KINDERCOURANT Rechtszaal-herinnering. VAN ALLES WAT INT PRIEEL. ZATERDAG 19 JUNI 1920 Sim, lack en Harry. Dat is, zoo'n toffe fillem." „Hè-jij die dan gezien?" „Natuurlijk 1" „Is-ie fijn, ia „Nou, en ófZie je die vent daar onder die spoorwagen zitten „Ja...." „Nou, die rijdt heelegaar mee van.van Frankrijk naar Zwitserland" „Aldoor onder die wagon „Ja, om 'n dief te achtervolgen.daar, die mét die zwarte baard en die vuile oogen, da's de dief. Die heb voor twee mieljoen gul den an diamanten in z'n zakken, die heb ie gejat uit 'n groote febriek. Dat doe ie zoo gaaf.nou.dat zie je allemaal precies En telkens asse z'm haast hebben smeert ie 'm nog net op 't nippertje. En die daar onder de trein is 'n detektiefdie doet 'r drie' maanden over om 'ra te pakken te krijgen" „En krijgt ie 'm „Nou.niks vaster, 'k Heb die vent al in zoo veel fiiiems gezien. Overal wint ie 't éven beknijnsd. 'n Reuze-sterke kerel.... ïiij vecht 'r met zes tegelijken alles durft ie. Laast sprong ie uit 'n vliegmesien op 'n auto in volle vaart.had je motte zien, j 6," „Ga jij dikkels naar de bioscoop „Ik, elke week vastsoms wei naar twee „Hoeveel Zondagscentcn krijg jij dan „As 'k 't van me Zondagscenten most heb ben die drie heitjes in de week. „Drie kwartjes „Ja, 'n schijntje, hè." „Ik krijg maar twee dubbeltjes." „Wat Dat lieg je toch zeker „Nee, echt waar, hoor „Wat verdien jij ,,'n Rijksdaalder." „Ik acht „soof" „Nou ja, als loopjongen. Ik leer 'n vak. tne moeder wil hebben dat 'k wat leer." „Je bent in 'n winkel, hè „Ja, in de schoenenzaak van van - Leest, als jongste bediende. Wat heb je nou an loop jongen.... dan ken je niks, naderhand." „Dat kan wel, maar ik zou je danken om voor 'n riks in '11 winkel te gaan staan. Me Bloeder zou me an zien komme." „En dan kreeg jij óók geen drie kwartjes. En kan je d'r nog niet mee toe „Pfff.... nog geen eens genoeg voor sie- gretten." „Dan krijg je zeker veel fooien „Da's de moeite nietWil ik jou 's wat zeggen.... Jij bent 'n stommeling....'' Na het gesprek in de Ral van 't bioscope- tiicater, waarvan "t bovenstaande slechts de in- t eenige leiding was, had Jan eerst goed begrepen, dat toond. Nol Pijpmans 'n verkeerde kameraad voor 'm was. Hij voelde dat ie den jongen moest mij den. Maar ze woonden vlak naast elkaar en kwamen als vanzelf dagelijks met elkander in aanraking. Daar kwam nog bij, dat Nol 'n royale snui ter was, die Jan nooit liet toekijken als ie kwat fa's knabbelde, sigaretten pufte of ijswafels leegzoog en waar Jan 't met z'n twee dubbeltjes Zondagsgeld finaal tegen afiei. Ook werd Jan later door z'n buurjongen ge regeld voorzien van boeken uit 'n bibliotheek, die de jongen eerst met 'n gevoel van angst, met vage vermoedens, doch later steeds greti ger begon te lezenstiekum óp z'n kamer tje tot diep in den nacht. Om de paar dagen smokkelde hij 'n boek of 'n dubbeltjes-detec tive-roman onder z'n vest 't huis binnen en verstopte de lectuur onder z'n matras, om 'n groot deel van den nacht aan 't lezen er van te besteden. Ook was ie al 'n paar maal mee geweest naar de bioscoop op 'n Zondagavond thuis loog ie dar, dat ie met Nol naar dé muziek ging. Maar 't „vrijhouwen" en tracteeren begon Nol op den duur te vervelen. En hij ging nog dieper in op 't gesprek vati toenin de bioscoop-hal. malen gestolen voorwerpen had ge- 't Is Maandagochtend zitting van de Haar- lemsche rechtbank. De publieke tribune is vol nieuwsgierigen, waaronder 'n aantal ge tuigen, die straks in andere zaken gehoord Wvrden, eenige personen, die er 'n paar vrije men voor over hebben de zitting bij te wonen en voor de rest 't gewone stelletje leeg- loopers en Maandaghouders van altijd. De gewöonte-stem van den deurwaarder roept naar de wachtkamer „Officier van Ju stitie ambtshalve