TWEEDE BLAD
KINDERCOURANT
Kroniek van de Week.
Twee gewone vrouwen.
LJRAPJES.
AVIE WIL RUILEN.
ZATERDAG 20 ftlAART 1920
De geschiedenis van Pollux.
MONTE CARLO ONTMASKERD.
In Engeland is dezer dagen een boek
verschenen, dat zeer veel opzien hoeft
gebaard. Hel is getiteld „Revelations of Monte
Carlo Roulette", en is geschreven door J.
Cousins Laurence, die verklaart jarenlang
studie te hebben gemaakt in de speelza
len aan de Riviera. Tegen de Casino-directie
te Monte Carlo brengt iiij krasse beschul
digingen in, en ieder die zijn boek gelszen
heeft, zal zich wel twee maal bedenken
voor hij zijn geld aan de roulette waagt.
Hier volgt de beschrijving van het zon
derling gedrag eens croupiers, die door
den auteur een poos lang geobserveerd
werd:
„Een jonge dame liet aarzeling blijken
op welke kleur zij een goudstuk zou wa
gen. Ten slotte zette zij dralend op zwart.
Voordat de croupier echter den bal liet
rollen, keek hij de dame in quaestie aam
bracht toen een vinger naar zijn gelaat
en wreef zich de wang. De dame zag het
en onmiddellijk de beteekenis van het sig.
naai begrijpend, nam ze nog juist op tijd
het geldstuk weg, plaatste het op rood
en won. De volgende ronde speelde ze
weer op zwart, weer dezelfde pantomime
weer de verplaatsing van bet geldstuk, en
weer won ze. De derde maal achtte ze het
roor geraden op rood te spelen, en was
op het punt zulks te doen toen ze, naar
den croupier kijkend, zag dat deze een pluisje
van zijn jas sloeg een teeken waarvan ze
eveneens de bedoeling begreep want ze zétte
snel op zwart en won weer.
„Verder signalen werden niet meer gegeven
sn de dame hield op met spelen."
De schrijver voegt hieraan toe dat derge
lijke methoden alleen worden gebruikt wan
neer er weinig animo tot spelen is Het nieuw
tje dat eeu dame (ingewijde in de Casino-ger
heimen, natuurlijk, maar dat weet de bui-
lenwacht niet), geluk heeft door haar inzet
op het laatste nippertje snel te verplaatsen,
doet als een loopend vuurtje de ronde, om
de betreffende tafel komen kijkers staan die
natuurlijk al gauw spelers worden.... en de
animo is er weer.
Er zijn maar weinig spelers, die zoo for
tuinlijk zijn een balangrijk bedrag te winnen.
Hier is het verhaal van iemand, die er kans
toe zag.
„Een Amerikaan, dien wij oppervlakkig ken
den, was begonnen te spelen met een klein
sommetje en had een enorm bedrag gewonnen.
Maar op zekere dag keerde de kans en aan de
zelfde tafel, waar hij tot op dat tijdstip zoo
gelukkig was geweest, verloor hij in enkele
uren tienduizenden.
„Toen ik hem en zijn vrouw na det diner
ontmoette, vertelde hij hoe bijzonder onfor
tuinlijk hij dien dag geweest was en gaf zijn
Voornemen te kennen weer naar het Casino
terug te keeren om te trachten het verloren
terrein weer in te halen. Mijn echtgenoot©
die bij dit gesprek' tegenwoordig was, vroeg
hem een oogenblik1 te wachten. Zij ging daar
cp naar de speeltafel waaraan de Amerikdan
dien middag zoo ongelukkig was geweest en
zag dadelijk dal er een andere cylinder
(waarop het wiel draait), geplaatst was, In
stede van die, welke er den vorig en dag nog
stond.
„Rondkijkend langs elle tafels vond zij die,
waarop de bewuste cylinder nu stond, waa»
op zij tot ons terugkeerde en den Amerikaan
vertelde aan welke tafel hij moest gaan spe»
len. Hij volgde haar raad en slaagde er in
dien avond voor het sluiten van het Casino
ongeveer de helft van zijn verlies van dies
dag terug te winnen.
Laat ik hieraan toevoegen, dat hij zoo
verstandig was zich daarop voorgoed terug
te trekken met zijn gewonnen fortuin, en
ik geloof niet, dat hij nog ooit een voet in
de speelzaal zal zetten."
