.STRIJD IN DE PAMPA
(3) "Weet mi jn "broeder Jaguar zoutvlakten in de nabij
heid?" vraagt de missionaris aan zijnindiaanse gids. Zccut-
vlakten zijn streken in de pampa,waar de grond een lichte
hoeveelheid zout bevat. Daar komen vaak de kudden wilde
paarden om zout te likken. De indiaan knikt en wijst naar
het noorden. Even laten zijn z'n twee zoons op weg,om te
proberen enkele wilde paarden te vangen. De hoofman zelf
blijft bij de karavaan. Pad.re Salvayre bewondert hem in
stilte. Hij kent de indiaan te goed om niet te weten,hoe
veel het Jaguar kost a1n zoons te volgen; paarden jagen is
de grootste hartstocht van een indiaan. En toch blijft Ja
guar achter,uit plichtsgevoel,omdat Namuncura hem nu een
maal als gid.s en vrijgeleide aan de missionaris heeft toe
gewezen.
PAARDENJACHTDe twee jonge Puelchen hebben intussen spoe
dig de zoutstreek bereikt. Van nu af doen ze niets dan tu
ren over de vlakte. Het gaat erom de kudde wilde paarden
eerder op te merken dan de kudde hen. Dat gaat,omdat ze
hoger zitten en dus verder kunnen kijken dan de wilde die
ren. Gelukkig dat de wind uit noord-westelijke richting
komt': de wilde paarden kunnen hen dus niet van verre rui
ken. De -oudste der beide broers wijst plots rechts voor
zich uit. Daar bewegen zich enkele stippen op de vlakte:
een kudde. Onmiddellijk leggen de beide indianen zich
languit op de rug van hun paard. Ze houden zich alleen aan
de manen vast. Zo naderen ze voorzichtig de kudde. De wil
de paarden blijven rtistig grazen. Nu en dan kijkt' er een
nieuwsgierig naar de twee indianen-paarden,die naderen,
maar de argwaan is gauw voorbij en weldra buigt.het dier
de kop weer om verder te grazen. Zo slagen de beide india
nen erin de wilde kudde tot op een honderd pas te naderen.
Elk hebben ze reeds een dier uitgekozen,dat ze willen van
gen. Op.een afgesproken teken springen ze recht en rennen
op de kudde af. In het begin zijn de wilde paarden hele
maal verrast: ze springen en lopen wild door elkaar,niet
wetend naar welke kant te vluchten. Vooral de moederpaar-
den met.hun veulentjes zijn onzeker. Ze kijken naar welke
kant de hengst,die de kudde leidt,zal vluchten. Van deze
korte ogenblikken maken de beide jagers gebruik om zo dicht
mogelijk bij het paard te komen,dat ze uitgekozen hebben.
Midden tussen de vluchtende kudde galopperen ze over de
vlakte. De grond dreunt onder de honderden paardenhoeven.