eischer tegen J. Moonders". Dan volgt het afroepen der getuigen. Van den stoet, die hierop de rechtszaal bin nenkwam, kan 'k me drie gezichten herinneren Dat van den beklaagde, wit, met schichtig- rollende oogen, die van elk geluid méé- schrok ken. Dat van de moeder.zelfde tint.met zenuw-trekkende mondhoeken en 'n telkens te voorschijn komende tong, die tranen weg- Hij was wel zoo slim geweest niet van de opbrengst mee te profiteeren. Toen Jan ge snapt was had Nol 'm direct in den steek gela ten. Bij Jan's eerste verhoor op 'tpolitiebureau was al gebleken wie de eigenlijke hoofdschul dige was. Wie Jan 't gappen geleerd had en zelf 't voorbeeld had gegeven. Bewijzen ont braken echter. De president der rechtbank wees den getui ge op dit alles en voegde er streng aan toe, dat hij eigenlijk op 't beklaagdenbankje had moe ten zitten. Met 'n lomp gebaar haalde Nol onverschillig de schouders op en keek in de richting van 't plafond. Jan's moeder kwam jammerend voor de balie staan.huilend smeekte ze om gena de en bezwoer, dat haar jongen verleid was. Iets wat de rechters al lang wisten. Ook dat geen enkele moeder 'n andere ver klaring aflegde. Verzachtende omstandigheden kon de of ficier van justitie niet vinden. Wel oorzaken Bioscope-bezoek en het lezen van de tectiveromans.... 'n steeds toenemend mis bruik, dat niet genoeg kon worden tegenge gaan. De man dacht er waarschijnlijk niet aan, dat „zijn" manier van tegengaanreeds lang overbodig gemaakt had moeten zijn. Zes maanden tuchtschool werd er geëischt Bekkagde kromp steunend ineen. De moeder deed het zelfde, doch snikte er bij. De verdediger deed z'n best er wat af te krijgen. Betoogde, dat de jongen veel meer verdiende, dan het loon, wat de winkelier hem durfde uitbetalende jongen deed bijna zooveel als 'n groote bediende, die mee dertig gulden naar huis ging. De twee dubbel tjes,, weekgeld" bracht hij er ook nog bij te pas „zoo maakten de ouders dieven van hun kin deren." Niet zoo lang ben ik journalist geweest maar bij de rechtszaak]es, die 'k moest ver slaan, zijn er 'n stuk of twintig, die me zoo nu en dan weer eens in de gedachten komen. Het bovenstaande behoort daar niet onder zulke waren er alle weken 'n paar natuurlijk in diverse variaties. Maar 't schoot me te binnen toen 'k Jan van dc week in 'n loodgieters-werkplaats zag staan soldeeren, likte. En dat van den getuige, Nol Pijpmans, I11 den loop van 't gesprek, wat k had met „„tuden baas, dien 'k goed kende, vertelde deze me, dat 't 'n goed knechie was. Den jongen zelf was niets aan, zei de pa troon. Bijna geen woord kwam 'r over z'n lippen. En hij kon zoo echt angstig kijken als je 'm aansprak.net als '11 hond, die slaag ver diend had. En, hij bemoeide zich met geen sterveling. Andere jongens hadden nog 's 'n vriend, of zoo. Maar afijn, hij had er 'n haïidig en gewillig knechie aan dat was de hoofdzaak G. N smoezelig, ongewasschen, met 'n vette haar lok langs 't voorhoofd.en brutaal-tarten- dé oogen onder de dikke wenkbrauwen vroeg-oud smoelwerk van bedorven hersenen en ziel. De zitting duurde niet lang. Want de be klaagde bekende direct. Dat ie op verschillende tijdstippen goede ren had verduisterd uit den winkel van z'n patroon.... schoenen, veters, pantoffels, postzegels.... Diefstal in dienstbetrekking en bij herhaling dus. Nol Pijpmans moest verklaren, dat Jan hem Het hinderde niet. Zij waren pas getrouwd en zaten in de schemering. „Beste jongen," fluisterde ze met beven de stem, „nu we getrouwd zijn moet ik je. een geheim vertelleu. „Wat is het lieveling vroeg hij. „Zal je me ooit kunnen vergeven, dat ik je misleid heb," snikte ze. „Mijn mijn linkeroog is van glas „Hindert niet. hindert niet,'' antwoordde hij, „de diamanten in dien ring. dien ie van mij cadeau