ZWART
SPORTNIEUWS
D.R.E.O.-nieuws
Even vooidat we vertrekken
wilden naar Purmerland, werden
we bij Visser opgebeld dat de
wedstrijd nietdoorging. Later wer
den we weer opgebeld bij de politie,
dat als we klaar stonden we maar
moesien komen. Maar de meeste
spelers waren al weer naar huis
vertrokken. Doch onze penning
meester ging persoonlijk even
naar Purmerland en toen hij
kwam was de scheidsrechter juist
vertrokken en had het veld goed
gekeurd. De fout zit bij Purmer
land, want zij hadden toen ze
DREO hadden opgebeld ook de
scheidsrechter moeten berichten.
Maar DREO staat er geheel
buiten en kan er nooit geen boete
of verliespunten door krijgen.
En nu het DREO-veld.
Dit stond om 2 uur geheel
blank. Doch DRC 3 uit Durger-
dam dat de reis gemaakt had,
wilde graag spelen. Wat begrij
pelijk is. De scheidsrechter Rie-
ieko uit Alkmaar die om deze
redenhetveldgoedkeurde verzocht
gauw de spelers van ons twede
elftal bij elkaar te roepen, zodat
de wedstrijd kon beginnen.
Wanneer een wedstrijd niet is
uitgesteld of afgelast, behoren de
spelers te bedenken, dat ze op
den vastgestelden tijd aanwezig
moeten zijn, en niet zoals Zondag
jl., dat ze bij elkaar getrommeld
moeten worden.
Het was met de A jun. al pre
cies zo. Om half eif zouden ze
van de Dam vertrekken, doch er
waren maar drie spelers, zegge 3.
Dit moet niet meer voorkomen
in het vervolg, dus jongens denk
er om, op tijd aanwezig.
De A jun. verloren met 17—2
van Volendam A.
Ons twede wist haar vierde
wedstrijd te winnen met 8—3
van DRC 3. Ondanks het slechte
terrein werd er aardig samen ge
speeld en goed geplaatst
Als jullie a.s. Zondag in Mon
nikendam zo spelen, wie weet
komen jullie dan nog met de
overwinning thuis.
DREO 1 krijgt Qraftdljk op be
zoek en heeft de punten nog lang
niet voor het grijpen Dat zullen
jullie Zondag wel ondervinden.
Want Leegwater en zijn mannen
zijn niet voor de poes.
DREO 3 heeft een thuiswed
strijd tegen?
De Sportverslaggever.
Grootschermer-nieuws
Zondag jl. waren de Rijper-
Welpen op bezoek bij de GSV-
ers.
10 uur werd begonnen, waarna
eerst wederzijdsverkennen.
G speelde voor 't eerst met
stopperspil, wat Joop zeer goed
afging, waardoor elke R aanval
onschadelijk werd gemaakt.
G wist bij herhaling door te
breken en scoorde weldra na en
kele aanvallen het eerste doel
punt 1—0.
R niet ontmoedigd, wierp zich
vol élan in den strijd maar strand
de steeds op de G defensie, wel
ke zich uitstekend van haar taak
kweet.
Door de regen werd het veld
zwaar en daardoor het spel ver
deeld, toch had G weldra het
spel in handen en scoorde ander
maal 2—0, waarmede de rust
aanbrak.
Bij de hervatting domineerde
G steeds, kwam R er zelfs niet
meer aan te pas en voerde G de
stand op tot 6 0.
R hield moedig vol en mocht
tegen het einde het genoegen
smaken te scoren, om hiermede
de eer te redden; Eindstand 6 1
voor G.
Daar de aanhoudende regen
spelbreker werd, kon de wedstrijd
GSV—Volendam geen doorgang
vinden.
Zondag a.s. GSV vrij.
P.P.C.
Handbal-nieuws
Gr.-Schermer
SDL-Vrone 3 0-0
Slecht spel
In een zeer slecht gespeelde
wedstrijd is het SDL niet gelukt
van het zwakke Vrone te winnen.
