TWEEDE BLAD.
ZATERDAG 17 JAN. I820
BIJLTJE.
Reintje de Vos en de
Leeuw.
GRAFJES.
OM DEN HAARD
BRIEVENBUS
WIE WIL RUILEN?
Tïr ii
Medische Praatjes.
5?
i 'n Verhaaltje van 'n bultje.... 'n lieel
gfcwoon en kort verhaaltje.
Bedoeld wordt natuurlijk 'n persoon" met
'n bultjeof 'n bochel net zooals je 't
noemen wil.
't Is niet komiek en ook niet dramatisch
.zooals ik zei„heel gewoon"
'n Jongen was 't.
Géén „Krates" van Justus van Maurik,
die door iedereen verschopt werd en later tot
een beroemd kunstenaar opklom.
Wel dacht 'k aan dat verhaal van den be
kenden volksschrijver, toen ik hem "voor d
eerste maal' zag.
„Precies Krates" had ik willen zeggen,
maar hij zat er zelf bij.
Tn 'n kleine, rommelige kamer zat ie
bi] 'n bedaagd, rood- roestig vulkacheltje
met drie bedenkelijke barsten er in. Met 'n
geknapt pookje zat ie in 't ding te porren,
want 't weu niet trekken.
Zoo op z'n hurken bij die kachel leek het
'n gedrochtelijke klomp.
Want z'n bult was leelijk.groot, scheef
en puntig.. Wijd- plooierig flodderde z'n
.kieltje er omheen.
Maar de bult was niet het eenige, dat hem
leelijk maakte.
Z'n hoofd was te groot voor het, smalle,
hoekige lijfz'n haar was dun- vlokkig
en van geelachtige kleur.z'n mond was
breed en de tanden staken naar voren. Z'n
gezicht had 'n bleek- blauwige tint en rim
pels als van 'n oud mensch.
Alleen de oogendie waren net als die
van „Krates", donker en zacht.met iets
weemoedigs er in. Heel vreemd keken ze me
aan, als wilden ze zeggen „wat met die hier
„Is je vader thuis
„Mot j' eerst 'n vader hebbe"-zei de jongen
met 'n onwezenlijk grijnsje.
„Je moeder dan
„Heb 'k ook niet"
De snauwige toon van zijn spreken deed me
Concludeeren, dat hij mooier keek, dan sprak
en ik waarschijnlijk te doen had" met
iemand, voor wien het leven, hoe kort ook ge
leden, een gausche desillusie was.
„"Wie wonen hier dan?"
„Me zuster en d'r man."
„Dus jij woont bij hun in."
'n Stug knikje was 't eenige antwoord.
„En zijn ze geen van tweeën bij de hand
„Zal met gaan.me zwager werkt in de
Meerdie komt saves laat thuisen
me zuster is op 'n bleekerij
„En jij hier zoo de heele dag in dat huis
alleen
Weer 't zelfde stugge knikje van zooeven.
„Je moet de straat op gaan 't is buiten
toch altijd nog beter, dan in zoo'n roolterige
kamer
„Ik mot niet.'k zou nie wete waar na
toede jonges uit de buurt neme me in 't
ootje.met me „krielde"en de men*
schen op straat kijke me auemaal zoo pesterig
annet of 'k 'n heel gek beest benzoo
as vroeger op de kermis
„Hoe oud ben je
„Veertien.... zou u niet zegge, hè? Ze
ziene me an voor nege
„En wat doe je nou zoo'n heele dag, als 'k
vragen mag"
„Niks.... of eigelekzoo'n beetje de
boel hier.en na'de kachel kijke...."
„Lezen ook misschien
„Leeeeze
Hij keek als iemand, die 'n wonder hoort
■vertellen.
„We hebbe hier geen boekcen ik heb
geen zin in ook...."
„Maar Zondags dan
„Ook niet'
.„Dan zijn jullie toch met z'n drieën?
