No. L9 Dinsdag 25 Mei 1920 13e Jaurgang R..R. MÏMJWS. EN ADVERTENTIEBLAD VOOR NOORD-HO LLA NB V e r s o h i| 11 i d a g S i| k s Bureau: KOF 6, ALKMAAR. - Telefoon: HÏSKKPffiJ 4S3" Door Centraal Europa Wat de Pers zegt BUITENLAND FEUILLETON. [slechts EEN DROOM VÜ AD Abonnom©nt«p?lj8'! Per inrarlaal t f 8,—, franco per poet f 2.50} Met Geïllustreerd Zondagsblad f 0.45 hooger. A d «r t«n tl p r IJ Ven 1regels f LB3 elke r»j«l me»r f 0.25, Keei&mea per lagat 1 0.V5; Rubriek „Vrseg es aan bod" bjj vooruitbetaling per plaatsing I 0.00. Aai» alle abonné's wordt cp «cnvi-eng gratis een polis verslrektj welke hen verzekert tegen ongevallen tot een bedrag van 4500,—, f 400,—s 1200,—, ftöO,—5 60,—, f 3tts f S3. BKIE7EN UIT WEENEN. VIII. D.e B a rm h|a rtig e Z u s te rk e'ns van de Kaiserstrasze, De no old der kloosters. Een treffende bekeering:. Bel a Kunein nég; li gé! Ditmaal willen we eens wat vertellen uit het leven van de goede zusterkens in de Kaiserstrasze te Wieenen, aan wie wii zulk een liefderijke en voorkomende ver zorging gedurende ons verblijf te Wee rie n te danken hebben. Het leven dier vrome, der wereld ontvloden zusterkens, die in het socia listische, half-verbolsjewiekste Oosten- Hik, in het van oproeren en onlusten .iwangere Weenen heur dagen wijden Aan gebed en aan arbeid, liet is onze belangstelling méér dan waard. Om het verleden, om het heden, om $e toekomst. Hoe zijn de zware revolutievlagen, jfvelke vervaarlijk-schokkend over Oos tenrijk en vooral' over Wieenen gevaren feij'n, wel aan de wereld-schuchtere non netjes voorbit gegaan? Wat bemerken zij en wat hébben Tlii bemerkt in de kloostereenzaam- heid van het geweldige gebeuren daar buiten? Hoe leven zij in het arme en honge rende Weenen van dag tot dag? Hoe zal haar toekomst zijn in de Steeds onzekerdere tijden, welke wach ten Deze vragen zal menigeen zich reeds 'meermalen gesteld hebben. Bil gewelddadige omwentelingen toch plegen priesters en kloosterlingen aller eerst het slachtoffer te worden van la- gen moedwil, en daar vroomheid •'in 't algemeen, doch kloostervroomheid éi 't bijzonder allerminst thuis behoo- ren in socialistischen, en nog minder in böisjewistischen staat, zoo is het niet aders dan natuurlijk, dat priesters en kloosterlingen het ook allereerst ontgel den moeten bit socialistische of bolsje wistische r evolutie's. Nu mogen de zusterkens van de Kai serstrasze zich gelukkig .prijzen, dat zii Je'r in den revolutie-tijd goed van af 1 gekomen zijn; wel hebben zij ét- teliike malen bezoek gehad van de Volkswehr" wat dat beteekent, zul len onze lezers begrijpen! doch tot gewelddaden kwam het in haar klooster niet, waarschijnlijk, omdat de onmisken bare armoede en het opvallend heerlijke ;Werk-van-liefde dezer zusters zelfs den lergsten bruut van gewelddaden in deze stii-stemmige omgeving moésten terug houden. Niettemin hebben de zusterkens zwa- he tijden doorgemaakt! Oeruimen tijd achtereen konden zii Voor haar groote inrichting .niet méér voedsel bekomen dan voor iedere zuster een half dun sneeltie Ürood pe'r dag! 