titan
ir&Zoon
Naml
ziek.
TIMMEREN?
D uw hout
Telefoon 25.
ihiiizen mdt
aldaar,
,d. Zes Wielen
iedische Praatjes,
Kroniek van de Week.
IN T PRIEEL.
WIE WIL RUILEN.
S, 11?
ZATERDAG 22 MEI 1920
w
MER te Cbdam
HOUWINGEN
en Winkelhuis
den Pinksterdag
uupbiep*
>aard.
GEDACHTEN.
atULy^.
ONZE BRIEVENBUS
p. 45 tl. p. flescl)
f 64. f 1.50
f 70. i 1.65
c f 78. f 1.85
f 70. f 1.65
caat) f 70. f 1.65
f 98. f 2.25
X" 1 en 8 JUNI
7 uur, in liet café
jplein, Alkmaar,
geilde
no. 66, groot
ïrd aan K. KAAN-
t 2.50 per week.
groot 2 A. 35 c. A.
TEEHORST voor
inaand.
110. 28, groot 1 A.
rurd aan J. COX-
t 2.75 per week.
oed als nieuw per
veranda en een
no. 36 en 37
uis), groot 2 A.
lur bij H. LINDfi-
GODIJX, beide
eek.
no. 48, groot
huur bij OYER-
2.80 per week.
B no. 11, groot
verhuurd aan de
RSE voor f 2.75
B no. 12, groot
verhuurd aan
tl voor f 2.50 per
zijn voorzien van
eiding en te aan-
e taling.
METEN.
20000 K.Or. Voer-
r 1000 K.G., bij
De Rijp.
en aanvoerderg
Groentenveiling
emaakt, dat ieder
g op de opgave
stenbelasting het
staat kan beko-
aalmeester DIRK-
endo het bedrag
izetaan de veiling,
ïervoor
bedrage*
ens het bestuur
sr L. G. C.:
sr., S. ZEEMAN.
&MN.
publiek verkoopeu
ngel"
iet Erf, den eerster
larden.
do hand te koop
lotaris.
anbevelend,
Landbouwer".
A
i
KOOP:
mooi, mak, jon|
te ruilen voor e«
rd. Adres: J. D
rdijk, Alkmaar.
Vader Wingelsen zat nog eens te denken
over 't verleden.
Geen prettige gedachten waren het..en
daarom juist kwamen ze zoo dikwijls terug,
vooral in oogenblikken zooals nu....als ie
alleen in huis was.
Schijnbaar onverschillig zat ie aan z'n pijp
te puften....de oogen bleven op één punt
'gevestigd; de krant, waar hij al 'n kwartier
geleden aan wou beginnen, lag nog dicht ge-
vouwen op tafel.
Z'n gedachten bleven m dezelfde kamer,
maar keerden terug naar 'n tijdstip 'n jaar of
achttien geleden.
En in dien hoek daar, bij 't raam, zag ie
z'n oudsten zoon Anton staan, doe met 'n
drift-ruk van z'n door opwinding gloeiend
hoofd door z'n tanden siste,: ,,'it Blijft zooals
'k gezegd heben daarmee uit
Kwasie-woedend was ie toen de kamer uit-
geloopenom z'n moeder niet te zien huilen
De heele scène zag vader Wingelsen Weer
duidelijk voor zichbijna 'n uur had 't ge
duurd.
Vader en moeder waren er de schuld van
had de jongen gezegd als hij niet gelukkig
werd in z'n leven, 't Was 'n heel net meisje, al
vvas zc dan „griffermeerd" met haar alléén
en niemand anders kon ie gelukkig zijn.
De „plechtige" dag was gekomen. De bruid
had eerst met 'r zeemleeren gezicht de verkla
ring geteekend..och ja..wat hij volgens
z'n geloof verplicht was, vond ze goed
waarom niet.as je van mekaar hield.
Er was „feest"
t Zi\* familie was er niethaar familie zat
sip en zuinig te koekeloeren, omdat ze „dien
roomschen knul" genomen had.
„Zij" hitste nu en dan d'r lachspieren wat
opwat maar heel matig gelukte.
„Hij" had zich 't levensgeluk van dien
trouwdag h^el anders voorgesteld.
