8 bij hun grootvader in,armelijk maar gelukkig. Toen stierf grootvader. Vrienden droegen hem naar het graf. Bery en Cinta hielden zeven dagen rouw om de dood van hun grootva der. Op de achtste dag kwam er een dienaar van koning Chry- solis,die hen zei dat zij al hun bezittingen moesten inpak ken en met hem meegaan. Omdat er niemand was om voor de bei. de kinderen te zorgenwerden zij in dienst van de koning gesteld. Zo heette het,maar de waarheid was,dat de kinde ren van de vroegere opperstalmeester van de koning nu sla ven waren. Cinta bezat niets anders dan het kleed,dat zij elke dag droeg,en Bery had alleen maar een lendedoek en 'n staafje goud. Maar niemand wist van dit laatste bezit iets af, behalve zijn zusje. Het was de erfenis, die grootvader hem had nagelaten. Bery stak het kokertje met het staafje goud in zijn lendegordel en volgde met Cinta de dienaar van Chrysolis naar het koninklijk paleis. Daar werden zij van el kaar gescheiden. Cinta kreeg haar plaats in de keuken van het paleis,waar haar voornaamste werk was de gebruikte scho- tels te wassen,de vloeren te vegen en het pluimvee te ver zorgen. B ery werd aangesteld als staljongen en belast met de zorg voor de olifanten,en dat waren er heel veel. Iedere dag moest hij de olifanten voederen, de stallen uitmesten en de dieren baden in de Blauwe Rivier. Als een van de olifan ten ziek was,moest hij de medicijnman halen en soms mocht hij deze helpen bij het bereiden van zalf of het aanleggen van een verband. Hij leerde de dieren kennen met al hun eigen aardighedenhun nukken en koppigheden en hij begon van zijn werk en van de dieren te houden; 't meest hield hij van de oude olifant,die eens het rijdier van de vermoorde koning was geweest. Bery was de enige jongen onder alle dienaren van de koning; de andere waren allemaal oudere mannen, diej een gezin hadden; zij bemoeiden zich niet met hem,behalve om hem bevelen te geven of af te snauwen en soms met de zweep te slaanwanneer zij teveel gedronken hadden. De kinderen van deze mannen kwamen nooit in de stallen en B-^ry mocht niét met hen omgaan,want hij was immers een slaaf. Daarom was hij altijd alleenbehalve in de avondurenwanneer Cinta naar de stallen sloop om haar broer op te zoeken. Dan zoch ten zij een rustig plekje op en vertelden elkaar de gebeur tenissen van de dag,die meestal verre van plezierig waren. Y_5_5_Z_2_E_5 aan allen om er toch voor te zorgen,dat de tekst voor onze post uiterlijk maandagmorgen in de bus van de pastorie ligt.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Op De Hoek, weekblad voor Akersloot | 1956 | | pagina 8