Dat spelers nu en dan een fortuin winnen
is natuurlijk absoluut noodzakelijk, wil men
anoeren, die van hun geld moe.en worden
afgeholpen, geprikkeld en geïnteresseerd
houden. Ook moet degeen, dien men voor
een groentje-met-veel-geld aanziet, in den
aanvang wat winnen om hem zooveel mogelijk
to animecren; dioeh het komt ook wel eens voor
dat men zich vergist in de keuze van den
geluksvogel, gelijk blijkt uit de volgende epi
sode, waarin ook uitkomt, hoe sterk het ge
heugen der in de speelzalen dienstdoende in
specteurs is wat betreft het onthouden van go»
laalstrekken
„Op een avond zette een heer Zich aan
een bijkans verlaten tafel, en plaatste een stapel
goud en banknoten voor zieli.Hij wen
slag op slag, verloor niet één enkele maal. Ik
telde over de twintig achtereenvolgende winst-
beurten. Terwijl het s pel doorging, wenkte een
chef een chasseur, en fluisterde hem iets in
het oor. De jongen ging heen en oven later
kwam: een oude inspecteur, die sedert vele
jaren aan het Casino verbonden was geweest,
aan de speeltafel. De chef zei zachtjes esn paar
woorden tot hem, de inspecteur boog zich
over de tafel, nam den gelukkigen speler nauw
keurig op en fluisterde Lot den chef: „och
ja, ongeveer zeven jaar geleden". In het spel
kwam toen eensklaps een merkwaardige om
mekeer de heer won niets meer!
Klaarblijkelijk had de chef den heer voor
een rijken nieuweling gehouden op wien de
speelzucht moest worden „geënt". Maar de
cude inspecteur had een beier geheugen, zoodat
er verder geen tijd verknoeid werd en de
kans onmiddellijk keerde. Ongolwijfeid heeft
die speler gedacht dat het „geluk" zich tegen
hem keerde, maar het was de croupier, die een
teeken gekregen had, die zorgde dat het goud
en de banknoten snsl verdwenen waren".
Do schrijver vertelt ook van een merkwaar
dige weddenschap lusschen een edelman en
den grooten mathematicus Sir Hiram Maxim
sedert gestorven.' Eerstgenoemde had een sys
teem" om te winnen gevonden, en Sir Hiram
beweerde, dat ongeacht welk systeem men
gebruikte, de bankten slotte moest winnen:
„Om het pleit te beslechien werd een soort
match gearrangeerd, die naar ik meen een
week zou duren. De quaestie had zooveel be
langstelling dat verschillende kranten dagelijks
bulletins uilgaven waarin de stand van het
spel werd bijgehouden.
Het resultaat steldé Sir Hiram ten slotte In
het gelijk. Nadat de speler van het „systeent
in de eerste dagen gewonnen had, won de
bank1 in de tweede helft van de week alles terug
en nog een aanzienlijk kapitaal bovendien"'....
„Hbl.''
De oude mevrouw van Weenen was zeven
tig jaar geworden en had veel kennissen.
Want ze was een beminnelijke, gastvrije
dame en kon op prettige wijze met haar
bezoekers converseeren.
Het was dus heelemaal niets bizonders,
dat er op den avond van haar zeven-
tigsten verjaardag in het groote, kost
baar gemeubileerde salon een gezellige
drukte heerschte, veroorzaakt door een
aantal familieleden en meer intieme ken
nissen, die haar in den loop van den dag
waren komen feliciteeren en daarbij de
vriendelijke uitnoodiging hadden ontvan
gen, om 's avonds nog 'n „glaasje" te
komen gebruiken.
En daarmee was men nu bezig.
Er werd door de dames geurig© thee
of 'n likeurtje gedronken, afgewisseld
door, of vereenigd met het knabbelen
van koekjes, flikken en bonbons.
De heeren gebruikten wijn of 'n grocje
en rookten.
Ook werd er gepraat.... ja, natuurlijk
werd er gepraat, want anders zou er va.n
bovengenoemde gezellige drukte geen
sprake kunnen zijn.
De onderwerpen der diverse gesprekken
waren legio.... en hoewel die onderwerpen
op zichzelf misschien heel interessant wa
ren, zou het gruwelijk gaan vervelen
als ze hier alle achter elkaar werden
opgenoemd.
Maar in hoofdzaak hadden de dames het
over mode en dienstmeisjes en de heeren
over de binnen- en buitenlandsche toe
standen, waarvan de meeste nogal precair
schenen te zijn.
