titan ir&Zoon Naml ziek. TIMMEREN? D uw hout Telefoon 25. ihiiizen mdt aldaar, ,d. Zes Wielen iedische Praatjes, Kroniek van de Week. IN T PRIEEL. WIE WIL RUILEN. S, 11? ZATERDAG 22 MEI 1920 w MER te Cbdam HOUWINGEN en Winkelhuis den Pinksterdag uupbiep* >aard. GEDACHTEN. atULy^. ONZE BRIEVENBUS p. 45 tl. p. flescl) f 64. f 1.50 f 70. i 1.65 c f 78. f 1.85 f 70. f 1.65 caat) f 70. f 1.65 f 98. f 2.25 X" 1 en 8 JUNI 7 uur, in liet café jplein, Alkmaar, geilde no. 66, groot ïrd aan K. KAAN- t 2.50 per week. groot 2 A. 35 c. A. TEEHORST voor inaand. 110. 28, groot 1 A. rurd aan J. COX- t 2.75 per week. oed als nieuw per veranda en een no. 36 en 37 uis), groot 2 A. lur bij H. LINDfi- GODIJX, beide eek. no. 48, groot huur bij OYER- 2.80 per week. B no. 11, groot verhuurd aan de RSE voor f 2.75 B no. 12, groot verhuurd aan tl voor f 2.50 per zijn voorzien van eiding en te aan- e taling. METEN. 20000 K.Or. Voer- r 1000 K.G., bij De Rijp. en aanvoerderg Groentenveiling emaakt, dat ieder g op de opgave stenbelasting het staat kan beko- aalmeester DIRK- endo het bedrag izetaan de veiling, ïervoor bedrage* ens het bestuur sr L. G. C.: sr., S. ZEEMAN. &MN. publiek verkoopeu ngel" iet Erf, den eerster larden. do hand te koop lotaris. anbevelend, Landbouwer". A i KOOP: mooi, mak, jon| te ruilen voor e« rd. Adres: J. D rdijk, Alkmaar. Vader Wingelsen zat nog eens te denken over 't verleden. Geen prettige gedachten waren het..en daarom juist kwamen ze zoo dikwijls terug, vooral in oogenblikken zooals nu....als ie alleen in huis was. Schijnbaar onverschillig zat ie aan z'n pijp te puften....de oogen bleven op één punt 'gevestigd; de krant, waar hij al 'n kwartier geleden aan wou beginnen, lag nog dicht ge- vouwen op tafel. Z'n gedachten bleven m dezelfde kamer, maar keerden terug naar 'n tijdstip 'n jaar of achttien geleden. En in dien hoek daar, bij 't raam, zag ie z'n oudsten zoon Anton staan, doe met 'n drift-ruk van z'n door opwinding gloeiend hoofd door z'n tanden siste,: ,,'it Blijft zooals 'k gezegd heben daarmee uit Kwasie-woedend was ie toen de kamer uit- geloopenom z'n moeder niet te zien huilen De heele scène zag vader Wingelsen Weer duidelijk voor zichbijna 'n uur had 't ge duurd. Vader en moeder waren er de schuld van had de jongen gezegd als hij niet gelukkig werd in z'n leven, 't Was 'n heel net meisje, al vvas zc dan „griffermeerd" met haar alléén en niemand anders kon ie gelukkig zijn. De „plechtige" dag was gekomen. De bruid had eerst met 'r zeemleeren gezicht de verkla ring geteekend..och ja..wat hij volgens z'n geloof verplicht was, vond ze goed waarom niet.as je van mekaar hield. Er was „feest" t Zi\* familie was er niethaar familie zat sip en zuinig te koekeloeren, omdat ze „dien roomschen knul" genomen had. „Zij" hitste nu en dan d'r lachspieren wat opwat maar heel matig gelukte. „Hij" had zich 't levensgeluk van dien trouwdag h^el anders voorgesteld. Toen de wittebroodsweken om waren gaf f „zij" 't sein. Smadelijk trok ze d'r neus op en Zei nooit zoo goed als tegenwoordig to hebben gemerkt, hoeveel rare dingen er in dat geloof van „hem" waren Er kwam 'n kind-sSA -l „Zij" huilde tweemaal..Eerst van ge- lukkiglreid..toen van kwaadheid, omdat „zijn moeder", heelemaal tegen „haar'zin, den derden dag 't kind ,,al" wou laten doo- penOnzinnig vond ze 'ten schandalig Ciiteenzoo'n wurm nou al over straat. Voor dezen keer zou ze dan maar toegeven En