No. L9
Dinsdag 25 Mei 1920
13e Jaurgang
R..R. MÏMJWS. EN ADVERTENTIEBLAD VOOR NOORD-HO LLA NB
V e r s o h i| 11 i d a g S i| k s
Bureau: KOF 6, ALKMAAR. - Telefoon: HÏSKKPffiJ 4S3"
Door Centraal Europa
Wat de Pers zegt
BUITENLAND
FEUILLETON.
[slechts EEN DROOM
VÜ
AD
Abonnom©nt«p?lj8'!
Per inrarlaal t f 8,—, franco per poet f 2.50}
Met Geïllustreerd Zondagsblad f 0.45 hooger.
A d «r t«n tl p r IJ
Ven 1regels f LB3 elke r»j«l me»r f 0.25,
Keei&mea per lagat 1 0.V5; Rubriek „Vrseg es aan
bod" bjj vooruitbetaling per plaatsing I 0.00.
Aai» alle abonné's wordt cp «cnvi-eng gratis een polis verslrektj welke hen verzekert tegen ongevallen tot een bedrag van 4500,—, f 400,—s 1200,—, ftöO,—5 60,—, f 3tts f S3.
BKIE7EN UIT WEENEN.
VIII.
D.e B a rm h|a rtig e Z u s te rk e'ns
van de Kaiserstrasze,
De no old der kloosters.
Een treffende bekeering:.
Bel a Kunein nég; li gé!
Ditmaal willen we eens wat vertellen
uit het leven van de goede zusterkens in
de Kaiserstrasze te Wieenen, aan wie wii
zulk een liefderijke en voorkomende ver
zorging gedurende ons verblijf te Wee
rie n te danken hebben.
Het leven dier vrome, der wereld
ontvloden zusterkens, die in het socia
listische, half-verbolsjewiekste Oosten-
Hik, in het van oproeren en onlusten
.iwangere Weenen heur dagen wijden
Aan gebed en aan arbeid, liet is onze
belangstelling méér dan waard.
Om het verleden, om het heden, om
$e toekomst.
Hoe zijn de zware revolutievlagen,
jfvelke vervaarlijk-schokkend over Oos
tenrijk en vooral' over Wieenen gevaren
feij'n, wel aan de wereld-schuchtere non
netjes voorbit gegaan?
Wat bemerken zij en wat hébben
Tlii bemerkt in de kloostereenzaam-
heid van het geweldige gebeuren daar
buiten?
Hoe leven zij in het arme en honge
rende Weenen van dag tot dag?
Hoe zal haar toekomst zijn in de
Steeds onzekerdere tijden, welke wach
ten
Deze vragen zal menigeen zich reeds
'meermalen gesteld hebben.
Bil gewelddadige omwentelingen toch
plegen priesters en kloosterlingen aller
eerst het slachtoffer te worden van la-
gen moedwil, en daar vroomheid
•'in 't algemeen, doch kloostervroomheid
éi 't bijzonder allerminst thuis behoo-
ren in socialistischen, en nog minder
in böisjewistischen staat, zoo is het niet
aders dan natuurlijk, dat priesters en
kloosterlingen het ook allereerst ontgel
den moeten bit socialistische of bolsje
wistische r evolutie's.
Nu mogen de zusterkens van de Kai
serstrasze zich gelukkig .prijzen, dat zii
Je'r in den revolutie-tijd goed van af
1 gekomen zijn; wel hebben zij ét-
teliike malen bezoek gehad van de
Volkswehr" wat dat beteekent, zul
len onze lezers begrijpen! doch tot
gewelddaden kwam het in haar klooster
niet, waarschijnlijk, omdat de onmisken
bare armoede en het opvallend heerlijke
;Werk-van-liefde dezer zusters zelfs den
lergsten bruut van gewelddaden in deze
stii-stemmige omgeving moésten terug
houden.
Niettemin hebben de zusterkens zwa-
he tijden doorgemaakt!
Oeruimen tijd achtereen konden zii
Voor haar groote inrichting .niet méér
voedsel bekomen dan voor iedere
zuster een half dun sneeltie
Ürood pe'r dag!
't Klinkt ongelooflijk, doch 't is de
nuchtere waarheid.