kreeg, zijn hef ook." Eenden en hoenders. Over het algemeen neemt men aan, dat hoenders beter leggen dan eenden en daarom voordeeliger zijn ze worden dan ook veel meer gehouden dan eenden. In den laatsten tijd, zoo lezen we in „Avicultura" nu ook eenden volkomen systematisch op den leg gefokt worden, blijkt het, dat deze zoo moge lijk nog meer geschikt zijn tot opvoering van het eiercijfer. Waar bij hoenders de indivi- dueele legcijfers zeer hoog komen bij het ge- gemiddelde en zelfs 300 eieren per jaar over treffen, ziet men eendenstammen vaak een sterke stijging van het gemiddelde jaarcijfer van groote toornen aanwijzen, indien zij eeni ge generaties systematisch op verbetering der eierproductie gefokt zijn. Hoe moet men in den trein schrijven? Het schrijven in een rijdenden trein is niet gemakkelijk, zooals iedereen wel eens bij ondervinding heeft gehad. Maar wanneer men in een restauratiewagen zit en de keliner schrijft dé rekening, terwijl hij naast u staat, ervaart men dat hij dit werkje met het groot ste gemak verricht. Dat komt, zegt het „Hbl.' omdat het schrijven in een trein veel gemak kelijker staande dan zittend gedaan kan wor den. Zittende ondergaat het lichaam veel sterker de schokkende bewegingen dan staan de in de laatste houding heeft men meer controle, die bijna instinctmatig geschiedt. Maar de passagiers zijn nu eenmaal aange wezen een zitplaats te nemen, en daar het voor kan komen, dat men een spoedbericht in den trein moet schrijven is het niet on dienstig de volgende wenken ter harte te nemen Houdt uw ellebogen tegen uw ribben ge drukt. Strekt den benedenarm recht vooruit. Laat alleen den pols vrij beweging, en schrijf aldus. Op deze manier kan men zijn penhouder of potlood gemakkelijk onder controle hou den en vrij regelmatig schrijven. Wat wil onze tijd? 1. Geluk zonder deugd. 2. Deugd zonder godsdienst. 3. Godsdienst zonder bovennatuurlijk ge- I loof. L 4. Staatkunde zonder zedenleer. 5. Zedenleer zonder godsdienst, 6. Godsdienst zonder Openbaring. 7. Openbaring zonder kerk. 8. De kerk zonder den H. Geest. Debet en Crediet. Een jong echtgenoot, die voml, dat zijn aardig maar duur vrouwtje, te veel geld uitgaf, bracht haar op een goeden dag een klein kasboek mede, keurig gebonden, en dat er allerliefst uitzag. Dit bood hij haar ten geschenke aan, tegelijk met vijftig gul den. „Nu, vrouwtje, zei hij, „moet je alles wat ik je geef, aau dezen kant opschrijven en aan den anderen kant alles wat je uitgeeft dan zai ik je over veertien dagen weer nieuw geld geven." Een paar weken later vroeg hij haar naar het bock. „O, ik heb uitstekend boek gehouden, zei het vrouwtje, terwijl zij het boekje te voor schijn haalde „kijk hier is het Op het eerste blad stond aan den eenen kant gcsclrrcven „Ontvangen van Arnold de somma van vijftig gulden." En op de tegenovergestelde zijde.stond in schoonschrift met kleine lettertjes„alles uitgegeven." En zij keek haar echtgenoot aan met een blik die zeggen wilde „Nu ,wat zeg je daar van De beroerde leiding. Tussclien den directeur van een Bank instelling, die in het directievertrek zich bevond, en een zijner geëmployeerden had langs telephonischen weg het volgend ge sprek plaats Directeur„Waarom zijn onze aandcelen zoo gedaald Bediende Wat zegt u Directeur„11c vraag wat de oorzaak is, dat onze aandeelen zoo gedaald zijn Bediende (woedend omdat liij geen woord verstaan kan.) „De leiding is allerberoerdst." Ia nachtlucht ongezond? Vele menschen hebben een grooten afkeer van de nachtlucht. Zij slapen niet dichte ra men uit angst, dat er maar het geringste tochtje zal binnen komen. Dit is echter niets dan een vooroordeeel. Door jjroeven is ge constateerd dat de lucht 's nachts veel zui verder is dan overdagzij is echter wel koe ler en vochtiger. De afkeer van de nachtlucht is dan ook grootendeels toe te schrijven aan de vrees om verkouden te worden. Aangezien de vochtigheid zich vooral in de wolkenlooze nachten dicht op den bodem vormt en weinig optrekt is deze angst volkomen ongemoti veerd. Men wordt door de dekens bovendien voldoende beschermd en men kan gerust de ramen 's nachts.open laten. HET AFSCHEID. Het uur van 't afscheid was gekomen. In krijgshaftige houding stond de zoon des hui zes voor zijn huisgenooten. 