Als er uit al die uiteenloopende ge
sprekken een conclusie getrokken moest
worden gestel dat zulks mogelijk ware
dan zou het deze kunnen zijn, dat
alle dienstmeisjes tot aan hun keel toe
vol met gebreken zaten .en dat het weer
dan zonde was, dat alle in het salon
van mevrouw van Jfeenea aanwezige hee
ren géén minister van''Financiën waren.
Zoo ongemerkt JtSvam dj.et gesprek ook
o-p de liefdadigheid en de beoefening
daarvan, vooral de „dam^safdeejiug" hield
zicli 'n poosje levendig niet dit onderwerp
bezig.
Ook het opnoemen der ontelbare soor
ten van weldoen, die „in behandeling"
kwamen, zou vervalend .worden, eerstens
omdat dit verhaaltje uiteraard toch -al
weinig aantrekkelijks heeft, tweedens om
dat bedoelde soorten alle overbekend zijn
Onder de gasten was ook 'n gewon©
vrouw.
Waar ik niet mee wil zeggen, dat di
anderen ongewoofv-mousehen waren. Maar
afijn. Met dat gewone wordt dan ook
meer bedoeld, „anders dan de anderen".
Ze was ongeveer vijf en dertig en niet
getrouwd... verstandig was ze dus ook.
Verder heette ze Lize, had 'n heel
gewoon gezicht en was niet zoo luidzuch-
tig als haar medegasten.
Ze onderhield zich met de jarige me
vrouw van Weenen en schonk weinig
aandacht aan de discussies.... niet uit
onbeleefdheid doch omdat de oude me
vrouw zoo ongeveer de eenige was, die
zich met haar bemoeide ©n dit deed op
haar bekende aangename manier.
Maar toen alle dames de „liefdadig
heids-revue" gepasseerd waren moest Lize
er ook aan gelooven.
„En welke tak van liefdadigheid wordt
door u beoefend, juffrouw Lize?"
Deze vraag werd met 'n snippertje
ironie gesteld door de jong© mevrouw
Wijs, die 'n aardig gezichtje lxad met 'n
ietwat brutaal punt-neusje en donkere flu
weel-ooigen.
Met 'n zelfde snippertje als bovenge
uoemd richtten alle andere oogen zich op
Lize, die onbeschroomd antwoordde:
Ik mevrouw Wijs? Ik ben zelatriee
voor de Missie van Nederlandsch-Itidië.
„O, dat is van die almanakjes ver-
koopen, als ik mij niet vergis".
„Ja,, mevrouw, maar a,ls u denkt, dat
't alleen dit is vergist u zich toch wèl."
En toen Lize bemerkte, dat er in de
hoofden van alle liefdadige dames 'n
schijntje kennis zat van het schoone
en uitgebreide liefdewerk voor de Missies,
begon ze er o-p prettige, onderhoudende
wijze van te vertellen.... zelfs zóó, dat
de heeren nu en dan hun zwaarwichtige
gesprekken afbraken en meeluisterden.
Juffrouw Lize rekende hen voor, hoe
veel millioen zwartjes ©r nog waren, die
nooit van 't bestaan van God hadden
gehoerd., hoeveel duizend kerkjes er wel
noodig zouden zijn, om die stumperds iets
van dat beslaan en nog „iets" méér bij te
kunnen brengen.... hoeveel missionarissen,
er waren, die gebrek hadden aan het
allernoodzakelijkste, om hun heldhaftig
werk te kunnen voortzetten., en hoeveel
van die missionarissen er eigenlijk no-g te
te kort waren. Hoeveel geld het kostte,
om één zoo'n missionaris op z'n plaats
van bestemming te krijgen en hoeveel
hij wel noodig had om „aan den gang
ie kunnen gaan".... en te blijven"
En nog veel meer.
Toen Lize uitgepraat was zwegen de
straks nog zoo luidruchtige dames in
zeven talen. Van welk© gelegenheid de
gastvrouw gebruik maakte, door Lize uit
te noodigen in het gezelschap een rond
gang te doen voor de zwartjes".
Dit voorstel van de oude mevrouw vond
hm..ehé....„algemeenen bijval"
Omdat Lize een ijverig© zelatriee was
liet ze 't zich 'geen tweemaal zeggen, en
gebruikte haar taschje voor het houden
der collecte.
