R.-R. NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR NOORD-HÖL* 4NHB No. 127 Vrijdag 4 Juni 1920 BUITENLAND FEUILLETON. 13e Jaargang Verschijnt dagelijks De R. K. Werkgevers. Parlementaire Kroniek SLECHTS EEN DROOM ELA» AbonnemenSeprijsi Per kwartaalf 2,—, franco per post f 2.50} Met Geïllustreerd Zondagsblad f 0.45 hooger. Bureaus HOF 8, ALKIVMAlL Telefoon: red!ö!ctseT's JsT 433, Advertentlepr Ijai Van 1—5 regels f 1.26 j elke regel mear t 056} Reclames per regel t 0,75} Rubriek „Vraag en bod" by vooruitbetaling per plaatsing f 0.60. Aae» alio ebonné1» wordt op asnvrseg gratis een polis verstrekt, wslko hen verzekert tegen ongevallen tot een bedrag van 1500,—, f400,—, 1200,-, 1ÏOQ,—, ISO,—, 135,— 118.— ,Voor ons ligt een ferm boek van drie honderd bladzijden, pen weelde in dezen tijd, waarin .wij iederen dag opnieuw be treuren, dat, naar mate de voedselvoor ziening ruimer wordt, de gelegenheid om geesteujk voedsel te versciiaifen af- ueemt: in dezen tijd, die meer dan ooit bestrijding van liet materialisme noodig keelt, en waarin de papieisciiaarsciite dreigt met ons te ontnemen het krachtige wapen van net goeue ooen, het iroomscne dagoiad, ue zieivemteritendie lectuur. nus kan de versenjjiimg van een nieuw boen een vreugde zijn in dezen tijd. Maar wanneer wij n zeggen, dat -het royale werk, dat ons MUiwiuing gad tot deze ue- schouwing, tot tiiei draagt: „Eerste jaar boek der it. K. jVVerkgeversvereenigingen in Neder nuid," zuit gij dan niet .verzuch ten: men nad dat uure papier toch wel aan wat beters kunnen oesiedenl Wij geven toe, uac die eerste indruk juist lijkt, fin toen is dit oppervlakkig jordeei geheel en ai vaisch. Dit boek is een getuigenis van zoo veel overwonnen .vooioorueei, van zoo- 'yeei mooien strijd, van zooveel onver- Wacht en bloei in het itoomsche vereeni- gingsieven van iNeaenand, dat deze ge denkwaardige bladen handen moeten wor den uitgegeven, ook ai was het papier tienmaal duurder geweest. De. omvangrijke opsomming van wat de it.K. .W.erkgeversverceuigiugen in het afgeioopen jaar hebuen tot stand ge bracht, heeft de bekwame geestelijke lei der onzer .Katholieke patroons, prof. L- .van Aken, geiegenneid gegeven om in groote. ti'ekken de geschiedenis van de K. K. .Werkgeversorganisatie hier te lande te schetsen. Zeiden zagen wij in juoo bondigen stijl een uiteraai'd dorre historie levend en bezielend worden. Terecht memoreert de schrijver in den panvang, dat .wie in 1914 had wilLen voor spellen, wat wij thans, en met slechts matige verwondering, heieven en om ouis heen zien gebeuren, ongetwijfeld voor een fantast ware aangezien. Inderdaad de rijke bloei van de R.K. iWerkgeverssiands- en .vakorganisatie was onmogeijk te verwachten van de zwak ke kiemen, .welke nog maar luttele jaren geleden te onderkennen waren. En wie de waarheidsgetrouwe kro niek nagaat, door prof. van Aken op gesteld van af de eerste mislukte po gingen om in 1895 te Amsterdam een R.K. Gildenbond en in 1897 in 's Bosch een R.K. Patroonsbond in de bouwvakken te stichten tot de machtige en toonaange vende R.K. Werkgeversvereenigingen van het oogenblik, die weet in ons land geen tweede voorbeeld in het organisa tieleven aan te wijzen, waar zoo .weinig kans van slagen zóó plotseling .een schoo- ne uitkomst gaf. Hoe scherp pn n iets-sparend heeft prof. fan Aken deze geschiedenis, deze lijdens geschiedenis van het te samen brengen der Katholieke werkgevers geteekendl Voor de vakvereenigingen der arbeiders en haar optreden voelde de patroon, in het algemeen gesproken, niets dan weerzin. Elke staking was hem een gru wel, ook al was een onbekende collega daar het slachtoffer van en al was diens