't Klinkt ongelooflijk, doch 't is de nuchtere waarheid. Toen :er ietwat meer geordende toe standen ontstonden (in zooverre mer. te 'Weenen sinds Augustus 1914 van „ge ordende toestanden" spreken kan), is het voor de nonnetjes iéts beter ge- .worden, doch, hadden zij niet mogen deelen in de liefdegaven van het gulle Holland, dan zouden zii bezwaarlijk tot CCp den huidigen dag het leven hebben kunnen rekken. De verzorging der kloosters in 't alge meen toch laat te Weenen véél te wen- schen over: méér dan alle anderen zijn de kloosterlingen aangewezen op liefdadige ondersteuning uit het buiten land. Is het in Holland niet algemeen be kend, dat in een klooster te Weenen niet minder dan twintig zusters letterlijk van honger en gebrek zijn omgekomen? Tnans rekken de kloosterlingen te Weenen het armelijk bestaan, en. al weten zii zich als innig-vrome en sterk-geloovige menschen lichter dan wereldlingen te troosten over ontbe ring en gebrek, al verstaan zii de kunst met weinige of gebrekkige middelen als 't ware wonderen te verrichten, al too- nen zii zich ware belijders en belijd- sters van het blijmoedige Roomsche ge loof, waarin de Heer gediend wordt in vreugde, óók in dagen van ramp spoed. zii kunnen het zich niet ont veinzen. dat de tijden thans toch wel haast al te zwaar worden; de prior van het groote Dominicanerklooster in de Postgasse tevens provinciaal der Orde in de landen der oude Donaumo- narchie hii verklaarde ons met tra nen ia de oogen, dat het niet lang meer duren zou, of alle pijen in het kloos ter waren totaal öpgesleten! „We zullen spoedig niet meer .weten, hoe ons te kleeden!" De aood der kloosters, te Weeneti is groot. En dan de toekomst? Wat staat Weenen nog te wachten? Onder hoe hevige barensweeën zal eenmaal de tijd betere toestanden, doen geboren worden? Én wat zal' het lot zijn der klooster lingen, wanneer misschien eenmaal de hél als 't ware over de arme stad zal zijn losgebroken? Maar om tot onze zusters van de Kaiserstrasze terug te keeren al heb ben deze „Töchter des göttlichen Hei- landes" van de bolsjewisten tijdens en na de revolutie ook geen gewelddaden ondervonden, zit zijn toch meermalen met rasechte bo'sjewiken met „hoo- ge" bolsjewiken nog wel! in aan raking gekomen. En wel op zóó interessante manier, dat we niet kunnen nalaten, daarvan het een en ander te vertellen. 't Gebeurde in den tijd kort na de revolutie, (toen de uiterst-linksche ele menten der socialististen hun geweld- macht hadden zien afnemen, en ioen vele militante bolsjewiken zich maar weer als arbeider hadden verhuurd), dat een karweitje aan een der klooster muren werd verricht door een metse laar, die stamde uit een der nobelste Roomsche familie's van Weenen, doch die reeds vroegtijdig socialist en la ter bolsjewist geworden sinds lange jaren een zeer slecht leven leidde, tot armoede was vervallen, zich in den re volutietijd tot hoofdman van een bolsje- wikenbende had weten op te .werken en later toen hit tijdelijk(!) in die post geen voordeel zag maar metse laar was geworden, als knecht bij 'n baas. De man stak zijn bolsjewisme niet onder stoelen of banken, en heel openhartig vertelde hii '"den kloos terknecht, dat hij 't een buitenkansje vond, thans eens van nabij het klooster te kunnen bekijken! Hii zou de zaak hier eens grondig in- specteeren, om later als zijn tijd ge komen was met zijn manschappen spoedig te vinden, ,wat hii zocht. De kloosterknecht verzekerde plechtig dat er heusch niets te vinden zou ziin. doch de metselaar-bolsjewiek 'wees veelbeteekenend op het hek, dat in het klooster de lokaliteiten voor de pension gasten afsluit,daarachter, daar was 't natuurlijk! De bedreiging van den bolsjewiek kwam zuster-overste te hooren, en de ze ïioodigde den zonderlingen heer vriendelijk uit, in het geheimzinnige kloostergedeelte een kijkje te komen ne men; hii mocht alles zien. En hii zag alles, maar zijn