Het is een overweldigend schouwspel. Elk ogenblik denk je, dat de twee indianen onder de hoeven der wilde paarden vermorzeld zullen worden. Maar met de rustige zekerheid van e-rvaren jagers dringen ze vooruit tot vlak bij het dier,dat ze willen vangen,zwaaien hun lasso en werpen het die om de nek. Het wilde paard steigerttrektruktmaar vergeefs; de andere wilde paarden stormen voorbij en het blijft alleen achter in de greep van de lasso. Nu springt de indiaan vlug van zijn paard,grijpt het wilde dier bij de manen en slingert zich op zijn rug. Het wilde paard" is eerst verrast,maar spoedig verzet het zich,steigertspringt naar links,naar rechts,tolt rondslaat zich vallen,springt weer op. Maar de indiaan zit als vastgekleefd op de rug van het dieronbewegelijk,de lippen opeen geperst. Hij heeft al zijn oplettendheid nodig en al zijn spierkracht om te blijven zitten. Terwijl hij zich vastklemt aan de manen,laat hij het best tobben. Dan komt de laatste wanho pige poging: het paard springt eensklaps vooruit en ijlt pijlsnel over de pampa. Het is alsof het zijn ruiter ach ter zich wil laten. Mijlen ver gaat de dolle rit door. Dan nemen de krachten snel af, het schuim vliegt van de bek,de flanken hijgen,de weerstand' verzwaktOnmerkbaar volgt het wilde paard nu de drang van de hand. Zo leidt de indiaan het langzaam terug naar de plaats,Y/aar hij zijn eigenpaard heeft achtergelatenHet wilde dier is over wonnen. De schemer daalt reeds over de pampa,als onze tweeindianen,elk op hun overwonnen paard gezeten,naar hun vrienden terugkeren. Ze worden met gejuich in het kamp begroet. Padre Salvayre en zijn gaucho's,die zich al rond het vuur in hun deken gewikkeld hadden,springen op om de beide nieuwe paarden te bewonderen. In korte woorden ver halen de indianen het verloop van de jacht. Dan rollen allen zich weer in hun dekens voor een welverdiende rust. Iïoog boven hun hoofd flonkeren de sterren. De missionaris bidt. Hij dankt zijn Heer voor zijn hulp deze dag. Morgen- zal hij,dank zij de verse paarden,snel verder kunnen trek ken. Hij weet niet,dat zijn twee vijanden deze zelfde avond in het dorp van de Slangen-Puelchen zijn aangekomen en alles doen om Namuncura tegen hem op te hitsen. (wordt vervolgd)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Op De Hoek, weekblad voor Akersloot | 1964 | | pagina 12