ze gaf nög 's 'n keertje toe „voor dezen keer". Ze prakkizeerde later graag „allernoodzake- 1. jkste boodschappen" als de oudste naar de Catechismus moesten schold tot stich tingen „verhooging" van „zijn geluk" zeven dager. v..;i ae wee.. t g— ooi van „hem"' en „z'n kinderen". Dat was „hem" gaan vervelen. Hij had zich toch vóór het trouwen voorgenomen met haar en niemand anders'gelukkig te zullen zijn In al die jaren had ie maar weinig lol onder vonden, en op dat weinige had dar. nog 'n valsch kleurtje gezeten. Hij zou zich dan maar wat kon 't 'm ook eigenlijk schelen bij zou zich dan maar 's heelemaal gaan inrichten naar „haar" ge voelens. Allicht kwam dan 't geluk in de wo ning. En op 'n goeien Zondagmorgen..ja, hoor..daar zag jé „hem" naast „haar", de twee kinderen voorop, naar „haar" kerk gaan. „Hij" blonk van genoegen, omdat 't nou eindelijk toch 'n gezellig huishouën zou wor den. De gedachten van vader Wingelsen bleven hier even stuiteii.op de onzekerheid. Want of het „geluk" werkelijk gekomen was wist hij niet. Hij twijjelde er sterk aan, al deed z'n zoon steeds alsof. Ineens kwam 'n andere nare gedachte z'n hersenen doorvlijmen. 't Was weer in dezelfde kamermaar niet zoo lang geleden..hoog ilf jaar. Anton was op bezoek..'n zeldzaamheid. En van die zeldzame gelegenheid had vader Wingelsen gebruik gemaakt hem 'n ernstig woord toe te voegen over z'n complete afdwa ling van het geloof. Toen had de zoo'n z'n vader schuin aange keken. en met 'n valsch lachje..en 'n „vertrouwelijk" ann-stootje in 't oor gefluis terd :„Toe, vadertje..laten we mekaar nou maar géén mietje noemen.... denk nou 's eventjes na, hoe u zelf geweest bent..meer dan vijftien jaar achtermekaar.En als die ziekte d'r niet was tusschen gekomen." Met 'n geniepig knipoogje had de zoon 't gesprek 'n andere wending gegeven, zonder te letten op 't smartelijk vertrokken gelaat van z'n vader. Nu gingen dc gedachten weer 'n heelesn sprong makennog veel meer jaren terug. Maar altijd weer in dezelfde kamer. Daar, bij den schoorsteen, zat Anton.'.in z'n Eerst-CommuniepakjeZ'n moeder stond in de gang te snikkenOok 't kleine Communiekantje had moeite geen traantjes te morsen op z'n schoon front je met 't witte zijden vlinder-dasje. Want vader ging niet mee ter kerk. Reeds weken van te voren had ie verklaard, dat ze zooveel urukte van dien dag mochten maken als ze wonen, maar dat hij aan die „poppe- kast" niet meedeed. Er waren weinig blijde gezichten geweest dien - "ccmsdag, waarbij de zoo goed als in legcnwooi'dighcid'vaii z'n vrouw en kin deren liad ie 'n belofte gedaan voor heel z'n verder leven..en die gehouden. Maar als hij evenals nu alleen was in 't stille huis en z'n gedachten als vanzelf weer teruggingen naar vroeger, dan kwam telkens met vernieuwde schrijning dat oogenblik voor z'n geest, waarop z'n eigen kind hem dat bit tere verwijt deed met de sarcastische woorden: „Toe, vadertje.... denk nou 's effetjes na, hè, hoe je zelf" En opnieuw drukte hem 't zware schuldbe sef als 'n looden last, die nooit was af te schud den Moeder Wingelsen komt thuis van eenlge boodschappen. Ze wil de kamer binnengaan met 'n prettig nieuwtje op de lippen. Maar behoedzaam trekt ze zich terug en gaat eerst in de keuken wat verrichten. Want vader Wingelsen bidt.... En schreitG- N. ongo. vader alleen voor den vorm te genwoordig was. Jaren had ie zoo voortgeleefd. Tot 'n langdurige, smartelijke ziekte hem