SPORTNIEUWS
Argonaaten-nienws
Bterkamp N. K. B.
Van Dieren naar de Rijp
Dinsdagmorgen, na alles op
geruimd te hebben zijn w% de
terugreis begonnen. Er was be
sloten de IJsel langs terug te
varen, dus ging het weer in de
richting Dieren. Hier hebben wij
onze tenten opgeslagen en inko
pen gedaan om de volgende mor
gen vroeg verder te gaan.
Vanuit Dieren kwamen we eerst
in Zutphen, dat er 16 km. vanaf
ligt. Hier hielden we onze mid
dagpauze, om weer krachten te
verzamelen om naar Deventer
door te varen. Omstreeks 4 uur
kwamen we daar aan, maar alle
winkels waren gesloten, zodat er
geen inkopen gedaan konden wor
den. Maar we hebben ons toch
weer weten te redden.
Van Deventer naar Zwolle,
waar we weer op de nachtboot
moesten, was volgens de kaart
niet zo lang meer. We dachten
dan ook 2 gemakkelijke dagen te
krijgen. Maar Donderdag bleek
dat er enigen niet al te fit waren,
zodat besloten werd te blijven
waar we waren. Tegen vieren
begon het teregenen,maar'savonds
in de bioscoop met een Wild
West sensatie-film was deze ver
loren dag spoedig vergeten.
Door de regen van de vorige
dag kon er Vrijdagmorgen niet
om 7 uur gevaren worden, zoals
het plan was. Toen om 9 uur de
tenten droog waren werd er ge
start, en wilden we ruim tijd heb
ben, dan moest er gevaren worden,
of |we wilden of niet. En er is ge
varen, reeds om 4 uur lagen alle
kano's bij een beurtschipper op
het dek.
Van deze boot konden wij ge
makkelijk de kano's aan boord
van het s.s. „IJselstroom" krijgen.
Op de kade bij de boot ontmoet
ten wij de eerste Rijper sinds 8
dagen, later kwam er bij Kampen
nog een bij, een militair die met
verlof naar huis ging. Deze Rijpers
waren het dan ook die Zondag
morgen in de Rijp vertelden, dat
we onderweg waren, zodat we
verwacht werden.
Toen de boot uit Zwolle ver
trokken was werden de kajuiten
geopend. En de ondervinding
van de heenreis had ons geleerd
direct slaapplaats te zoeken. Zo
doende hebben de meesten die
nacht goed geslapen. Een gedeelte
van ons heefl echter op het ach
terdek geslapen.
Om half zes kwamen we in
Amsterdam aan. De regen benam
ons echter de lust om te gaan
varen, en daarom werd besloten
eerst te gaan eten. Tegen zeven
zijn we toen gaan varen. De re
gen minderde, maar de wind
kwam opzetten. Op het IJ werd1
het steeds ruwer. Totdat we bij
de Superfosfaat fabriek achter een
zeeschip gingen liggen. Gelukkig
kwam er kort daarop een beurt
schipper, die onze kano's aan
boord kon hebben en ons in rus
tiger wateren bracht. Zo kwamen
we ook de laatste dag behouden
aan.
De namen van de 11 Argonau-
ten die deze reis gedaan hebben
zijn: Bregje Akkerman, Rie Bruin,
Piet Bark, (de jongste) Piet Spaar-
man, Plet Leguit, Piet Bruntink,
jan Bruntink Dz., Nico Hooijberg,
Toon Zomerdijk, Frits Maijer en
Teun Bruntink Dz.
Vanaf deze plaats willen wij
ieder die ons geholpen heeft de
tocht te doen slagen onze welge
meende dank brengen.