afstraffing nog zoo ten volle verdiend. De vakvereenigingen van werklieden .waren in zijn oog eerst een absoluut en later .een noodzakelijk kwaad tegen het roode gevaar. „De toch zoo duidelijke leer der Re- rum Kovarum wist maar niet door te dringen tot het bewustzijn van katho lieke. mannen, die overigens toch in hun privó-ieven vaak .voorbeelden waren van Aathoiieke. trouw aan kerkelijke gebo den en voorschriften en wier rechterhand zooveel deed, ,wat de linker niet .weten mocht." noe. levendig schildert de geestelijke leider der Katholieke werkgevers, dat eindelijk het doelbewust vereenigings- streveu der Roomsehe pairoons begon te komen uit pen gevoel van saamgenoorig- heid, van tegenweer tegen de groeiende macht der .werkiieden-vereenigingen. liet was reeds 1911, dat eenige zuide lijke. Ka-koiieke werkgevers een poging tot aaneensluiting 'waagden tot „beharti ging der godsdienstige en zedelijke be langen op h.et gebied der economie," maar in de uitnoodigings circuiaire stuud ,uiL- drukkeiijh vermeid: „liet toetreden tot dezen Bond sluit geenszins uit het lid maatschap uwer firma hij eenige neutrale vereenigiug', die uwe economische belan gen pleegt .voor te staan." De Kaihoiiek georganiseerde werklie den voelden aanstonds het scheeve in dezen opzet en lieten niet na daarop te wijzen, üieruij steun vinUend bij het Door luchtig Episcopaat. Een strijd, die zui verend weiklel Een kleine groep Katho lieke werkgevers .vochten voor cle prin cipieel itoomsche organisatie. En in Ee- bruari 1914 ging een circulaire in zee, onderteekend door 27 inaustrieelen uit aiie deelen des lands, tot stichting van een R. K. werkgeversvereeniging op Ka tholieken grondsiag. Hoe was zóo lang en aóo sterk verzet mogelijk? Zeer juist geeft prof. van Aken hierop in zijn geschtiit ergens antwoord, waar hij schiij.t; „Ongeiijk hadden zij (de, Kaïh. werkgevers) niet, wanneer zij de meening .voorstonden, dat de geloofs gevaren voor de Katholieke arbeiders aan z.g. neutrale organisaties verbonden, veel grooter waren, dan die voor de .werk gevers. Het Liberalisme, dat de neutrale werk geversvereenigingen nog beheerschte, had niet die zuigkracht, vermocht niet zooveel tot afbreking yan het geloof, als het so cialisme, dat honderden Katholieke werk lieden deed afdwalen en van die afge- dwaalden eenigen tot zijn leiders ver koos. Maar zij onderschatten toch ook den noodlottigen maatschappeiljken invloed van liet Liberalisme. Zij kenden en waar deerden niet genoeg de zuiver Katholieke leer van liet solidarisme, zagen niet het principieel onderscheid, hetwelk tusschen dit laatste stelsel en bet liberalisme be staat. Thans, na zooveel jaren, weten zij be ter. Zij hebben ingezien de onhoudbaar heid van het Herrenstandpunkt, van de alleen-zaligmakende concurrentie, van het onvolprezen eigenbelang en de tot „een slavelijk juk" voerende absolute viijheid. Zij weten nu en brengen het in praciijk, dat het arbeidscontract niet eenzijdig mag worden opgelegd of voorgeschreven; zij weten, dat de tijd eens komen kan, waar op werknemers op hun beurt medezeg- gingsschap over de arbeidsvoorwaarden zullen moeten opeischen. Zij erkennen thans, dat niet alleen vraag en aanbod en zuiver economische wetten over do arbeidsvoorwaarden, loon en arbeidsduur b.v., moeten beslissen, maar dat daarnaast rechtvaardigheid en naastenliefde het laatste woord moeten spreken. In de ab solute weigering der niet-christelijke werkgevers, om de groote gezinnen extra te gemoet te komen, weten zij op een maal het verschil van inzicht jn de. Mo raal." Dit verbeterd inzicht, die thans geves tigde overtuiging, dat het heil'.der maat schappij afhangt yan solidariteit, van