had ge louterd en 'n ander mensch van 'm gemaakt. DE TUBERCULOSE II. Daar de tuberculose zoo'n algemeen voor komende ziekte is, was 't duidelijk, dat de weg, waarlangs de infectie zou plaats grijpen een zeer algemeene zou zijn. Hoe eenvoudig de oplossing van dit vraagstuk in den beginne ook scheen, toch bleek weldra, dat men te dien opzichte buiten den waard gerekend had. Toen men het feit had vastgelegd, dat geen mensch ontkomt aan de infectie met tuberkel bacillen lag 't voor de hand te denkeu, dat laatstgenoemde in ons lichaam gebracht wer den met de voeding en daar men had opge merkt, dat onder de runderen ook tuberculose voorkwam was de melk weldra het brandpunt van aller belangstelling. Men had dan ook weldra de theorie opgesteld, dat er verband bestond tusschen de r under- en menschen- tuberculose en de mensch dus via den darm ce infecti opliep. Hoewel deze zienswijze in den beginne z er plausibel leek en er zelfs langen tijd aan vastgehouden is, voldeed deze bij nader onderzoek geenszins. Men ging nl. oyer deze aangelegenheid statistieken maken en daardoor kwam men tot de conclusie, da de menschentubercolose niets te maken had met de rundertuberculose. Om U dit duidelijk te maken, stel ik U voor twee landen tot voor beeld te nemen nl. Engeland en Japan. In het eerstgenoemde land lijden de runderen hevig aan tuberculose. De Engelschman is zoos ls ge wellicht wel eens gehoord zult heb ben, een liefhebber van melk en zou men dus moeten verwachten, dat in Engeland onder de bevolking veel tuberculose zou voorkomen. Dit is nu echter geenszins het geval. Richten wij nu den blik naar Japan, dan vinden we juist in dat land het omgekeerde. Onder de runderen komt aldaar zeer weinig tuberculose voor, terwijl de Japanner ook weinig melk gebruikt. Deze ziekte richt dan echter zware verwoestingen aan .tonder de menschheid. Reeds hieruit volgt dan, dat de bewering, als zou er verband bestaan tusschen 'n runder- en menschentuberculose niet juist is en er dan nog een andere bron van infectie moet zijn. Wederom toog men aan den arbeid en viel het op, dat de Tuberculose van de ademha lingsorganen zooveel vaker voorkomt dan in die van elk ander orgaan en zoo kwam men op het denkbeeld, dat de tuberkelbacillen door ons ingeademd zouden worden langs mond of neus. Waar wij dagelijks door hoestende meu- schen omgeven zijn, had men de bron niet ver te zoeken en natuurlijk lag 't voor de hand, dat vooral de lij der (es) aan tuberculose het grootste gevaar oplevert voor de omge ving. Men wist nu aan te toonen, dat de hoes tende tuberculoselijder(es) de lucht in zijn (haar) omgeving verontreinigt met tuberkel bacillen bevattende druppeltjes, die zeer fijn zijn en eenigen tijd in de lucht blijven zweven, totdat een ander mensch ze inademt. Toen dit feit bewezen was ging men eens zien, hoe 't met het vuil en stof op de straat en de vloer gesteld was. Immers de bewuste druppeltjes, die niet toevalligerwijze ingeademd werden kwamen op den grond terecht om maar niet nader in te gaan op het achteloos spuwen door sommige menschen. Voorjl de grond van plaatsen, waar veel menschen bijeen kwamen was het meest geliefkoosde terrein van onder zoek, dus die van spoorwegwagons, vergader zalen, en dergelijke., terwijl natuurlijk ook het stof en vuil op onze straten niet aan den aandacht ontsnapte van degenen, die zich met dit vraagstuk bezighielden. Zooals te ver wachten was vond men