mornet DE TWENTSCHE BANK N.V. /li DANSEN Fouragehandel J. van Bekkum Laat ons Uw vermogensaanwasbeSasting en vermogensheffing betalen H H. Veehouders! Prima Voer aardappelen VERENIGING „FLORALIA EN HUISVLIJT" Algemene Ledenvergadering Kruidkundig Adviseur W. Marter Gestoomde Aardappelen Ruw Voeders Flink Dagmeisje gevraagd is Verlo&id 4 Heden overleed tot onze diepe droefheid zacht en kalm in het Diaco- hessenimis te Leeuwar den, onze lieve Vrouw, Moeder, Behuwdmoeder en Zuster, Mevrouw JULIANA ROT—» ROGGEVEEN in de leeftijd van ruim 61 jaren Terschelling, J. ROT G. ROT L. ROGGEVEEN Haarlem, JOH. ROT G. RÓT- BRINKMAN en verdere Familie Terschelling, 5 Maart '49 De 8e Maart is te Enk huizen in de ouderdom vcii ruim 89 jaren van ons heengegaan onze beste zorgzame Vader, Behuwd-, Groot- en Overgrootvader ARIËN HOOGCARSPEL Namens allen, G, J. HOOGCARSPEL E. J. HOOGCARSPEL- SENNEKES AART HOOG CARSPEL Beemster, Maart 1949. Rijperweg 96. Voor Uw deelneming, be toond bij het overlijden van onze lieve Vader, Behuwd- en Grootvader JAN VISSER Szn., betuigen wij U onze harte lijke dank. Uit aller naam, W. CHR. VISSER. De Rijp, Maart 1949. Onze oprechte dank voor de vele hartelijke blijken van belangstelling die wij bij ons Zilveren feest moch ten ontvangen. Ps. MET M. MET-RUI JTER Beemster, Maart 1949. Jisperweg SCHAREN EN MESSEN SLIJPEN Tevens stoelenmatten Geen werk afgeven op mijn naam, daar ik met niemand samenwerk. T. Hoeve Purmerend Westerstraat 112 H ff. VEEHOUDERS! Koopt Haver, Gerst, Tarwestro en Turfmolm prima Groen Erwtenstro en Kamperei!and>hooi kwaliteit Voederaardappelen, Voederbieten en Voederwortelen bij KOEMARKT 21 PURMEREND - TELEF. 40 Wij besparen t 40.a f 50.— per f 1000.— belasting voor U PURMEREND - DUBBELEBUURT 17 TELEFOON 42 LANDSMEER DORPSSTRAAT 58 TELEFOON 329 Ie koop: (soort Bevelanders) W. P. KONING Jisperweg Beemster Afd. De Rijp en Oraft op Dinsdag 15 Maart a.s., des avonds 8 uur in Hotel „DE EENDRACHT" te DE RIJP Het Bestuur HET HEERENLOGEMENT Purmerend - Telef. 19 ZONDAG 13 MAART In prettige sPeer Orkest: De Caballero's Aanwezig Elke Dinsdag van 102 uur Café Wilhehnfna, Koemarkt, Purmerend Vo r schriftelijke aanvragen Schoterweg 152 r. HAARLEM-N Adverteert en succes is verzekerd N.V. Zaadhandel Boomkwekerijen WED. P. DE JONG GOES Speciaal adres voor: Lijnzaad, Zaaigranen, Gras- en Klaverzaden, Tuin en Bloemzad n, Boomkwekerij-artikelen Vertegenwoordiger voor Noord-Holland JAC. ZWEEMER West-Friese Handelsonderneminji W.O.B. - HOORN Dinsdags Purmerend Café Peerboom, Doelen Goed loon Heerenlogement, Purmerend Naar het Engel» van BEHTA ttül.K Door J. JORISSLN 23 „Tots, vis nu niet langer naar complimentjes. Je weet best, hoe zij je zuilen bewonderen. Wel, zoals meneer Vanoelik bedoel, het kan niet anders. Kijk niet zo terneergedrukt, schat! Natuurlijk is het altijd een heel ding om zijn familie voor het eerst te ontmoeten, maar jij moest er, dunkt mij, toch niet zo tegen opzien". Dat is ook zo - maar Cicely weet niet waarom. Hoe 't zij, haar vertroostende woorden klonken mij nog in de oren, toen de trein mij laat op de middag van Victoria station naar Sevenoaks bracht, om daar mijn gevreesde bezoek aan mijn (officiële) aanstaande schoonmoeder te brengen. Voor de eerste maal sedert de dagen, dat het iets heel gewoons voor mij was, reisde ik eerste klasse. Het zou niet staan, als ik in Sevenoaks uit stapte, waar de een of andere bediende in li vrei mij waarschijnlijk komt afhalen en ik dan helemaal gekreukeld en bestoven en warm uit een coupé te voorschijn kwam, waar de andere passagiers beladen met manden en kleine kin deren waren. Ik gebruik het geld van meneer Waters, om als zijn meisje fatsoenlijk voor de dag te ko men, zodat hij zich niet voor mij behoeft te schamen. Ik reisde dus eerste klas. Ik had een van mijn nieuwe mantelpakken aangedaan, tabakkleurig- bruin, met een snoes van een hoed, die er precies bij kleurde. Cicely had die gekozen uit een grote doos vol, die Madame Ghérisette mij op zicht gezonden had. Al had Cicely de hoed niet zo bewonderd, dan had