ZWART Distributiedienst Beemster. Distributiedienst Beemster. Herijk van maten en gewichten. 27 en 28 Februari a.s. Uitknippen en bewaren. Uitreiking bonkaarten K, L, 0, en P 705 en TEXTIELKAARTEN VA 705, tegen overlegging van de T.D. (zonder inlegvel) en de bonkaart 703 met inwisselingsbon. Losse inwisselingsbonnen worden niet aange nomen. Zittingsuren van 9.30—12 uur, en van 1—3.30 uur. De uitreiking te. Midden-Beemster is niet meer in de O.L. school maar aan het Distributiekantoor. 26 Februari de Rijp, niet-zellverzorgers, beginletters A K bewo ners van de Rijp, Oraft en West-Beemster. 27 Februari West-Beemster (café van Etten), voormiddag niet- zelfverzorgers, namiddag zelfverzorgers. 28 Februari Beets, -v.m. niet-zelfverzorgers, n.m. zelfverzorgers. 5 Maart de Rijp, niet-zelfverzorgers, beginletters L Z bewoners de Rijp, Graft en West-Beemster. 6 Maart Zuid-Oost Beemster, niet-zelfverzorgers beginletters A K- 7 Maart Noord-Beemster (café Oroot), v.m. niet-zelfverzorgers, n.m. zelfverzorgers. 12 Maart de Rijp, zelfverzorgers, v.m. A K, n.m. L Z bewoners van de Rijp, Graft en West-Beemster. 13 Maart Zuid-Oost Beemster, niet-zelfverzorgers L Z. 14 Maart Oudendijk, v.m. niet-zelfverzorgers, n.m. zelfverzorgers. 19 Maart Groot-Schermer, v.m. niet-zelfverzorger^, n.m. zelfverzorgers. 20 Maart Zuid-Oost Beemster, zelfverzorgers v.m. A—K, n.m. L—Z. 21 Maart Oosthuizen, Niet-zelfverzorgers v.m. A K,'n.m. L Z. 26 Maart West-Graftdijk, v m. niet-zelfverzorgers, n.m. zelfverzorgers. 27 Maart Oosthuizen, zelfverzorgers v.m. A K, n.m. L Z. 28 Maart Midden-Beemster,niet-zeifverzorgers, v.m. A—K, n.m. L—Z. 2 April Driehuizen, v.m. niet-zelfverzorgers, n.m. zelfverzorgers. 3 April Midden-Beemster, zelfverzorgers v.m. A K, n.m. L Z. Na-uitreiking Vrijdag 18 April. Aan gezinshoofden of daarmee gelijkgestelden wordt tevens een formulier MD 323—15 uitgereikt, voor het aanvragen van de brand- stoffenkaart T 707 (1947/1948). Uitreiking schoenenbonnen. Personen wier Tweede Distributiestamkaartnummer eindigt op een der cijfers 3, 9, of 6, en die in verband met het feit, dat zij bij de eerste ctjferaanwjjzing NIET in aanmerking zijn gekomen voor een schoenenbon, nog in het bezit zijn van een inlegvel, waaraan zich de bon 614 bevindt, komen thans in aanmerking voor een schoenenbon naar keuze. KINDEREN geboren in de maand Februari van één der jaren 1932 t/m 1946 komen in aanmerking voor een schoenenbon NIET NAAR KEUZE. Uitreiking onder overlegging van stamkaart en Inlegvel te: Middenbeemster 24 Februari 9 —11 uur, beginletters A t/m D. n 25 Februari 9 —11 uur, beginletters E t/m K, 1 Maart 9 —11 uur, beginletters L t/m Z. de Rijp 24 Februari 2 3 uur, beginletters A t/m K. n 28 Februari 9 —11 uur, beginletters L t/m Z. West-Graftdijk 25 Februari 2—3 uur. Beets 27 Februari 1.30— 3 uur. Oudendijk 27 Februari 9.30-11 uur. Oosthuizen 6 Maart 9.30-11 uur. Z.O. Beemster 6 Maart 1.30- 3 uur. Groot-Schermer 28 Februari 2—3 uur. Driehuizen 7 Maart 2 3 uur. Burgemeester en Wethouders van GRAFT maken bekend, dat voor diegenen die geen gebruik hebben gemaakt van de gelegenheid tot herijk der maten en gewichten op Dinsdag 18 Februari 1947 ie de Rijp, hiervoor alsnog gelegen heid bestaat op in de Stadsteekenschool te Purmerend van 9—12 uur. GRAFT, 20 Februari 1947. De burgemeester, J. Daienberg. De Secretaris, J. C. Duin. je eens kijken, of je boot er nog leit? Die is natuurlijk zoo lek als een mand. Je moest je schamen, dat je zoo weinig komt. Je bent zoo'n boot niet waard, mooie meneer." „Da's een hartelijk welkom", stelde Artje vast, terwijl hij op een