hier ook overal de tuberkelbacil, maar behalve dit constateerde men nog een belangrijk ding nl. dat de tuber kelbacil zeer taai blijkt te zijn en bijzonder groot uithoudingsvermogen bezit. Zoo heeft men gezien, dat deze bacil na bijv. een paar maanden op een plaats te hebben gelegen en daarna opgewaaid te zijn door den wind of door een bezem etc. nog in staat is bij inade ming een infectie te weeg te brengen. Waar dit alles er dus op wees, dat wij thans in de goede richting waren en dit tevens in overeenstemming was met de ervaring, dat de longen het meest gelief koosde plekje in ons lichaam waren voor de tuberkelbacillen, zoo hadden wij nog de vraag te beantwoorden, waarheen deze bacillen zich begaven na in ademing, dus waar zich de tuberkelbacillen in onze longen nestelden. Tal van onderzo - kingen op dit gebied hebben nu aangetoond, dat de longtoppen vooralde uitverkoren plaats zijn d.w.z. dat deel van onze longen, dat bo ven het sleutelbeen uitsteekt vanaf het boven ste gedeelte van het borstbeen naar den schou der en 'n dit licht S vormig gebogen beenstuk zelfs bij zeer corpulente menschen gemakkelijk te zien en nog gemakkelijker af te tasten. De long nu steekt eenigszins koepelvormig boven dit beenstuk uit en het is juist in de koepel, dat de tuberkelbacil zich gaarne opbouwt. Vooral de linker koepel heeft de voorkeur. Dit feit vindt zijn verklaring in bepaalde ver houdingen, samenhangende met den bouw van onze longen aldaar. „WIJBISSCHOPPEN." Wat is een wijbisschop en welke zijn zijne bevoegdheden? zoo wordt in „Het Scliild" gevraagd en de redactie antwoordt: Onder wijbisschop hebben wij ie verstaan een kerkelijke waardigheidsbekleeder. die de bisschopswijding omvangen heeft en den bisschop van een diocees bijstaat in de uitoe fening van zijn bisschoppelijke bediening. In het kerkelijk recht komt de titel van wijbisschop niet voor. Het Kerkelijk Wetboek van ÜL-nedicius XV heeft de titels: coadjutor en hulpbisschop. Hulpbisschop is de bisschop, die aan dem persoon van den diocesanen bisschop is toe-ge-v voegd zonder recht van opvolging. Zijn macht houdt op met het eindigen oer functie van den diocesanen bisschop. Coadjutor heet zoowel de bisschop, die aan den persoon van den diocesanen bisschop is toegevoegd met recht van opvolging, als de bisschop -die als hulpbisschop aan ecu bis schopszetel is verbonden. De coadjutor, aan den persoon des bis- schops gegeven, is door het vacant worden van den zetel van zelf de bisschop van hei diocees. De coadjutor, aan een zetel verbonden, blijft coadjutor van den zetel, ook al is deze vacant geworden. Voorbeelden zullen het gezegde duidelijk maken. Mgr. van de Wetering is hulpbisschop geweest van den aartsbisschop Mgr. Snic kers. Bij den dood van Mgr. Snickers was Mgr. van de Wetering niet per se zijn op volger, zelfs hield zijne macht in het aarts bisdom op. Eerst door een nieuwe aanstel ling van paus Leo XIII werd Mgr. van de Wetering aartsbisschop van Utrecht. Daarentegen was Mgr. Diepen coadjutor van Mgr. van de Ven. Vandaar dat Mgr. Diepen bij den dood van Mgr. van de Ven zonder nieuwe aanstelling van Rome, bis schop was van 's Hertogenbosch. Aan den zetel van het aartsbisdom Keulen is een coadjutor verbonden. Bij den dood vaa den vorigen aartsbisschop, kardinaal Hart- mann, werd de coadjutor Mgr. Muiier niet zijn opvolger, het diocees werd vacant, ter wijl Mgr. Muller zijn macht als coad'juior behield