as
TWEEDE BLAD.
als:
Alkmaai
lie Dienst,
htrijdersdienst
Alkmaar,
ZATERDAG 22 NOV. 1919
OP REIS NAAR DAVOS.
Sf. Nicoiaasavond.
vóór 1 Fs»«
ófte doen tot
m het Llec-
lichtpunten
oning zullen
cht.
an
J0RSLAANE78
a*
Provinciaal Nieuws.
BLADVULLING.
In den achtermiddag.
Om den haard.
SPROKKELINGEN
ONZE BRIEVENBUS
en Wetliou-
te Castricum
nis van be
lt uitslr itond
toe kunnne
an 9i uur
rden gedaan.
:cr en Wet-
loemd,
meester,
[MEN.
taris,
UN EN.
unber 1919.
RÏK1KA,
tl
inkeUers esi
Interc. 601
ten
iclen
kende bericht dat
laandag 24 No-
Zand, naar Cal<
Stolpen en Scha-
St!HACfEN.
vrachtprijzen en
j, hoopt hij veler
worden,
reiend,
HOOLWERFF.
en Metselaar,
beleefd aan.
Lntimaeassew,
hemden,]
okken,
4
ii.
Niet om door de enge gassen en pleintjes van
liet oude Basel, onder aan den Rijn te dwalen
jen een oogenblik dat stadsgedeelte voor mijn
geestesoog te zien beleven met al den ijdelen
pronk en praal van de onwettige kerkvergade
ring in die stad begonnen en iater voortgezet in
.Costanz, waar het wettig opperhoofd der kerk
ze legimiteerde, bleef ik hier een nacht en een
morgen. Ook de breed uitgebouwde straten vol
rustige teekening en afwisseling van de boven
stad konden mij niet bijzonder bekoren. De ne
vel onderschepte het zonnelicht, dat kleur en
Heven aan het stadsbeeld moest geven.. Ik was
ievreden met een goede nachtrust, met het le
zen der H. Mis,die mij beide deze paar dagen
niet waren vergund, en het in orde brengen
van eenige noodige formaliteiten.
Daardoor ook was ik belet om den vroegen
sneltrein naar Davos te nemen. Ik moest mij
dus nog tot twaalf uur van den volgenden dag
fe Basel amuseeren en dan met den bommel
irein tot Zurich reizen. Ook hier was ik niet op
verhaal gekomen, ik meende dus eindelijk te
Zürich de verkwikkende slaap in de armen te
kunnen vallen.
Wanneer men die grootsch opgevatte, prak-
itischingerichie spoorpaleizen van Frankfort,
■Basel en Zurich ziet en daarmede vergelijkt
onze beide poovere stations van de Maasstad en
dat van het hart des lands Utrecht, dan schaamt
imen zich over Hollands smakeloosheid en be
nepen zuinigheid. De reis met den personen
trein bood gelukkig afwisseling genoeg om te
lichter het voortdurend steppen over het hoofd
te zien. We kropen het bergland in. dat vertelde
u het steunen en zuchten der wagens. Mi
dat bergland met zijn kristallijnen bergstroo-
nien, sterk geaccenteerden bodem, zijn kittelige
dorpjes, zijn alles beheerschende land'kerkjes
heeft voor den vlakkelander honderden bekorin-
fen, die hem den duur van den reis verkorten,
ion de Zufl aan dat landschap meer kieur en
relief geven, doch de langgewenschtle liield
zich schuchter verborgen achter haar nevel
sluier en gunde ons heel spaarzaam iiaar blik-
Men beseft ook niet hoeveel deugd liet doet,
iwanneer men in de zalige geruststelling, dat
'fcijn proviandvoorraad nog reikt, nu en dan een
forsche greep kan doen en de hand kan loven
die u voor een stelligcn hongerdood behoedde.