wantrou wen bleef Origineele gesprekken werden er in de dagen, dié nu volgden, gevoerd tus- schen eenvoudige werkzustertjes en den bolsjewiek: Jullie bent toch wel heel ongeluk kig, verklaarde de man; waarom bliiven jullie hier toch zoo in gevangen schap? Met gezichten als vraagteekens za gen de nonnetjes den man aan.... Hoe laat moeten de zusters hier op staan? Om vijf uur. En hoe laat gaan ze naar bed? Om negen uur. En hoe lang werken ze per dag? Och! als we niet bidden en als we geen recreatie-uurtje hebben, dan wer ken we maar. Dat 's 'n schandaal! Dat is onein dig veel langer dan acht uur! En hoe veel verdienen jullie dan? Verdienen? üèld verdienen we niet dat hebben we ook niet noodig; we eten, naargelang er wat te eten valt, Gemeen! Schandalig! Och, menschen, jullie kent je eigen ongeluk niet; jullie laat je uitbuiten door de maatschappij! Vee! langer dan acht uur werken, en dan nog niets verdienen dan wat schraal eten! Ja, maar, we doen 't geheel vrij willig! Nee! dat 's niet waar! jullie wordt hier gevangen gehouden! Dat moet al lemaal anders worden; wacht maar! als wii de baas zijn, dan zullen jullie gauw verlost zijn Geloof het nu: we zijn hier geheel vrijwillig, uit overtuiging: we willen het zoo, en niet anders, we zouden niet gaarne „verlost" worden; ,we voelen ons gelukkig hier Meerdere dagen gingen voorbij, waar op de metselaar met de zusters stééds, als de gelegenheid daar was, gesprek ken voerde over het ongeluk, over de gevangenschap en de toekomstige be vrijding van de nonnetjestoen het hem eindelijk duidelijk geworden was, dat de zusters werkelijk uit vrijen wil en over tuiging een zoo verstorven leven leid den, scheen hii .ietwat getroffen: Maar waar halen jullie dan de kracht vandaan om zoo te leven? Ik zou het niet kunnen! Uit ons geloof, onze hoop en on ze liefde, antwoorden de zusterkens, en naiëf tegenover den bolsjewiek vertelden zii yol vuur, welk een groote kracht zii vonden in het gebed, in de H. Communie Ik zou 't niet kunnen, herhaalde de metselaar. Och ja! waagde een nonnetje, als u ook maar.... bad! Dat kan ik niet meer! ja, vroe ger, toen heb ik 't ook gekund, maar er is zoo véél gebeurd En wanneer waart u dan gelukki ger, toén of nu? Ik ben nou 'n ellendig mensch, dat weet ik wel! •We zullen de in den loop der vol gende dagen gevoerde gesprekken niet verder weergeven; 't zal den lezer een voldoening zijn, te vernemen, dat de bolsjewiek na eenige dagen bii de zus ter-overste aanklopte om schuchter me de te deelen, dat hii wel zou willen biechten! Of zii geen priester voor hem wist? De man hééft gebiecht, en is thans met de hulp der zusters in den schoot der familie teruggevoerd een der gelukkigste stervelingen in Weenen. De zusterkens van de Congregatie der Kaiserstrasze hebben nog een voorna me bolsiewieksche „relatie" gehad. Tot goed begrip moet men weten, dat de zusters van deze Congregatie even buiten Weenen in Stockerau nog een ziekenhuis bezitten, n.l. het „Kaiser Franz Josefs-Spital." Op zekeren avond nu, eenigen tijd geleden, werden de zusters van deze „Anstalt" opgebeld heel voornaam, maar tevens ook heel geheimzinnig door een der departementen van de Oostenriiksche regeering. Op hoog" bevel zouden de zusters cenige vertrekken van haar gasthuis in gereedheid brengen voor een „patiënt", die eenige uren later in den avond bin nengebracht zou worden De zusters deden, gelijk haar bevo len werd, doch groot was haar ont steltenis, toen te ongeveer negen uur een groote politiemacht verscheen met als „patiënt" een vervaarlijken woesteling, nauwelijks in bedwang te houden! 