Het verband was geheel zoek. De
wedstrijd was het aanzien dan
ook nauwelijks waard. Dit was
geen reclame voor de handbal
sport dames!
Een verslag van de wedstrijd
zullen we dit keer niet geven.
Inplaals hiervan een ernstige
LICHT OP
roor ACT O's en RIJWIELEN
Zaterdag 5.11 uur
Zondag 5.39
Maandag 5.38
Dinsdag 5.36
Woensdag 5.35
Donderdag 5.33
Vrijdag 5.31
Zaterdag 5.30
waarschuwing voor het gehele
elftal.
In de le helft van de compe
titie volgen nu nog twee wedstrij
den (Petten en Oudesluis) de
twee laagst geplaatste.
Onderschat deze tegenstanders
niet en speelt je eigen spel I Laat
toch een ieder zijn plaats houden
en neemt niet hei rommelige on-
samenhengende spel van den te
genstander over.
Speelt handbal. Slechts dan
mogen wij succes verwachten.
Zondag: Petten—SDL
WEDEROM ABONNEMENTEN
op
Beatrijs
Panorama
Katholiekelllustratle
Vizier
De Spiegel
Margriet
Moeder
Boekhandel G. J. Hoogcarspel
FEUILLETON
Nadruk verboden
detective-verhaal door
16 Nico van Nigtevecht.
„Och ja, het hoeft niet van belang
te zijn," zei Artje onverschillig, terwijl
hij de kastdeur opende. „Inspecteur Hen
drik heeft gelijk: in de kast ligt nog
iets meer. Daar hebben de pakken dan
waarschijnlijk gelegen. Veel waren het
er niet daar is geen ruimte voor: een
plank in de hoogtedaaronder een
lijkeen frissche bergplaats is an
ders. Schraap toch maar wat van dat
spul bij elkaar, Bakker," vervolgde Artje
tot den rechercheur. „Je kan nooit we
ten, waar het goed voor is."
„Weet u ook. chef, of het al buiten
die kast lag. toen u hier den eersten
keer kwam?"
Artje gaf geen antwoord op die
vraag van Bakker. Hij hield de loop
lamp in de hoogte en bekeek het ver
trek nog eens aan alle kanten. „Ik mag
zeker aannemen, Bakker, dat je verder
niets bijzonders hebt ontdekt?.... Mooi
zoo dan moesten we nu mevrouw
Hiemstra maar eens met een bezoi k ver
eeren," vervolgde hij tot Hendriks,
„Naast den chauffeur in een auto zitten
en niet rijden, wordt op den duur óók
vervelend."
„Ken je dat mensch?" vroeg Hendriks
verwonderd.
„Toevallig vanavond kennisgemaakt','
antwoordde Artje, vroolijk om den ver
baasden toon van Hendriks. „Het is die
zelfde dame, waar ik vanavond dat ge
zelschap bracht.
„Een rare tante," vond Hendriks.
„Gaat nogalje moet een beetje
weten, hoe je zoo'n dame moet aanpak
ken laat dat nu eens aan mij over,"
verzocht Artje, terwijl hij een eindje van
de auto vandaan zijn lantaarn op den
stilstaanden wagen richtte en toen met
Hendriks naast zich recht op de auto
afliep. „Zie je, nu heeft ze er waar
schijnlijk geen erg in, dat jij ook mee
komtHou je nu stil, dan zal je
merken, dat ik er beter op sta dan jij."
fluisterde Artje zijn collega toe.
„Wat zullen we nou weer hebben7"
hoorden de inspecteurs Jans zeggen. Ze
stootte den agent naast zich aan en
vroeg daarbij of-ie soms zat te maffen.
„Je zit hier gewoon voor schut," ver
zekerde mevrouw. „Als er kennissen van
me langs komen en ze zetten ons in 't
zonnetje, dan zouden ze er wonder wat
van denken."