Hij knikte met 't zelfde eigenaardige grijns
je en trok heel komiek z'n dunne wenkbrau
wen op
„Dan leggen we tot 'n nur of twaalf up bed
en as- ter gegete is gane ze de deur uit.
„Ze
„Ja, doch u, dattc ze mijn meenammen
Hebbe ze gelijk in ook.wie wil 'r niet
loope met zoo'nas ik.
„Dus naar 'n kerk of zoo gaan jullie niet
Weer werdende oogen eens zoo groot en
vonden blijkbaar, dat 'k al weer iets liecl geks
vroeg.
„Ik dacht, dat hier Katholieken Woonden."
„Mc zuster is 't wel maar zc doet 'r
niks anme zwager is heelemaal niks"
„En jij
„Ik 'k Geloof van Roomsch.tenmin
ste.van me moeder weet 'k nog wel,,dat
ze naar de kerk ging.... ik was toen vijf
zoowatme vader ,is al langer dood
Dinsdags en Vrijdags ging me moeder ook
naar de kerkdat weet 'k nog goed, want
dan nam ze altijd wat lekkers voor mc mee
'n kaneelstokof 'n zakkie met kaakies
Toen ze dood ging hebbe ze mc hier gcbvacht.
„En zijn ze Infer goed "frier je
Onverschillig gingen de bonkige schoude.s
op en neer
,,'k Weet nietgewoonze geve
netuurlijk niks om me.Ze hebbe dikkels
ruzie met mekaar en daar krijg ik dan ook
wellis me porsie vanik ben hier cigclijk
zoo'n beetje staan- in- de - weg.niks geen
bezonders'k verdien niks'k heb
nooit wat geleerd
„Zou je wat willen leerenom tc ver
dienen
„As 'k alleen ken blijve wel.niet as 'k
bij andere mot...."
'n Week of drie later, toen ik opzettelijk
voorbij 't huisje liepen al bijna aan 'tein
de van 't straatje was, kwam ie me hijgend
achterop.... „meheer.... mehecr'l
„Kijk er is an.ken je me nog
„Nou.en ofkomt u niet effe binnc
komt u niet effe binne
Wel- ja, waarom niet'.
Direct bemerkte ik, dat 't er in 't kamertje'
veel gezelliger uitzag.
Hij zag 't aan me en zeimet 'n trotsch lach
je „Dat heb ik gedaan 1"
„Heb jij dat kruisbeeldje daar óók opge
„Ja, meheer"
En als ïu één adem vertelde hij me 't vol
gende
„D'r is hier 'n zuster geweest'n heele
aardige Roomsche zuster u weet mis
schien welvan 't gesticht op deop
de Zijlsingelwaar de moeders hun kin-
dere kenne brengeals ze overdag uit
werreke motte.'n Heele goeie zuster was
't. Ze kwam zóó maar binne en begon direk
zoo aardig met me te prateen ze is hier
'n heele poos geweesten allemaal mooie
dinge vertelde zedat Onze lieve Heer
d'r voor mijn nét zoo goed was as voor andere
kindereen as 'k meer met Hem bezig was
dat 'k dan wel wat opgeruimder en tevrede
zou worde.
Heele leuke boekies en plaatjes af ze me
's Aves toen me ^uster en zwag- r thuis ware,
kwam ze terug en ging met hun ook zoo prate
.ze keke eerst erreg zuinig maar de
zuster was zoo aardig.datte ze al gauw
eige met-'r ware ken u die zuster niét i
Nou.... en toen vroeg ze, of 'k Zondags
met de kinderen mee mog naar de kerk
en dat vonde ze goed. En toen later ben 'k
meegegaan. Toen de kerk uit was ginge we
naar 't gesticht en daar ware nog veel
meer zustersen 'n heeleboel andere kin
derecn toen krege we lekkere koek en
's middags imme's êegete en alderhande
spelletjes gedaan.'t Was zóó fijn, dat
'lc al weer erg naar de andere zondag ver
langde
En nou mag 'lc er door de week ook wel 's
'n dag na toe
En saves komt de zuster hier ook nog wel
liscn dan zijn ze heel aardig tege d'r
Me zuster gaat nou, Zondags, ook weer na
de kerkZe vindt 't goed, dat 'lc mag leere
om angenome te worde as 'lc me best doe
mag 't al over 'n paar maande 'lc vin 't
wat fijn
'lc heb nou veel meer lol as vroe
ger
Dc leelijlcheid van z'n postuur en z n ge
laat vergat ik geheel door de blije glans in z'n
diep- donkere oogen en de prettige blos op
het verjongde gelaat.
