7 WELLA F O R M KOOPMAN HEEFT HET 5 R_I_E_T_J_ES_C_H_0_U_T_E_NY JL*L_-ïLè_? JLO door Siem Ommesyde (1) "Grietje,wil je even wat broden naar de Havenbuurt brengen?" roept moeder naar achter. "Ja,moederantwoordt Grietje,die juist de meubels in de huiskamer een goede beurt aan het geven was,ik kom!" Het is druk in de bakkers winkel van Schouten. Vannacht zal de Marker vissersvloot uitvaren. Het weer is gunstig en de vis zit goed. Er moet heel wat proviand mee aan boord,want de vloot blijft min stens vijf dagen op het meer om dan terug te keren met een enorme lading paling in de ruimen. Moe zullen de vissers zijn,moe en gelukkig. Thuisgekomenzuilen ze hun vrouw een zoen geven,op elke wang een. Dan zullen ze zeggenVrouw met de zegen van boven hebben we veel aaltjes gevangen, zo veel, dat we van de opbrengst weer goed kunnen leven. En de vrouwen zullen zeggen :God zij dank,mandrink een bak he te koffie en dan naar bed. Want de vrouwen weten,dat hun mannen doodmoe zijn en maar één verlangen hebben: !t klokje rond te slapen in een zacht bed. Grietje denkt aan dit al les als ze over het witgeschilderde ophaalbruggetje naar de haven loopt. "Ho jo ho, zingt ze blij,zo is het vissers leven". Zeventien glimmende botters liggen ongeduldig te wachten in het groene water. Soms trekken ze onrustig aan de touwen,alsof ze zeggen wildenVooruitlaten we gaan,het weer is uitstekend en hier valt toch niets te beleven. Aan boord is het een en al bedrijvigheid van schippers en maats die nog wat kleine reparaties verrichten aan masten en zeilen. Er hangt een welriekende lucht van teer,zout water en vis over het bedrijvige haventje. Diep ademt Grietje die geur in. Ze is er mee vertrouwd,ze zou er niet gemakkelijk buiten kunnen, het is iets van Mar^ken en haar. Ze geeft de broden af aan de oude visser Jan Bot,een stoere kerel met twee eerlijkeblauwe ogen. "Heb je geen zin om mee te va ren? "vraagt hij vriendelijk en hij verschuift zijn pruim naar zijn linkermondhoek. "Ja,knikt Grietje gretig,maar ik mag niet van moeder;ze zegt dat ik nog te jong ben. Maar als ik wat ouder ben,ga ik vast mee"-"Noudat is afgesproken, hoor,lacht de schipper gul; op onze botter is plaats ge noeg". Hij schuift zijn pruim naar rechts en stapt met be dachtzame passen naar zijn schuit. De zesde is het,van deze

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Op De Hoek, weekblad voor Akersloot | 1956 | | pagina 7