't Was koud. Een lekker vuurtje brandde op den haard, maar nog warmer brandde het krijgsmansvuur in Samuql's jeugdige borst. „Mijn üeve Sampje hou je goed," zegt zijn zusje Ellen, terwijl ze hem de hand reikt en haar zakdoek gereed houdt om de waterlan ders op te vangen, die haar dreigen te ont vallen. Moeder tuurt door de beide brillegla zen en maakt een gebaar met de handen, alsof ze koning George in levenden lijven voor haar ziet staan. Ook vader steekt de borst vooruit. „Ja, zoon houd u goed, wees braaf, wees trouw, wees eerlijk zegt de vader en geeft Samuel de hand tot afscheid. „Vergeet niet, dat de vijand ook een mensch is," voegt hij er ernstig aan toe. Moeder zegt niets, maar kust haar zoon, dien ze noode ziet vertrekken, maar toch in haar hart om zijn moedig voornemen om koning en vaderland te dienen moet prijzen. Hiermede was het afscheid afgeloopen en zou Samual hebben kunnen vertrekken. De deur der kamer wordt echter behoed zaam geopend en een oude vrouw met een zestienjarigen, min of meer scheef gegroeiden knaap aan de hand treedt schoorvoetend het vertrek binnen. „Neem me gansch niet kwalijk, beste mijn heer, dat ik het waag zoo maar met de deur in het huis te vallen," zoo sprak de vrouw. „Wat is er van uw dienst, goede vrouw Jones „Jack wou graag met Samuel mee om den koning te dienen. Van den morgen tot den avond zeurt hij er op om, ochlaat hem in vredesnaam maar met Samuel mede gaan." „Wat je zegt, vrouw Jones „Ja, Ik wil met Sam, ik moet met Sam, dat is zijn morgen-, middag- en avondlied en 's nachts droomt hij er van." „Maar zullen ze hem aannemen, je weet wel „Dat hij wat scheef is, ja, beste mijnheer, tnaar hij wil zoo graag „Ja, maar de koning. „Och, die ziet hem toch niet." „Och, Sam laat me maar meegaan," zegt nu beschroomd de jongen. „Heb je nou nog niet genoeg gezoend vraagt er eensklaps een stem buiten het ver trek. Meteen wordt de deur vrijpostig opengewor pen en Harry Rudley treedt op den predikant toe en schudt hem forsch de hand, zeggende „Zie zoo, brave zielverzorgernu zullen We dien Gallisclren hanen het kraaien eens verieeren." „Veel succes op je eersten veldtocht, Harry 1 tpaar vergeet niet, dat de Franschen geen katjes zijn om zonder handschoenen aan te Vatten." „Papperiepap, mijnheer 1 Eén Engelsch «aan weegx op tegen drie Fransozen, maar Wat hebben we hier Is dat kromme Jack van Betsy Engel niet Moet die ook al af scheid van onzen besten Sampie nemen „Och, Harry doe een goed woordje voor hem." Buiten klonken de snerpende tonen van en gebarsten trompet en het roffelen van óm gescheurde trom. „Voor koning en vaderland riep Harry en zwaaide met zijn eiken wandelstok, die een uurtje vroeger nog op de helling van he Peakgebergte aan den boom had gezeten. Onder het zingen van :„De roffel slaat, het uur is aangebroken," stormde hij ver volgens de deur uit. Nog eens nam Samuel afscheid van de zij nen en vergezeld van Jack, ging de tocht naar 't leger aan. OP WEG NAAR IERLAND. Te Liverpool lagen eenige schepen zeil vaardig om de lersche zee over te steken naar het groene Erin. Er was bericht ontvangen, dat de Franschen een landing op het eiland wilden ondernemen. In allerijl moest er dus een leger verzameld en op uitgezonden wor den om zulks te