Z'n kinderlijk naïeve taal, te kinderlijk
vóór 'n ander van dien leeftijd klonk heidei
en opgewekt. De stroefheid van 't gezicht
was weg. En met voldoening vertelde
hij-nog, dat 'n kameraad van z'n zwa
ger hem het schoenmaken zou leeren
dan kon ie wat verdienen en hoefde he niet
tot last tc zijn
Zoo onder 't praten door had ie water aan
den kook gemaakt en zette heel huisvrouw
achtig In kop koffie voor.ons beiden.
Ik moest hem vast beloven nog 's gauw
terug tc komen.
Buiten gekomen constateerde ik voor de
zooveelste maal, wat Liefde vermagech
te, reine naastenliefde, die slechts van één
plaats kan 'komen.
Ik weet wei, dat cr zijn, die met 'n misse
lijk, verachtelijk krul- lipje aan zulke daden
'n andere „bedoeling" geven.... maar dit
zijn ook "te hard van korst" om zoo iets tot
zich tc kunnen nepten. G. K.
Klauivühkudlieiii.
Bovengenoemde afwijking is er één, die
wellicht door de meesten uwer als een
buitengewoon greote zeldzaamheid zal
wordén besdiouwtf, -immers onder norma
le omstandigheden merken wij niet dade
lijk op, dat zich een kleurenblinde in
ons midden bevindt. Laat ik dan aller
eerst beginnen u medé. te doelen, dat het
mannelij.k gedeelte onzer bevolking veel
en veel meer lijdend,e is aan deze afwij
king dan het vrouwelijk geslacht. Men
heeft zich .de moeite getroost dit nauw
keurig- ina te gaan en in statistieken vast
te leggen.
Het is niet onaardig u een" paar cijfers
op te geven, opdat u eenig dicnkbeeld
krijgt aangaande het- voorkomen dezer
aandoening. Zco vinden wij, dal ongoveer
pCt. der mannen kleurenblind, is, ter
wij L iclit onder het zwakke geslacht nau
welijks 1 pCt. bedraagt Alvorens nu ver
der 'te gaan zullen vrij vooreerst d;e vraag
hebben te beantwoorden, wat* wij onder
kleurenblindheid hebben te.verstaan. Was
de naam volkomen juist, dan zou een
kleurenblinde geen enkele kleur kunnen
waarnemen of hoogstens wit van zwart
kunnen onderscheiden, als "we 't niet ai-
te nauw zouden nemen. Dergelijke per
sonen treffen we nu wel eens aan, doch
komen buitengemeen zeldzaam voor. Om
u nu duidelijk te maken wat voor ge
brek een kleurenblinde d,an eigeniijk wel
heeft, gaan we een uitstapje"'maken naar
do Natuurkunde en zult go u zonder
twijfel nog wel herinneren het spectrum,
dat uw leermeester u bij verschillende
lichtproeven .vertoonde. .We treffen in het
spectrum- al dezelfdp kleuren aan, dfe wij
ook vinden in d©n regenboog, dus van
liuks naar rechts als hoofdkleuren: rcod,,.