sa menwerking en niet- van strijd met de arbeidersklasse, heeft dis christelijke overtuiging, die .vrij plotselinge ommekeer gewrocht en het mogelijk gemaakt, dat de Katholieke werkgeversvereenigingen in weinig jarei> zich organiseerden tot een krachtig leven, dat anderen niet dan na heel veel tijds bereikten; dat dia orga nisaties van Katkoiieke patroons nu met hun handelingen een jaarooek kunnen vullen, dat ontsteld doet staan van on vermoeide, overal iieengrijpende actie. Dat de Aartsbisschop nlijkens een eigenhandig sciirij ven .vooraan in dit werk „met bijzondere ingenomenheid" dit jaai- boek begroet js dan ook alleszins ver klaarbaar, evenals 't vertrouwen, door Z. D. H. daarbij uitgesproken, „dat de pu blicatie van het veie goede, door deze vereeniging reeds tot Siand gebracht, ahe R. K. werkgevers, die zich tot nog toe van de R.K. organisatie aizijdig hielden, moge bewegen tot haar toe te treden." DEN HAAG, 3 JUNI 1920. Het schrijven van een min of meer vol ledig verslag of overzicht van de op 2 Juni gehouden Kamerzitting, zou, gelet op de schandelijkste houding der Socialis ten waarmee de zitting bijna geheel ge vuld was, zonde en jammer wezen van het kostbare papier. Nu, op geheel wettige wijze, waartus- sehen geen speld tg steken is, bij meer derheid van stemmen is uitgemaakt, dat Dinsdag a.s. de. Anti-Keyolutie-wct in be handeling komt, lic hen Duys en consor ten Woensdag een voorproefje gegeven van de obstructie, de verhindering van een geregeld debat door gewelddadige middelen, die Dinsdag a.s. verwacht kan worden. Die obstructie openbaarde zich hier in bijna niets anders uan in gore straattaal, persoonlijke beleedigingen en walgelijke schimpscheuten. Onwillekeurig vraagt men zich af: wat is er toch aan de hand, dat de lage scheldpartijen van Duys rechtvaardigt tegen allen die het niet met hem en zijn partij genoo ten eens zijn? Welke misdaad hebben de Voorzitter en de Rechterzijde toch begaan, dat de man uit Zaandam alle parlementaire wel- voegelijkkeid met voeten tredend, een paar uur lang een snelvuur van de ge meenste scheldwoorden, insinuaties en smerige grappen tegen wat anderen hei lig is, heeft uitgebraakt? Is er een dictator opgestaan, die onze, door de Grondwet gewaarborgde rechten wil schenden, zooals dit in November 1918 het geval was? Heeft een onzer legeraanvoerders, aan het hoofd van een paar honderd bajonet ten, het onderstaan, een aanslag te ple gen op de onschendbaarheid der Volks vertegenwoordiging, door deze uiteen en de deur der vergaderzaal uit te jagen? Geen kwestie van. Alleen, zooals getfegd, zal Dinsdag a.s. het Wetsontwerp, houdende nadere voor zieningen tot bestrijding van revolution- naire woelingen behandeld worden, na dat het anderhalve maand geleden werd ingediend. Welk verwijt treft in den regel onzt wetgevende macht? Dat zij zoo langzaam werkt. Nog zoo pas werd het bekend, dat op de internationale Communistische verga dering te C o net an z besloten is, op 15 Juni a.e. de revolutie te ontketenen; een dei- communistische centra's is in ons lam. gevestigd; maar wat deert dit Troelstra, Duys en Schaper? Zij willen per se niet, dat ons land en volk teg-en communistische samenzwexin gen, die uit het buitenland worden ge steund en gesubsidieerd, beschermd wor den. Zij, de vertegenwoordigers van een ver blinde minderheid van het Nederlandschi volk, willen niet, dat de Regeering zich met wettelijke bepalingen wapent tegen de overrompeling van David Wijnkoop, of van Lenin door bemiddeling van Wijn koop, of van Lenin en Wijnkoop samen, door bemiddeling van Troelstra. We worden in ons geregeld volksbe staan bedreigd door Wijnkoop en Van