Toen de wittebroodsweken om waren gaf
f „zij" 't sein. Smadelijk trok ze d'r neus op en
Zei nooit zoo goed als tegenwoordig to hebben
gemerkt, hoeveel rare dingen er in dat geloof
van „hem" waren
Er kwam 'n kind-sSA -l
„Zij" huilde tweemaal..Eerst van ge-
lukkiglreid..toen van kwaadheid, omdat
„zijn moeder", heelemaal tegen „haar'zin,
den derden dag 't kind ,,al" wou laten doo-
penOnzinnig vond ze 'ten schandalig
Ciiteenzoo'n wurm nou al over straat.
Voor dezen keer zou ze dan maar toegeven
En ze gaf nög 's 'n keertje toe „voor dezen
keer".
Ze prakkizeerde later graag „allernoodzake-
1. jkste boodschappen" als de oudste naar de
Catechismus moesten schold tot stich
tingen „verhooging" van „zijn geluk"
zeven dager. v..;i ae wee.. t g— ooi van
„hem"' en „z'n kinderen".
Dat was „hem" gaan vervelen. Hij had zich
toch vóór het trouwen voorgenomen met haar
en niemand anders'gelukkig te zullen zijn
In al die jaren had ie maar weinig lol onder
vonden, en op dat weinige had dar. nog 'n
valsch kleurtje gezeten.
Hij zou zich dan maar wat kon 't 'm
ook eigenlijk schelen bij zou zich dan maar
's heelemaal gaan inrichten naar „haar" ge
voelens. Allicht kwam dan 't geluk in de wo
ning.
En op 'n goeien Zondagmorgen..ja,
hoor..daar zag jé „hem" naast „haar", de
twee kinderen voorop, naar „haar" kerk gaan.
„Hij" blonk van genoegen, omdat 't nou
eindelijk toch 'n gezellig huishouën zou wor
den.
De gedachten van vader Wingelsen bleven
hier even stuiteii.op de onzekerheid. Want
of het „geluk" werkelijk gekomen was wist
hij niet. Hij twijjelde er sterk aan, al deed z'n
zoon steeds alsof.
Ineens kwam 'n andere nare gedachte z'n
hersenen doorvlijmen.
't Was weer in dezelfde kamermaar
niet zoo lang geleden..hoog ilf
jaar.
Anton was op bezoek..'n zeldzaamheid.
En van die zeldzame gelegenheid had vader
Wingelsen gebruik gemaakt hem 'n ernstig
woord toe te voegen over z'n complete afdwa
ling van het geloof.
Toen had de zoo'n z'n vader schuin aange
keken. en met 'n valsch lachje..en 'n
„vertrouwelijk" ann-stootje in 't oor gefluis
terd :„Toe, vadertje..laten we mekaar nou
maar géén mietje noemen.... denk nou 's
eventjes na, hoe u zelf geweest bent..meer
dan vijftien jaar achtermekaar.En als die
ziekte d'r niet was tusschen gekomen." Met
'n geniepig knipoogje had de zoon 't gesprek
'n andere wending gegeven, zonder te letten
op 't smartelijk vertrokken gelaat van z'n
vader.
Nu gingen dc gedachten weer 'n heelesn
sprong makennog veel meer jaren terug.
Maar altijd weer in dezelfde kamer.
Daar, bij den schoorsteen, zat Anton.'.in
z'n Eerst-CommuniepakjeZ'n moeder
stond in de gang te snikkenOok 't kleine
Communiekantje had moeite geen traantjes
te morsen op z'n schoon front je met 't witte
zijden vlinder-dasje.
Want vader ging niet mee ter kerk. Reeds
weken van te voren had ie verklaard, dat ze
zooveel urukte van dien dag mochten maken
als ze wonen, maar dat hij aan die „poppe-
kast" niet meedeed.
Er waren weinig blijde gezichten geweest
dien - "ccmsdag, waarbij de zoo goed als
in legcnwooi'dighcid'vaii z'n vrouw en kin
deren liad ie 'n belofte gedaan voor heel z'n
verder leven..en die gehouden.
Maar als hij evenals nu alleen was in
't stille huis en z'n gedachten als vanzelf weer
teruggingen naar vroeger, dan kwam telkens
met vernieuwde schrijning dat oogenblik voor
z'n geest, waarop z'n eigen kind hem dat bit
tere verwijt deed met de sarcastische woorden:
„Toe, vadertje.... denk nou 's effetjes na,
hè, hoe je zelf"
En opnieuw drukte hem 't zware schuldbe
sef als 'n looden last, die nooit was af te schud
den
Moeder Wingelsen komt thuis van eenlge
boodschappen.