't Was een ruwe, brute kerel met angstwekkend uiterlijk: lange, verwaar loosde haren en baard, grimmig gezicht met van haat en nijd verwrongen trek ken, met waanzinnig rollende oogen Vloekend en tierend liet hii zich door de politie binnenleiden, en hii stelde zich uren achtereen zóó gevaarlijk en zóó terroriseerend aan, dat de gendar men en ook de pleegzusters, die an ders voor geen klein geruchtje vervaard zijn. bang van hem waren. De Zusters trachtten den „patiënt" met engelengeduld te kalmeeren, betoonden zich vriendelijk, hulpvaardig en liefde vol, doch de man scheen niet tot kalmte te kunnen komen - hi' bleef, on ophoudelijk zich wrijvend en krabbend over het heele lijf, vloeken en tieren. Het bleek, dat ae man vol, vol, vol, (excusez!) ongedierte zat, en men haastte zich, hem in 't bad te stoppen en(excusezit Je ontluizen! Zijn ge weld trotseerend Dat knapte op! De man sclieen zich van een hinderlijken last bevrijd te ge voelen; langzamerhand verstomde zijn vloeken, zijn tieren, en naargelang hii zich behaaglijker ging voelen, werd hii kalmer, gewilliger, belééfder zelfs! Na enkele dagen toonde hii zich een vrii normaal mensch en mocht hii af en toe eens in den tuin gaan wandelen. En zóó dankbaar was hü den zusters ten slotte, die hem van zijn vrachtje hadden afgeholpen, dat hii reeds van uit de verte eerbiedig en onderdanig groetend diep den hoed afzette, wan neer hit op zijn wandelingetjes een nonnetje ontmoette! On zekeren avond de „patiënt" ver bleef slechts korten tijd in de „Anstalt" van de zusters der Kaiserstrasze ver scheen wederom een sterke politiemacht en werd de man overgebracht naar de „Heil-und Pflegeanstalt: Am Steinhof" te Weenen, alwaar hii zich ondanks twee pogingen tot ontvoering en één poging tot vergiftiging door Hongaar- sche officieren nog bevindt Eerst na zijn vertrek uit het „Kaisei Franz Josefs-Spital" kwamen de zuster tjes tê weten, dat ze kennisgemaakt hadden metBela Kun, den Hongaar- schen böisjewistischen. bloedhond, met Bela Kunen négligé, zóó als hii bii het einde van zijn heerschers- dagën, uit Hongarije ontsnapt, over de Oostenriiksche grens was komen vluch ten! NEDERLAND EN JAPAN. We gaven onlangs meerdere bijzonderheden over de schitterende ontvangst, welke aan dc Nederlanders in Tokio is ten deel gevallen. „Dit is zeer mooi en vleiend." schrijft de „Limb. Koerier"; maar nu komt de kern der kwestie: „De directeur yau de Eastern-Service had 'n interview met 'n ond-Nederlander wonend in Japan en vernam dat geduren de de 50 jaren zijner aanwezigheid al daar nimmer eenige vreemde vloot zoo schilieread onivonger: is als thans de Nc- deriandsche oorlogsschepen Hij ziet hierin een bewijs van de groote vreugde dier Ja- panntrs over het verdwenen wantrouwen bij de Nederlanders ten hunnen opzichte, tietgeen hier steeds als zeer grievend en onverdiend is gevoeld -daar volgens japan- sche opvatting het groote blaam verdient, oude vrienden, die eertijds diensten bewe zen. te benadeelen. Hij acht een innige verslandhouding tus- scheii Japan en Nederland uiterst ge- wer.scht, daar bii een toekomstigeu cnver- mijde'liiken oorlog op den Grooten oi Stiilen Oceaan een misverstand omtrent de Nedierlandscihe gevoelens voor Japan uiterst nadeelig kan zijn. Hier lekt nu uit ,wat Japan tot zij* ongewone lieflaïligheidi drijft: Japan ziet den oorlog van Amerika, Engeland en. Australië tegen Japan aan komen en begrijpt, zeer goed. welk een reusachtig steunpunt de Angelsakser voor de bevoorrading en het heslei van hunne vloten in Ned.