Ravesteijn, onmiddellijk gevolgd door ïroelstra, die achter hen op een gunstige gelegenheid loert. En nu saboteert Troelstra de werk zaamheden der Tweede Kamer, die ten doel hebben en niets anders, dan ons al len voor Wijnkoop's en Troelstra's eigen misdadige omwentelingsplannen te vrij waren. Ziedaar de ware reden, waarom de So cialisten en Communistische Kamerleden door het voeren van obstructie, de wetge vende machine tot stilstand pogen te brengen. Tot onze verwondering, vindt de vrij-li- berale „Nieuwe Crt." daarin aanleiding, om tot Kamerontbinding te adviseeren. Het blad motiveert zijn advies in de volgende bewoordingen; „Is de Tweede Kamer ontbonden, dan zal het geheele volk bij de nieuwe ver kiezingen zijn oordeel kunnen vellen over de vraag, of de socialisten terecht of ten onrechte in het anti-revolutie- ontwerp een onderdrukking van het recht der minderheid zien. Heeft het volk zijn oordeel over deze bepaalde vraag uitgesproken, dan zal deze uit spraak, hetzij voor de Regeering, hetzij voor de minderheid van thans, de ge dragslijn bepalen, welke zij ten aanzien van het omstreden ontwerp zal moeten volgen." Werd deze zonderlinge, ik zou haast zeg gen onwaardige raad opgevolgd, dan zou een bezadigde meerdeiheid onzer volksver tegenwoordiging het veld ruimen voor een schreeuwerige revoluiionnaire minderheid; dan zou onze kloeke Regeering lafhartig ca- pituleeren voor een bende ik aarzel niet uit wood te gebruiken, na getuige geweest te zijn van de verregaande onbeschofthe den en eiger van Duys in de Kamer die onveriet haar aanslagen tegen de bestaande wettige orde der Maatschappij wil voorberei den. Ik kan mij niet voorstellen, dat een ad vies als dat van de „Nieuwe Crt." door vrees of door wat ook ingegeven het Mi nisterie Ruys de Beerenbriuck. ook maar een zwakke weerklank zalvinden. N'.een, kalm maar onvervaard opgetreden tegen de hydra eener revolutionnaire minder heid, wier doel het is de wettige Overheid machteloos te houden tegen de voorbereiding van een staatsgreep van onderaf. Moed. beleid en trouw, zeg ik met de „Maasbode", trouw vooral kunnen hier wonderen doen. Den revolutionnairen is het bekend, dat ook de Linkerzijde der Kamer, niets van nun schandelijke manieren wil weien, Eén ding moet in het Parlement vaststaan als een rots: dat niet de minderheid aan de meerderheid haar wil kan opleggen. Dat is in de Kamerzitting van Woensdag duidelijk gebleken. Als de Rechterzijde standvastig, niet al leen den krachtigen voorzitter der Kamer in de handhaving der orde ter zijde staat, maai ook en vooral, door op alle oogenblikken van den dag aanwezig te zijn, eiken aan slag op haar eigen meerderheidsrechten flink afslaat, dan zal ret geheele land, dat voor legen de Revolutie is. tot het inzicht komen, aan wie de sabotage van den parle mentairen arbeid te wijten valt. HAGENAAR. BRIEVEN UIT BRUSSEL. II. Velen beklagen zich over de anli-Holland- sche stemming welke er onder de Belgen vooral le Brussel, heers ebt en ook door Hollanders, jarenlang te Brussel wonende, werd mij verzekerd, dat er inderdaad ©en' grool verscnil is in den omgang tusschen Nederlanders en Belgen voor en na den oor log. Dat deze onredelijke stemming nog door onjuisle voorstellingen wordt aangewakkerd, laai zich hel beste aantoonen door hett vol gende verhaal: In het Alhambra werd am schitterende revue gegeven, uitmuntend door fraaiheid van décors en aankleeding, kort om, een revue, zooals nog nooit in Brussel was opgevoerd en die, gaarne wordt be: nier geconstateerd, door iedereen met ge rust hart kon worden gezien. Enkele revue- schrijvers hier le lande kunnen daar een voorbeeld aan nemen. In de revue nu kwam een scène