Ze wil de kamer binnengaan met 'n prettig
nieuwtje op de lippen.
Maar behoedzaam trekt ze zich terug en
gaat eerst in de keuken wat verrichten.
Want vader Wingelsen bidt....
En schreitG- N.
ongo.
vader alleen voor den vorm te
genwoordig was.
Jaren had ie zoo voortgeleefd. Tot 'n
langdurige, smartelijke ziekte hem had ge
louterd en 'n ander mensch van 'm gemaakt.
DE TUBERCULOSE II.
Daar de tuberculose zoo'n algemeen voor
komende ziekte is, was 't duidelijk, dat de
weg, waarlangs de infectie zou plaats grijpen
een zeer algemeene zou zijn. Hoe eenvoudig
de oplossing van dit vraagstuk in den beginne
ook scheen, toch bleek weldra, dat men te
dien opzichte buiten den waard gerekend had.
Toen men het feit had vastgelegd, dat geen
mensch ontkomt aan de infectie met tuberkel
bacillen lag 't voor de hand te denkeu, dat
laatstgenoemde in ons lichaam gebracht wer
den met de voeding en daar men had opge
merkt, dat onder de runderen ook tuberculose
voorkwam was de melk weldra het brandpunt
van aller belangstelling. Men had dan ook
weldra de theorie opgesteld, dat er verband
bestond tusschen de r under- en menschen-
tuberculose en de mensch dus via den darm
ce infecti opliep. Hoewel deze zienswijze in
den beginne z er plausibel leek en er zelfs
langen tijd aan vastgehouden is, voldeed deze
bij nader onderzoek geenszins. Men ging nl.
oyer deze aangelegenheid statistieken maken
en daardoor kwam men tot de conclusie, da
de menschentubercolose niets te maken had
met de rundertuberculose. Om U dit duidelijk
te maken, stel ik U voor twee landen tot voor
beeld te nemen nl. Engeland en Japan. In
het eerstgenoemde land lijden de runderen
hevig aan tuberculose. De Engelschman is
zoos ls ge wellicht wel eens gehoord zult heb
ben, een liefhebber van melk en zou men dus
moeten verwachten, dat in Engeland onder
de bevolking veel tuberculose zou voorkomen.
Dit is nu echter geenszins het geval. Richten
wij nu den blik naar Japan, dan vinden we
juist in dat land het omgekeerde. Onder de
runderen komt aldaar zeer weinig tuberculose
voor, terwijl de Japanner ook weinig melk
gebruikt. Deze ziekte richt dan echter zware
verwoestingen aan .tonder de menschheid.
Reeds hieruit volgt dan, dat de bewering, als
zou er verband bestaan tusschen 'n runder- en
menschentuberculose niet juist is en er dan
nog een andere bron van infectie moet zijn.
Wederom toog men aan den arbeid en viel
het op, dat de Tuberculose van de ademha
lingsorganen zooveel vaker voorkomt dan in
die van elk ander orgaan en zoo kwam men op
het denkbeeld, dat de tuberkelbacillen door
ons ingeademd zouden worden langs mond of
neus. Waar wij dagelijks door hoestende meu-
schen omgeven zijn, had men de bron niet
ver te zoeken en natuurlijk lag 't voor de
hand, dat vooral de lij der (es) aan tuberculose
het grootste gevaar oplevert voor de omge
ving. Men wist nu aan te toonen, dat de hoes
tende tuberculoselijder(es) de lucht in zijn
(haar) omgeving verontreinigt met tuberkel
bacillen bevattende druppeltjes, die zeer fijn
zijn en eenigen tijd in de lucht blijven zweven,
totdat een ander mensch ze inademt. Toen
dit feit bewezen was ging men eens zien, hoe
't met het vuil en stof op de straat en de vloer
gesteld was. Immers de bewuste druppeltjes,
die niet toevalligerwijze ingeademd werden
kwamen op den grond terecht om maar niet
nader in te gaan op het achteloos spuwen door
sommige menschen. Voorjl de grond van
plaatsen, waar veel menschen bijeen kwamen
was het meest geliefkoosde terrein van onder
zoek, dus die van spoorwegwagons, vergader
zalen, en dergelijke., terwijl natuurlijk ook
het stof en vuil op onze straten niet aan den
aandacht ontsnapte van degenen, die zich
met dit vraagstuk bezighielden. Zooals te ver
wachten was vond men hier ook overal de
tuberkelbacil, maar behalve dit constateerde
men nog een belangrijk ding nl. dat de tuber
kelbacil zeer taai blijkt te zijn en bijzonder
groot uithoudingsvermogen bezit. Zoo heeft
men gezien, dat deze bacil na bijv. een paar
maanden op een plaats te hebben gelegen en
daarna opgewaaid te zijn door den wind of
door een bezem etc. nog in staat is bij inade
ming een infectie te weeg te brengen.