en thans coadjutor is van Mgr. Schulte, opvolger, als aartsbisschop van kar dinaal Hartmann. De hulpbisschoppen en coadjutoren zijn. steeds titulair-bisschoppen d.i. bisschoppen van diocesen, die weleer bestonden, doch van welker bestaan alleen nog de geschiedkundi ge herinnering is overgebleven.Zoo was Mgr. van de Wetering bisschop van Gaza. Mgr. Diepen bisschop van Danuba; zoo is Mgr. Muller, Coadjutor van Keulen, bisschop van Sarepta^ 'i Do eerste stralen der Augustuszon be schijnen het donkere dennenbosch, dat zich op een dier bergen in Thüringen ver heft en dringen, door tot in de woningen die hier en daar op den b-erg verspreid Staan. Hoewel het nog vroeg in den morgen is, (de klok van het dorp, da-t beneden in het dal ligt, heeft juis' vijf geslagen), zijn de bergbewoners reeds druk aan het werk, de deuren der woningen staan open en het. :s niet onbescheiden, als we eens •ven een kijkje in. een dezer huizen nemen Het vriendelijke witte huisje, met klimop begroeid, zullen wij uitkiezen; aan den voorkant ligt een klein bloemen tuintje met viooltjes, goudsbloemen en riddersporen en voor de vensters staan geraniums en fuchsia's Een geelbruine poes ligt. op d enidrempe» van 't huis en Mikt heel kalm naar do kuikentjes, die rond loopen, want ze weet wat er volgt, ais ze een poging waagt, om er een van te snappen. Vrouw Schmidt, de vrouw van het huis, heeft juist de geit gemolken en komt met een kannetje melk uit den stal, ze heeft de kippen eten gegeven en de koe verzorgd. „Men mag zelf niet eten," zegt ze altijd, „vóórdat het vee gekregen heeft wat het toekomt." Nadat ze de melk op de taiel gezet heeft, gaat ze naar buiten om met een arm vol taklcebóssen terug te komen, ten einde het haardvuur aan te maken. De ketel, die er boven hangt, laat spoedig een gezellig suizen hoeren en de koffie molen wordt van den sehoorsteenplank genomen, maar geen lekkere geur ver spreidt zich door de kamer; de bergbe woners in deze streken zijn zeer arm, ze idrinkee geen koffie van koffieboonen, inaar van gebrande gerst. Wij moeten niet al te nauwkeurig in de kamer rond zien, d'e ongeverfde plankenvloer is in langen tijd niet met een bezem in aan raking geweest; een boender, water en zeep zouden geen overbodige diensten kunnen doen. Wij moeten daarom niet denken, dat Srouw Schmidt lui is, volstrekt niet, Wtaar ze heeft buitendien zóóveel te doen dat zij geen tijd kan vinden, om het huis te houden. ï>e ai&saaa hier doen slechte het zwaar ste werk op het veld, sommigen zijn AoutheA'kers, anderen brengen hout, op intgemwagers, naar de houtzaagmolens in W 'lal, anderen zijn kurkensnijders. De vrouwen moeten het meeste werk te> het veld verrichten, voor het vee zor gen, daaïhjj koken, waseehen. naaien en «reien, op de kinderen passen. Ze staan •ie vroeg os> en zijn 'e avonds nog laat den arbeid. Nadat vrouw Schmidt de koffie gezet heeft-, gaat ze naar de andere kamer en raapt: „Hulda, het is tiid om op te staan!" Een aardig kinderstemmetje zegt sla- vig,Jk kom al, moeVr." Het achtjarige meisje wordt alle. mor- u zoo vroeg gewekt. Vóór dat zij den .jsrg' af is en het dorp heeft bereikt, moet ze een goed half uur loopen en de school begint om zes uur. In_ een kinderwagen slaapt de kleine driejarige Else, nauwelijks heeft zij moe der hoóren roepen, of ze gaat recht op staan, gooit eerst haar pop, dan de kus sens uit den wagen en roept: ,>Ik ook op staan, ik wil er nit. Else