8 lo tegen de vreemde gast, zijn we nog voor donker thuis". De vreemde man antwoordt niet. Daslo kijkt hem van terzijde aan en ziet hoe een gemene glimlach zich aftekent op het ge zicht van de vreemdeling. Ze lopen zwijgent verder, doch Das lo vertrouwt het heerschap maar half. En hij had het niet mis,want als ze bijna de bossen uit zijn,grijpt de man hem plotseling vast en voordat Daslo goed en wel weet wat er gebeurt, ligt hij geboeid op de grond. Hij wil om, hulp roepen maar de man knoopt een stevige doek voor Daslo. s mond,zo dat hij geen geluid meer kan uitbrengen. Vervolgens bootst de man enkele keren de roep van de nachtuil na en zegt niet onvriendelijk tot Daslo: "We zullen eens zienj ongeheer wat jij je vader waard bent. Een flinke losprijs kunnen wij,roof ridders, goed gebruiken. Als je geen domme dingen doet,zul je het niet slecht hebben bij ons". Even later arriveren vier ruiters,en het is voor Daslo geen raadsel meer,welke mannen hij voor zich heeft, "'t Is goed gelukt, zie ik",zegt een van hen. "0jawelantwoordt de zogenaa.mde koopman, het is precies gegaan zoals we gedacht hadden. Die stomme Ro xiaan liep er glansrijk in. Hij is nu een heel eind uit de buurt, om ons te zoeken waar we niet zijn".-"Toch moeten we opschiet enmannenom tijdig ons hol te bereiken. Ik zou niet graag slaags raken met de bende van de vader van deze jongeheer". De man neemt zijn paard, dat een van de ruiters heeft meegebra.chtplaatst Daslo voor zich op het zadel en in snelle draf gaat het nu de bossen in. Ze nemen .dezelfde weg als Roxiaan en zijn mannen een uurtje geleden. Na een half uur rijden springt plotseling een van de mannen van zijn paard,legt zijn oor tegen de grond,luistert even en zegl dan: "Ruiters op komst!" De mannen drijven hun paarden nu van de weg af het dichte struikgewas irj. Een vijftig meter van de weg af binden ze hun dieren vast en zoeken zelf een beschuttend plekje dicht bij de weg. Ook Daslo voeren ze met zich mee. Na enige tijd kondigen de naderende ruiters zich aan. Ze kunnen niet ver meer zijn. De maan verlicht de omgeving spookachtig. Het gedreun van hoeven wordt zwaar der. Daslo weet wel wie het zijn. Als hij maar eens roepen kon! Daar komen ze aan,in volle ren. Zfn vader voorop.Dasl" wil schreeuwen,maar hij kan het niet. Hij wil opstaan,hij wil iets doen,maar twee krachtige handen houden hem in bedwang en schroeven hem aan de grond vast. Als Roxiaan en zijn man nen op veilige afstand zijn,begeven de roofridders zich weer naar hun paarden en zet de troep zich in beweging,in de richting van het rovershol.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Op De Hoek, weekblad voor Akersloot | 1956 | | pagina 8