Waar dit alles er dus op wees, dat wij thans
in de goede richting waren en dit tevens in
overeenstemming was met de ervaring, dat de
longen het meest gelief koosde plekje in ons
lichaam waren voor de tuberkelbacillen, zoo
hadden wij nog de vraag te beantwoorden,
waarheen deze bacillen zich begaven na in
ademing, dus waar zich de tuberkelbacillen
in onze longen nestelden. Tal van onderzo -
kingen op dit gebied hebben nu aangetoond,
dat de longtoppen vooralde uitverkoren plaats
zijn d.w.z. dat deel van onze longen, dat bo
ven het sleutelbeen uitsteekt vanaf het boven
ste gedeelte van het borstbeen naar den schou
der en 'n dit licht S vormig gebogen beenstuk
zelfs bij zeer corpulente menschen gemakkelijk
te zien en nog gemakkelijker af te tasten. De
long nu steekt eenigszins koepelvormig boven
dit beenstuk uit en het is juist in de koepel,
dat de tuberkelbacil zich gaarne opbouwt.
Vooral de linker koepel heeft de voorkeur.
Dit feit vindt zijn verklaring in bepaalde ver
houdingen, samenhangende met den bouw
van onze longen aldaar.
„WIJBISSCHOPPEN."
Wat is een wijbisschop en welke zijn zijne
bevoegdheden? zoo wordt in „Het Scliild"
gevraagd en de redactie antwoordt:
Onder wijbisschop hebben wij ie verstaan
een kerkelijke waardigheidsbekleeder. die de
bisschopswijding omvangen heeft en den
bisschop van een diocees bijstaat in de uitoe
fening van zijn bisschoppelijke bediening.
In het kerkelijk recht komt de titel van
wijbisschop niet voor.
Het Kerkelijk Wetboek van ÜL-nedicius XV
heeft de titels: coadjutor en hulpbisschop.
Hulpbisschop is de bisschop, die aan dem
persoon van den diocesanen bisschop is toe-ge-v
voegd zonder recht van opvolging. Zijn
macht houdt op met het eindigen oer functie
van den diocesanen bisschop.
Coadjutor heet zoowel de bisschop, die aan
den persoon van den diocesanen bisschop is
toegevoegd met recht van opvolging, als de
bisschop -die als hulpbisschop aan ecu bis
schopszetel is verbonden.
De coadjutor, aan den persoon des bis-
schops gegeven, is door het vacant worden
van den zetel van zelf de bisschop van hei
diocees.
De coadjutor, aan een zetel verbonden,
blijft coadjutor van den zetel, ook al is deze
vacant geworden.
Voorbeelden zullen het gezegde duidelijk
maken.
Mgr. van de Wetering is hulpbisschop
geweest van den aartsbisschop Mgr. Snic
kers. Bij den dood van Mgr. Snickers was
Mgr. van de Wetering niet per se zijn op
volger, zelfs hield zijne macht in het aarts
bisdom op. Eerst door een nieuwe aanstel
ling van paus Leo XIII werd Mgr. van de
Wetering aartsbisschop van Utrecht.
Daarentegen was Mgr. Diepen coadjutor
van Mgr. van de Ven. Vandaar dat Mgr.
Diepen bij den dood van Mgr. van de Ven
zonder nieuwe aanstelling van Rome, bis
schop was van 's Hertogenbosch.
Aan den zetel van het aartsbisdom Keulen
is een coadjutor verbonden. Bij den dood vaa
den vorigen aartsbisschop, kardinaal Hart-
mann, werd de coadjutor Mgr. Muiier niet
zijn opvolger, het diocees werd vacant, ter
wijl Mgr. Muller zijn macht als coad'juior
behield en thans coadjutor is van Mgr.
Schulte, opvolger, als aartsbisschop van kar
dinaal Hartmann.