wil met Hulda naar beneden." „Vogeltjes, die zoo vroeg zingen, krijgt do poes," zegt haar moeder, maar nu Else het mondje spitst en de armpjes uit strekt, gaat ze naar het kind, kust het en tilt het uit den wagen. Hulda helpt nu bij het aankleeden en als heide klaar zijn, staan er een paar kammetjes met koffie en een snee brood voor de kin-deren op tafel. Hulda heeft een prettige dag vóór zich na de morgensehool gaat de onderwijzer met de schoolkinderen uit, want het schoolfeest zal vandaag gevierd worden. Voor Hulda is het een zeer groot feest, hoe jong ze nog is. ze heeft op gewone dagen geen tijd om te spelen. Tusschen de morgen- en middagschool is zij bij de vrouw van den predikant om haar met allerlei dingen te helpen, daarvoor krijgt zij warm eten als ze haar werk gedaan heeft. Na de middageehool, als de dorpskinde ren bij de beek als er weinig water is, vroolijk sipelen, moet zij op de koeien passen, die op den berg weiden. Maar vandaag zal het anders zijn; ze zal na het schoolfeest in het dorp bij een oom en tante blijven. Hand aan hand gaan beide kinderen het huis uit. „Niet verder dan den groe ten eik. Else," riep vrouw Schmidt nog, terwijl ze, een sikkel en hark in de. hand een anderen weg insloeg om klaver van het veld te halen. Nog even keek ze om en zag de kinderen met welgevallen na. Hulda was zoo netjes in haar schoon jurkje en helderwit boezelaartje; ter wille van het feest had ze kousen en schoenen aan, maar Else trippelde op bloote voeltjea naast haar en hoeden hadden zè geen van beiden op. Een hoe denmaakster zou in het dory niet veel werk vinden: de vrouwen en meisjes dra gen nooit hoeden. Sommigen hebben des Zondags een doek, die schuin gevouwen over het hoofd geslagen is; een bonte rand maakt de versiering van dit hoofd tooisel uit. „Kijk eens, Hulda," riep Else uit, „wat heerlijke blauwbessen daar staan! Laat ons gauw wat jplukken, het is nog tijd ge noeg." „Neen, Else," ntwoordde Hulda, „ik zou met vuile handen op school komen en straf krijgen en te laat komen ook nog, maar hoor, daar komt een wagen don berg op, dat zal vader zijn, ik ga door- loopen, pluk jij de hessen en dan kun je o-p den wagen mee naar boven gaan." En ja, 't klappen van de zweep en het geratel van een z war en wagen deed zich steeds duidelijker hooren .Bij het buigen van deir weg zagen de kinderen den wa gen met vier ossen bespannen, waarmee hun vader naar het dorp was geweest om hout af te leveren. Schmidt zette Else op den leegen wa gen en bracht haar bij haar moeder op het veld. Vrouw Schmidt, die haar man aan zag komen, liep hem tegemoet en vroeg: ,,Wat antwoord breng je van Ferdinand" „Altijd hetzelfde, vrouw; hij wil ner gens van weten en heeft mij gezegd, dat ik niet meer met dezelfde praatjes moest komen, wat gezegd was, was gezegd! Hij noch zijn vrouw, zouden meer een voet over den drempel van ons huis zetten en wij moesten niet de moeite doen, bij hen te komen." „Mijn arme zuster lijdt er natuurlijk onder," zei vrouw Schmidt, met oen zucht terwijl ze met de bovenhand een traan uit haar oog veegde, „er zal zeker nog iets bijzonders moeten gebeuren, eer Fer dinand van gedachten verander.t." Vrouw Schmidt had slechts ééne zus ter, Marie, die zij innig lief had. Deze zuster was in het dorp met. den schoen maker Ferdinand Bos getrouwd, haai man was zeer ergdenkend; hij had zich in het hoofd gezet, dat Schmidt hem be- leedigd had, het eene woord