geel, groen en blauw. Under de klcuren-
u,inden vinden we nu twee groote groe
pen, n.l. aan den eenen kant de n
schen, die het rood, ge.el geelgroen en'
groen niet van elkander kunnen i n er-
scheiden, d,us de z.g n. warme" kleuren in
dezelfde tint zien, 'terwijl, we aan den
anderen kant degenen hebben, die het
blauwgroen, blauw en violet vaor een
zelfde kleur uitmaken, d us geen verse uil
zien in do z.g.n „koele" kleuren Nu
moet ik er onmiddellijk aan toevoegen,
dat liet in de praktijk nogal meevalt met
deze d.amos en heoren, mits we hun den
tijd laten. Geeft men n.l aan zco n kleu
renblinde een doos met geikicurde stren
getjes wol en draagt men hem of haar
op, kleur bij kleur te leggen, dus de roode
bij dc roode, do gele bij de gele, etc;
dan speelt hij of zij diit meestal heel aar
dig klaar en wanneer men het vertrek
verlaat en na ceuigen tijd eens komt zien,
hoever de arbeid gevorderd is, dan zal
men geen fouten, althans geen grove, ont
dekken, in de meeste geavl.eu, 'waardoor
men de kleurenblindheid over het hoofd
zal zién.
Tot welk ecu geheel anders conclusie
komt. men, wanneer men liet werk der
kleurenblinden gade slaat! Men ziet ze
passen én n.eleu, wikken en wogen en
kleuren v er jen. langen tijd, „vergeleken
njet elkander, waarover id-e normale
mensch niet lang- in -dubio' pleegt te
staan. t
Wanneer ir.cn r.u dat ccnstateert, id|an
blijkt 't al onmiddellijk' d;at liet nie
pluis is met onze(n) paliant(e). Het
dan ook bij zondter werk Waardig een klep?
renblinde ald;us*aan 't werk te zien. Bij
keuringen is men dus genoodzaakt, wit
men niet de kans loepen een verkeerd^
conclusie te trekken, bij het werk te blij?
ven. 'Soms merken wij zelfs op, dat eeo
kleurenblinde meer verschillen in kl
re'n maakt dan idtc normale-mensch. Dit
feit kunnen wij alleen hierdoor vorklaiynj
dat zij van kindsbeen af gedwongen zijn
geweest de kleuren andjers te noemen','
dan zij zich in werkelijkheid, aan hen
voordoen. j
De kleurenblindheid! nu is een aandoe
ning, die meestal aangeboren is, en waar»
mede beide po gen zijn behept. Omtrent
de oorzaak ütezer afwijking tast men tot
heden ten dage nog volkomen in 't duis»
ter. Behalve dit gebrek kunnen d|e óogen
volkomen normaal zijn. Het spreekt van
zelf, dat het van 't grootste gewicht is
de kleurenblinden uit die betrekkingen te
weren, 'waarbij hun tegenwoordigheid ge-,
vaar zou opleveren voor onze medemen-.
de spoor- en trainwe'gbeambteu en de zee-,
schen. Ik heb hief speciaal op 't oog
lieden. Immers zij moeten goedi op al»
stand rood van groen weten te onder»
scheiden. M. a. w het onveilig van het
veilig sein, terwijl deze beiidie kleuren juist
door kleurenblinden heel gaarne verward
worden met elkaar.
Behalve van de zoo even genoemidja'
wolletjes bedienen wij ons bij een keu»'
ring van andere method©, waarvan ik u?
er' twee zal medéd©elen. AlLererst heeftj
inen boeken samengesteld, waarin op iede*
re pagina twee groot© vierkanten voor»
komen, -die somengesteid zijn uit gekleur.
de vakjes. In die gekleurde vakjes komf
nu een getal voor, dat zeer weinig van
kleur verschilt met den ondergrond. Hef
zal de(nj kleurenblind© dus moeielijk val»
'len het get-al te lezen en meent deze 'k
te kunnen ontcijferen, dan zal hij na ze ei.