beletten. Slechts korten tijd was er toe gebruikt kunnen worden om vand de vele toegesnelde jeugdige vrijwilligersbruik bare en geoefende soldaten te maken. Maar het commando luidde nu eenmaal„Op marsch naar Liverpool De groote wereldstad, die thans meer dan een half millioen inwoners bevat, was tentijde van dit verhaal nog maar een kleine plaats. Toch nam zij al meer en meer in bloei en wel vaart toe, vooral door den handel op Ierland, Welk eiland zijn bevolking jaarlijks zag ver meerderen. Van de stad zelf en liet prachtige stadhuis, dat xo jaren vroeger was gebouwd, kregen de soldaten niets te zien. Met een binnengeloopen vaartuig, dat op verkenning uit geweest was, had men de tijding bekomen, dat een vloot van Fransche kaperschepen koers gezet had naar het Noorden van Ierland en daar zeer waarschijnlijk zou trachten aan land te gaan. Er was dus te veel haast om op de Fran schen los te gaan. De Engelsche vaartui gen kozen dan ook zoo spoedig mogelijk het ruime sop. Regelrecht zetten ze koers naar het land aan de overzijde. Aan boord van een der schepen bevonden zich de drie jongelingen van Cast.leton. Vol moed zagen ze de naderende ontmoetingen met het kapervolkje tegemoet. „Dat zal het eerst een kolfje naar mijn hand zijn," snoefde Harry. Samuel zei niets, maar dacht zooveel te meer en genoot van het heerlijk tochtje over dit gedeelte der lersche zee. Jack deed het een zoo min als het ander. Hij zat stil voor zich heen te kijken, at als het tijd van eten was en hield zich zooveel mogelijk aan de zij van zijn jongen bescher mer. Van Harry had hij een afkeer. Hij kende hem van vroeger en niet van de gunstigste zijde. Toen men het eiland Man begon te naderen, zagen de schepelingen eenige vluchtende scheepjes met macht van zeilen zich voor waarts spoeden, den koers nemende naar het zuiden. „Daar gaan die bange jongens al aar. den haal," riep Harry, „nu ze de kleuren van 't vereenigde koninkrijk maar in de verte zien wapperen." „Gij vergist u zeer," gaf Samuel hem tot bescheid, „dat zijn smokkelaars van het ei land Man, daar heeft de koning het even min op begrepen als op de Fransche kapers." Hoe nader ze bii het eiland kwamen, hoe beter viel hun de 2000 voet hooge bergtop van den Sneafield in 't oog. Men zeilde ten zuidwesten van een klein rotsachtig eilandje heen, hetwelk den zonderlingen naam draagt van „Calf of man", Menscheukalf. Weldra begon de lersche kust in 't verre westen aan de kimmen op te doemen. DE AFTOCHT DER KAPERS. „Ik land te Carrickfergus had de kaper kapitein gezegd en de daad bij het woord gevoegd. De bewoners der kleine zeestad zagen op zekeren morgen verbaasd op, toen daar zoo veel vreemde schepen voor hun haven voor hun ankers lagen te rijden. Nog vreemder zagen ze op toen die schepen een levende lading begonnen tq lossen, die in booten aan land werd gebracht. Ze waren nog niet van hun verbazing bekomen, toen ook hun gehoor zenuwen onaangenaam aangedaan werden door de tonen der Fransche krijgsmuziek. Wel had de stad een versterkt kasteel, waar in een kleine gbezetting lag, maar wat zou dat handjevol soldaten tegen de ovejmacht beginnen Ja, ze konden den vijand een tijd lang tegenhouden, zich laten neerschieten of slachten en op het veld van eer een roemrijken dood sterven, maar den Franschman buiten de wallen der stad te koeren, vermochten ze niet. Overgaaf was dus het parool. De vermetele Thurot wist dan ook Carrick- fergus-in korten tijd in zijn macht te krijgen, zijn krijgslieden nestelden zich in de plaat-s en deden, wat van zulke ruwe gasten haast wel niet anders verwacht kon worden, den armen inwoners veel en allerlei overlast aan. Dezen lieten zich dit, door den nood gedwon gen, geduldig welgevallen, maar zonnen niet temin op middelen om zich de