Toen :er ietwat meer geordende toe
standen ontstonden (in zooverre mer. te
'Weenen sinds Augustus 1914 van „ge
ordende toestanden" spreken kan), is
het voor de nonnetjes iéts beter ge-
.worden, doch, hadden zij niet mogen
deelen in de liefdegaven van het gulle
Holland, dan zouden zii bezwaarlijk tot
CCp den huidigen dag het leven hebben
kunnen rekken.
De verzorging der kloosters in 't alge
meen toch laat te Weenen véél te wen-
schen over: méér dan alle anderen
zijn de kloosterlingen aangewezen op
liefdadige ondersteuning uit het buiten
land.
Is het in Holland niet algemeen be
kend, dat in een klooster te Weenen
niet minder dan twintig zusters letterlijk
van honger en gebrek zijn omgekomen?
Tnans rekken de kloosterlingen te
Weenen het armelijk bestaan, en.
al weten zii zich als innig-vrome en
sterk-geloovige menschen lichter dan
wereldlingen te troosten over ontbe
ring en gebrek, al verstaan zii de kunst
met weinige of gebrekkige middelen als
't ware wonderen te verrichten, al too-
nen zii zich ware belijders en belijd-
sters van het blijmoedige Roomsche ge
loof, waarin de Heer gediend wordt
in vreugde, óók in dagen van ramp
spoed. zii kunnen het zich niet ont
veinzen. dat de tijden thans toch wel
haast al te zwaar worden; de prior
van het groote Dominicanerklooster in
de Postgasse tevens provinciaal der
Orde in de landen der oude Donaumo-
narchie hii verklaarde ons met tra
nen ia de oogen, dat het niet lang meer
duren zou, of alle pijen in het kloos
ter waren totaal öpgesleten! „We
zullen spoedig niet meer .weten, hoe
ons te kleeden!"
De aood der kloosters, te Weeneti is
groot.
En dan de toekomst?
Wat staat Weenen nog te wachten?
Onder hoe hevige barensweeën zal
eenmaal de tijd betere toestanden, doen
geboren worden?
Én wat zal' het lot zijn der klooster
lingen, wanneer misschien eenmaal de
hél als 't ware over de arme stad zal
zijn losgebroken?
Maar om tot onze zusters van de
Kaiserstrasze terug te keeren al heb
ben deze „Töchter des göttlichen Hei-
landes" van de bolsjewisten tijdens en
na de revolutie ook geen gewelddaden
ondervonden, zit zijn toch meermalen
met rasechte bo'sjewiken met „hoo-
ge" bolsjewiken nog wel! in aan
raking gekomen.
En wel op zóó interessante manier,
dat we niet kunnen nalaten, daarvan
het een en ander te vertellen.
't Gebeurde in den tijd kort na de
revolutie, (toen de uiterst-linksche ele
menten der socialististen hun geweld-
macht hadden zien afnemen, en ioen
vele militante bolsjewiken zich maar
weer als arbeider hadden verhuurd),
dat een karweitje aan een der klooster
muren werd verricht door een metse
laar, die stamde uit een der nobelste
Roomsche familie's van Weenen, doch
die reeds vroegtijdig socialist en la
ter bolsjewist geworden sinds lange
jaren een zeer slecht leven leidde, tot
armoede was vervallen, zich in den re
volutietijd tot hoofdman van een bolsje-
wikenbende had weten op te .werken
en later toen hit tijdelijk(!) in die
post geen voordeel zag maar metse
laar was geworden, als knecht bij 'n
baas.
De man stak zijn bolsjewisme niet
onder stoelen of banken, en heel
openhartig vertelde hii '"den kloos
terknecht, dat hij 't een buitenkansje
vond, thans eens van nabij het klooster
te kunnen bekijken!
Hii zou de zaak hier eens grondig in-
specteeren, om later als zijn tijd ge
komen was met zijn manschappen
spoedig te vinden, ,wat hii zocht.
De kloosterknecht verzekerde plechtig
dat er heusch niets te vinden zou ziin.
doch de metselaar-bolsjewiek 'wees
veelbeteekenend op het hek, dat in het
klooster de lokaliteiten voor de pension
gasten afsluit,daarachter, daar was
't natuurlijk!
De bedreiging van den bolsjewiek
kwam zuster-overste te hooren, en de
ze ïioodigde den zonderlingen heer
vriendelijk uit, in het geheimzinnige
kloostergedeelte een kijkje te komen ne
men; hii mocht alles zien.