En terwijl de machine zich door het voorge
bergte der Alpen een weg graaft, de schoot der
aarde opent en daarin verdwijnt, dalen wij in
verborgen gangen van onze voorraadkamer af
om den mensch op krachten te houden en hem
'gesterkt aan het licht en leven terug te geven
Wat ik tot dusver nog nergens op mijne rei
zen gevonden had en dat ik zoo bitter behoefde,
werd mij te Zurich mogelijk, fn liet welkom ehuis
Ider Dominicaansclie ziekenzusters in de Frei-
gutstrasse vond ik mijn confraters en een goede
verpleging. Na een weldoende nachtrust kon ik
i stilte onder bekenden den Zondagmorgen vie
ren. Plechtig beierden de groote en kleine me
talen stemmen van alle klokkentorens in Zürich
Het was een carillonspel, waarin iedere toon
volkomen in het accoord, het eene accooró op
het andere stemde en de bronzen muziek werd
van alle zijden door de bergwand teruggewor
pen. Nergens ter wereld hoort men zulk een
prachtvol feestelijk gelui als op een Zondag
morgen in Zurich.
Dankbaar heb ik die enkele stonden van
gulle gastvrijheid bij onze Zusters genoten.
Met nieuwe lust en moed stapte ik om half-
tien in den sneltrein naar Londquart, het aan-
vangstation van den Rhötischen spoorweg. On
ze trein gleed eerst langs de boorden van het
langgerekte Züricher-meer, een wellust voor de
zomer-touristen, nu grijs en grauw als de
daarover gewelfde hemel. Phantastisoher is de
met smaragdgroen water gevulde bergscheur,
die men de Wallensee noemt, waar het rotsig
bergland stijl op den oever staat, zoodat de
spoor van de eene door de andere tunnul raast,
en slechts nu en dan door de dichtbeslagen
coupé-ruiten een blik naar buiten de aanwezig
heid van het meer kan vaststellen. Ge behoeft
niet de minste vrees te hebben, dat gij uw
eindstation zult voorbijsnelleu.
De gemoedelijke Sciiwitzer-conducteur roept
tijdig op zijn wandeling door de wagons de
nieuwelialte af en legt reeds beslag op uw
plaatskaart, zoo gij uw eindpunt hebt bereikt.
En daar worden u stede-namen toegeroepen,
die u een oogenblik in den waan brengen, dat
gij een tocht door de Peloponneaos waagt als:
Dictikon, Pfaffikon. .Een oude capucijnerpater
met Italiaanschen tongval zwelgt nog met zijn
oogen van het natuurschoon, dat zijn wonder
schoon geboorteland hem te genieten geeft en
het schijt dat hij zich. die indrukken wil op
sparen tegen den tijd dat hij een vergelijking
zal kunnen trekken met ons aller hemelsch
vaderland. De Capucijnen hoe wel doet hun
pij in die wilde natuur, bij die oude helm-
naalden van gothisclie kerktorentjet of ver
weerde barakkei'ken in liet Zwitsersche land
schap. Zij zijn de eenigen. die binnen de gren
zen van dezen vrijen statenbond, als klooster
lingen en ordebroeders in gemeenschap mogen
leven, omdat het onmogelijk was den ruwen
Alpenseppi van zijn dierbaren capucijnenpater
te kunnen scheiden.
Han twaalf was de trein in Landquart
(Graubünden), waar ik mijne groote bagage
reeds vond. Een half uurtje moest ik wachten
op den Rbatischen spoortrein, die aan de over
zijde van het stationspleintje zou „verschijnen.
Nog niet lang geleden trok een postkoets met
een zestal paarden bespannen de arme tuber-
culose-lijders met hunne bagage naar het be
loofde land door de ravijnen en langs de steile
bergwegen van de Graubünder Alpen.