T. B.
Reo-nieuws
j.1. Zondag was Reo 1 de gast
van Meervogels 1. Ze ondervon
den wel, dat ze lang niet te gast
waren, maar flink aan moesten
pakken om met een gelp spel
thuis te komen. Reg kwam in 't
veld met twee invallers, terwijl
Meervogels volledig was. Al spoe
dig ontwikkelt zich een vlug spel
waarbij Akersloot sterk in de
aanval is. Onze keeper weet lang
z'n doel kogelvrij te houden
maar kan toch niet verhinderen
dat de midvoor door 'n onhoud
baar schot de stand op 1—0
brengt. De mannen van Akersloot
hebben nu de smaak te pakken
en het duurt niet heel lang of
Correman heeft voor de twede
maal het nakijken. Nu wordt hef
tijd dat ook Reg eens wat van
zich laat zien, en inderdaad het
LICHT OP
voor AUTO's en RIJWIELEN
Zaterdag 8.17 uur
Zondag 8.15
Maandag 8.12
Dinsdag 8.10
Woensdag 8.08
Donderdag 8.00
Vrjjdag 8.01
Zaterdag 8.01
H—
is Gijs die door 'n prachtige
voorzet onze midvoor Bakker,
van verre afstand, de bal er
keihard in laat schieten. De rust
gaat in met 'n 2—1 voorsprong
voor Akersloot. Na de rust het
zelfde spel Beide clubs geven
elkaar geen haarbreed toe. Toch
Is het weer Reg. die het loodje
moet leggen en z'n keeper tever
geefs ziet grijpen. Nu wordt het
de Rijpers toch te slim, ze laten
zich niet langer kisten en zitten
er met man en macht op. Al gauw
wordt de stand op 3—2 gebracht
en voor de scheidsrechter het
eind fluit gooit Bakker er nog
'n schepje op, zodat de mannen
met een gelp spel het zwaar
betrapt terrein verlaten.
Ook Reg II wist het niet tot
'n overwinning te brengen. Doel
man Smit kreeg het zwaar te
verantwoorden. Als dan ook na
ongeveer 'n kwartier spelen de
Vogels hun vleugels uitslaan, is
de keeper van Reg kort achter
elkaar tweemaal gepasseerd.
Zie vervolg op pag. 2.
FEUILLETON
Nadruk verboden
detective-verhaal door
10 Nico van Nigtevecht.
,,Dat nietmaar ik kan me voor
stellen, dat een ander dan het gevonden
lijk dit een goedkoope manier vond om
meneer ter aarde te bestellen," zei Be
ker. „Je moet natuurlijk zelf weten, wat
je doet, maar als ik er aan denk, dat
Roufafer de zaak in handen neemt, dan
heb ik al kippenveldan krijgen we
weer een torenhoog dossier en gang zit
er niet indat hebben we al meer
ondervonden. Lieve deugd nog aan toe...
stapels papieren en een hopelooze rom
mel."
„Heb je er al wat aan gedaan, Artje?"
vroeg Hendriks.
„Nog niet veel,'' deelde de inspecteur
mede. „Ik ben begonnen 0111 de menschen,
die het lijk in de kast hadden ontdekt,
dat onbewoonde huis uit te halen. Nu
heeft het verdere onderzoek niet zoo'n
geweldige haast. De toestand blijft ver
der zooals hij is."
„Misschien," zei Hendriks kortaf.
,.Je kan nog gelijk hebben ook," ver
volgde Artje. „Je wilt zeggen, dat de
diefstal van mijn motor toch wel ver
band kan houden met die geschiedenis in
dat huis. Dan zou het beter zijn, onmid
dellijk alle hens aan dek te halen."
„Het verwondert me eigenlijk, dat je
dat niet dadelijk hebt gedaan," merkte
Hendriks op.
„Dat had te veel drukte gegeven," ant
woordde hij. „Dat huis staat leeger
is geen licht. Ik vond er drie menschen
en een hond in het huis. Nu zou het een
klein kunstje zijn geweest, om er elec-
triciteit te krijgen. Maar om licht te heb
ben, is er toch altijd nog een lamp en
een fitting noodig. Bovendien had ik de
kans, dat er in de situatie een en ander
zou worden veranderd, als ik die kamer
zojj verlaten. Het leek mij daarom beter,
het stel mee te nemen en ze voorloopig
een verhoor af te nemen."
Al pratende had Artje den hoorn van
het telefoontoestel genomenhij had-,
de stad" gedraaid om tot grootc verbazing
van Hendriks en Beker naar den toestand
van den ..Rossige" te informeeren.
„Jij kan je nu nooit eens aan één
zaak tegelijk houden." bromde Hendriks.
„Ik wist niet eens, dat de Rossige ziek
was," merkte Beker op. „Gisteren heeft
de man nog dienst gedaan. Je kan toch
gauw wat krijgenwat mankeert den
kerel?"
