belemmerd. We' hebben ondertusschen ken nis gemaakt met een frisschen Zwitsersclien luitenant, die onderweg in onze coupé is ge stapt. En hij vertelt ons hoe het Zwitsersche volksleger, dat geen duur en immoreel kazer neleven noodig heeft, bij de groote mooilisee- ring in 1914 in 2ya dag fiksen en klaar aan de grenzen stond, om de neutraliteit te ver dedigen. En ieder Zw.itsersch soldaat is een uit stekend schutter. In het eigen dorp moesten zij zich oefenen en zijn dan in vredestijd met een dienst van 6 weken klaar. Konden wij dat ideaal in Ne derland ook bereiken^' Maar ook verhaalt hij in kleuren en geuren, hoe tijdens den oorlog de Engeische agenten overal de goederen con troleerden, die naar Duitschland werden inge voerd, hoe Zwitserland'» vrijheid weinig be- teekende. Het doel der reis is bereikt: Davos-Dorf. Twee vriendelijke nonnetjes wachten den zie ken pater en verwelkomen hem in het land der genezing. Spoedig ben ik over de morsige straat in de filiale van het St. Josephshaus te Davcs-Dorf binnengeleid, waar een vriende lijke kamer met lighal mijn winterverblijf we zen zal. Mocht nu de zon de nevelsluier een oogenblik verscheuren! Neen zij blijft hard nekkig weg tot Woensdag. Eu ondertusschen warrelen de sneeuwvlokken als bij ons in Ja nuari. Eerst als heel de natuur voor een tweede maal warm is toegedekt, komt de groote geneeskracht in Davos over den Jacobs- horn loeren. Welk- een wonderwereld vertoont zich dan aan uw oog. Scherp getande berg ruggen en.spitse alpentoppen verblinden het oog in hunne sheeuwblanklieid en teekenen zich scherp af tegen de rein blauwe lucht. Daaronder rusten schaduwrijke dennenwou den nog in blauwe nevels. NTu wordt men eerst gewaar, wat de zon in dit hoogdal betee- kend. En er dringt zich slechts een verlangen in den mensch: Naar buiten, naar de balcous, naar de genezende zonnestralen! W. F. ELSENSOHN OP. VELSEN. Kennemer Kegelbond. Do Ken- nemer egelbond hield dezer dagen zijn al- gemeene vergadering in Hotel de Prins te Veisen. Op voorstel van den voorzitter, dr. Hes- linga te Veisen, werd besloten een schrijven aan het Hoofdbestuur van den Ned. Kegel bond te richten met verzoek om een spoedige uitspraak in de zaak met de club Z. A. Z. O. S. te Amsterdam. Tot bestuursleden werden gekozen de hee- ren Oop-pens te Beverwijk en Van Dijk te IJmuidsn. De penningmeester, de heer Ta- bois te Veisen, bracht verslag uit van het gehouden concours. De ontvangsten hadden bedragen 6GS.en de uitgaven 448.15, ex- was dus een batig salrlo van bijkans 220.—. Deu penningmeester werd onder applaus dank gebracht voor zijn richtig beheer. De uitslag van de gehouden wedstrijden is als volgt: Vrije Baan wedstrijd voor Seniores: A. W. C. v. d Eem, Santpoort: 4138—38 38—35; L. Post, 40—40—39—37; H. Heslinga, Vt-lsen: 404038383636; W. van Heyst Veisen: 40—39; R. v. i. Ploeg 40—38—3737; J. Tabois, Veisen: 40—37—36—35. Vrije Baanwedstrijd voor Juniores: D. Heykoop, Veisen: 4236—35343434; J. Ooppens, Beverwijk; 4236—35—3434; L. post: 41393837; C. Cassee, Blocmendaal: 4038; A. Post, Beverwijk: 40—37; A. Vos: 39—37. Dagprijzen: 1 Nov. D. Heykoop en J. Kui per. 8 Nov.: J. Ooppens en H. Heslinga. 