ouden man toeliep, die bezig was een boot te breeu wen en die dadelijk nadat Artje z'n mo tor had afgezet met zijn redevoering was begonnen. „Je moet blij zijn, dat ik het je zoo gemakkelijk maak, oude reus", zei Artje hartelijk. „Ik kan net zoo goed eiken dag komen om je te vragen even een handje te helpen om de boot naar buiten te brengen." „Dat doe ik veel liever, dan dat ik zie, dat de menschen den boel laten ver smeren. Bovendien houd ik er niet van, het geld voor de stalling op te strijken, zonder dat de menschen er plezier van hebben gehad." „Ja, Jonas, je hebt al weer gelijk. Ligt de boot nog op z'n oude plaats?" De oude kwam moeizaam overeind en keek Artje grijnzend aan. „Een pracht van een zeilermeneer is nog wel bij de politieherkent z'n eigen boot niet als-ie op~ z'n kop ligt!" „M'n eigen boot?Heb je die on der handen genomen?" „Wat dacht je? Als jij den boel wil laten versmeren, is dat jouw zaak, maar ik denk er niet aan, zoo'n lekke schuit naar den kelder te helpen. Ik ben hem nu aan het breeuwen ik zal hem weer heelemaal in orde maken." „Maar m'n beste JonasIk had ge dacht, dat ik de eigenaar van de boot was dat ik toch in elk geval order zou moeten geven om er wat aan te repareeren. Al was-ie nou zoo lek als een zeef en ik zou er mee willen varen, dan heb jij je daar verder niks mee te bemoeien, als ik maar op tijd de stalling betaal." „Dat dacht je maar", zei de oude zon derlinge bootbaas. „Als ze jou zien va ren met een havelooze schuit, dan zeg gen ze: moet je zien dat is er een, die bij Jonas leit zoo'n. stadsmensch kan je dat niet kwalijk nemen, maar ik begrijp niet, dat die Jonas zulke onder- (Wordt vervolgd) FEUILLETON Nadruk verboden detective-verhaal door 28 Nico van Nigtevecht. En dat deed hij ook, toen De Waard achteropzat. Ze stoven over den weg, hetgeen De Waard, die in lang geen motor onder zich had gevoeld, een ou- derwetsche snelheidssensatie gaf wel ke sensatie door het geweldige schok ken, dat hij op Artje's bagagedrager deed, nog werd verhoogd. „Dat hebben we hem gauw gelapt wat jou, De Waard?" vroeg Artje. „Ik had dezen brief ook wel over de post kunnen sturen, maar het was beter, hem persoonlijk af te geven dan weet je zeker, dat hij terecht is." „Een rechercheur van de centrale re cherche, die voor postbode speelt, is eigenlijk niet zoo dwaas als de redacteur van een groot dagblad, die als motor bewaarder fungeert. Het mankeert er maar aan, dat kennissen je in deze kwa liteit zienmaling aan de menschen, maar het zou toch niet aardig zijn, als een van zijn relaties hem hier als oppas bij een politiemotor zagen staan. De Waard keek eens naar boven en zag, dat er iemand voor een der ramen van het gebouw, waar Artje was binnen gegaan, stond te kijken. Waar had De Waard dien man toch meer gezien? Die knaap kwam hem bekend voor. Wacht, hij zou zich een houding geven hij zou even goed een rondje kunnen rijdenheel voorzichtig, want hij had noch rijbewijs, noch nummerbewijs bij zich en het zou niet bepaald een leuke mop zijn, als Artje terugkwam en moest constateeren, dat zijn oppas in den tijd, dat hij weg was, kans had gezien, een bekeuring te krijgen. De Waard keek nog eens naar boven en plotseling wist hij, wie de man was. die hem stond op te nemen. Dat was dezelfde meneer, die een ingezonden stuk over die bankbiljettenhistorie wilde plaatsen. Als die de baas was, dan had hij geen slechte baan, overwoog de ver slaggever, terwijl hij nog eens naar boven keek. De man stond evenwel niet meer voor het raam, maar van buiten af zou je warempel zeggen, dat daar de directie kamer is, dacht De