Na afloop vroeg niemand naar de op
brengst
De titel van dit stukje luidt: „Twee
gewone vrouwen".
Dus wordt er van die tweede ook 'n
soort beschrijving verlangd.
Van de tweede L al even weinig te ver
tellen.
Ook al omdat ze zoo gewoon was.
't Wals de oude dienstbode van mevrouw
van AVeencn. Haar naam was Dien tja
Er was aan haar gezicht niel-s bijzonders,
alleen zou je er van kunnen zeggen
dat er 'n bijna onmerkbare goedige glim
lach in versteend zat.
Den heelen avond deed ;:e rustig haat
werk.. vulde de kopjes en glaasjes ,K,
bracht 'n nieuwe flescli of 'n andci
soort versnapering biuncn.... leegde nu
en dan 'n aschbakje.... verzorgde den
haard en deed verder wat er van 'r.
oude dienstbode verlangd wordt.
Ze had het druk dien avond.... en tocli
bemerkle men slechts -'n enkele maal
iets van haar aanwezigheid. AVant zc
maakte geen drukte en was zooals
gezegd héél gewoon.
Alleen toen Dien'.j© bij 't vertrek dei
gasten, zooals 't een dienstbod^ betaamt
'n mantel hielp aantrekken en 'n hoed
overreikte, of 'n wandelstok, bemerkte
men pas, dat zij de eenige was geweest,
die den heelen avond voor de gevulde
glaasjes, gebak- en bonbonsehaaltjes had
gezorgd.
En Dlentje had daarom menig fooitje
in ontvangst te nemen van de heeren
gasten. Met een vriendelijk knikje aan
vaardde ze deze ©n liet de gasten uit.
Op één na.
Lize was de laatste. Ze had hoe ge
woon ze ook was niet kunnen nalaten
zich eventjes gauw van liet resultaat,
barer collecte te overtuigen en kwam nu
haastig de gang in, om Dlentje niet to
lang bij de voordeur te laten staan.
Toen had er tusschen de twee gewone
vrouwen 'n gewoon gesprekje plaats.
„Is 't .®?gal meegevallen juffrouw?"
„Nou, Dient je, om je de waarheid te
zeggen had ik er meer van verwacht...,
maar ik ben r natuurlijk blij mee"....
„Och, juffrouw, wat zal 'k u zeggen
die inenschen lezen er te weinig van....
Allemaal geleerd© boeken en geschriften....
Maar ziet -u ze ooit met 'n missieblaadje
in d'r handen, of iets in die geest? Geen
kwestie van....natuurlijk de goeie niet te-
na gesproken.... Mag ik ook wat gevet
juffrouw?"^
„Ach, Dientje, moet 'k van jou nu
nog.....
„Waarom niet, juffrouw... toe, kom hier.
met uwes lassie.... 't is van harte ge
meend hoor".
Lize vvas daarvan overtuigd....mis
schien wel voor 't eerst di©n avond.....
Gewone vrouw nummer two© stogSi
toen in 't taschje van gewone vrouw
nummer een haar heebe ontvangst aan
fooien van dien avond.
Ze liet 't juffrouw Lize niet merken.,
daar was ze te gewoon voor.... Maar de
laatste constateerde het bij haar thuiskomst
Twee gewone vrouwen sliepen dien
nacht met 'n ongewomen glimlach op
het gewone gezicht. G. N.
t'
(Vervolg.)
Gabriël nam dus zijn voorstel aan en bestelde
wat eten voor hem en zijne beesten. De geïag-
kamer was, zooals ik u gezegd heb, vol men,-
schen; twee daaronder trokken vooral mijne
aandacht. Zij zaten bij een raam en hadden het
blijkbaar over ons, want ze kek'en gedurig naar
Gabriël. Dat vond ik verdacht. Ik sloop naar hen
toe en ging kwanswijs onder hun tafeltje liggen
slapen, maar spitste geducht mijne ooren. En
•wat hoorde ik? De twee schelmen wisten, dat
wij ons nachtverblijf in de schuur zouden hebben
en Gabriël eene volle beurs bij zich had. De
een zou buiten 't dorp op zijn makker gaan
staan wachten, die eerst stil' in de schuur slur?
pen, en, als 't niet zachtjes wilde, dan maar met
geweld Gabriël van zijn geld berooven zou, en
zelfs ons medenemen, daar wij vo'Jgens meneer
de boefs meening een paar aardige wandelende
spaarpotjes waren.