2 No vum ber: J. Kuiper en L. Post. 9 Nov. W. v. Heyst en J. Tabois. Dagprijzen voor dames: Mevr. DuyckineK—Sander en Mevr. Van Splunten, beiden te Veisen. Veertig ballen wedstrijd: S. D. Sehiff, Beverwijk, 435; A. C. Hin, Ij muiden, 433; J. Tabois, Veisen, 424; Negen- prijs: J. Verwer Ijmuiden, 10 negens; aeh- tenprijs, L. Post, 8 achten; zevenprijs: Wijn- vekl Beverwijk, 9 zevens; zessenprijs: J. Klauwers Santpoort, 9 zessen; Kookoeksprijs H. Heslinga na loting met J. Koevoets; Duif- jesprijs Sckaukes Beverwijk na loting met de heeren Nuyens, Terwee en Koevoets; Tref- fersprijs: de heer Ooppens iia loting met de heeren Mooi en Welsink. Treffersprijs voor dames Mevr. Duyckinek —Sander met 325 hout. Dr. Heslinga reikte met een toepasselijk woord de prijzen bestaande in kunstvoorwer pen aan de winners uit. Na afloop hiervan werd nog een wedstrijd gebonden om twee gouden kegeltjes, die be schikbaar waren gesteld. Zij werden gewon nen door de heeren Deegenaar te Beverwijk en Kuiper te Veisen. Op geheel bijzondere wijze moe ien wij vertrouwen opwekken in tinze ziel voor de II. Communie. Hoe meer vertrouwen, hoe meer genaden. Lijden en kwellingen zijn het beste bewijs, dat God ons niet verlaten heeft. Hij zuivert ons daardoor van onze zonden en geeft ons een middel voor veel verdien, sten. Edelmoedigheid is diensten hec wijzen, vóór dat ze van ons ge vraagd worden. Nadat een jongeling de lotgeval len van zijn leven verteld had, voeg de hij er het volgende aan toe: „Vertel het maar aan iederen jon geling, dat hij niet te vroeg in een vreemde moet gaan, anders vvagh- iten hem erge teleurstellingen. Bijna allen, die heel jong hst ouderlijk huis verlaten, vervallen in ongeloot en onzedelijkheid en moeten vei - schrikkelijk veef ondervinden.'' H. Eucharistie, hoe zijn zij te be klagen de onwetenden en de afgc- dwaalden, die U niet kennen! DAT TREFT. Dokter: U moogt slechts bepaar- de spijzen eten. Patient: Dat treft heel goed dok ter, mijn vrouw kan ook maar be paalde spijzen koken. Heer, tot zijn knecht, die een fout heeft begaan: „Ik geloof, Jan, dat gij oud wordt." Jan: „Ik geloof het ook, mijn heer, mijn vader is ten minste ver Sn de tachtig geworden." t WAT HIJ DACHT. Laatst viel een knecht bij het scheppen van water in uc haven na cenige moeite werd hij weer be houden op deu wal gebracht. De dienstmeid, die zeer met den knecht begaan was, bracht den 'ongeluk!-:.* ge, die misschien reeds een liaivcu emmer water binnen had gekregen, een glas water voor den schrik, ca zcide tot hem met zeer veel deelne ming: „Wel, Jan. wat dacht je wcr. toen je in het water lag. Och Ka, antwoordde hij, ik dac:i\ ik wou dat ik er maar weer u;c was evk. 't Was eindelijk dan vijf December geworden. De school was dien middag 'n uurtje vroeger uitge gaan, natuurlijk omdat 't morgen Sinterklaas was. 't Was vroeg donker dien avond. Binnen in de 'gezellige warme huiskamer, waar d elamp al op ,was, zaten Piet, Threes en Jpn Stevens stil als muisjes om de tafel. Buiten gierde de wind, zoodat |de ruiten van de kamer rinkelden en waaruit de kinderen opmaakten'dat Sinterklaas'met z'n zwarte knecht in .draf op hun paard voorbijreden. Omdat •ifLe straten vol wittigheid van de sneeuw lagen, kon lie zeker niet. 't hoefgetrappel der beesten hooren. Brave kinderen waren ze nu, heelemaal tam en tvol schrik voor Sinterklaas met z'n mooie witte baard, maar vooral voor Zwarte Piet in den schoor steen, op 't dak en je weet niet waar, overal! Ze waren erg lief tegen moe. Want nu alleen de donkere, stille gang in moeten; ze zouen niet graag! iOf.... alleen naar den zolder! Ik zou je lekker tanken!.... 