-Indië zouden kunnen vin den. Het vreest, dat deze beide groote le den van den Volkenbond het kleine Neder- landsche bondslid zuilen overhalen zijn kolonie hun als operatiebasis te leenen en wil Nederland bij voorbaat aan zijne zijde stellen of minstens neutraal houden'*. De „Linib. Koerier" besluit bovenstaande beschouwing niet het volgende: „Het zat voor Nederland zaak zijn. aandachtig de ontwikkeling der gebeurtenissen in liet ver re Oosten te volgen en eene uiterst behoed zame diplomatie te voeren, wil heet niet aan de winnende partij onverschillig o'! het de blanke of de gele is zijne kolonie zien te loor gaan". DE OPSTAND IN MEXiCO. PRESIDENT C ADR AN Z A GEDOOD' Ex is te New-York officieel bericht ont vangen, uit Mexieo(stad), dat president Carranza op 20 Mei gedood is in den staat Tiaxeala. Het departement van Buitonlandscho zaken te Washington verneemt officieel, nit Chihuahua, dat- Villa een Brilseh bur ger, genaamd Millex, gevangen houdt en een losprijs eiecht van 50.000 dollar. AMERIKA EN DUITSCHLAND. Het Huis van Afgevaardigden te Was hington heeft de resolutie aangenomen, d'ie te voren door den Senaat was aan genomen, dat n i. de oorlogstoestand tus- naar liet 11aliaajasj^h door I,VQ,; (■9- y Jeannette voelde (achter, dat in .weerwil van illes, reeds geheel haar hart aan hem hiug, (en dat dit gevo-el haar zuster, voor wie zie •Jat heden geleefd had, uit haar hart drong. 'Zij had voor zijn toekomst gezorgd, dat hij /zi'Oh op dat beroep zou toeleggen, waarvoor uij oorspronkelijk zicb bestemd gevoelde. Aan fchzelf had ze nooit gedacht. Het was haar ildoendo geweest voor zijn welzijn ia sor- sl Ze had ©r ook niet aan gedacht, wat de ■Jimdere van haar pioiederlijke zorgen voor im deniien zouden. Alleen onlangs twi ze evrouw Dumont tegen den langen ma$er©u er Racina hoorde zeggen: „Die juffrouw Fleur aohjjut .zeer intiem met dien aardi- jkmgan man Cd Het ver wondert me a, dat ma op haar leeftjjd hiet varstan-, Ier is", waren woorden als een vlym- -rp stres te tiaar hart gedrozigaa en 'had- el haar tUusste Vgggovaagd, Jeannette was niet gewoor. zich naar het oordeel der menschen te voe-gen, maar dit maal kon ze niet aan den invloed ervan ontkomen. Ze werd toen koel, ja soms heerschzuchtig tegenover Felix; ze stond er op, dat hij te Napels in plaats van te Rome studeeren zou, ofschoon hij in zijn goedhar- digheid haar duidelijk had laten blijken, hoe zeer liet hem speet van haar te moeten schei den. Ze zag dat en het viel haar moeilijk, o zoo moeiljjk, maar ze wilde zichzelf over winnen, ze mocht zich niet belachelijk maken en vooral niet voor hem. Hij beschouwde haar ook slechts als een vriendin, een zus- ter. Hij zou medelijden met haar gehad heb-1 hen, als hij wist, welk een tsrijd zij jc haar j binnenste gevoerd had. De golven bruischten tegen de rots aan, j waarop Jeaimetto zat; liet schuim spalte j hoog op jn de lucht; enfcelo droppels vielen j naast haar neer, pf woeien verkwikkend iegan haar heet hoofd. Als een wiegenlied klonk bet brnischen van hoi water in haar oor en hel ,was of ©en zoete verleidelijke stem OT hovi-n uitklonk; „Al; hij luar nu toch een lid' hadi" „Het is nröt mogelijk," bracht haar vor stand daar ruw tegen in. „En toch?" klonk het wQjjr vleiend, is sjies pit voor gc^d uit," klonk da andere stem streng. En hetgeen de