Ik gevoelde een bijna onbedwingbaren lust
hen aan te vliegen, maar hield mij bedaard en
stoop weer naar mijn meester, want ik had ge
roken, dat hij ons voedsel van d'en waard ge
kregen had. Ik verzeker u echter, dat het geen
kinderwerk was, kalm te blijven bij 't geen, die
schelmen met elkaar bedistelden. Hoe bejam
merde ik het nu, dat honden en menschen niet
met eikander spreken kunnen! AVat moest ik
doen om Gabriël aan 't verstand te brengen, dat
een groot gevaar hem dreigde? Afon angst en
opgewondenheid kon ik bijna niet eten, niet
tegenstaande ik een vermoeienden dag gehad
had. Toen mijn meester opstond om zich naar
zijn nachtverblijf te begeven, wilde ik niet mee
•en trachtte, door tegen hem op te springen, te
blaffen en terug te loopen, hem te beduiden niet
■in de schuur te gaan. Helaas, hij begreep me
niet; eerst trachtte Gabriël' door lieve woorden
mij naar binnen te lokken, maar toen dit niet
•hielp, riep hij mij gebiedend bij zich, gaf mij een
gevoelig pak voor mijne zoogenaamde ongehoor
zaamheid, trok me aan mijn halsband de schuur
in, en deed de deur achter ons dicht. Zonder
e'enig kwaad te vermoeden ging hij in 't hooi
liggen en weïdra hoorde ik aan zijne geregelde
ademhaling, dat hij sliep. Slapen kon ik niet:
ik koos eer.e plaats uit, van waar ik' de deur-
kon zien en legde mij toen neder, zorgdragend
dat geen geruchtje mij ontsnapte. AVeldra hield
het geraas, dat uit de herberg tot ons kwam, op;
en ik merkte daardoor dat de overige menschen
ói vertrokken waren óf hunne slaapplaatsen op
gezocht had-den. Toen bleef al'ies eene heele poos
yustig. Eindelijk, tóen ik haast indommelde van
t lange wachten, hoorde ik een gerucht van
naderende voetstappen, zag eene gedaante 't ven
ster voorbijgaan, hoorde de klink van de duir
oplichten en ierrand de schuur binnensluipen-,
'A'oedwd vloog ik op, cn blafte zoo luid' en
schel, dat Gabriël verschrikt wakker werd en
met één sprong overeind was. Hij begre.p
dadelijk wat er gebeurde, nam den stok waaraan
hij op weg altijd zijn bundeltje droeg, en vies
lapper op den boef aan. Deze, een groote sterke
an, zou weldra mijn armen kleinen meester
-rwonnen hebben; maar Gabriël' zou door
Pollux niet in den steek gelaten worden. Ik
sprong tegen den indringer op en beet hem waar
-ik slechts kon. De man moest daarooor zijne
krachten verdeelen. Hij had zich tegen twee aan
vallers te verdedigen, waarvan ik niet de minste
was, dat verzeker ik u.
Mijn aanhoudend janken en blaffen had de
menschen in de herberg wakker gemaakt. Raai
toegetakeld want allen waren in nacht-
costuum of hadden 't eerste 't bes-te -wat zij
krijgen konden om 't lijf geslagen kwamen
zij, met messen en stokken gewapend, op ons
toeschieten.
Toen de dief den oploop zag, begreep hij,, dat
de zaak een kwaden keer voor hem nam. Hij
9chopte mij een heel eind weg, zoodat ik
jankend van de pijn in een hoek bleef liggen,
slingerde Gabriël in 't -hooi, en koos t hazenpad.
De anderen zetten hem achterna, maar de dief
was hen te slirii'-af en verdween spoedig in den
donkeren nacht. Of hij gepalet is weet ik niet,
want wij hebben hem nooit weer gezien, maai
ik was te dankbaar dat ik Gabriël van 't groote
gevaar gered had, dan d'at ik daar nog om ge
geven zou hebben.
De menschen vroegen toen aan Gabriël, wat
eigenlijk de reden van 't lawaai was: want ze
hadden hef nog maar hai'f begrepen. Hij ver
telde wat hij er van wist, en zeide dankbaar te
zijn, dat ik zoo waakzaam was, want dat hij
't aan mijn geblaf te danken had, zoo hij er
levend afgekomen was.
Ik lag nog altijd kreunend in den hoek.