't Was stil in de kamer, zoo stil, dat je bijwijlen de pendule kon hooren tikken, al maar regelmatig (Öoor: tik-tak; tikke-takke; tik-tak'l 1. -Al weken lang hadden ze op dien avond gewaoht; ide dagen en nachten geteld. „Nog twee nachten sla. ]ften en 't is Sinterklaas!" had Piet, de jongste van j 't drietal, gisteren nog pas gezegd.' Ja, 't was toch in°e gauw gegaan, vond-ie. Hij had naar Sinterklaas I,verlangd, maar er voor gevreesd niet minder. Piet 'Iwist drommels goed, dat-ie nu niet altijd zoo heel 'krE lief was geweest, laatst had-ie nog tegen z'n "rces met 'n fier gezicht durven zeggen: /*Gr of H dat er 'n Sinterklaas bestaat ik niet tri' 'e Z'et 'm toc^ nooit!" 'lUT hcad Piet van z'n gezegde! Veel spijt! Want Sinterklaas zou alles wel weten! Daarom 2?as-ie vanavond de braafste. En daarom zel-ie ook: la,t,cn we 'ns 'n m<»i liedje zingen voor Sin terklaas." En met 'n bevend stemmetje was-ie be gonnen: Sinterklaas, goed, heilig man, Trek je beste tabberd an! En daarna 't defig'e-lied: Zie, de maan schijnt door de bo.homen Alles om Sint te paaien. Maar 't was dadelijk uil! Moe, die in de keuken bezig was geweest, kwam binnen met 'n groot ta felkleed, waarop dampende -kopjes chocolademelk prijkten. „Hoera!" riepen dc kinderen en dan: „Le ve Sinterklaas!" Ieder kreeg nu z'n kopje met 'n heerlijk beschuit je. Toen dat in de magen van 't vfcolijke drieta' verdwenen was, zei moe: ,,'t Wordt tijd om dc klompjes te zetten!" (Wordt vervolgd). (Slot.) Eerst naar het slaghout neven Pauwke's bosch daar nestelt een merel met vijf eieren. Daags te vo ren, toen Hein daarmee is wezen heikappen, heeft hij ze gevonden. Ze houdt toch zoo schoon; midden in een elzenklos heeft ze haar nest gewerkt. En ze stappen al door en praten maar over vogelkes en eksters, die overal aan 't nestelen of aan 't leggen zijn. Daar zijn er, die. pas halen, en andere, die den slijkpot of het broeinestal klaar hebben. Peeren Drieske kent 'al de akkers en hpsschen en drevèn. waar zc „houden'', En ze hebben 't maar druk, dat het weer zoo schoon is en zoo 'goed voor nestelen, terwijl ze verder klossen op hun klompen langs den zandweg, dwars door de akkers heen, waar rbeiders alweer te werken staan en neven de weiden, waar vrouwenvolk hier en daar de koe beesten voortzet. Ginds houdt een ekster, ze laten de merel nu maar zitten, ais ze jongen heeft, is beter er is licht een manneke bij. Twee sloten over, de velden in, naar den wal achter Lauwers' wei daar houdt de ekster, in een eikeboom. Drieske gaat onder staan, den rug tegen den stam en de handen ineen. Pauwke's Hein gooit zijn klompen uit en treed met z'n eenen voet in Drieske's handen, met den anderen op zijn schouder en daar klautert hij heen met de twee armen om den boom geslagen en de beenen gekruist om den stam. Hij trekt zich naar boven en houdt zich met zijn beenen tegen; iederen keer „een wijke wijter" tot bij de takken, daar hijscht hij zich naar boven en kruipt dan door de scheefgewassen knoesten heen, naar den top. Drieske kijkt hem na, of ziet om naar de eksters, die schetterend rondvliegen in de andere boomen; en nu weet hij al zeker, dat ze eieren hebben, omdat ze zoo kijven en maar niet weg willen. Met uitge- Strekten arm wroet Pauwke's Hein door de doornen kap heen, en glijdt met zijn vingers in het binren- nest. „Drie eieren", roept hij, „kijk»'. Drieske kijkt en lacht, lang uit in 't gras neergehurkt, plat op zijn buik, met een stroospier tusschen zijn tanden, tegen den dorst. Boven werkt Hein zich al naar on der door de takken heen, die knakken en neerbrok. kelen, De eieren onder de pet, kruipt hij tot waar de tak ken beginnen, en schuift dan langs den gerimpelden eikestam naar beneden. Drieske staat op en ieder op zijn beurt vatten ze de eieren eens vast en glimlachen en praten over het nest, dat zwak zat, in den uitersten mik en kijken de eksters na, die al maar kijven en