Waard. De komst van Artje maakte een einde aan zijn overpeinzingen. „Vlug gedaan niet? Dat was dan dienstreis nummer één een brief had ik niet eens noodig ge had ik kon het meneer zoo wel geven." Het was De Waard niet duidelijk, wat Artje bedoelde, maar die gunde hem geen tijd, daarover een vraag te stellen. „Je mag wat mij betreft rijden ook, als je dat liever doetals je tenminste je rijbewijs bij je hebtanders liever niet. Ik vertrouw het je wel toe, maar je begrijpt, dat ik geen enkel risico mag nemen. Je zal altijd zien, dat er wat ge beurt, als de papieren niet heelemaal in orde zijnLaten we hét dan maar niet spelen." Artje ratelde aan één stuk door en verzekerde, dat ze nu aan dienstreis num mer twee begonnen. „Als we nu geluk hebben, dat zijn we nog glansrijk op tijd voor dienstreis nummer drie zonder verbruik van benzine!" „Waar gaan we heen?" vroeg De Waard, toen Artje de stad uitreed. „Naar m'n vriend Weberdie is hier chef-veldwachter", riep Artje De Waard toe. „Vragen of-ie nog nieuws voor me heeftDie had ik ook kun nen opbellen, maar dan had ik geen dienstreis gehad, snap je? En bovendien is het prettiger, hem weer eens een keer te zien. te meer, daar we er toch langs moeten om naar de jachthaven te ko men." Achterop Artje's motor was het niet goed mogelijk de conversatie gaande te houden. Daarvoor danste de Eysink nu te veel over de hobbelige keien Van de dorpsstraat. Anders had De Waard Artje gaarne willen vragen, of hij hem con currentie ging aandoen, door bij een dorpsveldwachter om nieuwtjes te ko men. Hij had nooit geweten, dat er zulk een innige samenwerking tusschen de stedelijke en de dorpsche politie bestond hij had juist altijd gedacht, dat die samenwerking nu niet bepaald hartelijk was. Een mensch was echter nooit te oud om te leeren en De Waard begon zoo langzamerhand tot de ontdekking te komen, dat hij zelf misschien ook wel op een dienstreis was. Artje stopte bij een veldwachter, die controle scheen te houden op het zeer drukke verkeer. „Ha, Van Dijk! Is chef Weber misschien op bureau?" De Waard had plezier in het ver baasde gezicht, dat de veldwachter bij deze amicale begroeting trok. ,,U bent?" „Palstra, Artje Palstra van de Centrale recherche!" Het was opmerkelijk, hoe de houding van den veldwachter veranderde. Hij klapte de hakken tegen elkaar en b.racht correct de militaire groet. „Neemt u me niet kwalijk, dat ik u niet dadelijk-herkende. De chef is er niet, meneer Artje. Hij is er op uit den polder in. Er was een klacht gekomen over het stroopen van aal." „Die polder van jullie weet wat", zei Artje lachend, terwijl hij den motor aan zette. „Misschien hebben we geluk misschien komen we hem tegen. Dat wordt dienstreis nummer drie, De Waard. Onze vriend Hendriks kan te- .vreden zijn en we zullen toch ook aan zeilen toekomen." De Waard zou het wel prettig heb ben gevonden, als Artje er een dienst reis van had kunnen maken om zijn zeil- jumper op te halen. Hij begreep echter, dat dit nu niet meer zou kunnen. Trou wens ook zonder jumper kon je zeilen, zooals De Waard er ook al lang vrede mee had, dat hij achter op den motor zat uit te waaien. „Hier zijn we er!" schreeuwde Artje z'n duorijder toe, terwijl hij over een landelijk bruggetje reed, waarvan de planken achter den motor aan schenen te willen rammelen. „We zullen den mo tor maar een eindje doorrijden", liet hij erop volgen, om daarna langs een boot huis, een hek en een omgekeerde kano precies voor den steiger te stoppen. „Nee maardie leeft óók nog. Kom

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Rijper Courant | 1947 | | pagina 4