De hulpbisschoppen en coadjutoren zijn.
steeds titulair-bisschoppen d.i. bisschoppen
van diocesen, die weleer bestonden, doch van
welker bestaan alleen nog de geschiedkundi
ge herinnering is overgebleven.Zoo was Mgr.
van de Wetering bisschop van Gaza. Mgr.
Diepen bisschop van Danuba; zoo is Mgr.
Muller, Coadjutor van Keulen, bisschop van
Sarepta^
'i
Do eerste stralen der Augustuszon be
schijnen het donkere dennenbosch, dat
zich op een dier bergen in Thüringen ver
heft en dringen, door tot in de woningen
die hier en daar op den b-erg verspreid
Staan.
Hoewel het nog vroeg in den morgen
is, (de klok van het dorp, da-t beneden
in het dal ligt, heeft juis' vijf geslagen),
zijn de bergbewoners reeds druk aan het
werk, de deuren der woningen staan open
en het. :s niet onbescheiden, als we eens
•ven een kijkje in. een dezer huizen nemen
Het vriendelijke witte huisje, met
klimop begroeid, zullen wij uitkiezen;
aan den voorkant ligt een klein bloemen
tuintje met viooltjes, goudsbloemen en
riddersporen en voor de vensters staan
geraniums en fuchsia's Een geelbruine
poes ligt. op d enidrempe» van 't huis en
Mikt heel kalm naar do kuikentjes, die
rond loopen, want ze weet wat er volgt,
ais ze een poging waagt, om er een van
te snappen.
Vrouw Schmidt, de vrouw van het huis,
heeft juist de geit gemolken en komt
met een kannetje melk uit den stal, ze
heeft de kippen eten gegeven en de koe
verzorgd. „Men mag zelf niet eten," zegt
ze altijd, „vóórdat het vee gekregen heeft
wat het toekomt."
Nadat ze de melk op de taiel gezet
heeft, gaat ze naar buiten om met een
arm vol taklcebóssen terug te komen, ten
einde het haardvuur aan te maken. De
ketel, die er boven hangt, laat spoedig
een gezellig suizen hoeren en de koffie
molen wordt van den sehoorsteenplank
genomen, maar geen lekkere geur ver
spreidt zich door de kamer; de bergbe
woners in deze streken zijn zeer arm, ze
idrinkee geen koffie van koffieboonen,
inaar van gebrande gerst. Wij moeten
niet al te nauwkeurig in de kamer rond
zien, d'e ongeverfde plankenvloer is in
langen tijd niet met een bezem in aan
raking geweest; een boender, water en
zeep zouden geen overbodige diensten
kunnen doen.
Wij moeten daarom niet denken, dat
Srouw Schmidt lui is, volstrekt niet,
Wtaar ze heeft buitendien zóóveel te doen
dat zij geen tijd kan vinden, om het huis
te houden.
ï>e ai&saaa hier doen slechte het zwaar
ste werk op het veld, sommigen zijn
AoutheA'kers, anderen brengen hout, op
intgemwagers, naar de houtzaagmolens in
W 'lal, anderen zijn kurkensnijders.
De vrouwen moeten het meeste werk
te> het veld verrichten, voor het vee zor
gen, daaïhjj koken, waseehen. naaien en
«reien, op de kinderen passen. Ze staan
•ie vroeg os> en zijn 'e avonds nog laat
den arbeid.
Nadat vrouw Schmidt de koffie gezet
heeft-, gaat ze naar de andere kamer en
raapt: „Hulda, het is tiid om op te staan!"
Een aardig kinderstemmetje zegt sla-
vig,Jk kom al, moeVr."
Het achtjarige meisje wordt alle. mor-
u zoo vroeg gewekt. Vóór dat zij den
.jsrg' af is en het dorp heeft bereikt, moet
ze een goed half uur loopen en de school
begint om zes uur.
In_ een kinderwagen slaapt de kleine
driejarige Else, nauwelijks heeft zij moe
der hoóren roepen, of ze gaat recht op
staan, gooit eerst haar pop, dan de kus
sens uit den wagen en roept: ,>Ik ook op
staan, ik wil er nit. Else wil met Hulda
naar beneden."
„Vogeltjes, die zoo vroeg zingen, krijgt
do poes," zegt haar moeder, maar nu Else
het mondje spitst en de armpjes uit
strekt, gaat ze naar het kind, kust het en
tilt het uit den wagen.
Hulda helpt nu bij het aankleeden en
als heide klaar zijn, staan er een paar
kammetjes met koffie en een snee brood
voor de kin-deren op tafel.