ik zelf toch wel geweten, dat deze mij bijzonder flatteerde. Omdat ik niet groot van stuk ben, vond ik ook vrij gemakkelijk alles, wat ik voor mijn uitzet nodig had. Daar het waarschijnlijk het enige uitzet is, dat ik ooit nodig zal hebben (ik ben benieuwd, wat Sydney Vandeleur wel van rrjijn briefje gedacht moet hebben) ben ik niet al te angstig geweest bij mijn keuze, en ik hoop er recht van te genieten; van mijn autojas met bont ge voerd af tot mijn nieuwe zakdoeken toe. Het is eeuwen geleden, sedert ik eens geheel naar mijn smaak mijn kleren bij elkaar kon kiezen; het is al zo lang, sedert ik niet „ge kleed" maar alleen „bedekt" was. Ja, echt „be dekt" met iets van marineblauw, waar ik eens voordelig tegen aan was gelopen en wat anders in bruin, waar ik op 'n andere keer eens niet langer buiten kon en iets in zwart, omdat ik toevallig niets anders kon vinden, dat mij financiëel paste. Nu zal ik echter weer eens alles aan heb ben, dat bij elkaar kleurt. Iets, waar ik mijn oog op had laten vallen op weg naar kantoor, een linnen japon, jle kleur van rede klaver en met wat dikke crème kant gegarneerd, heb ik ook niet kunnen weerstaan en" ik denk, dat als de vrouwelijke editie van Still Waters mij er in ziet, zij wel enigszins on der de indruk er van zal komen. Wat Sydney Vandeleur betreft, ik weet, wat hij gezegd zou 'hebben. Tk heb er over nagedacht of ik dat akelige, kortp briefje aan Sydney wel had behoeven te ach rij ven. Ik was natuurlijk woedend op hem, ten eer ste, omdat hij te laat kwam en ten tweede omdat hij mij gevraagd had, toen ik niet meer bij machte was hem te accepteren maar dat wist hij niet. Hij bracht mij echter in een moeilijk parket. Had ik een eind aan mijn engagement kun nen maken? (Mijn gedachten vlogen pijlsnel door mijn hoofd). Had ik die zelfde avond aan meneer Waters kunnen schrijven en het verbreken en 'hem het geld terug sturen? Onmogelijk. Hondera-I pond van dat salaris waren reeds dadelijk ver zonden en de andere vier honderd had ik ook al aangesproken. Die zou ik zelf niet meer kunnen aanvullen. Had ik Sydney kunnen antwoorden: „Ik kan je nu niet ontvangen. Ik kan ook niet zeggen waarom niet; maar wacht een jaar en hernaal dan je vraag? Hij heeft toch al zo lang gewacht. Maar neen, dat zou toch niet gegaan zijn. Ik zou mijn belofte gebroken hebben; mijn overeenkomst met die afschuwelijke man, die mij echter op mijn woord vertrouwd heeft en in alle geval heeft Sydney het zichzelf te wijten, dat ik mijn uitzet niet gekozen heb met de gedachte aan hém. Nu, in het pak, dat ik op het ogenblik aan heb, is, hoop ik, niets dat de critiek zelfs van het grootste huis niet zou kunnen doorstaan, ik bedoel van de mogelijke knecht, die mij af komt halen. Ik geloof, dat de dienstmeisjes nog gemakkelijker in hun oordeel zijn tegenover ons. Maar het was geen huisknecht noch een ver waande chauffeur, die mij aan het station te Sevenoaks opwachtte. De grote breedgeschou derde man, die op mij afkwam, gekleed in een lange, ruime, grijze autojas, zag er geheel an ders uit, dan de smal gebouwde, donkere jonge man, die het grootste gedeelte van de reis in mijn gedachten was geweest, en was ook zo verschillend van die andere verschijning, die ik al te goed ken, zoals hij elke dag in de puntjes gekleed op het kantoor verschijnt, dat ik hem eerst niet herkende. De pet ging af. Ik herkende het blonde haar en het gelaat van de Baas. Verscheidene mensen op het perron keken naar hem alsof hy hier buiten bijna even goed bekend was. als in Leadenhall S«reet. Daarop werden nieuwsgierige blikken op mij gericht Ik hoorde iemand fluisteren: Het meisje van meneer William Waters. Ik was benieuwd of de spreker hij zag er zowat uit als een welgestelde slager ver wachtte een tedere begroeting te horen. Dan zou hij toch gefopt wezen. „Zo bent U daar, juffrouw Trant? Waar is uw bajgage? Kruier, breng die koffers naar mijn auto". Toen wendde hij zich weer tot mij. „Ik ben u zelf komen halen, omdat ik u nog op de hoogte wilde brengen van een en ander, voor u mijn moeder ontmoet". „O, ja? vroeg