schetteren. Dan stappen ze wter op, met blijde gezichten, recht naar klompenmakers kanadaschen, waar de kraaien op zwakke uittakken ncateTêh, en naar het knotwijgen- dreefke. En zoo slenteren ze rond, tot de zon bijna onder is; ieder op z'n beurt klimmend, ieder op z'n beurt rustend, plat op z'n buik onder den boom. Ze hebben dc pet vol eieren en steken de koppen bijeen, om zc te tellen en tc bekijken. Groengespikkelde van boscheksters, kleinere nc't-cendcr van meerkollen, heel kleine witte met roode sproetclkes, van 't bije- meezekc, met rood-purper bekraste .van schrijvers. och, zoo schoon van allerhande verven en grootte Kleine effenblauwe van blauwleggerkes, net of 't j'onge spreeuweneieren zijn, en daartusschen en rondom hebben ze grasspiertjes gedraaid. En zé doen niets dan kijken en glimlachen van genot, zij met z'n tweetjes, als ze daar over den avondweg naar 't boerenerf trekken. iWat gaan wc 'n prcttigen tijd tegemoet. Het is aan onze „Kinderkrant" alreeds weer te zien, dat wij het heerlijke St. Ni. colaasf-eest weer tegemoet aaan. St. Nicolaas komt te paard aangereden en draagt bij zich een hee.Ie matiid vol met geschenken; laten wij hopen, dat de goede Simt imijn baste neefjes en nichtjes dit jaar- eens goed zal willen bedenken Hij het rond- deeien van zijn verrassingen. Ik zal jelui nu maar niet te lang aan de praat houden dan kunnen jelui gauw het* verhaal over den St. Nieolaasavond be ginnen te lezen. Ik spaar daarmee tevens tijd en plaats, welke thans beide maar a,l weer noodig zijn om in volle teugen te genieten van den St. Nicolaastijd, .want ik geloof vast d,at zeer velen van jelui als 't ten minste van avond goed weer is er straks met vader of imoeder er nog op uit mogen om de winkels te zien. Nu dan, ik wenscli jelui d.aarop, veel plei- STel te rusten! j OOM KOOS. We hebben hier vier katjes Twee oude en twee jonge, Het zijn toch zulke schatjes En ze maken hooge sprongen Dan hebben we onze Pollle Dat is onze beste hond, Hij is een aardig snollie Daarbij altijd' gezond. de katjes kunnen aardig sIIKkei En bet hondje kan lekker bikken Ingezonden door Oor Z„ te Ursean. O. Jezus 't is de eerste keer dat ik uw Tafel naden; ach help staat mij bij, o Heer en allerliefste Vader; Ik en wille u niet mishagen maar U minnen zooals heden ®oo laat mij leven dag en jaar tot In alle eeuwigheden, Gezel io EERE EN DANK ZIJ GOD. Uw zegen, Heer, da-al op ons allen: Bewaar ons, dat wij tot geenkwaod vervalen! Ons zorge zoek het Rijk daar boven meest Nu in don naam van Vader, Zoon en Geest Genuttigd met een dankbaar hart te gader Al wat ons wordt gegund van G od den Vader Zijn milde hand verleent ons drank en spijs. Men geef Hem lof en dank en eer en prijs. (Vondel.) x Cor. Z. te Ursum. Nou, dat geloof ik ook, dat Nico wel 5 fijne dag zal hebben gehad op de Koemarkt te Alkmaar. Hij zou 't todi niet best getroffen hebben-ook als bij dien dag mij had willen bezoeken, want ik was dien dag zelf de stad uit; ik ben trouwens nog al dikwijls op reis. Aan ie beide verzoeken heb ik voldaan. Dag Cor, de groeten ook aan je broer Nico. Anna K. te-Assendelft. Wel Annie, boe kwam je er nu toe aan mij te vragen om in den verja ringskalender opgenomen te worden wij heb ben immers geen verjaringskalender. Ein al was je aan het goede adres geweest met ie verzoek, dan geloof ik toch dat je er veel te laat mee was. Zoo, ga.je met April van school af en dan naaien leeren? Doe dan maar goed je best, want dat is ook 'n leerschool voor ie toekomst. DagAinnie. Anna Z. te Zijdewind. Natuurlijk, jij" mag ook meedoen. Maar denk