Hulda heeft een prettige dag vóór zich
na de morgensehool gaat de onderwijzer
met de schoolkinderen uit, want het
schoolfeest zal vandaag gevierd worden.
Voor Hulda is het een zeer groot feest,
hoe jong ze nog is. ze heeft op gewone
dagen geen tijd om te spelen. Tusschen
de morgen- en middagschool is zij bij de
vrouw van den predikant om haar met
allerlei dingen te helpen, daarvoor krijgt
zij warm eten als ze haar werk gedaan
heeft.
Na de middageehool, als de dorpskinde
ren bij de beek als er weinig water is,
vroolijk sipelen, moet zij op de koeien
passen, die op den berg weiden.
Maar vandaag zal het anders zijn; ze
zal na het schoolfeest in het dorp bij een
oom en tante blijven.
Hand aan hand gaan beide kinderen
het huis uit. „Niet verder dan den groe
ten eik. Else," riep vrouw Schmidt nog,
terwijl ze, een sikkel en hark in de. hand
een anderen weg insloeg om klaver van
het veld te halen. Nog even keek ze om
en zag de kinderen met welgevallen na.
Hulda was zoo netjes in haar schoon
jurkje en helderwit boezelaartje; ter
wille van het feest had ze kousen en
schoenen aan, maar Else trippelde op
bloote voeltjea naast haar en hoeden
hadden zè geen van beiden op. Een hoe
denmaakster zou in het dory niet veel
werk vinden: de vrouwen en meisjes dra
gen nooit hoeden. Sommigen hebben des
Zondags een doek, die schuin gevouwen
over het hoofd geslagen is; een bonte
rand maakt de versiering van dit hoofd
tooisel uit.
„Kijk eens, Hulda," riep Else uit, „wat
heerlijke blauwbessen daar staan! Laat
ons gauw wat jplukken, het is nog tijd ge
noeg."
„Neen, Else," ntwoordde Hulda, „ik zou
met vuile handen op school komen en
straf krijgen en te laat komen ook nog,
maar hoor, daar komt een wagen don
berg op, dat zal vader zijn, ik ga door-
loopen, pluk jij de hessen en dan kun je
o-p den wagen mee naar boven gaan."
En ja, 't klappen van de zweep en het
geratel van een z war en wagen deed zich
steeds duidelijker hooren .Bij het buigen
van deir weg zagen de kinderen den wa
gen met vier ossen bespannen, waarmee
hun vader naar het dorp was geweest
om hout af te leveren.
Schmidt zette Else op den leegen wa
gen en bracht haar bij haar moeder op
het veld.
Vrouw Schmidt, die haar man aan zag
komen, liep hem tegemoet en vroeg:
,,Wat antwoord breng je van Ferdinand"
„Altijd hetzelfde, vrouw; hij wil ner
gens van weten en heeft mij gezegd, dat
ik niet meer met dezelfde praatjes moest
komen, wat gezegd was, was gezegd! Hij
noch zijn vrouw, zouden meer een voet
over den drempel van ons huis zetten en
wij moesten niet de moeite doen, bij hen
te komen."
„Mijn arme zuster lijdt er natuurlijk
onder," zei vrouw Schmidt, met oen zucht
terwijl ze met de bovenhand een traan
uit haar oog veegde, „er zal zeker nog
iets bijzonders moeten gebeuren, eer Fer
dinand van gedachten verander.t."
Vrouw Schmidt had slechts ééne zus
ter, Marie, die zij innig lief had. Deze
zuster was in het dorp met. den schoen
maker Ferdinand Bos getrouwd, haai
man was zeer ergdenkend; hij had zich
in het hoofd gezet, dat Schmidt hem be-
leedigd had, het eene woord had het aa-
dere uitgelokt en de beide zwagers waren
in drift uit elkaar gegaan en Ferdinand
had aan zijne vrouw gezegd, dat zij niet
meer naar den berg mocht gaan. De
zachte Marie had gedaan wat zij kon om
hem van gedachten te doen veranderen;
niets hielp, de beide zusters zagen elkaar
alleen hij toeval, sedert twee jaren waren
zfj niet hij elkaar geweest. Het was te
vreezen, dat er geen verandering in den
trenrigen toestand zou komen, want Fer
dinand was niet de man om toe te ge
ven.
Vrouw Schmidt ging, nadat haar man
haar verlaten had, met een bedroefd hart
weer aan het werk.