Thans voert hen een op smalspoor loopende
trein met modern ingerichte dcorloopende wa
gens naar Davos Deze spooweg is een waar
kunststuk van aa'nleg. Behalve de tandradba
nen in bergachtige streken is er in Europa
geen gewone spoorweg, die zoo steil klimt als
crze berg'baan: van 500 M. tot 1500 M. in 2!/[>
uur.
aIs -gelukkig alleeniheerscher in een coupé
2e klasse, richtte ik mij zoo aangenaam mo
gelijk, in;'het gold toch weer een lang zitje.
dal bekoort u van alle zijden, aan eene zijde
over een met keien bezaaiden bodem; aan den
anderen kant zoekt onze trein zijn weg dicht
langs de steille hellingen der granietreuzen en
onze machine met haar bedwelmende hout-
walm (zij voeren n.L. achter zich een hout-
inplaats van een kolenwagen) slingert en
wendt zich met de bochten van den grooten
verkeersweg. En naarmate wij stijgen en ten
slotte ook het dal verlaten, wordt het uitzicht
immer aantrekkelijker. Daar ligt een dórfli
weggeworpen langs de helling met roodbruine
alpenhuizen; tegen een steden bergkant voe
ren een kudde alpengeiten hunne lustige ca
priolen uit. Op een .andere plaats droomt
een scheper bij, zijn vale bergkoeien, die een
vroolijk kling-klang tegen de bergen doen weer
galmen. De eerste sneeuw vertoont zich op de
bergtoppen en toont aan hoe sterk we stijgen.
Op een vooruitspringend rotsblok wappert de
Zwitsersche standaard van een oude verweerde
burcht.
We bereiken 1000 M. De nevelgordijn, die
eerst aan de bergkammen hing daalt immer
meer rondom ons. Nog enkele oogenblikken
volle dag in Klosters-platz op 1200 Meter
hoogte en dan kruipen we langzaam en moei
lijk omhoog dooi' de laaghangende wolken.
Het schijnt, dat onze machine den adem ver
liest in deze mistatmosfeer. We rijden den win
ter tegemoet. Sneeuw rondom ens van alle zij
den: langs de hellingen, op de kruinen der
naaldboomen, op huis en erf. Het uitzicht is
ons belemmerd. We' hebben ondertusschen ken
nis gemaakt met een frisschen Zwitsersclien
luitenant, die onderweg in onze coupé is ge
stapt. En hij vertelt ons hoe het Zwitsersche
volksleger, dat geen duur en immoreel kazer
neleven noodig heeft, bij de groote mooilisee-
ring in 1914 in 2ya dag fiksen en klaar aan
de grenzen stond, om de neutraliteit te ver
dedigen. En ieder Zw.itsersch soldaat is een uit
stekend schutter.
In het eigen dorp moesten zij zich oefenen
en zijn dan in vredestijd met een dienst van
6 weken klaar. Konden wij dat ideaal in Ne
derland ook bereiken^' Maar ook verhaalt hij
in kleuren en geuren, hoe tijdens den oorlog
de Engeische agenten overal de goederen con
troleerden, die naar Duitschland werden inge
voerd, hoe Zwitserland'» vrijheid weinig be-
teekende.
Het doel der reis is bereikt: Davos-Dorf.
Twee vriendelijke nonnetjes wachten den zie
ken pater en verwelkomen hem in het land
der genezing. Spoedig ben ik over de morsige
straat in de filiale van het St. Josephshaus
te Davcs-Dorf binnengeleid, waar een vriende
lijke kamer met lighal mijn winterverblijf we
zen zal. Mocht nu de zon de nevelsluier een
oogenblik verscheuren! Neen zij blijft hard
nekkig weg tot Woensdag. Eu ondertusschen
warrelen de sneeuwvlokken als bij ons in Ja
nuari. Eerst als heel de natuur voor een
tweede maal warm is toegedekt, komt de
groote geneeskracht in Davos over den Jacobs-
horn loeren. Welk- een wonderwereld vertoont
zich dan aan uw oog. Scherp getande berg
ruggen en.spitse alpentoppen verblinden het
oog in hunne sheeuwblanklieid en teekenen
zich scherp af tegen de rein blauwe lucht.
Daaronder rusten schaduwrijke dennenwou
den nog in blauwe nevels. NTu wordt men
eerst gewaar, wat de zon in dit hoogdal betee-
kend. En er dringt zich slechts een verlangen
in den mensch: Naar buiten, naar de balcous,
naar de genezende zonnestralen!
W. F. ELSENSOHN OP.
VELSEN. Kennemer Kegelbond. Do Ken-
nemer egelbond hield dezer dagen zijn al-
gemeene vergadering in Hotel de Prins te
Veisen.