veel moeite de kans loopen een 3 mei
een 8 te verwisselen. Het cijfer is voor-
den normalen mensch natuurlijk zeer goeid»
te lezen. j j
Ten slotte wil ik nog uw aandacht vra»
gen voor de gekleurde potlooden, een me.
tirade, d©or Ad.ler bedacht. Hij plaatst'
voor het slachtoffer een groote doos met
potlooden en nu moet d© patient(e) een
streepje zetten op het stuk papier, dat
voor riem (haar) ligt. Het is dus eigen»
)lijk op het eerste gezicht een 'variatie
van het onderzoek met gekleurd© strea»
getjes wol. Echter heeft deze meth,od(a
twee- niet onbelangrijke voordeelen, n.l.
men kan de resultaten van het endierzookj-
bewaren, er later statistieken van ma»
ken etc. en vervolgens heeft men een'
schriftelijk bewijs in handen van het
werk, dat dje patient(e) geleverd, heoftjj
hetgeen soms van groote beteekenis is^
daar d© afgekeurde zich een enkele keer
niet aanstonds bij dien ongunstigen uit*
slag wenscht neer te leggen, vooral om*
dat de kleurenblinde zicli niet altlijd beri
wust is van de afwijking, d,ie zijn (haar)'
oogen vertoonen.
Eens bracht Reintje zadel, gebit en teugels
bij den smid om er iets aan te laten herstellen.
Toen de smid echter hoorde, wat er van zijn
begecren wtfs, zei hij kortaf. ,,Dat kan ik nu niet
maken, ik heb voor den koning, den leeuw, veel
werk onderbanden, dat ik voor uwe nesterijen
niet kan laten liggen."
„Wat raakt mij'de leeuw!" sprak de vos, „hij
is, bij mij vergeleken, een dom, nietsbeteekenend
dier. Vlug voor mij aan 't werk, en laat oogen-
blikkciijk de prullen van den leeuw liggen, of
ge zult ondervinden, wie koning der dieren is!''
De smid, door 3ie woorden onthutst, legde het
werk voor den leeuw op zij en maakte dat van
Reintje klaar, die er mee weg ging.
Eene poos later kwam de leeuw bij den smid
en zei: „Waar zijn de lanzen, die ik'besteld heb?
Hebt gij ze niet klaar, dan vreet ik u op!"
Nu verhaalde de smid, dat Reintje er met
werk geweest was, wat hij gezegd had en zoo
meer.
Dc leeuw liet zich den weg wijzen, dien de
vos was ingeslagen, liep hem na, haalde hem in
en vroeg, driftig, wat hij met zijn praatjes wel
zeggen wou.
„Hoe komt ge er bij," zei Reintje, .„laat de
smid in zijn leugens stikken!''
„Kom mee naar den smid, dat ik' hem van
zijn leugens overtuige en hem tuchtige," sprak
de leeuw.
h oen ze zoo e'en Sidd samen terug waren ge-
loopen, wierp Reintje het zadel, dat hij tot dus
ver had gedragen, op den grond en zette zich er
naast.
„Mat begint ge?" vroeg de leeuw, „ge zult
met me mee gaan en niet hier blijven liggen".
„Ach, ik kan niet verder, het zadel is te zwaar
'en ik krijg köorts.''
„Leg hem mij dan op den rug," zei de leeuw.
Reintje deed alzoo en schreed met loome
schreden naast den leeuw voort. Na eene poos
liet hij zich andermaal op den grond vallen en
zuchtte: „O wee, de koorts begint, gebit en teu.
gels zijn me ook te zwaar, ik kan niet verder."
„Zco leg me teugels en gebid aan, en probeer
Pp die wijze verder te komen."
De vos deed, wat de leeuw zeide en sleepte
®!ch met moeite verder. Het duurde echter niet
lang, of hij plofte weer neer, verdraaide de
oogen, liet de tong uit den bek hangen, huilde
erbarmelijk en bleef stijf als een paal liggen.