or om, dat altijö' onder al je briefjes je volle naam, leef tijd en adres moeten staan. Dag Annie, de groeten ook aan opa en opoe. Rei'tha I. to Alkmaar. Beste Bertha, eer stens dank ik je voor do „grapjes." Maar denk er in 't vervolg om, d.at alles met inkt netjes geschreven moet worden, dat het papier maar aan een kant beschreven mag worden en dat je ook altijd je leef tijd er onder moet zetten. Bovendien moe ten de grapjes*" eigenlijk door, je zelf ge maakt en niet alleen over geschreven mogen worden. Ik zal ze nu diezen keer maar plaat sen, omdat het voor het eerst is d|at je meedoet en het -dius vermoedelijk ni#t wist. Dag Beppie. Mina de H. te Hoorn. 'J© zult wel met smart op een antwoordje gewacht hebben, is 't niet, beste Mieneke? Zooals je gezien hebt, heb ik je ruilbrief je niet meer ge plaatst, gelijk je m(j gevraagd hebt. Ja^ dat is "n moeilijke kwestie mot Ai© Zuiderzee- plaatjes. Ik hoop dat hot meisje, dat die plaatjes aan j© opstuurde, dft briefje ook onder de oogen krijgt, dan snapt ze ten- minst© dat jij hot niet kan helpen, d(at je haar biets terug stuurde; want als ze er niet bijschrijven welke plaatjes ze terug Ver langen dan kan jij toch ook niets terug sturen ook. Misschien is het b|aar bedoeling wel geweest je die Zuicterzeeplaatjes cadeau It® doen; zoo iets is wel meer gebeurd na tuurlijk, als je er verder niets van hoort^ mag je die plaatjes behouden. Dag. EEN VERGISSING. Zekere moeder had twee dochter tjes, die als twee druppels water op elkaar geleken. Op een avond hoor de zij af en toe gegiegel uit de rich ting van het bed, waar de kinderen lagen. Waarom lacht gc toch zoof vroeg dc moeder. O, 't is niets! antwoordde Lena, een der twee, u hebt alleen maai mij tweemaal gevvasschen en Marl, niet. OORZAAK EN GEVOLGEN. Piet is voor het eerst van zijn le ven met zijn- ouders op een concert en ziet mét ontzetting naar den di rigent, die geweldig met zijn maat. stok dirigeert, vlak staande voos; een zingende dame. Vol medelijden met deize dame vraagt hij fluisterend aan zijn moe der: „Waarom slaat hij haar?" Verlegen met haar jongen, ant woordt moeder „hij slaat haar niet." Verlicht zegt Piet: „Maar waar om schreeuwt zij dan?.'? DE BEDRIEGER BEDROGEN. Op een prachtigen zomerdag noo- Üigde een vos een ooievaar uit om te komen eten. De ooievaar nam het aanbod aan 'en verio'.ieen p den be paalden dag. De vos zette ten een voudig maal op plat'e schoteis voor om den ooievaar eens te foppen, daar deze het eten met den langen snavel niet van hst bord kon krij gen. 5)e vos deed zich 'mtusschen te goed maar d'e ooievaar moest na tuurlijk toekijken. Toen het maal afgeioopeu was, ging heer Langbeen naar huis. Hij liet aiets merken hoe kwaad l:y was, bedankte den vos allervrien delijkst en verzocht ook hem een» ten maaltijd. Reintje nam het aan bod aan en op den dag welke Lang been verzocht had te kftmen, maakte hij zich gereed en ging op stap. D« vo* had goeden eetlusit, daar hij dien morgen niet* gegeten had want hij was bang dat hij bij den ooievaai niets zou blieven. Bij zijn aankom*t werd hij vrien. del ijk ontvangen. Reintje zag de ge. rechten reeds en watertandde ervan. Eindelijk diende heer ooievaar op maar och, hij diende op in.va- teen met lange halzen. De ooievaar smulde heerlijk' maar de vos kon met zijn breeden bek niets eten Hf moest dus met een Vegen maag hip gaan en had de les begrepen; Hagel, door Bertha J„ Alkmaar, ...cv-a,..-. «ÉKaÏBiliÉléttSiïÉiiÉÈiri

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Ons Blad : katholiek nieuwsblad voor N-H | 1919 | | pagina 5