Op voorstel van den voorzitter, dr. Hes-
linga te Veisen, werd besloten een schrijven
aan het Hoofdbestuur van den Ned. Kegel
bond te richten met verzoek om een spoedige
uitspraak in de zaak met de club Z. A. Z.
O. S. te Amsterdam.
Tot bestuursleden werden gekozen de hee-
ren Oop-pens te Beverwijk en Van Dijk te
IJmuidsn. De penningmeester, de heer Ta-
bois te Veisen, bracht verslag uit van het
gehouden concours. De ontvangsten hadden
bedragen 6GS.en de uitgaven 448.15, ex-
was dus een batig salrlo van bijkans 220.—.
Deu penningmeester werd onder applaus
dank gebracht voor zijn richtig beheer.
De uitslag van de gehouden wedstrijden is
als volgt:
Vrije Baan wedstrijd voor Seniores:
A. W. C. v. d Eem, Santpoort: 4138—38
38—35; L. Post, 40—40—39—37; H. Heslinga,
Vt-lsen: 404038383636; W. van Heyst
Veisen: 40—39; R. v. i. Ploeg 40—38—3737;
J. Tabois, Veisen: 40—37—36—35.
Vrije Baanwedstrijd voor Juniores:
D. Heykoop, Veisen: 4236—35343434;
J. Ooppens, Beverwijk; 4236—35—3434; L.
post: 41393837; C. Cassee, Blocmendaal:
4038; A. Post, Beverwijk: 40—37; A. Vos:
39—37.
Dagprijzen: 1 Nov. D. Heykoop en J. Kui
per. 8 Nov.: J. Ooppens en H. Heslinga. 2 No
vum ber: J. Kuiper en L. Post. 9 Nov. W. v.
Heyst en J. Tabois. Dagprijzen voor dames:
Mevr. DuyckineK—Sander en Mevr. Van
Splunten, beiden te Veisen.
Veertig ballen wedstrijd:
S. D. Sehiff, Beverwijk, 435; A. C. Hin, Ij
muiden, 433; J. Tabois, Veisen, 424; Negen-
prijs: J. Verwer Ijmuiden, 10 negens; aeh-
tenprijs, L. Post, 8 achten; zevenprijs: Wijn-
vekl Beverwijk, 9 zevens; zessenprijs: J.
Klauwers Santpoort, 9 zessen; Kookoeksprijs
H. Heslinga na loting met J. Koevoets; Duif-
jesprijs Sckaukes Beverwijk na loting met
de heeren Nuyens, Terwee en Koevoets; Tref-
fersprijs: de heer Ooppens iia loting met de
heeren Mooi en Welsink.
Treffersprijs voor dames Mevr. Duyckinek
—Sander met 325 hout.
Dr. Heslinga reikte met een toepasselijk
woord de prijzen bestaande in kunstvoorwer
pen aan de winners uit.
Na afloop hiervan werd nog een wedstrijd
gebonden om twee gouden kegeltjes, die be
schikbaar waren gesteld. Zij werden gewon
nen door de heeren Deegenaar te Beverwijk
en Kuiper te Veisen.
Op geheel bijzondere wijze moe
ien wij vertrouwen opwekken in
tinze ziel voor de II. Communie.
Hoe meer vertrouwen, hoe meer
genaden.
Lijden en kwellingen zijn het
beste bewijs, dat God ons niet
verlaten heeft. Hij zuivert ons
daardoor van onze zonden en geeft
ons een middel voor veel verdien,
sten.
Edelmoedigheid is diensten hec
wijzen, vóór dat ze van ons ge
vraagd worden.
Nadat een jongeling de lotgeval
len van zijn leven verteld had, voeg
de hij er het volgende aan toe:
„Vertel het maar aan iederen jon
geling, dat hij niet te vroeg in een
vreemde moet gaan, anders vvagh-
iten hem erge teleurstellingen. Bijna
allen, die heel jong hst ouderlijk
huis verlaten, vervallen in ongeloot
en onzedelijkheid en moeten vei -
schrikkelijk veef ondervinden.''