Gabriël' nam mij op, maar ik had wel een
schreeuw wallen geven. De goede jongen kreeg
tranen in de oogen, toen hij zag, dat ik zoo
lijden moest. „Arm beest," zeide hij meewarig,
„je hebt me nog wel van zoo'-n groot gevaar ge
red en moet jij er nu zoo vreeselijk voor lijden,
mijn goed poedeltje, mijn beste Pollux!"
Onder de logés in de herberg was ook een vee->
arts. Deze kreeg meelijden met de droefheid' van
den knaap, ging naar mij toe en onderzocht mij.
Jongen, jongen, wat deed' dat een pijn! Hij
verklaarde dat ik een paar ribben gebroken had,
maar nam aan, mij weder op te knappen.
Twee weken bleef Gabriël in de herberg om
mijnentwil. Al wat hij verdiend had, moest hij
daar thans voor mijne genezing en voor ons
verblijf uitgeven. Na die veertien dagen was ik
in zooverre hersteld:, dat wij vertrekken konden;
maar kunsten maken viel mij nog zeer zwaar,
en dikwijls moest de arme Gabriël, al-s de
marsdh wat Jang duurde, mij opnemen en
dragen, daar ik van zwakte en vermoeidheid
niet verder kon. Ons laatste stuivertje was ver
teerd', en wij hadden geen vooruitzicht spoedig
er wat bij te zullen verdienen, want het ruwe
jaargetijde viel ia en de kermissen waren ge
daan.
(Wordt vervolgd.)
NIET GESNOEPT.
Mevrouw: „Betje, je hebt van de pudding ge
snoept, ik' zie het aap Je mond'.''
Betje: „AVaarachies niet, mevrouw!"
Mevrouw: „Betje, fjeg niet, ik zie het toch!"
Betje: „Nf.e, mevrouw, liegen doe ik nooit!
-Ik heb er nier van gesnoept, maar 'm heelemaa:
opgegeten
.- 7 1
SCHADELIJK.
Patiënt (syoedend), Dat. is om uit je vel te
springen.
Vrouw: Waarom, man?
Patiënt: -Daar licb jk een groote-jiesc-h vol'
medicijnen, en na den..,éérsten lepel is mijn pijn
al weg!
DE ZORGZAME KELLNER.
In een gopdkoopc restauratie vindt een der
dischgenooten .een ha£f in de soep.
Hij toept .dep keli't^r. en -laat liet hem zien.
Hé, mijnheer, was het antwoord, 'k dacht
zoowaar, dat 'k ze er .allemaal uitgevischt had!
Deze grapjes zijn ingezonden door Marie
Duin, Molenweg, Heerhugowaard.
Om van ons ruil- en verzamelhoekje gebruik
te maken, zendt men mij maar 'n briefje .waar
in duidelijk geschreven staat, wat men wenscht,
met volledigen naam en ^adres. Dan zet ik dat
in de Kinderkrant en de verzamelaartjes weten
dan waar ze eikaar kunnen vinden.
De briefjes moeten in enveloppe gezonden
worden AAN DE REDACTIE VAN DE
KINDERKRANT NASSAULAA N 49,
HAARLEM.
Ik heb 8 plaatjes van de Afoderlandscbe
Geschiedenis, de nummers van 37, 44, 46, 5°, 7®,
83, 87 en 91, en 4 Keg's thee-plaatjes de num
mers van 41 46 67 68 69 74 86 96 102 104 107
112 116 en 131 en 19 plaatjes van Koorn's
koffie en thee de nummers van 2 3 4 5 7 .10 19
26 27 32 39 42 45 46 47 54 58 59 en 81 en ik
•heb 27 Honig's Maizena-plaatjes, de nummers
4 6 13 16 17 26 27 29 32 33 38 39 43 50 56
58 59 67 69 70 110 186 268 292 303 316 en 317,
die ik wil ruilen voor Kwatta-soldaatjes, I om
één. Mijn adres is Alfra Duin, Molenweg,
Heerhugowaard, Noord.
Ik wil Kwatta-soldaatjos geven voor
JVapens van Oïdenkott, één om één. Théo
Verheggen, Egmond-Binnen.