En hii zag alles, maar zijn wantrou
wen bleef
Origineele gesprekken werden er in
de dagen, dié nu volgden, gevoerd tus-
schen eenvoudige werkzustertjes en den
bolsjewiek:
Jullie bent toch wel heel ongeluk
kig, verklaarde de man; waarom
bliiven jullie hier toch zoo in gevangen
schap?
Met gezichten als vraagteekens za
gen de nonnetjes den man aan....
Hoe laat moeten de zusters hier op
staan?
Om vijf uur.
En hoe laat gaan ze naar bed?
Om negen uur.
En hoe lang werken ze per dag?
Och! als we niet bidden en als we
geen recreatie-uurtje hebben, dan wer
ken we maar.
Dat 's 'n schandaal! Dat is onein
dig veel langer dan acht uur! En hoe
veel verdienen jullie dan?
Verdienen? üèld verdienen we niet
dat hebben we ook niet noodig; we
eten, naargelang er wat te eten valt,
Gemeen! Schandalig! Och,
menschen, jullie kent je eigen ongeluk
niet; jullie laat je uitbuiten door de
maatschappij! Vee! langer dan acht uur
werken, en dan nog niets verdienen dan
wat schraal eten!
Ja, maar, we doen 't geheel vrij
willig!
Nee! dat 's niet waar! jullie wordt
hier gevangen gehouden! Dat moet al
lemaal anders worden; wacht maar!
als wii de baas zijn, dan zullen jullie
gauw verlost zijn
Geloof het nu: we zijn hier geheel
vrijwillig, uit overtuiging: we willen het
zoo, en niet anders, we zouden niet
gaarne „verlost" worden; ,we voelen
ons gelukkig hier
Meerdere dagen gingen voorbij, waar
op de metselaar met de zusters stééds,
als de gelegenheid daar was, gesprek
ken voerde over het ongeluk, over de
gevangenschap en de toekomstige be
vrijding van de nonnetjestoen het hem
eindelijk duidelijk geworden was, dat de
zusters werkelijk uit vrijen wil en over
tuiging een zoo verstorven leven leid
den, scheen hii .ietwat getroffen:
Maar waar halen jullie dan de
kracht vandaan om zoo te leven? Ik
zou het niet kunnen!
Uit ons geloof, onze hoop en on
ze liefde, antwoorden de zusterkens,
en naiëf tegenover den bolsjewiek
vertelden zii yol vuur, welk een
groote kracht zii vonden in het gebed,
in de H. Communie
Ik zou 't niet kunnen, herhaalde
de metselaar.
Och ja! waagde een nonnetje,
als u ook maar.... bad!
Dat kan ik niet meer! ja, vroe
ger, toen heb ik 't ook gekund, maar
er is zoo véél gebeurd
En wanneer waart u dan gelukki
ger, toén of nu?
Ik ben nou 'n ellendig mensch,
dat weet ik wel!
•We zullen de in den loop der vol
gende dagen gevoerde gesprekken niet
verder weergeven; 't zal den lezer een
voldoening zijn, te vernemen, dat de
bolsjewiek na eenige dagen bii de zus
ter-overste aanklopte om schuchter me
de te deelen, dat hii wel zou willen
biechten! Of zii geen priester voor hem
wist?
De man hééft gebiecht, en is thans
met de hulp der zusters in den schoot
der familie teruggevoerd een der
gelukkigste stervelingen in Weenen.
De zusterkens van de Congregatie der
Kaiserstrasze hebben nog een voorna
me bolsiewieksche „relatie" gehad.
Tot goed begrip moet men weten,
dat de zusters van deze Congregatie
even buiten Weenen in Stockerau
nog een ziekenhuis bezitten, n.l. het
„Kaiser Franz Josefs-Spital."
Op zekeren avond nu, eenigen tijd
geleden, werden de zusters van deze
„Anstalt" opgebeld heel voornaam,
maar tevens ook heel geheimzinnig
door een der departementen van de
Oostenriiksche regeering.
Op hoog" bevel zouden de zusters
cenige vertrekken van haar gasthuis in
gereedheid brengen voor een „patiënt",
die eenige uren later in den avond bin
nengebracht zou worden
De zusters deden, gelijk haar bevo
len werd, doch groot was haar ont
steltenis, toen te ongeveer negen uur
een groote politiemacht verscheen met
als „patiënt" een vervaarlijken
woesteling, nauwelijks in bedwang te
houden!
