8 hij hoort hoe Kutsla zegt"Mark, verzorg jij met Bart de paar- I den. Luc gaat dus naar het Bolberslot om met Roxiaan te on- derhandelen en Lap zal onze brandstofvoorraad wat aanvul len. Ik blijf hier om onze gast gezelschap te houden"Daslo ziet tot zijn verbazing hoe de twee mannen, die aangesproken werden met Mark en Bart,zich achter naar het hol begeven. Hij hoort aan hun voetstappendat de rotsspelonk zich nog ver uitstrekt. Dan hoort hij een deur kraken en gehinnik van- paarden. Even later komen de twee mannen terug en leiden een viertal paarden aan de teugel. Buiten worden de paarden aan bomen vastgebonden en. nogmaals begeeft een van hen zich 1 naar de zogenaamde paardestal en leidt wederom twee prach tige volbloeds naar buiten. Daslo slaat dit toneel aandach tig gade. "Je zult goed op moeten let tenKutsla mompelt hij zacht bij zichzelfwant anders smeer ik hem op een van die prachtige paardjes". Even laat Daslo zijn fantasie de vrije loop en hij verbeeldt zich, hoe hij in snelle vaart door het woud sneltachtervolgt door de rovers, die hem bijna inhalen, en hoe hij dan op het nippertje ontsnapt aan hun hand.en. Luc heeft zijn paard gezadeld en begeeft zich op weg naar het Bolberslot. Kutsla kijkt hem na en als Luc uit het ge zicht is verdwenenbegeeft de roverhoofdman zich naar Das lo. Hij gaat naast hem zitten op het stro,kijkt hem enige ogenblikken doordringend aan en zegt dan langzaam en na drukkelijk "Als je vader verstandig is, dan zal je blijven le ven, maar als je vader meer van zijn schatten dan van zijn zoon houdt, dan zal je morgen voor ons een last minder zijn en voor je ouders een verdriet meer". Daslo antwoordt niet, maar kijkt strak voor zich uit, zonder een spier van zijn ge zicht te vertrekkenzoals een ridder betaamt. "Je schijnt me niet begrepen te hebben,gaat Kutsla tergend langzaam voort; ik zal proberen wat duidelijker te zijn. Die vriend van me, die zojuist is weggeredenzal over enkele uren bij je vader zijn. Hij zal hem vertellendat jij onze gast bent, maar dat hij jou terug kan krijgen als hij zo vriendelijk wil zijn om vijf rovers honderd pond goud te schenken. Gaat hij niet op dit voorstel indan betekent dit jouw dood!" Weer zwijgt Kutsla en kijkt naar Daslo, om te zien welke uitwerking deze duidelijke taal op de jongen heeft. "Zoveel goud heeft mijn vader niet"klinkt het dapper uit Daslo1s mond. "Och,mom pelt Kutsla, hij zal het misschien kun. on lenen bij zijn schoon vader. Je moeder is immers de dochter van de rijke koning van Beieren. En zo niet,ja dan heeft Roxiaan pech gehad en jij ook".

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Op De Hoek, weekblad voor Akersloot | 1956 | | pagina 8