„Ze hebben hem het ziekenhuis inge
slagen," antwoordde Artje. „Vanavond
deed hij zelfs nog dienst. En die opmer
king van jou was er naast, Hendriks.
Toevallig houdt die ziekte, van de Ros
sige wel verband met het geval van het
leegstaande huis."
In enkele woorden vertelde Artje, wat
er met den Rossige was gebeurd. „We
hoeven met het geval niet zoo veel haast
te makenuit het ziekenhuis verneem
ik net, dat onze vriend nog steeds buiten
westen is. Dat leegstaande huis heeft ook
geen haastlijken loopen niet weg...
de deur is goed dicht en ik heb nog nooit
gehoord, dat iemand des avonds een huis
wilde bezichtigen."
„Lijken loopen niet wegmaar het
zou wel eens kunnen zijn, dat er ande
ren waren, die er belang bij hadden, dat
het wèl weg zou loopen," zei Hendriks
voorzichtig. „In elk geval is die man niet
vanzelf in de kast gekomen."
„Hij heeft meer haast met z'n motor,"
insinueerde Beker.
„Hoe ben jij eigenlijk in Rotterdam ge
varen?'' vroeg Artje, die net deed, of hij
Beker eerst nu pas opmerkte.
„Niet veel opgeschoten," antwoordde
deze. „Ik heb een heele serie menschen
ondervraagd, maar geen van allen kon
zich herinneren, wie hun het valsche
bankbiljet in handen had gespeeld. Ik
heb zoo'n ding meergekregen.... ik moet
zeggen, dat het vakwerk is en daarom
geloof ik, dat we er nog wel meer van
zullen hooren. Het zou me niets ver
wonderen, als de uitgevers ook in an
dere steden aan het werk gingen. Te
Rotterdam zijn de menschen nu op hun
hoede die zijn gewaarschuwd."
„Hier ook," zei Artje. „Hoe ben je
eigenlijk met dien meneer Dijkema ge
varen, Hendriks?"
„De man was onhebbelijk toen heb
ik hem op z'n nummer gezet," begon
Hendriks.
„Dat weet ik daar was ik net bij,"
bracht Artje hem in herinnering.
„Hij was door m'n uitval eerst een
beetje onder den indruk. Maar ik kon
hem er toch niet toe krijgen, een van de
twee valsche biljetten, di^hij had ont
vangen, af te staan."
„Je had die dingen zonder meer in
beslag moeten nemen," meende Artje.
„Nu heb je de kans, dat hij ze weer
uitgeeft."
„Dat zal-ie vast en zeker doen ook."
verklaarde Hendriks. „Hij zei, dat-ie de
valsche biljetten niet had meegenomen,
toen ik erom vroeg. Maar als ik ze heb
ben wou, dan kon ik ze wel koopen
dan zou hij, als koopman, geen winst
nemen"
„Toch aardig van hem," vond Beker.
„En hoeveel vroeg hij ervoor?"
„Precies hetzelfde bedrag, dat hij er
voor had betaald de nominale waar
de.tien gulden. Die man schijnt er
zonderlinge opvattingen op na te hou
den. Hij zei doodbedaard, dat het de
schuld van de politie was, dat hij erin
getippeld was en als de politie nu waarde
hechtte aan die biljetten, dan moest haar
dat ook wat waard zijn ze waren in
elk geval zóó nagemaakt, dat hij er
geen moeite mee zou hebben, ze voor
echt uit te geven. Hij was nu eenmaal
niet van plan, door de laksheid van de
politie een schade van twintig gulden te
lijden. Als hij thuiskwam, zou hij de
valsche biljetten bij het echte bankpa
pier doen en dan zouden we knap zijn,
als we die valsche briefjes er tusschen
uit vischten."
„Het is een dwaze redeneering van
dien vrijer," vond Beker. „Maar toch zit
er wat in. Hij wist natuurlijk niet, van
wien hij die valsche biljetten had ge
kregen. Wij vergen ook wel wat veel.
als we van de benadeelden verlangen,
dat ze de ontvangen biljetten inleveren.'
De telefoon onderbrak het gesprek.
Hendriks luisterde en gaf den hoorn aan
Artje. „Voor jou gaat óver dien mo
torze hebben hem."
Verheugd pakte Artje de hoorn aan.