Inmiddels was Artje voor de auto
blijven staan, waar hij zijn licht uitdeed
en dadelijk mevrouw Hiemstra begroet
te. „Wel, wel, dat is de tweede keer
op een avond, mevrouw. Dat is vlug
ger dan ik had verwacht mijn plan
was, eerst morgenochtend op de koffie
te komen, maar ik ben toch blij, dat ik
nu reeds het genoegen heb u te ont
moeten."
De uitwerking, die deze woorden op
de vrouw naast den agent had, was
voor Hendriks verrassend. „O, meneer
de inspecteur wat een geluk, dat u
er nog bentu heeft tenminste be
grip ervan, hoe men een dame moet
behandelen. Hier deze man naast me is
een automaat en de man, die me hier
vasthoudt, heeft er geen begrip van,
hoe een gentleman zich moet gedragen.
LI kunt tenminste getuigen, dat ik in de
Watteaustraat woon. U geeft me vast
wel toestemming, die smerige auto te
verlaten en naar huis te gaan."
„Zeer zeker, mevrouw Hiemstra,"
antwoordde Artje beleefd. „Het zal me
zelfs een groot genoegen doen, u naar
huis tebegeleiden en mijn collega Hen
driks zal er evenmin bezwaar tegen
hebben."
„Maling aan dien meneer Hendriks
al is dat dan een collega van u," was
het ver van vriendelijke antwoord.
Met ergernis keek Hendriks toe, hoe
Artje het portier van de politieauto
opende en mevrouw bijlichtte toen ze
uitstapte.
„Menschenlief, ik ben zoo stijf als
een plank," bekende mevrouw Hiemstra,
terwijl ze een paar gymnastische bewe
gingen maakte. „Laten ze je gewoon
weg een uur in een stilstaande auto
zittendat mag allemaal tegenwoor
digeen mensch heeft geen recht
meer"
Artje keek eens op z'n lichtgevend
polshorloge. „Het is jammer, dat het
ol zoo laat is, mevrouw ik had me
zelf anders graag nog eens uitgenoo-
digd om in uw gezellige kamer een kop
koffie te drinken. Zullen we dan maar
gaan?"
Bijgelicht door den inspecteur ging
mevrouw Hiemstra haar straat in. Ze
had niet gemerkt, dat Hendriks er ook
nog was. Een vreemde kerel was die
Artje toch, stond Hendriks te overwe
gen. Hij sloofde zich uit als de eerste
de beste Don Juan, maar de wijze waar
op hij z'n dame bijlichte was gewoon
onbeleefd telkens sloeg het licht haar
in het gezicht.
„Het was toch geen grapje, toen u
mij vanavond voor de koffie uitnoodig-
de?" vroeg Artje, terwijl hij onhandig
met de zaklantaarn manoeuvreerde. „Ik
ben dol op koffie, maar in vertrouwen
gezegdals u daar morgenochtend
misschien ook rekening mee zou kunnen
houdenik heb nog lievereen
bord havermout."
Hendriks, nog bij de auto, had moei
te zijn lachen in te houden. Wie sprak
er nu tegen een dame, die hij nauwellijks
kende, over een bord havermout. Maar
Artje, die het gezicht van Jans op dat
oogenblik toevallig goed in de lamp had,
was tevreden.
Zij had de grootste moeite haar kalm
te te bewaren en ze stamelde „ha-ha-
ver-mout?"
„Ik reken er op, Mevrouw," zei Ar
tje luchtig. „Een bord havermout heb
ik nog veel liever dan een kop koffie...
Welterusten, mevrouw," besloot hij met
nadruk.
Terug bij de auto vond Artje er Hen
driks, die hem lachend verzekerde, dat
hij een rare ridder was. „Wie praat er
nu over een bord havermout dat
kan je zelfs niet in distributietijd doen....
Dat mensch was gewoon ondersteboven
van den schrik."
„Heb je dat gemerkt?" vroeg Artje
gretig.
„Man ze wist gewoon niet wat ze
moest zeggen."
„Nee, dan is het in orde," was het
antwoord. „Weet je nu al niet meer,
hoe Bakker dat witte spul op den grond
noemde?"