voor, waarin twaalf of meer zin gende meisjes oplraden in Hollaudsche kle derdracht, met kanten mutsjes op het hoofd. Zij dansten en zongen er lustig op los, tot op een gegeven oogenblik, de kanten mutsjes naar van het hoofd werden gerukt en, schril; niet lezer, Duitsche helmen (mooi gepoets-' natuurlijk) te voorschijn kwamen! Het zaj uiet noodig zijn, u de bedoeling van dii scène le verklaren; het luide applaus van de voile zaal toonde, hoe het groote publiek insleinde met de gedachte: dat de Hollan ders met de Duilschers onder ©an hoedje pn dit geval onder een helmpje) speelden. Hat het getuige zijn van zulk een weliswaar korte, maar absoluut onjuiste voorstelling van zakern pijnlijk, is behoef ik zeker niet te zeggen, waar zoo het groote publiek (do revue ging meer dan 100 maal voor stamp volle zalen) wordt voorgelicht, kan het niet anders of een zekere anti-Nederlandsche stem ming moet, hoe onbillijk ook, ontstaan. Wij kunnen slechts hopen, dat zoo spoe dig mogelijk de misverstanden zullen wor den weggenomen, en de vriendschap, die twee buren past, wordt hersteld. Geen café of er is een strijkje, roept men tegenwoordig wei eens waniiopig uit, ver langend naar een rustig plekje om eenige oogenblikken een gesprek te kunnen voeren. Hel scheelt niet veel of m^n kan ar aaa toevoegen: geen plekje of er wordt gedanst, in sommige gelegenheden .zelfs lot laat in den nacht; de champagne stroomt, het strijkje speelt oorverdoovend dansmuziek en het pu bliek kan niet langer rustig blijven zitten en het draait en tolt door de zaal, terwijl do meest zonderlinge geluiden der dansers eti niet-dansers, nog meer luister aan liet geheel gaar het ItaiiaaA3j£h door IVO, H I Jeannette's gezicht werd somber, terwijl z© zei: „Ze schrijft, dat oom en tante haar nog gaarne tot Kerstmis houden, temeer daar ik ze toch niet missen zou, omdat ik nu Soch iemand anders heb. Ze schijnt een anti pathie tegen Felix te hebben. Ze hield altijd gauw van iemand, maar ook had ze gauw «en hekel aan een ander," voogd© Jeannette er aan toe, meer voor zichzelf dan voor \Yirgenie. „Komt mijnheer Felix met Kerstmis vroeg 4eiw weer, zonder op de laatste opmerking van Jeannette acht te slaan. „Ik weet het niet," zuchtte Jeannette., Ze was nu niet meer zoo dapper als vroe ger en verlangde meer naar hem, maar' Ftelix xwam niet. ,,Je berd zoo'n dapper meisje, had hij ge- ïhreven, dat je je wel flink zult weLeu te timden tot het voorjaar, dan zien we elkaar voor goed. Daarbij professor Armaio, wil mij geen dag missen." Jeannette overdacht deze woorden. Dit was de oogst, dien zij gezaaid had; ze had zich tegenover hem altijd zoo verschrikkelijk nuch ter getoond, en nu ook had ze er niet zoo bijzonder op aangedrongen, dat hij overkomen zou, hoe kon hij dus weten, dat zij naar hem verlangde 'I In het voorjaar maakte Virgenie veel werk voor het Carnaval, waarin ze zeer veel pret had, doch ze vond steeds tijd naar Jean nette te gaan en met haar te praten. Dr. Ana- vanti kwain thans zoo weinig en sprak er over binnenkort naar het buitenland le gaan. Het deed Jeannete zeer veel leed, dat hij niet bij hun huwelijk zou tegenwoordig zijn, dat waarschijnlijk in de maand Mei aanstaande zou plaats hebben Van den zomer moest hij haar echter in Napels bezoeken, als Felix zich daar zon gevestigd hebben. Dr. Anavanti wendde het hoofd af en zei iets, dat zo niet verstaan kon. Zij bemerkte zijn veranderde stemming niet, daar ze le zeer inet zichzelf bezig was. Einde Mei kwam eindelijk Charlotte; ze was een weinig sterker geworden, maar had nog datzelfdo teedere gezicht en die teédere ge stalte, die haar zuster dikwijls zooveel zon/j gebaard hadden. Hoewel