H. Eucharistie, hoe zijn zij te be
klagen de onwetenden en de afgc-
dwaalden, die U niet kennen!
DAT TREFT.
Dokter: U moogt slechts bepaar-
de spijzen eten.
Patient: Dat treft heel goed dok
ter, mijn vrouw kan ook maar be
paalde spijzen koken.
Heer, tot zijn knecht, die een
fout heeft begaan: „Ik geloof, Jan,
dat gij oud wordt."
Jan: „Ik geloof het ook, mijn
heer, mijn vader is ten minste ver
Sn de tachtig geworden."
t
WAT HIJ DACHT.
Laatst viel een knecht bij het
scheppen van water in uc haven
na cenige moeite werd hij weer be
houden op deu wal gebracht. De
dienstmeid, die zeer met den knecht
begaan was, bracht den 'ongeluk!-:.*
ge, die misschien reeds een liaivcu
emmer water binnen had gekregen,
een glas water voor den schrik, ca
zcide tot hem met zeer veel deelne
ming: „Wel, Jan. wat dacht je wcr.
toen je in het water lag.
Och Ka, antwoordde hij, ik dac:i\
ik wou dat ik er maar weer u;c
was
evk.
't Was eindelijk dan vijf December geworden. De
school was dien middag 'n uurtje vroeger uitge
gaan, natuurlijk omdat 't morgen Sinterklaas was.
't Was vroeg donker dien avond. Binnen in de
'gezellige warme huiskamer, waar d elamp al op
,was, zaten Piet, Threes en Jpn Stevens stil als
muisjes om de tafel. Buiten gierde de wind, zoodat
|de ruiten van de kamer rinkelden en waaruit de
kinderen opmaakten'dat Sinterklaas'met z'n zwarte
knecht in .draf op hun paard voorbijreden. Omdat
•ifLe straten vol wittigheid van de sneeuw lagen, kon
lie zeker niet. 't hoefgetrappel der beesten hooren.
Brave kinderen waren ze nu, heelemaal tam en
tvol schrik voor Sinterklaas met z'n mooie witte
baard, maar vooral voor Zwarte Piet in den schoor
steen, op 't dak en je weet niet waar, overal!
Ze waren erg lief tegen moe. Want nu alleen de
donkere, stille gang in moeten; ze zouen niet graag!
iOf.... alleen naar den zolder! Ik zou je lekker
tanken!....
't Was stil in de kamer, zoo stil, dat je bijwijlen
de pendule kon hooren tikken, al maar regelmatig
(Öoor: tik-tak; tikke-takke; tik-tak'l
1. -Al weken lang hadden ze op dien avond gewaoht;
ide dagen en nachten geteld. „Nog twee nachten sla.
]ften en 't is Sinterklaas!" had Piet, de jongste van
j 't drietal, gisteren nog pas gezegd.' Ja, 't was toch
in°e gauw gegaan, vond-ie. Hij had naar Sinterklaas
I,verlangd, maar er voor gevreesd niet minder. Piet
'Iwist drommels goed, dat-ie nu niet altijd zoo heel
'krE lief was geweest, laatst had-ie nog tegen z'n
"rces met 'n fier gezicht durven zeggen:
/*Gr of H dat er 'n Sinterklaas bestaat ik niet
tri' 'e Z'et 'm toc^ nooit!"
'lUT hcad Piet van z'n gezegde! Veel spijt!
Want Sinterklaas zou alles wel weten! Daarom
2?as-ie vanavond de braafste. En daarom zel-ie ook:
la,t,cn we 'ns 'n m<»i liedje zingen voor Sin
terklaas." En met 'n bevend stemmetje was-ie be
gonnen:
Sinterklaas, goed, heilig man,
Trek je beste tabberd an!
En daarna 't defig'e-lied:
Zie, de maan schijnt door de bo.homen
Alles om Sint te paaien.