't Was een ruwe, brute kerel met
angstwekkend uiterlijk: lange, verwaar
loosde haren en baard, grimmig gezicht
met van haat en nijd verwrongen trek
ken, met waanzinnig rollende oogen
Vloekend en tierend liet hii zich door
de politie binnenleiden, en hii stelde
zich uren achtereen zóó gevaarlijk en
zóó terroriseerend aan, dat de gendar
men en ook de pleegzusters, die an
ders voor geen klein geruchtje vervaard
zijn. bang van hem waren.
De Zusters trachtten den „patiënt" met
engelengeduld te kalmeeren, betoonden
zich vriendelijk, hulpvaardig en liefde
vol, doch de man scheen niet tot
kalmte te kunnen komen - hi' bleef, on
ophoudelijk zich wrijvend en krabbend
over het heele lijf, vloeken en tieren.
Het bleek, dat ae man vol, vol, vol,
(excusez!) ongedierte zat, en men
haastte zich, hem in 't bad te stoppen
en(excusezit Je ontluizen! Zijn ge
weld trotseerend
Dat knapte op! De man sclieen zich
van een hinderlijken last bevrijd te ge
voelen; langzamerhand verstomde zijn
vloeken, zijn tieren, en naargelang
hii zich behaaglijker ging voelen, werd
hii kalmer, gewilliger, belééfder zelfs!
Na enkele dagen toonde hii zich een
vrii normaal mensch en mocht hii af en
toe eens in den tuin gaan wandelen.
En zóó dankbaar was hü den zusters
ten slotte, die hem van zijn vrachtje
hadden afgeholpen, dat hii reeds van
uit de verte eerbiedig en onderdanig
groetend diep den hoed afzette, wan
neer hit op zijn wandelingetjes een
nonnetje ontmoette!
On zekeren avond de „patiënt" ver
bleef slechts korten tijd in de „Anstalt"
van de zusters der Kaiserstrasze ver
scheen wederom een sterke politiemacht
en werd de man overgebracht naar de
„Heil-und Pflegeanstalt: Am Steinhof"
te Weenen, alwaar hii zich ondanks
twee pogingen tot ontvoering en één
poging tot vergiftiging door Hongaar-
sche officieren nog bevindt
Eerst na zijn vertrek uit het „Kaisei
Franz Josefs-Spital" kwamen de zuster
tjes tê weten, dat ze kennisgemaakt
hadden metBela Kun, den Hongaar-
schen böisjewistischen. bloedhond,
met Bela Kunen négligé, zóó als
hii bii het einde van zijn heerschers-
dagën, uit Hongarije ontsnapt, over de
Oostenriiksche grens was komen vluch
ten!
NEDERLAND EN JAPAN.
We gaven onlangs meerdere bijzonderheden
over de schitterende ontvangst, welke aan dc
Nederlanders in Tokio is ten deel gevallen.
„Dit is zeer mooi en vleiend." schrijft de
„Limb. Koerier"; maar nu komt de kern der
kwestie:
„De directeur yau de Eastern-Service
had 'n interview met 'n ond-Nederlander
wonend in Japan en vernam dat geduren
de de 50 jaren zijner aanwezigheid al
daar nimmer eenige vreemde vloot zoo
schilieread onivonger: is als thans de Nc-
deriandsche oorlogsschepen Hij ziet hierin
een bewijs van de groote vreugde dier Ja-
panntrs over het verdwenen wantrouwen
bij de Nederlanders ten hunnen opzichte,
tietgeen hier steeds als zeer grievend en
onverdiend is gevoeld -daar volgens japan-
sche opvatting het groote blaam verdient,
oude vrienden, die eertijds diensten bewe
zen. te benadeelen.
Hij acht een innige verslandhouding tus-
scheii Japan en Nederland uiterst ge-
wer.scht, daar bii een toekomstigeu cnver-
mijde'liiken oorlog op den Grooten oi
Stiilen Oceaan een misverstand omtrent
de Nedierlandscihe gevoelens voor Japan
uiterst nadeelig kan zijn.