gehate in dringers zoo spoedig mogelijk weder van den hals te schuiven. Als «en loppend vaartje ging de tijding van Thurots stoutmoedige onderneming door het groone Erin en Old-Engeland had er ook welora tijding van bekomen. De eer en het belang van Engeland vorder den gebiedend, dat de kaperkapitein hoe eer hoe liever van den vaderlandschen grond verdreven en gevoelig op zijn voorman gezet werd. „Hebt ge 't vernomen, mannen aldus sprak Thurot in een haastig belegden krijgs raad zijn onderbevelhebbers aan, „de Engel sche roodrokken zullen ons weldra op 't lijf zitten." Allen knikten met de hoofden ten teeken, dat ze met de tijding bekend waren. „Zijt ge bevreesd voor hun komst vroeg Thurot. „Neen," gaven ze hem boud ten antwoord. „Dat had ik van u verwacht, ja 1 Wat is echter raadzaam?" Daarover waren ze 't spoedig eens. Zich met hun manschappen op de vloot in te sche pen en Carrickfergus dus voor de komst van 't nngelsche leger te ontruimen, dit leek allen beste -toe. In getalsterkte overtrof het Bnt- sche leger toch verre het hunne. In -Carrickfergus kregen de burgers weer nieuwen moed. De tijding van het aanrukken der Engelsehen was ook tot hen doorgedron gen. Spoedig zouden ze weer verlost zijn van die ruwe zeeschuimers. Had Tbvvot als koopvaardijkapitein de haven van C: rrickfergus aangedaan om zaken te doen, dan ware.de man welkom geweest, nij hij als veroveraar kwam, werd hij veraf schuwd als een wilde dier. Dat doet de krijg. Het besluit van den krijgsraad der Fransche avonturiers Werd op den 27sten Februari 1760 ten uitvoer gebracht. Toen het Engelsche leeger de stad binnentrok, waren de Fransche krijgslieden afgetrokken. Ze hadden zich op bun schepen in veiligheid gesteld. De inwo ners van Carrickfergus juichten over den af tocht der gevreesde en gehate kapers. DE ZEEMEERMIN. In een stille straat van het havenstadje Carrickfergus stapten Samuel en zijn kornui ten de herberg de Zeemeermin binnen, waar de eigenaar van de herberg het llun aan niets deed ontbreken. „Een oud voerman hoort gaarne het klap pen van de zweep," zei hij schertsend en knoopte bijna met ieder der manschappen een pratje aan. „Hij had n. 1. ook den bonten rok gedragen en Was nog altijd een krijgsman in zijn hart," Eén klein verschil bestond er echter tus- schen hem en de mannen, die thans zijn onge- weaschte en toch door hem genoode gasten waren. Hij was n. 1. een geboren en getogen Franschman en had vroeger eenige jaren in Franschen krijgsdienst doorgebracht. Op dit kleine verschil maakte hij de jongens even wel niet opmerkzaam. Het had immers de goede verstandhouding kunnen verstoren. En dat wilde hij tegen eiken prijs voorkomen. Daarvoor had de man dan ook zijn gegronde redenen. Ongemerkt wist hij het doel van hun komst in zijn logement uit te vorschen. Terwijl de manschappen aan het babbelen en drinken waren, fluisterde Jack Sam iets in 't oor, wat deze omzichtig om zich heen deed zien en stil de gelagkamer uitsluipen. DE JONGE MATROOS. Aan het luisruchtig gelach, hetwelk de waard in de Zeemeermin door zijn kwinksla gen onophoudelijk wist uit te lokken, scheen h-jast geen eiud te komen. Een haastig inge steld onderzoek had niets aan het licht ge-n bracht, dat verkeerd leek. Hoe zou zoo'n gulle, joviale kerel ook in staat zijn om kapers in zijn huis te verbergen Zoo'n fideele vent behoefde men dus niet met een al te nauw lettend onderzoek lastig te vallen. De solda ten, die met het onderzoek belast wareD ge weest, waren reeds weder in de gelagkamer teruggekeerd en nu ging de pret op nieuw aan, nog doller din te voren. Daaraan werd echter door Samuel en Jack geen deel genomen. Zij waren met hun beiden op verkenning uitgegaan, nadat ze de kamer hadden verlaten. Niemand scheen hier erg in te