Maar 't was dadelijk uil! Moe, die in de keuken
bezig was geweest, kwam binnen met 'n groot ta
felkleed, waarop dampende -kopjes chocolademelk
prijkten. „Hoera!" riepen dc kinderen en dan: „Le
ve Sinterklaas!"
Ieder kreeg nu z'n kopje met 'n heerlijk beschuit
je. Toen dat in de magen van 't vfcolijke drieta'
verdwenen was, zei moe: ,,'t Wordt tijd om dc
klompjes te zetten!"
(Wordt vervolgd).
(Slot.)
Eerst naar het slaghout neven Pauwke's bosch
daar nestelt een merel met vijf eieren. Daags te vo
ren, toen Hein daarmee is wezen heikappen, heeft
hij ze gevonden. Ze houdt toch zoo schoon; midden
in een elzenklos heeft ze haar nest gewerkt. En ze
stappen al door en praten maar over vogelkes en
eksters, die overal aan 't nestelen of aan 't leggen
zijn. Daar zijn er, die. pas halen, en andere, die den
slijkpot of het broeinestal klaar hebben. Peeren
Drieske kent 'al de akkers en hpsschen en drevèn.
waar zc „houden'', En ze hebben 't maar druk,
dat het weer zoo schoon is en zoo 'goed voor
nestelen, terwijl ze verder klossen op hun klompen
langs den zandweg, dwars door de akkers heen,
waar rbeiders alweer te werken staan en neven
de weiden, waar vrouwenvolk hier en daar de koe
beesten voortzet. Ginds houdt een ekster, ze laten
de merel nu maar zitten, ais ze jongen heeft, is
beter er is licht een manneke bij. Twee sloten over,
de velden in, naar den wal achter Lauwers' wei
daar houdt de ekster, in een eikeboom. Drieske gaat
onder staan, den rug tegen den stam en de handen
ineen. Pauwke's Hein gooit zijn klompen uit en
treed met z'n eenen voet in Drieske's handen, met
den anderen op zijn schouder en daar klautert hij
heen met de twee armen om den boom geslagen en
de beenen gekruist om den stam. Hij trekt zich
naar boven en houdt zich met zijn beenen tegen;
iederen keer „een wijke wijter" tot bij de takken,
daar hijscht hij zich naar boven en kruipt dan door
de scheefgewassen knoesten heen, naar den top.
Drieske kijkt hem na, of ziet om naar de eksters,
die schetterend rondvliegen in de andere boomen;
en nu weet hij al zeker, dat ze eieren hebben, omdat
ze zoo kijven en maar niet weg willen. Met uitge-
Strekten arm wroet Pauwke's Hein door de doornen
kap heen, en glijdt met zijn vingers in het binren-
nest. „Drie eieren", roept hij, „kijk»'. Drieske kijkt
en lacht, lang uit in 't gras neergehurkt, plat op
zijn buik, met een stroospier tusschen zijn tanden,
tegen den dorst. Boven werkt Hein zich al naar on
der door de takken heen, die knakken en neerbrok.
kelen,
De eieren onder de pet, kruipt hij tot waar de tak
ken beginnen, en schuift dan langs den gerimpelden
eikestam naar beneden.
Drieske staat op en ieder op zijn beurt vatten ze
de eieren eens vast en glimlachen en praten over het
nest, dat zwak zat, in den uitersten mik en kijken
de eksters na, die al maar kijven en schetteren. Dan
stappen ze wter op, met blijde gezichten, recht naar
klompenmakers kanadaschen, waar de kraaien op
zwakke uittakken ncateTêh, en naar het knotwijgen-
dreefke. En zoo slenteren ze rond, tot de zon bijna
onder is; ieder op z'n beurt klimmend, ieder op z'n
beurt rustend, plat op z'n buik onder den boom. Ze
hebben dc pet vol eieren en steken de koppen bijeen,
om zc te tellen en tc bekijken. Groengespikkelde van
boscheksters, kleinere nc't-cendcr van meerkollen,
heel kleine witte met roode sproetclkes, van 't bije-
meezekc, met rood-purper bekraste .van schrijvers.
och, zoo schoon van allerhande verven en grootte
Kleine effenblauwe van blauwleggerkes, net of 't
j'onge spreeuweneieren zijn, en daartusschen en
rondom hebben ze grasspiertjes gedraaid. En zé
doen niets dan kijken en glimlachen van genot, zij
met z'n tweetjes, als ze daar over den avondweg
naar 't boerenerf trekken.
iWat gaan wc 'n prcttigen tijd tegemoet.