„Ja?Eysinkja. no. G 89298....
mooi zoo laat maar aan bureau staan
ik kom wel kijkenja, inspecteur
Palstra. Waar is-ie gevondenf.... O!...-
ja, ik kom zoo spoedig mogelijk."
„Dat is knap werk," zei Artje tevre
den. Ze hebben m'n motor aan den rand
van de stad gevonden.... onbeheerd, maar
onbeschadigd. Geen benzine meer.... wat
een geluk, dat ik niet had bijgetankt."
„Toch een nette kerel, die hem heeft
geleend." zei Beker. „Hij had hem net
zoo goed van een dijk af kunnen rijden."
„Ja. ik moet dien netten meneer nog
dankbaar zijn," zei Artje spottend. „Als
ik hem te pakken krijg, zal ik hem die
dankbaarheid wel toonen! We moesten
nu zoo spoedig mogelijk naar de Wat-
teaustraat gaan. Bel jij dokter Wagema-
ker even? Het zal z'n eerste moordzaak
zijn.... ik ben benieuwd, hoe hij het eraf
brengt....:...
„We moesten nog maar een paar agen
ten meenemen ook," vond Artje.
„Nu de motor weer terecht is, begint
hij ook weer aardigheid in z'n werk te
krijgen," zei Beker spottend. „Heeft 't
leegstaande huis nu plotseling wèl haast?
Ben je er bang voor, dat het lijk
nu tóch de beenen heeft genomen?"
Artje deed maar net of hij de scham
pere opmerking van zijn collega niet
hoorde en maakte alles in orde om zoo
spoedig mogelijk een expeditie naar de
Watteaustraat te krijgen. Hij had ge
luk. In rie wachtkamer voor de recher
cheurs was Bakker de rechercheur, die
er kans toe zou zien, met een knoopen-
haakje een brandkast open te krijgen.
Als Bakker meeging, hoefde Artje niet
aan makelaar Meeuwsen den sleutel te
vragen
„Wij moesten maar vast vooruit
gaan," vond Artje, toen Bakker zich had
gemeld. „Dan kan jij met de rest wel
nakomen. Je weet waar het is stuur
Wagemaker ook maar rechtstreeks en als
het kan, moet je een mannetje meene
men, die verstand heeft van electrisch
licht. Het zou gemakkelijk zijn, als we
de aansluiting in orde konden krijgen
dan hoeven we niet met zaklantaarns in
die kamer te werken."
„Dan moet je ook een paar gordijnen
meenemen anders krijg je nog geza
nik met den luchtbeschermingsdienst. Ze
hebben wel niets in te brengen, als de
brandweer aan het werk is, maar voor
ons telt dat waarschijnlijk niet."
„Voor mijn part," antwoordde Antje.
„Zullen wij vast gaan, Bakker?.... On
derweg zal ik je wel vertellen, wat er
aan de hand is."
Bakker vond het best. Mooi werk had
je altijd met Artje.... Hij had maar weer
geboft de nacht zou gauw om zijn....
De wacht in de rechercheurskamer, als
er heelemaal niets gebeurd.e kon zoo
hopeloos vervelend zijn
„Ik kwam toen bij dien melder en daar
lag die rossige, je weet wel"
„Inspecteur!Inspecteur!een
oogenblikje! Ik moet eerst even wennen
het is zoo afgeluizigd donker van
avond!"
Een beetje verwonderd bleef Artje
staan. Vreemd, andere menschen moesten
eerst altijd wennen, als ze uit het licht
in de duisternis kwamen
En hijhij dacht toch zeker, dat
die Bakker^naast hem liep. Gek, dat je
het gevoel kon hebben, dat je gezel
schap had, terwijl hij eigenlijk tegen een
donkeren muur liep te kletsen.
Nu scheen Bakker toch gewend tc
zijn. Hij hoorde, tenminste z'n kalme be
daarde pas. Maar op hetzelfde oogen-
blik hoorde Artje ook, dat iemand het
op een loopen scheen te zetten
iemand, die bijna geruischloos liep
die op gymnastiekschoenen scheen te
gaan. Vliegensvlug trok Artje z'n zak
lantaarn en hel scheen het licht voor
hem uit. Er was niets te zien>... zeker
verbeelding geweest.
(Wordt vervolgd) ■«"-*