(Wordt vervolgd.)
't Is nu al half Mei, zoodat liet eigen
lijk wel een beetje raar is, dat wij nu nog
om den haard zitten. En daarom gaan we
met ingang van heden voortaan lederen
Zaterdagmiddag een kwartiertje geza
menlijk in 't prieel.
Nieuws heb ik eigenlijk bitter weinig,
alleen ik wensch jullie allemaal een paar
heerlijke, gezellige Pinksterdagen toe.
En als 't een beetje mooi weer is, dan
twijfel ik er geen oogenblik aan of jullie
zult 't je best pleizierig maken, is 't niet?
-Degenen, die een prijsje gewonnen heb
ben, moeten wel geduld liB-bbeu liè? Maar
enfin, hoe nieuwsgieriger zo zijn, des te
leuker vinden ze het, als 't eenmaal komt
Geduld maai- hoor, ik heb jullie namen
allemaal opgegeven aan degene i, die
voor de verzending zorgen, dus bang be
hoef je niet te zijn,, dat je misschien niets
krijgen zal.
Ik geloof wel, dat de wedstrijd ook de
zen keer erg in den smaak gevallen is,
maarals er weer wedstrijd is, wordt
hij moeilijker hoor!
Nu, tot de volgende week. Gedag, hoor.
OOM BERNARD.
Netty v. L„ te Haarlem. Zeg', wat ruikt
dat postpapier van jou heerlijk. 0,p 't oogen
blik heb i-k het in mijn -handen en ik kan er
met mijn neus bijna niet van afblijven. En
dan dat lieve meisje dat er op staat met die
molen, 't is snoezig hoor. Ik hoop, dat je me
er nog maar veel van zal sturen. Doe je 't?
Cath. B., Harenkarspel. Catharina is onge
duldig. is 't niet? Nu 't kom-t hoor. Je hebt
je boek al, als deze krant verschijnt, of het
is onderweg. Zeg, moeten al je zeven zusjes
en broertjes ook dat boek lezen of kun
nen ze dat nog niet allemaal? Ik wist eerst
niet, wat ik op mijn bureau zag liggen, toen
ik al die gezichten uit Canada zag. Toen
keek i-k aan den achterkant en toen kwam de
kaart warempei uit Harenkarspel, je hebt me
mooi te pa-k-ken gehad, hoor.
Mar gar et ha de B. te Aalsmeer. En jij bent
nieuwsgierig naar je pop. Ze is op komst,
hoor en een dezer dagen krijg je ze gratis
thuis gestuurd. Veel p-l-ezier er mee.
Nelly en Alida O. te Ursum. Zijn er bij
jullie zooveel zieken geweest? Wat een naar
idee. he? Gelukkig maar. dat Gerard weer
beter is. Ja, gewonnen heb je jammer genoeg
niets, maar -de volgende keer. Ik zie jullie
zijn nog al erg verstandig en laat je niet
door een tegenvaller ontmoedigen. Maar zoo
door blijven gaan hoor, dan zal je zien-, dat
je eens toch wel geluk zal hebben en mis
schien wel den mooisten prijs zult winnen,
die er bij is.
Om van ons ruil- en verzamelhoekje gebruik
te maken, zendt men mij maar 'n briefje waar
in duidelijk geschreven staat, wat men wenscht,
met vciledigen naam en adres. Dan zet ik dat
in de Kinderkrant en de verzamelaartjes weten
dan waar ze elkaar kunnen vinden.
De briefjes moeten in enveloppe gezonden
worden AAN DE REDACTIE VAN DE
KINDERKRANT NASSAULAA N 49,
HAARLEM.
Ik heb vreemde postzegels. 50 Fransche,
10 Ruiterzegels. 15 v. Ned-er'l. Indië, 19- van
Zweden, 14 van Denemarken, 64 van Enge
land, 15 van Beligië. 1 van Columbus. 1 van
Luxemburg, 14 van Zwitserland. 12 van Ita
lië, 7 van Rusland, 2 van New South. Wales,
2 van Victoria, 2 van Argentinia. 27 van
Beieren, 2 van Brazilië, 1 van Egypte, 1 van
Japan, 4 van Spanje. 9' van Kanada. 72 van
Duifschland, 61 van Oostenrijk. 13 van Noor
wegen, 4 van Hongarije. 48 van Amerika en
25 van Oud-Holland, die ik ruilen wil voor
andere vreemde postzegels.