Het is aan onze „Kinderkrant" alreeds
weer te zien, dat wij het heerlijke St. Ni.
colaasf-eest weer tegemoet aaan.
St. Nicolaas komt te paard aangereden
en draagt bij zich een hee.Ie matiid vol met
geschenken; laten wij hopen, dat de goede
Simt imijn baste neefjes en nichtjes dit jaar-
eens goed zal willen bedenken Hij het rond-
deeien van zijn verrassingen.
Ik zal jelui nu maar niet te lang aan
de praat houden dan kunnen jelui gauw
het* verhaal over den St. Nieolaasavond be
ginnen te lezen.
Ik spaar daarmee tevens tijd en plaats,
welke thans beide maar a,l weer noodig zijn
om in volle teugen te genieten van den St.
Nicolaastijd, .want ik geloof vast d,at zeer
velen van jelui als 't ten minste van
avond goed weer is er straks met vader
of imoeder er nog op uit mogen om de
winkels te zien.
Nu dan, ik wenscli jelui d.aarop, veel plei-
STel te rusten!
j OOM KOOS.
We hebben hier vier katjes
Twee oude en twee jonge,
Het zijn toch zulke schatjes
En ze maken hooge sprongen
Dan hebben we onze Pollle
Dat is onze beste hond,
Hij is een aardig snollie
Daarbij altijd' gezond.
de katjes kunnen aardig sIIKkei
En bet hondje kan lekker bikken
Ingezonden door Oor Z„ te Ursean.
O. Jezus 't is de eerste keer
dat ik uw Tafel naden;
ach help staat mij bij, o Heer
en allerliefste Vader;
Ik en wille u niet mishagen maar
U minnen zooals heden
®oo laat mij leven dag en jaar
tot In alle eeuwigheden,
Gezel io
EERE EN DANK ZIJ GOD.
Uw zegen, Heer, da-al op ons allen:
Bewaar ons, dat wij tot geenkwaod vervalen!
Ons zorge zoek het Rijk daar boven meest
Nu in don naam van Vader, Zoon en Geest
Genuttigd met een dankbaar hart te gader
Al wat ons wordt gegund van G od den Vader
Zijn milde hand verleent ons drank en spijs.
Men geef Hem lof en dank en eer en prijs.
(Vondel.)
x
Cor. Z. te Ursum. Nou, dat geloof ik ook, dat
Nico wel 5 fijne dag zal hebben gehad op de
Koemarkt te Alkmaar. Hij zou 't todi niet best
getroffen hebben-ook als bij dien dag mij had
willen bezoeken, want ik was dien dag zelf de
stad uit; ik ben trouwens nog al dikwijls op
reis. Aan ie beide verzoeken heb ik voldaan.
Dag Cor, de groeten ook aan je broer Nico.
Anna K. te-Assendelft. Wel Annie, boe kwam
je er nu toe aan mij te vragen om in den verja
ringskalender opgenomen te worden wij heb
ben immers geen verjaringskalender. Ein al was
je aan het goede adres geweest met ie verzoek,
dan geloof ik toch dat je er veel te laat mee
was. Zoo, ga.je met April van school af en
dan naaien leeren? Doe dan maar goed je best,
want dat is ook 'n leerschool voor ie toekomst.
DagAinnie.
Anna Z. te Zijdewind. Natuurlijk, jij" mag
ook meedoen. Maar denk or om, dat altijö'
onder al je briefjes je volle naam, leef
tijd en adres moeten staan. Dag Annie, de
groeten ook aan opa en opoe.