„Wat scheelt u vandaag toch?'' vroeg de
leeuw.
„Ach, laat me, laat me sterven," kermde
Reintje, „ik kan'met geen mogelijkheid een stap
verder komen."
„Zoo zet u op mijn rug in 't zadel.en houd
u aan de teugels vast,'1 spr^k' dc leeuw.
Reintje gespte het zadel vast, nam den teugel
in den eenen en een stok in d'en anderen poot en
reed op den leeuw verder. Toen ze dient bij den
smid kwamen, zette Reintje zich vast in 't zadel
en begon met zooveel geweld met zijn stok yp
den leeuw te beuken, dat de leeuw met ver
vaarlijke sprongen vooruitstoof. Toen ze zoo dén
smid voorbijstoven, riep Rieirtje dezen toe:
„Ziet ge nu wel, dat ik dc koning der lieren
ben, op den leeuw lijd en heul met den stok
sla?"
Maar de smid sloeg in de handen van verba
zing en riep: „Bij Allah, wie bad dat ooit ge.
dacht!"
En Reintje stuurde den leeuw op zijne 'woning
aan, en toen ze daar waren aangekomen-, sprong"
hij behendig uit 't zadel en kroop vlug zijn hol
binnen. De leeuw schold en vloekte en wachtte
geruimen tijd, of Reintje weer te voorschijn zou
komen; deze was échter al lang een ander gat
weer uitgekropen en had zich weggepakt, zoo
dat den leeuw niets anders overschoot, aan woe
dend naar huis te gaan.
VERKEERD BEGREPEN.
Meester, die een kaal hoofd heeft, vraagt aan
zi' i leerlingen:
„Wat verstaat men onder een maneschijn."
Leerlingen als uit een mond: „Een kaal
hoofd.''
OOM KOOS IS WEG!
Ik zei tot' mijn broertje: „Zeg?
yd at zulien wij nu beginnen,
En zoo zaten wij te verzinnen.
Maar plotseling zei ik tot mijn broer:-
„Er ligt natuurlijk iemand op de loer,
Om in „Dc Kinderkrant" te komen,
En daarvan re worden een Oome".
Helena Jacobse,
Alkmaar.
Oudegracht 285 a,
Vooreerst wil ik de nichtjes en-neefjes be
danken, die zoo hartelijk zijn geweest, om direct
met me kennis te komen maken. En nu kan ik
eigenlijk pas goed zien, hoeveel ze allemaal van
Oom Koos hielden, want alle brieven die ik ge
had heb, zijn rouwbrieven. Enfin, er is nu een
maal niets aan.te doen, en jelui moet je maar
aan mij zien te wennen, 't Is anders niet mak
kelijk 'hoor, om in de gratie te komen, als je
zoo'n voorganger gehad hebt. Maar, ik zal mijn
best doen, meer kan ik ook niet.
En al de neefjes en nichtjes, waarmee ik nog
geen kennis gemaakt heb, schrijven me nu wel
eens, niet -waar? dan ken ik jullie binnenkort
allemaal en dan kunnen we echt elkaar schrijven
en dan zul je eens zien, wat een goede maatjes
we dan spoedig zullen zijn.
Voor 't oogenblik wil ik hiermee sluiten en
dan de volgende week zullen we voor goed aan
pakken, hè. Jullie helpt me zeker we', niet? Dag!
Denken jullie om de adrii.- v.randcrlng?
REDACTIE DER KINDERKRANT NAS-
SAULAAN 49, HAARLEM.
EEN BEURT GEHAD.
Meester. Karei, kun je 111c zeggen, wanneer
de vrede van Munster gesloten werd?"
Karei: Jawel, meester.
Meester: Nou, wanneer..dan?
Karei: lk heb d'r net geantwoord, nu is 't de
beurt aan Klaas.
DE TABAKSPLANT.