„Havermout!Zou je denken,
Artje, dat die mevrouw op de een of
andere manier met deze geschiedenis in
verband staat?" vroeg Hendriks.
„Je kan nooit wetenhet leek mij
van belang, het te probeeren en morgen
ga ik er koffiedrinken ofhavermout
eten."
TIENDE HOOFDSTUK.
„De morgenstond heeft goud in den
mond," mompelde Artje tevreden, terwijl
hij nog een tikkeltje gas bijgaf, waardoor
zijn Eysink wel over de kinderhoofdjes
bestrating scheen te steigeren en wild
vooruit schoot. „Nee, ouwe jongen
dat gaat te vlug. Jij wilt wel, maar die
weg kan dat niet hebbenToch blij,
dat je weer terug bent en dat er niets
aan je mankeerteen verbogen stuur
een kapotte signaalhoorn ze zullen
er altijd zoo genadig afkomen, als een
motor is gestolen.... Ik mag van geluk
spreken.... het beestje loopt toch maar
best."
Met welgevallen luisterde het hoofd
van de Centrale Recherche naar het re
gelmatige ploffen van z'n motor en heel
wijsgeerig stelde de berijder vast, dat je
de dingen eerst dan goed waardeert, als
je ze kwijt bent of als er gevaar voor is,
dat je ze moet missen.
Nu Artje in een bovenste beste bui op
z'n motor de stad uittufte, kon hij zelfs
begrijpen, dat Hendriks en Beker er den
avond tevoren zoo'n plezier in hadden,
dat de een of andere brutale dief hèm
den motor had ontstolen.
„Misschien gaat hij nu weer denzelf
den weg:... ja, het moet haast wel de
zelfde weg zijn," vervolgde Artje z'n
alleenspraak. „Ik kom er natuurlijk langs,
waar ze hem hebben gevonden.... Aan
den rand van de stad zeiden ze eerst
fiet is maar, wat je den rand noemt....
In een andere gemeente.... Overgenomen
van een veldwachter daar.... Je kan die
kerels bij ons eigenlijk niets zelfstandig
laten doen.... een gewone mededeeling
kunnen ze niet behoorlijk doorgeven.
Niet erg.... niet erg.... ik had er toch op
uit gemoeten, om te onderzoeken, waar ze
het ding hadden gevonden en of je nu
twee straten verder rijdt, komt er al
evenmin op aan.... benzine genoeg...."
Hobbelend en hardop denkend was
Artje de stad uitgereden en bijna onge
merkt in de naburige gemeente gekomen.
Op de torenklok zag hij, dat het nog
geen acht uur was en daarom besloot hij
maar rechtstreeks naar de woning van
het hoofd der politie te rijden en niet
eerst bij het politiebureautje van het dorp
aan te gaan. Hij kende dat wel zoo'n
ding was in den regel gesloten. Het post
huis werd alleen met z'n grooten sleutel
geopend, als de veldwachter van het
dorp, moe van zijn ronde, een half uurtje
wilde zitten....
Artje stopte. „Hé jö.... Weet jij mis
schien, waar hier het hoofd van de politie
woont?"
De jongen, dien hij vroeg, gaf eerst
geen antwoord. Hij nam den motorrijder
langzaam op en zei toen: „Mot je Weber
hebben?"
„Weber?.... Ja, het kan best, dat-ie
zoo heet. Ik moet bij den commissaris van
het dorp zijn," antwoordde Artje, die
plezier had in het jongetje.
„Dan mag je eerst er wel voor zorgen,
dat je signaalhoorn in orde is," was het
verrassende antwoord. Als je met dat
kapotte ding bij Weber komt, ga je gelijk
op den bon. Die is zoo lekker niet."
Artje schoot in een lach. „Is die We
ber zoo'n dienstklopper?" vroeg hij.
„En óf," verzekerde de jongen. „Hij
hét z'n eigen vrouw eens bekeurd, omdat
ze na bezetten tijd aan het kleedjes klop
pen was. Weber is een goeie daar kan
je staat op maken."
(Wordt vervolgd)