DE LIST VAN DE TOVENAAR: Rode Hand en de twee schurken
van drank-kooplui hebben intussen niet stil gezeten. Ze
zijn alle tenten van het dorp af' geweest om de indianen
tegen de missionaris op te zetten. Ze hebben ook nog drie
keer een bezoek aan Namuncura gebracht. Er zijn nu niet
veel vrienden van de priester meer over. Maar Wuivend
Gras is hem trouw gebleven. Het is nu midden op de middag
en de jonge hoofdman keert juist terug naar zijn tent.
Heel de morgen heeft hij besteed om een prachtige veilde
hengst te temmen,die hij gister gevangen heeft. Nu leidt
hij het dier terug naar zijn tent en bindt het met een
sterke riem aan één der palen vast. Hij durft het paard
nog niet vrij tussen de andere indianenpaarden te laten
grazen. Het zou er nog wel eens vandoor kunnen gaan. Bo
vendien is het goed,dat het aan de nabijheid van mensen
went. Het is nu nog schichtig en schrijt zelfs van een
klein kind,als dat in de buurt komt. Bemoedigend klopt
Wuivend Gras het mooie dier op de hals en spreekt het en
kele zachte woorden toe. Dan gaat hij zijn tent binnen en
beveelt zijn vrouw,de dochter van Namuncura,hem eten te
brengen. Zij brengt hem eem schotel schapenvlees en een
kokosschaal met maté. Met zichtbaar behagen doet Wuivend
Gras de eerste teugen. Zijn gedachten gaan nas„r de zwart
rok. Wanneer zal hij aankomen? Vandaag,morgen,overmorgen?
Langer dan twee dagen kan het niet meer duren. En dat is
maar goed ook,denkt hij,want Lopez en Menacho hebben een
slechte invloed op Namuncura. Eensklaps doet een'sprong
achter zijn tent hem opschrikken. Hij hoort de hoefslag,
van een paard. Vlug loopt hij naar buiten. Hij ziet nog
juist,hoe zijn hengst het dorp in holt,met een stuk van
de riem nog aan zijn kop. Als razend rent het dier tussen
de tenten door,naar links,naar rechts,nu schrikkend van
dit,dan. van dat. Hij steigert tegen een tent op,loopt een
kind omver, trajpt een hond dood en galoppeert dan met wui
vende staart en wijd opengesperde neusgaten de pampa in,
de vrijheid tegemoet. Hoe komt dat paard ineens vrij?
Wuivend Gras onderzoekt het stuk riem,dat nog aan de tent-
paal zit. Hij ziet onmiddellijk,dat de riem niet kapot ge-
trokken is,maar doorgesneden. Er is een vijand, in het spel.
Maar Wuivend Gras gunt zich nu. niet de tijd om die te zoe
ken. Erst zijn paard! Enige ogenblikken later galoppeert
hij met twee vrienden de ontvluchte hengst achterna. Hij
ziet niet,hoe uit de tent van de tovenaar drie gezichten
hem grijnzend nakijken. (wordt vervolgd)