Tuinbaas: E11 hier, dames, hebt u de tabaks
plant."
Jongejuffr.: Hoe belangrijk'! En. wanneer
worden de sigaretten nu rijp?
NOG' ZOO KWAAD NIET.
Piet: Hier zijn twee eieren, als ik er nog
twee bij leg, hoeveel zijn er dan?
Jan: Kan jij dan eieren leggen??;
VERPRAAT. V
Piet: „Vader, de jongens op school schelden
mij altijd uit voor leelijken aap."
Vader: „Laat ze maar schelden, jongen, en
trek er je niets van aan; je lijkt op je vader en
daarmee uit."
GOED BEGREPEN.
Des morgens.
Mama (tot de kinderen): „Dus goed begre.
pen, kinderen, als die vreemde neef van middag
komt eten, moogt ge niets van zijn haar zeggen.
Des middags.
Kleine Emile (op den kalen knikker van den
aan tafel zittenden neef wijzend): „Mama,
u zei van morgen, dat wij niets van neefs haren
mochten zeggen, maar hij heeft in 't geheel
geen haar.
KINDERLIJKE VOORSTELLING.
„Zeg, Wlm, wordt 'n giraffe ook verkouden
in 't hoofd, als ie met z'n voeten in 't water
heeft gestaan?"
„Ja, maar pas drie maanden later 1"
SLLM.
Jantje: „Mfic wat -is erger, als ik uit een
boom val en een arm breek of wanneer ik alleen
maar mijn broek scheur?"
Moeder: „Natuurlijk 15 't veel erger, als je
je arm breekt." 1
Jantje: „O, .moe, dan mag u wel blij zijn,
want ik heb alpen niaar mijn broek gescheurd."
-SLECHT WEER.
Jan: „Wat is t toch slecht weer tegenwoor
dig. Hoe zou dat toch komen."
Piet: „Omdat 't te vee! waait en regent,
denk ik."
DAAROM.
Schoenmakcrsvrouvv, ;tot haar. echtvriend:
„Neen maar, man kijk me nu dien jongen eens,
lji.i smeert zoo waar onze Jure boter ook nog
onder zijn boterham.
Baas woedend: „Waarom doe je dat, kwajon
gen?"
Leerjongen: „Wel, baas, omdat mijn onderlip
mij even dierbaar is als mijn bovenlip.''
TWIJFEL.
„De baas zegt: ik ben een luilak, mijn vrouw
zegt: ik ben een drinkebroer, dc herbergier
zegt: ik ben een dollejan en ik zeg: ik ben een
goeie l-aerel. Als ik nu maar wist, wie van ons
gelijk' heeft 1"
OOK EEN VERBOD
Op zekeren heeten zomerdag kon men in het
dorp A, de volgende bekendmaking lezen: „Zoo
lang deze droogte aanhoudt, is het streng ver
boden, water in de melk te doen."
De Burgemeester.
VREESELIJKE BEDREIGING.
Landlooper tot professor, die kruid'en zoekt:
„Je geld of je leven!''
Professor: „Maak dat ie wegkomt, anders
roep ik mijn vrouw!"
e
Dina en Gerarda R., Assendelft. Beiden har
telijk bedankt, voor jelui mooie kaart hoor. Hij
staat op mijn bureau.
J. S., 't Veld. Als je ruilen wil met Piet Jal,
dan moet je hem maar een brief sdhrijven, -hoor,
dan kom 't wel in orde.
Truusje Kl., Den Helder. Ik heb 't Oom Koos
geschreven en hij vindt het erg aardig van je,
dat je nog zoo aan hem denkt. En nu maar even
goede maatjes worden met mij, als je met oom
Koos was, hoor.
Helena J., Alkmaar, 't Staal in de krant, zoo
als je wel gezien zult hebben, 'n Dichteres in
den dop ben je. hoor.