Hier lekt nu uit ,wat Japan tot zij*
ongewone lieflaïligheidi drijft:
Japan ziet den oorlog van Amerika,
Engeland en. Australië tegen Japan aan
komen en begrijpt, zeer goed. welk een
reusachtig steunpunt de Angelsakser voor
de bevoorrading en het heslei van hunne
vloten in Ned.-Indië zouden kunnen vin
den. Het vreest, dat deze beide groote le
den van den Volkenbond het kleine Neder-
landsche bondslid zuilen overhalen zijn
kolonie hun als operatiebasis te leenen en
wil Nederland bij voorbaat aan zijne zijde
stellen of minstens neutraal houden'*.
De „Linib. Koerier" besluit bovenstaande
beschouwing niet het volgende: „Het zat
voor Nederland zaak zijn. aandachtig de
ontwikkeling der gebeurtenissen in liet ver
re Oosten te volgen en eene uiterst behoed
zame diplomatie te voeren, wil heet niet
aan de winnende partij onverschillig o'!
het de blanke of de gele is zijne kolonie
zien te loor gaan".
DE OPSTAND IN MEXiCO.
PRESIDENT C ADR AN Z A GEDOOD'
Ex is te New-York officieel bericht ont
vangen, uit Mexieo(stad), dat president
Carranza op 20 Mei gedood is in den staat
Tiaxeala.
Het departement van Buitonlandscho
zaken te Washington verneemt officieel,
nit Chihuahua, dat- Villa een Brilseh bur
ger, genaamd Millex, gevangen houdt en
een losprijs eiecht van 50.000 dollar.
AMERIKA EN DUITSCHLAND.
Het Huis van Afgevaardigden te Was
hington heeft de resolutie aangenomen,
d'ie te voren door den Senaat was aan
genomen, dat n i. de oorlogstoestand tus-
naar liet 11aliaajasj^h
door I,VQ,;
(■9-
y Jeannette voelde (achter, dat in .weerwil van
illes, reeds geheel haar hart aan hem hiug,
(en dat dit gevo-el haar zuster, voor wie zie
•Jat heden geleefd had, uit haar hart drong.
'Zij had voor zijn toekomst gezorgd, dat hij
/zi'Oh op dat beroep zou toeleggen, waarvoor
uij oorspronkelijk zicb bestemd gevoelde. Aan
fchzelf had ze nooit gedacht. Het was haar
ildoendo geweest voor zijn welzijn ia sor-
sl Ze had ©r ook niet aan gedacht, wat de
■Jimdere van haar pioiederlijke zorgen voor
im deniien zouden. Alleen onlangs twi ze
evrouw Dumont tegen den langen ma$er©u
er Racina hoorde zeggen: „Die juffrouw
Fleur aohjjut .zeer intiem met dien aardi-
jkmgan man Cd Het ver wondert me
a, dat ma op haar leeftjjd hiet varstan-,
Ier is", waren woorden als een vlym-
-rp stres te tiaar hart gedrozigaa en 'had-
el haar tUusste Vgggovaagd,
Jeannette was niet gewoor. zich naar het
oordeel der menschen te voe-gen, maar dit
maal kon ze niet aan den invloed ervan
ontkomen. Ze werd toen koel, ja soms
heerschzuchtig tegenover Felix; ze stond er
op, dat hij te Napels in plaats van te Rome
studeeren zou, ofschoon hij in zijn goedhar-
digheid haar duidelijk had laten blijken, hoe
zeer liet hem speet van haar te moeten schei
den. Ze zag dat en het viel haar moeilijk, o
zoo moeiljjk, maar ze wilde zichzelf over
winnen, ze mocht zich niet belachelijk maken
en vooral niet voor hem. Hij beschouwde
haar ook slechts als een vriendin, een zus-
ter. Hij zou medelijden met haar gehad heb-1
hen, als hij wist, welk een tsrijd zij jc haar j
binnenste gevoerd had.
De golven bruischten tegen de rots aan, j
waarop Jeaimetto zat; liet schuim spalte j
hoog op jn de lucht; enfcelo droppels vielen j
naast haar neer, pf woeien verkwikkend
iegan haar heet hoofd. Als een wiegenlied
klonk bet brnischen van hoi water in haar
oor en hel ,was of ©en zoete verleidelijke
stem OT hovi-n uitklonk; „Al; hij luar nu
toch een lid' hadi"
„Het is nröt mogelijk," bracht haar vor
stand daar ruw tegen in.