had het aa- dere uitgelokt en de beide zwagers waren in drift uit elkaar gegaan en Ferdinand had aan zijne vrouw gezegd, dat zij niet meer naar den berg mocht gaan. De zachte Marie had gedaan wat zij kon om hem van gedachten te doen veranderen; niets hielp, de beide zusters zagen elkaar alleen hij toeval, sedert twee jaren waren zfj niet hij elkaar geweest. Het was te vreezen, dat er geen verandering in den trenrigen toestand zou komen, want Fer dinand was niet de man om toe te ge ven. Vrouw Schmidt ging, nadat haar man haar verlaten had, met een bedroefd hart weer aan het werk. (Wordt vervolgd.) 't Is nu al half Mei, zoodat liet eigen lijk wel een beetje raar is, dat wij nu nog om den haard zitten. En daarom gaan we met ingang van heden voortaan lederen Zaterdagmiddag een kwartiertje geza menlijk in 't prieel. Nieuws heb ik eigenlijk bitter weinig, alleen ik wensch jullie allemaal een paar heerlijke, gezellige Pinksterdagen toe. En als 't een beetje mooi weer is, dan twijfel ik er geen oogenblik aan of jullie zult 't je best pleizierig maken, is 't niet? -Degenen, die een prijsje gewonnen heb ben, moeten wel geduld liB-bbeu liè? Maar enfin, hoe nieuwsgieriger zo zijn, des te leuker vinden ze het, als 't eenmaal komt Geduld maai- hoor, ik heb jullie namen allemaal opgegeven aan degene i, die voor de verzending zorgen, dus bang be hoef je niet te zijn,, dat je misschien niets krijgen zal. Ik geloof wel, dat de wedstrijd ook de zen keer erg in den smaak gevallen is, maarals er weer wedstrijd is, wordt hij moeilijker hoor! Nu, tot de volgende week. Gedag, hoor. OOM BERNARD. Netty v. L„ te Haarlem. Zeg', wat ruikt dat postpapier van jou heerlijk. 0,p 't oogen blik heb i-k het in mijn -handen en ik kan er met mijn neus bijna niet van afblijven. En dan dat lieve meisje dat er op staat met die molen, 't is snoezig hoor. Ik hoop, dat je me er nog maar veel van zal sturen. Doe je 't? Cath. B., Harenkarspel. Catharina is onge duldig. is 't niet? Nu 't kom-t hoor. Je hebt je boek al, als deze krant verschijnt, of het is onderweg. Zeg, moeten al je zeven zusjes en broertjes ook dat boek lezen of kun nen ze dat nog niet allemaal? Ik wist eerst niet, wat ik op mijn bureau zag liggen, toen ik al die gezichten uit Canada zag. Toen keek i-k aan den achterkant en toen kwam de kaart warempei uit Harenkarspel, je hebt me mooi te pa-k-ken gehad, hoor. Mar gar et ha de B. te Aalsmeer. En jij bent nieuwsgierig naar je pop. Ze is op komst, hoor en een dezer dagen krijg je ze gratis thuis gestuurd. Veel p-l-ezier er mee. Nelly en Alida O. te Ursum. Zijn er bij jullie zooveel zieken geweest? Wat een naar idee. he? Gelukkig maar. dat Gerard weer beter is. Ja, gewonnen heb je jammer genoeg niets, maar -de volgende keer. Ik zie jullie zijn nog al erg verstandig en laat je niet door een tegenvaller ontmoedigen. Maar zoo door blijven gaan hoor, dan zal je zien-, dat je eens toch wel geluk zal hebben en mis schien wel den mooisten prijs zult winnen, die er bij is. Om van ons ruil- en verzamelhoekje gebruik te maken, zendt men mij maar 'n briefje waar in duidelijk geschreven staat, wat men wenscht, met vciledigen naam en adres. Dan zet ik dat in de Kinderkrant en de verzamelaartjes weten dan waar ze elkaar kunnen vinden. De briefjes moeten in enveloppe gezonden worden AAN DE REDACTIE VAN DE KINDERKRANT NASSAULAA N 49, HAARLEM. Ik heb vreemde postzegels. 50 Fransche, 10 Ruiterzegels. 