Om van ons ruil- en verzamelhoekje gebruik
te maken, zendt men mij maar 'n briefje waar
in duidelijk geschreven staat, wat men wenscht,
mét voüedigen naam en adres. Dan ze't ik dat
in de Kinderkrant en de verzamelaartjes weten
a waar ze elkaar kunnen vinden.
De briefjes moeten in enveloppe gezonden
worden AAN DE REDACTIE VAN DE
KINDERKRANT, HOF 6, ALKMAAR.
lk wil postzegels ruilen voor andere
vreemde postzegels lk heb er 9 van België, 7
vair Denemarken 9 van Zweden, 3 van Noor
wegen, 17 van Duitschland, 10 van Beieren, 12
van Frankrijk, 15 van UngelanJ, 2 vau Engclsch
lndie, 1 van Straat Shaulemen, 0 vap Italië, 5
van Spanje, 2 van Oost-lndie, 6 van
Oostenrijk, 1 van Brazilië, 5 van
Zwitserland, 1 van Japan; 9 van Amerika eu 2
van Egypte. Jan Plas, Fayglop 15, Alkmaar.
lk heb 12 achterzijden van Couvetdoosjcs,
18 plaatjes yan Golden thee, en eenige Verka-
de's-boimen, die ik wil ruilen voor Kwattasol-
daatjes. Nader overeen te komen. Cor Zuurbier,
café „de Landbouw", IJrsum.
Ik heb s Vaderlandshe Geschiedenisplaat-
jes.'re deel: de nummers 14, 34, 45, 52, 72 en 78,
die ik wil ruilen Vvor 3 kvvattasoldaatjes. Ook
bcb ik 1 plaatje 2c seiie en 1 plaatje 3e serie,
'die ik ook wil ruilen voor r kwatta.soldaatje; 1
Verkade's en 1 Ter Wee's-plaatje wil ik ruilen
voor 2 Kwatta-soldaatjes; 25 Vaderlandsclie
Geschiedenisplaat]es 2e deel wil ik ruilen voor'
12 Kwatta-soldaatjes en dan nog 15 Honig's
Maizena-plaatjes wil ik ruilen voor 7 Kwatta-
soldaatjes. Berthus Antliomssc, Grebberstraat 8,
Haarlem.
lk heb 40 platen van de Jong's vogels die
ik wil ruilen voor Kwatta-soldaatjes (1 plaai
voor 2 soldaatjes; ook heb ik nog24 Honig's-
Maizena-plaatjes, 2e serie, de nummers 209, 207.
200, 197, 195, 194, 193, 188, 187, 186, 182, 174
172, 171, 169, 165, 164, 161, 160, 144, 123, H9-
115; die ik wil ruilen (2 plaatjes tegen 1 Kwat-
ta-so!daatje. Piet Jol, Eendrachtstraat 8, Alk.
maar.
Ik heb 15 plaatjes van den IJsei, hoe
1, 28, 71. 15, 104, 107. 87, 133. 137, 139.
140, 72, 62, 122, 68 en 5 plaatjes van de
Vecht, nos. 86, 2, 71, 123, 121 en 2 plaat
jes van Friesland, nos 19 en 11. die ik wi
ruilen voor Kwatta-soldaatjes (alles één om,
één.) Annie Ridderman, Keizerstraat 44
Den Helder.
Ik heb 200 Kwattasoldaaties, die ik wi
ruilen voor 87 omslagen van Bensdorp's Volle
nelkreepen. Marie Buur Gd., Assendelft No
453-
Ik heb 36 Kwatta-soldaatjes die ik wi
ruilen voor plaatjes van de Vecht. Nos. 9
25 29 33 38 41 44 46 49 50 53 55 5'.
63 67 69 71 74 79 83 86 98 99 104 11'?
118 120 121 122 126 127 130 131 13?
136 en ,139. allemaal 1 tegen 1,
J. v. d. Steen, Dorpstraat 22f
Bergen (N.-IJ
..L