hebben. Alleen twee argusoogen hadden hun hec-le doen en Izten bespied, van af het oogenblik, dat Jack Samuel Wat had inge fluisterd. „Zoo, zoo, vriendjes i" had hij, aan wien deze loerende ooge toebehoorden, tussclien de tnden gesist, „heb je geheimen onder me kaar en mag Harry daar niets van weten Nauwelijks Waren ze dan ook een poosje seggeweest, of hij wendde iets voor, dat hem gelegenheid gaf het vroolijite troepje een oogenblik te verlaten. De waard keek hem met Wantrouwende blikken achterna. De Vreemd genoeg had hij op Samuel en Jack geen acht geslagen, toen die het vertrek hadden verlaten. Toch ging hij onvermoeid» voort met babbelen tegen zijn onwelkome bezoekers, Samuel Was intusschen met Jack de trapp opgegaan. „Hoort ge 't nu vroeg deze hem. „Zeker, jongen is 't antwoord, „daar moet een zieke of gewonde boven in 't huis ziin." Eenige tellen later staan ze voor de gesloten deur van een zolderkamertje. Daaruit klinkt hun het gekerm van een mensch tegen. „Hier is 't," zegt Samuel, „wacht, daar is een reet in die deur, gauw eens gekeken, wat daar aan 't handje is." Hij voegt de daad bij 't woord, maar deiii3t van verbazing een trede terug en zegt haastig: „Stil, Jack kijk jij ook eens, ik begrijp er iets van." Jack kijkt ook door de reet en staat van verbouwereerdheid met den mond Wijd open, alsof hij geen tien tellen kan en dat hij anders dan toch nog geleerd, al was hij nooit op school geweest. „Hè, een Franschman zegt hij eindelijk, diep ademhalend. „Ja, een Fransch matroosje," zegt Samuel, die nu weer voor de reet staat te turen. „Maar op die legerstede ligt er nog een," zoo gaat Sam voort in zich zelf te praten. „Da's een zieke, hoor, daar kermt hij weer En wat is me dat Het lijkt wel een officier. Jack, Jack, hier is onze plaats niet, jongen l" Jack zegt van verbazing niets en weet niet of hij lachen of huilen moet. Hij doet echter noch het een noch het ander, maar stoot door een averechtsche beweging van zijn linkerarm tegen de deur aan, zoodat deze openspringt.' Oogenblikkelijk vliegt het jonge matroosje, van zijn stoel op. Bedeesd" en bevreesd ziet het de beide Engelsche soldaten, die daar voor de geopende deur staan, in het gelaat en zegt met smekende stem :„Hebt medelijden l" i I C Wordt vervolgd.) Nieuws Nieuws Nieuws 1 Komt eens allemaal gauw in 't prieelIk heb wat te vertellen, waar jullie van zult staan te kijken. Iets waar ge nu nooit aan gedacht zoudt hebben. Zoo zeldzaam en onverwacht, dat ik 't zelf ook haast niet gelooven kan. Wat zou 't nu wel zijn, he Nu, ik zal voorzichtig aan vertellen, opdat de schok niet al te plotseling koint, zoodat jullie er ziek van worden. Je weet het en je hebt het thuis misschien al zoo dikwijls moeten hooren, dat 't tegen woordig zulke duren tijden zijn. Alles is even duur en schraal en een van de velen dingen,' die wel het duurste zijn, is 't papier. Je kunt je niet voorstellen hoeveel dat in prijs met vroe-' ger verschilt. En daarom, om zooveel mogelijk papior te. besparen, heb ik de opdracht gekregen om - schrik niet uit te scheiden met de kinder krant. Allemaal zijn ze thuis toch geabonneerd op 't Zondagsblad en daar staat ook een kinder-, krant en veel een veel mooiere en veel groo-' tere als de onze is. Er daarom stel ik voor om gezamenlijk daarnaar te verhuizen en alle-' maal neefjes en nichtje te worden, van dien oom, die ons zeker wel graag hebben wil. -. Dan hebben we ook een ruilhoekje en bo vendien nog een verjaardag kalender, zoodat we er zeker op vooruitgaan. Ziezoo nu weten jullie het. Na deze ver schijnt onze courant nog een maal en dan is 't gedaan met de kinderkrant -n julli?- Oom Bernard.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Ons Blad : katholiek nieuwsblad voor N-H | 1920 | | pagina 5