..ele vragen,die de Bergander in lichtgebogen houding be
antwoordde. Daarna trok Djagap zich waardig terug in de
ut,alsof de hele vertoning hem verder koud liet. De ver
trouweling van Djagap snauwde enige bevelen. De Berganders
stonden op,namen de baar mee onder eentonig gezang,waar
bij de dragers vreemde bewegingen maakten,en kwamen bij
eon kleine hut,waarvan de ingang schuil ging achter zware
rotsblokken.,Met man en macht kwamen de kereltjes in bewe-
ing om met behulp van stevige stokken de rotsblokken te
verwijderen en toen dit gelukt was brachten ze de baar in
het hutje en werd de ingang weer zorgvuldig gesloten. 01-
fert zat gevangen; Voor hoelang? Wie zal het zeggen?
Het Gevleugeld Hert ontwaakte uit zijn verdoving,maar het
duurde geruime tijd,eer hij iets om zich heen kon zien.Het
weinige zonlicht,dat door enige kiertjes in de wand binnen
viel, was onvoldoende om het hutje te verlichtenen als het
zonlicht even schuil ging achter een wolk,was het binnen
duister al-s de nacht. "Waar ben ik?" vroeg Olfert zich af.
Neen,dit \7as niet de jagershut, en Usbald zag hij ook niet.
Langzaam drong het tot hem door,dat kleine monsterachtige
wezens hem hadden omringd*, en toen hij had willen roepen,
zo wist hij nog vaag,had hij een snijdende pijn in zijn
achterhoofd gevoeld. De rest kon Olfert zich niet meer her
inneren. Hij ging zitten,maar meteen hoorde hij een nijdig
-~'egrom en duwde hem een harige hand terug op.de baar. Ol
fert gaf een gilï Een bobilla stond naast hem en loerde
naar hem met zijn kleine spleetogen. De jager hield zijn
adem in en hield zich doodstil. Het hielp. De bobilla wag
gelde naar een donkere hoek van de hut en ging daar gehurkt
zitten. Zonder zich te bewegen keek Olfert de hut rond.
Misschien zag hij een uitweg of een voorwerp,dat hem van
dienst kon zijn,maar het hutje was stevig gebouwd en. er be
vond zich niets in,waar een radeloos man van zou kunnen
profiteren. Het zag er slacht uit voor het Gevleugeld Hert.
dij was overgeleverd, aan de kuren van een monsterachtige
,apongelofelijk sterk en wreed....
Onderbroken door korte rustpozen,was Usbald gekomen tot aan
het gebied der bergen. Rusteloos was hij voortgegaan en hij
had zich 's nachts maar amper slaap gegund. Zijn linkerhand
deed pijn. Krampachtig hield hij daarin het wondere steen
tje geklemd,bang als hij was het te zullen verliezen. Ol
fert 's lot hing van het steentje af en ook Usbald's eigen
behoud,nu hij dit gevaarlijk gebied ging betreden.