Mijn naam is C. Vlaar, Verdronkenootd
47, Alk-maar
Ik heb 52 IJscobeertjes van Schoten die i-k
wil rr voor 15 Kwatta-sold,aatjes. Mijn
adres -rity van Leeuwen, Brouwersstraat
Ik 11 ruilen Kwatta-Soldaatjes voor
Honing 0 Hazena-plaatjes. No. 215 214 217
219 220 223 224 '234 241 212 248 249
250 '253 256 257 273 275 276 277 281 282 292
295 296 en 306. Ik geef 1 om één. Mijn adre3
is: J. M. L. Zoutman Jd., Zuitwijkormeer-
polder No. 605. bii Beverwijk,
Ik heb Ter Wee's plaatjes, nummer 2 3
17 18 27 31 34 30 38 41 45 60 hl 68 en 26
plaatjes van het Maanmannetje, dit alles wil
tjes die rui] ik alleen oor plaatjes van 't
a.bum de IJsel. Üok heb ik Uldenkots-wapen-
tjes, ti'ie ruil ik alleen voor paatjes van _'t
Friesland Album van Verkade. ik wil drie
wapentjes tegen 1 plaatje. Miin adres is: A.
de Neyn van Hoogwerff. Zülvestr. 31, Haar
lem. 1
Ik heb vreemde postzegels. 8 Amerikaan-
sche, 4 Ztvitsersehe, 24 Belgische. 19 Duit-
sche, 9 Engelsche. 37 Fransche, en 18 uit
Italië, die ik wil ruileu, 1 postzegel voor
1 Kwatta-solaaatje. Piet Jol. Eendracht*-
straat S, Alkmaar.
Ik heb Honing's Maizennplaatjca. No. 2
6 10 13 15 18 22 27 34 36 37 53 54 en OS,
en ik heb nog 29 omslagen van Bendorps-
reepen, die ik allen wil ruilen voer Kwa'ta-
soldaatjes. alles 1 om 1. Adres: >1v. Baar,
St. Pancras, bij de SpoorhaUe.
Ik wil ruilen. B'oscli er, Heide No. 2 3
4 8 12 15 16 17 18 19 23 25 33 36 37 42
43 49 50 54 55 59 04 05 66 60 109 115 120
121 140 en 141.
Bonte Wei No- 4 6 12 £8 25 20 33 ?4 30
38 41 42 43 44 47 48 49 55 50 52 50 61 03
64 65 66 67 72 74 107 108 110 111 112
121 122 123 125 120 en 131.
Dit wil ik ruilen voor vtciiiplratjes No,
1 3 4 5 0 7 10 11 15 17 23 28 33 25 38 43
46 51 52 53 55 56 59 GO Cl 62 63 GC 70 72
73 74 78 81 S2 84 89 90 92 94 05 97 03
99 101 105 100 107 108 109 110 111 112
114 115 116 US 119 120 121 123 124 125
128 129 130 131 132 134 137 13S 143.
M. v. Ilansehek p/a Th. Spronk. Ridder
straat 79.
Ik heb 8 plaatjes van de Vaderlandrcht
Geschiedenis, de nummers van 37, 44. 46. ;o, 78,
83, 87 en 91, en 4 Keg's thee-plaatjes de num
mers van 41 46 67 68 69 74 86 96 102 :o; 107
112 116 en 131 en 19 plaatjes van Koorti's
koffie e:i thee de nummers van 2 3 4 5 7 10 19
26 27 32 39 42 45 46 47 54 58 59 en 81 en ik
heb 27 Honig's Maizena-plaatjes, de nummer»
4 6 13 16 17 26 27 29 32 33 38 39 45 50 56
58 59 67 69 70 110 186 268 292 303 316 en 317,
die ik wil ruilen voor Kwatla-soldaatjes, I om
één. Mijn adres is Alfra Duin, Molenweg
Heerhugowaard, Noord.
Ik heb de Delta reclame plaat op een na.
die ik wil rullet] voor 40 kw.otta-soldaatjea
en 50 ontbijtkoekbemnen van Delft en Zonen
voor 50 kwatifa-soldaatjes, en nog 7 plaatjes
van IJsel, de Nos. 20. 60. 64, 82. 104, 114
en 120 voor HemngSi-raafzenaplaatjea. één
om één. Citrftgiis-isf-efc Hoerenlmgowaard.
-SÏ J