Rei'tha I. to Alkmaar. Beste Bertha, eer
stens dank ik je voor do „grapjes." Maar
denk er in 't vervolg om, d.at alles met
inkt netjes geschreven moet worden, dat
het papier maar aan een kant beschreven
mag worden en dat je ook altijd je leef
tijd er onder moet zetten. Bovendien moe
ten de grapjes*" eigenlijk door, je zelf ge
maakt en niet alleen over geschreven mogen
worden. Ik zal ze nu diezen keer maar plaat
sen, omdat het voor het eerst is d|at je
meedoet en het -dius vermoedelijk ni#t wist.
Dag Beppie.
Mina de H. te Hoorn. 'J© zult wel met
smart op een antwoordje gewacht hebben,
is 't niet, beste Mieneke? Zooals je gezien
hebt, heb ik je ruilbrief je niet meer ge
plaatst, gelijk je m(j gevraagd hebt. Ja^ dat
is "n moeilijke kwestie mot Ai© Zuiderzee-
plaatjes. Ik hoop dat hot meisje, dat die
plaatjes aan j© opstuurde, dft briefje ook
onder de oogen krijgt, dan snapt ze ten-
minst© dat jij hot niet kan helpen, d(at je
haar biets terug stuurde; want als ze er
niet bijschrijven welke plaatjes ze terug Ver
langen dan kan jij toch ook niets terug
sturen ook. Misschien is het b|aar bedoeling
wel geweest je die Zuicterzeeplaatjes cadeau
It® doen; zoo iets is wel meer gebeurd na
tuurlijk, als je er verder niets van hoort^
mag je die plaatjes behouden. Dag.
EEN VERGISSING.
Zekere moeder had twee dochter
tjes, die als twee druppels water op
elkaar geleken. Op een avond hoor
de zij af en toe gegiegel uit de rich
ting van het bed, waar de kinderen
lagen. Waarom lacht gc toch zoof
vroeg dc moeder.
O, 't is niets! antwoordde Lena,
een der twee, u hebt alleen maai
mij tweemaal gevvasschen en Marl,
niet.
OORZAAK EN GEVOLGEN.
Piet is voor het eerst van zijn le
ven met zijn- ouders op een concert
en ziet mét ontzetting naar den di
rigent, die geweldig met zijn maat.
stok dirigeert, vlak staande voos;
een zingende dame.
Vol medelijden met deize dame
vraagt hij fluisterend aan zijn moe
der: „Waarom slaat hij haar?"
Verlegen met haar jongen, ant
woordt moeder „hij slaat haar
niet."
Verlicht zegt Piet: „Maar waar
om schreeuwt zij dan?.'?
DE BEDRIEGER BEDROGEN.
Op een prachtigen zomerdag noo-
Üigde een vos een ooievaar uit om
te komen eten. De ooievaar nam het
aanbod aan 'en verio'.ieen p den be
paalden dag. De vos zette ten een
voudig maal op plat'e schoteis voor
om den ooievaar eens te foppen,
daar deze het eten met den langen
snavel niet van hst bord kon krij
gen. 5)e vos deed zich 'mtusschen te
goed maar d'e ooievaar moest na
tuurlijk toekijken.
Toen het maal afgeioopeu was,
ging heer Langbeen naar huis. Hij
liet aiets merken hoe kwaad l:y
was, bedankte den vos allervrien
delijkst en verzocht ook hem een»
ten maaltijd. Reintje nam het aan
bod aan en op den dag welke Lang
been verzocht had te kftmen, maakte
hij zich gereed en ging op stap. D«
vo* had goeden eetlusit, daar hij
dien morgen niet* gegeten had want
hij was bang dat hij bij den ooievaai
niets zou blieven.
Bij zijn aankom*t werd hij vrien.
del ijk ontvangen. Reintje zag de ge.
rechten reeds en watertandde ervan.
Eindelijk diende heer ooievaar op
maar och, hij diende op in.va-
teen met lange halzen. De ooievaar
smulde heerlijk' maar de vos kon met
zijn breeden bek niets eten Hf
moest dus met een Vegen maag hip
gaan en had de les begrepen;
Hagel, door Bertha J„ Alkmaar,
...cv-a,..-.
«ÉKaÏBiliÉléttSiïÉiiÉÈiri