liefde deed ontkiemen, deed de riendschap sterven. „Deed de vriendschap sterven," zongen de golven echoënd' na. Zoo zat het meisje nog lang, zeer lang daar. Haar gedachten waren als gekluisterd; in haar hart was het nacht, te midden van het heerlijke zonlicht. Eindelijk stond ze op cn ging met langzame, schreden huiswaarts, Felix verscheen den volgenden morgen vroeger dan andiers hij het ontbijt. Hij ver langde er naar Jeannette weer te zien en haar om excuus té vragen. Van den kellner vernam hij echter, dal zo verzocht had haar ontbijt op haar kamer te laten brengen en gezugd, dat ze 's middags ook niet bij ae koffie-lafel aanwezig zou zijn. Hij zou haar dus eerst avonds hij het d'.r.cr, dat lus- sclion en 7 uur plaats had, terugzien. Wat zou hü nu den gebeden dag zonder haar doen? Dumoait had huasüg ontbeten n ook de overigs gasten hadden zich spoedig, de een na den ander, vyywijderd. Toen Felir. d© kleine Yirgeui«i tegen kwam, vroeg hij haar, ui ze vandaag nog micl juf- j frouv; la Fleur ging wandelen. J „Dat is een ambtsgeheim," had de kleine plagend gezegd, onbewust welk belang mijn heer Charbonnet daarbij had. „Maar Virgenie, hoor toch eens," had hij smeekend gezegd, maar uit een nevenvertrek klonk streng de stem van me.vrouw Dumont, die riep: „Virgenie, wat doet ga daar? Kom eens gauw hier!" „Dadelijk mama," antwoordde de kleine en voegde er listig aan toe: „Ik vertel het U lekker toch niet." Ze trippelde weg. Het was tevergeefs ge weest, haar terug te roepen; haar mania had haar reeds in beslag genomen. Felix iwilde nu begproeven, bij zijn studie afleiding te zoe ken, Hij haalde het boek, waarin hij gisteren gelezen had en ging in de loggia zitten. Hij was echter thans niet in een goede stemming om to sludeeron. Steeds zweefde Jeannette's beeld hem voor den geest, zooals ze daar hoog opgericht voor hem stond en zei: ,-,Ik moet jc voer jezelf in bescherming nemen. Het is beter, dat ik ga. Goeden nacht!" En dan weer klonk hot: „Ik laat mijn vrien den niet bolcedigen. Eu in geen geval Dr. Ana- vanti." Waarom hem ia geen gevaiï Felix klapte het boek dicht. „Het is hier t© warm, daarvan komt het, bromde hij jn zichzelf. Inderdaad .was het drukkend heet. Do zon stond hoog aan den heniei en waar zo stond zag de hemel bijna wit, terwijl ze meer naar den horizon van een schoon diep blauw was. Geeu blaadje van do boomer, bewoog zich. De zee, die gisteren zoo woelig was, strekte zich nu als een spiegelglad vink rimpeloos uit, „Ik ga wandelen, het studceren geelt toch niets". Hij nam zijn strooien hoed, een groote parasol uit zijn kamer en ging door de stra ten van het kleine stadje wandelen. Op het marktplein, waarop de oud© kerk stond was alles stil en eenzaam. De hitte hield de men schen in de huizen. Felix wandelde naar de kust, waar men een schoon gezicht had op het vasteland en de golf van Napols. Fee oude gebruinde zeeman stond daar en keel naar de stoomboot, die juist aan den rots kant van Sorrent landde. „Fa un gran oaldo Signore" (het is zeer n©e( mijnheer), zei hij togen Felix, terwijl hij niet zijn zakdoek het zweet van zijn voorhoofd veegde. t „Eh gra!" antwoordde Felix en vroeg deun zeeman: „Zouden wv onweer krijgen?" Pe zeeman keek naar het Westen, zag do kust en terwijl hij nadenkend fret schudde, zei hjj voorzichtig; „Chi (Wie weet?) uy LL Jt (Worijt .VeCTblfi®.). U l zag najat

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Ons Blad : katholiek nieuwsblad voor N-H | 1920 | | pagina 1