„En toch?" klonk het wQjjr vleiend,
is sjies pit voor gc^d uit," klonk
da andere stem streng.
En hetgeen de liefde deed ontkiemen, deed
de riendschap sterven.
„Deed de vriendschap sterven," zongen de
golven echoënd' na.
Zoo zat het meisje nog lang, zeer lang daar.
Haar gedachten waren als gekluisterd; in
haar hart was het nacht, te midden van het
heerlijke zonlicht. Eindelijk stond ze op cn
ging met langzame, schreden huiswaarts,
Felix verscheen den volgenden morgen
vroeger dan andiers hij het ontbijt. Hij ver
langde er naar Jeannette weer te zien en
haar om excuus té vragen. Van den kellner
vernam hij echter, dal zo verzocht had haar
ontbijt op haar kamer te laten brengen en
gezugd, dat ze 's middags ook niet bij ae
koffie-lafel aanwezig zou zijn. Hij zou haar
dus eerst avonds hij het d'.r.cr, dat lus-
sclion en 7 uur plaats had, terugzien.
Wat zou hü nu den gebeden dag zonder haar
doen?
Dumoait had huasüg ontbeten n ook de
overigs gasten hadden zich spoedig, de een
na den ander, vyywijderd.
Toen Felir. d© kleine Yirgeui«i tegen kwam,
vroeg hij haar, ui ze vandaag nog micl juf- j
frouv; la Fleur ging wandelen. J
„Dat is een ambtsgeheim," had de kleine
plagend gezegd, onbewust welk belang mijn
heer Charbonnet daarbij had.
„Maar Virgenie, hoor toch eens," had hij
smeekend gezegd, maar uit een nevenvertrek
klonk streng de stem van me.vrouw Dumont,
die riep: „Virgenie, wat doet ga daar? Kom
eens gauw hier!"
„Dadelijk mama," antwoordde de kleine
en voegde er listig aan toe: „Ik vertel het
U lekker toch niet."
Ze trippelde weg. Het was tevergeefs ge
weest, haar terug te roepen; haar mania had
haar reeds in beslag genomen. Felix iwilde
nu begproeven, bij zijn studie afleiding te zoe
ken, Hij haalde het boek, waarin hij gisteren
gelezen had en ging in de loggia zitten. Hij
was echter thans niet in een goede stemming
om to sludeeron. Steeds zweefde Jeannette's
beeld hem voor den geest, zooals ze daar
hoog opgericht voor hem stond en zei: ,-,Ik
moet jc voer jezelf in bescherming nemen.
Het is beter, dat ik ga. Goeden nacht!"
En dan weer klonk hot: „Ik laat mijn vrien
den niet bolcedigen. Eu in geen geval Dr. Ana-
vanti."
Waarom hem ia geen gevaiï
Felix klapte het boek dicht.
„Het is hier t© warm, daarvan komt het,
bromde hij jn zichzelf.
Inderdaad .was het drukkend heet. Do zon
stond hoog aan den heniei en waar zo stond
zag de hemel bijna wit, terwijl ze meer naar
den horizon van een schoon diep blauw was.
Geeu blaadje van do boomer, bewoog zich.
De zee, die gisteren zoo woelig was, strekte
zich nu als een spiegelglad vink rimpeloos
uit, „Ik ga wandelen, het studceren geelt
toch niets".
Hij nam zijn strooien hoed, een groote
parasol uit zijn kamer en ging door de stra
ten van het kleine stadje wandelen. Op het
marktplein, waarop de oud© kerk stond was
alles stil en eenzaam. De hitte hield de men
schen in de huizen. Felix wandelde naar de
kust, waar men een schoon gezicht had op
het vasteland en de golf van Napols. Fee
oude gebruinde zeeman stond daar en keel
naar de stoomboot, die juist aan den rots
kant van Sorrent landde.
„Fa un gran oaldo Signore" (het is zeer n©e(
mijnheer), zei hij togen Felix, terwijl hij niet
zijn zakdoek het zweet van zijn voorhoofd
veegde. t
„Eh gra!" antwoordde Felix en vroeg deun
zeeman: „Zouden wv onweer krijgen?"
Pe zeeman keek naar het Westen, zag
do kust en terwijl hij nadenkend fret
schudde, zei hjj voorzichtig; „Chi
(Wie weet?) uy LL Jt
(Worijt .VeCTblfi®.).
U l
zag najat