Charlotte dolveel van haar hietcL verborg ze toch niet haar antipathie tegen F'elix en dat deed de oudste zuster veil leed. Felix had haar geschreven, dat nij eerst daags examen moest doen en haar hart klopte als ze er aan dacht, wat daarvan voor hen beiden afhang. Het was April geworden. Jeannette kreeg een jubelenden brief, waarin Felix schregj, dat hij door zijn examen gekomen was. Profes sor Armato heeft me twee maanden vacantia gegeven Ik kom en gij keert met mij terug naar Napels, Het hart stond haar bijna stil, toen ze bet ias. Wat zonderling, al dien tijd had ze met blijde hoop op de toekomst doorgebracht en nu eindelijk haar wenschen en verlangen in vervulling zouden gaan, voelde ze zich vreemd te moede. Ze sloot de oogen, leunde in haar stoel en zag er heelemaal bleek uit, zoodat Sabina, die in de kamer naast tiaar zat en een mand groenten schoonmaakte, bezorgd op stond en haar vasthield. i Wat mankeert mijn Padroncina?" vroeg ze teeder, „G, niets!" antwoordde Jeannete, de hand op haar hart drukkend, „het is slechts vreug de. Hel komt, Sabina, omdat Felix door zijn examen gekomen is." De oude huishoudster wenschte haar har telijk geluk en verheugde zich met Jean- nelte. „En wanneer komt mijnheer Felix?" vroeg de trouwe ziel. „Morgen ach God, zal het dan morgen reeds zijn?" „Morgen reeds," slaakte de oude huishoud ster verschrikt uit, „maar hoe moet ik alles klaar krijgen voor den feestmaaltijd? Het meisje lachte en zei met e©n vreem den loon in haar stem: „Hij zal ons beiden voor lief moeten nemen" Hoewel Jeannette in tegenstelling m©t an ders, thans weinig zin had den dag in haar winkel door te brengen, zal er voor haar toch niets anders op, In April verlaten veel toeris ten Rome en willen gaarne dan een aantal souventers meenemen. Daarbij had ze weel zakenbrieven te schrijven en te beantwoorden. Zoo vond Jeannette 's avonds eerst ge legenheid aan haar geluk te denken. Blijd schap, vermengd met een zeker© bangheid, berooiden baar van haar slaap. i Ze wist niet, wat haar beklemde, daar ze toch reden had om zich te verheugen. Hoe zou het jveerzien zijn Ze hadden elkaar in geen tijd gezien; zou hij zeer veranderd zijn? Ein zijzelf? Wederom kwam in haar de gedachte op, die zij gehad had op dien be wuste n dag op de rots op Capri, en .waar tegen zij zoo gestreden had. Ze was leelyk en ach, zij was meer dan drie jaren ouder geworden. Deze gedachten lieten liaar geen rust Energiek als zij was, stond zij haasligj op en kleedde zich spoedig aan. Zc stak ticlit aan, trok een donkere ochtendjapon aan en nam een spiegeltje in de hand. Ze wild© zichzelf als een vreemde bezien; ze. wilde Ife- proeven zichzelf door zijn oogeu te bekijken Een hel rood vlamde daarbij op naar gezicht. Ze vond bet kinderachtig, wat ze deed, maar ze kon er niet aan weerstaan. Ach, het is zoo moeilijk zichzelf, zonder voor oordeel te beschouwen Uoch ze beproefd© bet met ernst en eerlijkheid. Ze zag een gezicht, waaraan niet meer in nerlijke bevrediging en frissche leveuisvruugdq dia bekoorlijke sclioonheid gaven. Haar trekken hadden zich verscherpt; hoop en verwachting hadden groeven om haar mond gelrokken, de wangen van hun Inssche kleur beroofd en in baar gitzwart haar waren hier en daar enkele grijze haren te Tot heden had ze nooit tijd gehad, daar aan te denken en anders bad ze zich daar aan weinig bekommerd. Maar nu .was dat anders. Hij was een jonge man, vijf jaren jonger dan zij en hij had recht op jeugd en sclioonheid. Mocht zjj hem aan een meisje ketenen? Hjj beminde haar nog, iWordi vanroJ«<yt

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Ons Blad : katholiek nieuwsblad voor N-H | 1920 | | pagina 1