Ik wil deze plaatjes ruilen. Plaatjes van
de Vecht, No. 64 65 18 36 91 42 86 39 79 43
48 40 21 41 20 2 141 126 71 49 77 34 67 57-
Naardermeerplaatjes No. 89 38 40 28 102 4 93
121 103 6 19 4 64, daarvoor wil ik hebben
Vechtplaatjes No. 1 3 4 5 6 7 10 11 13 17 23
28 33 35 38 39 43 46 51 52 53 55 56 59 60 61
62 63 66 70 72 73 74 78 82 84 90 92 94 95 en
97. Theo Spronk, Ridderstraat 7, Haarlem.
Ik heb 140 Kvratta-Sol'daatjes, 14 Mono-
poltbee-plaatjes. 30 Sunlichtzeepstrookjes en 31
Verkade-bons, welke ik wil ruilen voor van
Dijk's-bonnen, ik' geef I soldaatje of I plaatje
voor 1 bon.
Wim Goemans, Rijksstraatweg 16, Schoten bij
Haarlem.
Ik wil Iris- of Verschure-plaatjes ruilen
voor postzegels van Noorwegen en Zweden. Ik
heb 29 plaatjes. 1 om 1.
Mijn adres is; J. Jansen, Zwarteve'Jd, Zand-
voort.
Ik heb 7 postzegels van Zwitserland, 24
van Duitschland, 20 van Oostenrijk, 14 van
Engeland, 12 van Italië, it van N. Indië, ix van
Frankrijk, 10 van Amerika, 10 van Beieren, 12
van Re.'gië, 4 van Wurtemburg, 1 van Straat-
stetei'cms, 2 van Hongarijë, 9 van Zweden, 6 van
Denemarken,.4 van Japan/3 van Noorwegen,2
van Brazilië, 5 van Rusland, 3 van Canada, 5
van Egypte, 2 van Saxsen, 2 van Luxemburg,
2 van Fortugal, 1 van Slovenska, t van Trans
vaal, 2 van Eng. Indië, 1 van Bulgarije 3 vau
Spanje en 1 van Roemennië, die ik ruilen wii
voor andere vreemde postzegels.
Jan I-las, Poyglop 5, Alkmaar.
Ik zou willen ruilen Vechtpiaatjes, de Nos, 48
128 54 86 132 44 38 49 57 100 16 123 138 129
143 lói 114. IJselplaatjes Nos. 126, 63 131 113
104 71 134 56 I4X 97 124 137 139 132 140 53
84 136 107 142 138 2 122 41 20 61. Naardermeer-
P laatjes No. 138 105 xx6 27 142 70 94 22 121
96 66 112 in 3 8 65 1. Bonte Wei-plaatjes No.
16 97 46 60 38 67 92 68 80 81 99. Friesland-
plaatjgs No. 16 17 61 «85. Blonde duinen, No. 134.
Winter No. 77. Zomer No. 84, 141. Lente 51, 77.
't Maanmannetje No. 121 en 136 en 12 strookjes
van zulke plaatjes. Dat alites wil ik ruilen voor
Kwatta-soldaatjes of Watersnood-plaatjes, 1 om
1. Mijn adres is Mina de Haan, Ged. Turfhaven
76, Hoorn.
Ik wil AVatersnoodplaatjes van 1916 uit de
Terwee's Thee rui,ten voor postzegels van Ned.
Ind. Nos. 18, 23, 24 41 en 66. Ook
vreemde postzegels voor vreemde postzegels. Ik
heb dubbele: 1 van Amerika, 1 van Beieren, 1
van Duitschland en 1 van België, 1 'om 1. Mijn
adres is J. Jansen, Zwarteveld', Zan-dvoort.
Ik heb 60 vreemde postzegels, die ik
wil wisselen voor 100 Kwatta-soldaatjes.
Mijn "adres is: Cato Nieuwenboven, Ged.
Oude Gracht 126. Haarlem.
Ik heb in mijn bezit Vechtplaat
jes de nos. 5 10 15 2 4 26 28x 3Qx 34 4Sx 45
124 68 32x 141 lOlx 107x 37 51 91 42 58 88
132x 86 135 105 102x I28x 54 127 44 38 49x
121x 57x 16 100 138 119 129 143 114 90 94
93 118 106 99 83 53 103 104x 126 29 71 50
134 154 112 43. Ik heb ook IJselplaatjes nos.