15 v. Ned-er'l. Indië, 19- van Zweden, 14 van Denemarken, 64 van Enge land, 15 van Beligië. 1 van Columbus. 1 van Luxemburg, 14 van Zwitserland. 12 van Ita lië, 7 van Rusland, 2 van New South. Wales, 2 van Victoria, 2 van Argentinia. 27 van Beieren, 2 van Brazilië, 1 van Egypte, 1 van Japan, 4 van Spanje. 9' van Kanada. 72 van Duifschland, 61 van Oostenrijk. 13 van Noor wegen, 4 van Hongarije. 48 van Amerika en 25 van Oud-Holland, die ik ruilen wil voor andere vreemde postzegels. Mijn naam is C. Vlaar, Verdronkenootd 47, Alk-maar Ik heb 52 IJscobeertjes van Schoten die i-k wil rr voor 15 Kwatta-sold,aatjes. Mijn adres -rity van Leeuwen, Brouwersstraat Ik 11 ruilen Kwatta-Soldaatjes voor Honing 0 Hazena-plaatjes. No. 215 214 217 219 220 223 224 '234 241 212 248 249 250 '253 256 257 273 275 276 277 281 282 292 295 296 en 306. Ik geef 1 om één. Mijn adre3 is: J. M. L. Zoutman Jd., Zuitwijkormeer- polder No. 605. bii Beverwijk, Ik heb Ter Wee's plaatjes, nummer 2 3 17 18 27 31 34 30 38 41 45 60 hl 68 en 26 plaatjes van het Maanmannetje, dit alles wil tjes die rui] ik alleen oor plaatjes van 't a.bum de IJsel. Üok heb ik Uldenkots-wapen- tjes, ti'ie ruil ik alleen voor paatjes van _'t Friesland Album van Verkade. ik wil drie wapentjes tegen 1 plaatje. Miin adres is: A. de Neyn van Hoogwerff. Zülvestr. 31, Haar lem. 1 Ik heb vreemde postzegels. 8 Amerikaan- sche, 4 Ztvitsersehe, 24 Belgische. 19 Duit- sche, 9 Engelsche. 37 Fransche, en 18 uit Italië, die ik wil ruileu, 1 postzegel voor 1 Kwatta-solaaatje. Piet Jol. Eendracht*- straat S, Alkmaar. Ik heb Honing's Maizennplaatjca. No. 2 6 10 13 15 18 22 27 34 36 37 53 54 en OS, en ik heb nog 29 omslagen van Bendorps- reepen, die ik allen wil ruilen voer Kwa'ta- soldaatjes. alles 1 om 1. Adres: >1v. Baar, St. Pancras, bij de SpoorhaUe. Ik wil ruilen. B'oscli er, Heide No. 2 3 4 8 12 15 16 17 18 19 23 25 33 36 37 42 43 49 50 54 55 59 04 05 66 60 109 115 120 121 140 en 141. Bonte Wei No- 4 6 12 £8 25 20 33 ?4 30 38 41 42 43 44 47 48 49 55 50 52 50 61 03 64 65 66 67 72 74 107 108 110 111 112 121 122 123 125 120 en 131. Dit wil ik ruilen voor vtciiiplratjes No, 1 3 4 5 0 7 10 11 15 17 23 28 33 25 38 43 46 51 52 53 55 56 59 GO Cl 62 63 GC 70 72 73 74 78 81 S2 84 89 90 92 94 05 97 03 99 101 105 100 107 108 109 110 111 112 114 115 116 US 119 120 121 123 124 125 128 129 130 131 132 134 137 13S 143. M. v. Ilansehek p/a Th. Spronk. Ridder straat 79. Ik heb 8 plaatjes van de Vaderlandrcht Geschiedenis, de nummers van 37, 44. 46. ;o, 78, 83, 87 en 91, en 4 Keg's thee-plaatjes de num mers van 41 46 67 68 69 74 86 96 102 :o; 107 112 116 en 131 en 19 plaatjes van Koorti's koffie e:i thee de nummers van 2 3 4 5 7 10 19 26 27 32 39 42 45 46 47 54 58 59 en 81 en ik heb 27 Honig's Maizena-plaatjes, de nummer» 4 6 13 16 17 26 27 29 32 33 38 39 45 50 56 58 59 67 69 70 110 186 268 292 303 316 en 317, die ik wil ruilen voor Kwatla-soldaatjes, I om één. Mijn adres is Alfra Duin, Molenweg Heerhugowaard, Noord. Ik heb de Delta reclame plaat op een na. die ik wil rullet] voor 40 kw.otta-soldaatjea en 50 ontbijtkoekbemnen van Delft en Zonen voor 50 kwatifa-soldaatjes, en nog 7 plaatjes van IJsel, de Nos. 20. 60. 64, 82. 104, 114 en 120 voor HemngSi-raafzenaplaatjea. één om één. Citrftgiis-isf-efc Hoerenlmgowaard. -SÏ J

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Ons Blad : katholiek nieuwsblad voor N-H | 1920 | | pagina 5