29 63 88 58 128 113 61 118 131 20 115 41
109 2 122 88 138 107 142 136 84 53 170 40
132 139 36 28 137 97 56 124 141 134 7 71.92
69 104. Naardermeer nos. 1 3 22 27 66 70
94 105 110 111 112 65 138 142. Bonte AA'oi
nos. 16 46 38 60 67 68 80 81 92 97 99. Bosch
en Heide nos. 36 37 38 54 71. Langs de Zui
derzee nos. 11 15 46 90 132. Lente nos. 51 77
Zomer nos. 84 en 141. Winter no. 77. Deze
wensek ik le ruilen voor Kwatta-soldaat
jes of AVatersnood-plaatjes van Ter Wee.
Eén voor één. Mijn adres is: Mina de Haan
Ged. Turfhaven 76, Hoorn.
Ik wil postzegels ruilen voor ankert
vreemde postzegels. Ik heb er 9 van België, J
van Denemarken, 9 van Zweden, 3 van Noor
wegen, 17 van Duitschland, 10 van Beieren, 1»
van Frankrijk, 15 van Engeland, 3 van Engelsch-
Indië, 1 van Straat Shaltlemen, 6 van Italië, 5
van Spanje, 2 van Oost-Indië 6 van
Oostenrijk, 1 van Brazilië, 5 van Zwitserland,
1 van Japan, 9 van Amerika en 2 van Egypte.
Jan Plas, Payglop 15, Alkmaar.
Ik heb 40 platen van de Jong's vogels die
ik wil ruilen voor Kwatta-soldaatjes (1 plaat
voor 2 soldaatjes; ook heb ik nog 24 Honing's-
Maizena-plaates, 2e serie, de nummers 209, 207.
200 197 195 194 193 188 187 186 182 174 172
171 169 lós 164 161 160 144 123 119 115, die ik
wil ruilen (2 plaatjes tegen 1 Kwatta-soldaatjc.
Piet Jol, Eendracbtstraat 8, Alkmaar.
Ik heb 10 Delta-plaates. Die wil ik ruilen
tegen 13 IJsel-plaatjes no. I, 28, 71, 104, 107, 87.
De Vecht 68, 2 123. AVillem Bakker, p/a. H. Bak
ker, Obdam, No. 110.
iste, 2de en 3de album van Hoeriings Maizena,
alle drie compleet, 2de en 3de nieuw, voor 300
Kwatta-soldaatjes, iste iets beschadigd voor 2uo
Kwatta-soldaatjes. M. Witte, Stationstraat 409,
Bergen No. H, bij Alkmaar.
Ik heb 20 plaatjes van de Vecht, 30 plaatje:
van het Naardermeer en 27 plaatjes van Bosch
en Heide, die ik gaarne zou willen ruilen voor
plaatjes van Langs de Zuiderzee, No. 268
12 15 18 20 23 27 30 37 39 42 45 48 52 54 37
60 64 66 73 78 81 86 90 93 96 100 102 106 108
103, 119 121 126 132 135 138 144, 1 plaatje voot
1 plaatje of I Kwatta-solöaatje voor I plaatje.
Adres: Annie Beijk, Oost-Ind-ische Kade 32,
Haarlem.
Ik heb 2 Vad-erlandsche Geschie.denisplaatjes,
2e deel, nos. 66 en 71 en, acht Koorn's thee-
plaatjes, nos. 5 18 21 36 41 48 54 en 36 en
negentien Verkade's bonnen, nos. 4 9 19 20 42
64 66 72 82 104 106 107 109 1J2 114 119 120
130 en 140. Die ik wil ruilen voor Keg's thee
nos. 14 34 36 37 58 en 71 heb ik al.
Corr.elis Ytet Bassevveg A 30, Heerhugowaard'.
Ik heb in mijn bezit 32 verschil
lende mooie Terwee's plaatjes; 3 plaatjes
van de Verkade's album, nos. 11, 16 en 61
eii 1 plaatje met een strookje van de Su-
cadekoek; 2 plaatjes van Herman Oldcn-
kott Zonen, nos. 36 en 44 en 2 plaatjes
van de Plantenfabriek Dordrecht, die Ik
wil ruilen voor 50 kwatta-soldaatjes. Mijn
adres is Berta van Rijn, Kerk daan 28, te
Sa-ssenheim.
ik heb 12 aclite.rzijden van Couvetdoosjes,
18 plaatjes van Golden thee, en eenige Verki-
de's-bonnen, die ik wil tuilen voor Kwattasol.
daatjes. Nader overeen te komen. Cor Zuurbier,
café „de Landbouw," Ursum.