ik en in gedachte greep ik naar mijn vulpen. Zodra zat ik echter niet naast hem met een prachtige reisdeken over mijn knieën, en ach ter een dikke ruit, die belette, dat mijn mooie, nieuwe hoed zou kunnen afwaaien, of ik was mijn vulpen en alles, dat tot het kantoor be hoorde, glad vergeten. Ik had een moeilijke tijd doorgebracht nu kwam de reactie. Ik denk, dat het gedeeltelijk kwam door het echt wouwelijke gevoel, dat mij doortrilde bij de gedachte, dat ik eindetyk weer eens fat soenlijk gekleed was; maar ook gedeeltelijk door het snelle rijden, de frisse lucht die ik inademde, de blauwe hemel boven mij en het prachtige landschap om mij heen. Voor het ogenblik vergat ik geheel, hoe dit alles zo gekomen was. De gedachten die de laatste uren mijn brein doorkruist hadden waren op eens geheel ver dwenen tegelijk met de twee moeilijke jaren, die ik achter de rug had. Vóór die tijd had ik negentien jaar lang zo'n geheel ander leven geleid; ik had het gevoel alsof ik naar huis ging. Ik voelde als de vis, die vergeten op het kiezelpad bleef liggen en er in slaagde, om terug te springen in het water. Ik gaf mij geheel over aan het heerlijke ge voel van die opwekkende rit, en had voor een ogenblik zelfs vergeten, wie naast mij zat, toen zijn zakelijke stem mij in de oren klonk. „Juffrouw Trant uw voornaam is, zoals ik in uw briefje aan mijn moeder zag, Monica". „Ja". Ik dacht, dat hij mij wilde vragen, of ik er ook iets tegen zou hebben, als hij mij zo noem de, zolang ik bij zijn moeder gelogeerd was Het zou natuurlijk wel moeten net zo goed als ik mezelf er toe zou moeten brengen om hem William te noemen („H'm, Wil-liam!" zo als juffrouw Robinson het had uitgesproken). Maar wat-vreemd, dat hij er eerst permissie voor vroeg! Hij wist toch wel, dat het deze veertien dagen niet anders zou kunnen. Zijn volgende woorden verrastten mij dus zeer. „Ik moet u vragen, of het u heel erg kan schelen, om, zo lang u op The Lawn is Nancy genoemd te worden". „Nancy!" herhaalde ik verslagen. „O, ja, neen ik bedoel net wat u wilt; maar waarom juist Nancy?" Hij keek mij even aan, wij waren aan een rustig gedeelte van de grote weg gekomen. „Het is misschien het beste, dat ik u uitleg, waarom 'het Nancy moet zijn", zei hy droog jes. In zijn heldere grijze ogen, waarin ik al eens iets, dat op humor leek, had menen te zien, las ik nu onmiskenbaar, dat hij inwendig lachte. Ik zag zelfs een glimlach zich om zijn lippen plooien. Hij zette ze echter weer styf op el kaar en ging nog afgepaster voort dan eerst: „Toen ik mijn moeder mededeelde dat ik mij geëngageerd had met een jonge dame van mijn kantoor, had zij heel wat vragen te stel len". (Dat zou ik denken!) „Werkelijk? vroeg ik bedeesd. „En bijna het eerste wat zy mij vroeg, was wat uw voornaam was". (H'm bijna ik ben benieuwd, wat de aller eerste vraag wel was? Wat zou die gewoonlijk zijn?) „Natuurlijk had ik dat moeten voorzien (En had hy dat niet gedaan?) Lieve tijd! Nog 'n fout in zijn schema! „Vreemd genoeg had ik daar niet aan gedacht en was er dus niet op voorbereid. Ik kon mijn moeder natuurlijk niet goed de waar heid zeggen, namelijk dat ik het niet wist. Uit uw ondertekening wist ik nooit of N. T. of M. T. was. Ik dacht N. Ik noemde dus de eerste de beste meisjesnaam met een N. op, die mij in de gedachten schoot! N. of M. was echt iets voer hem! Voor het eerst in mijn leven schaterde ik het uit in het bijzijn van Still Waters. De frisse buitenlucht en de rit met de auto wa ren mij zeker naar het hoofd gestegen. Ik schrok van mijzelf en hield mijn lachen wat in, om hem te kunnen vragen: „En wat zei u wel, toen mevrouw Waters mijn briefje kreeg met mijn eigen naam er on der?" „O, ik zei zo iets van dat het in sommige plaatsen de gewone afkorting voor Monica was". „Dat v/as handig!" antwoordde ik, terwijl ik stokstijf overeind ging zitten, verslagen over mijn moed. Hij zal wel verbaasd geweest zijn; hij zal het als bravade of als de moed der wanhoop be schouwd hebben, denk ik. „Iets moest ik zeggen, en ik vrees juffrouw Trant, dat het dus Nancy zal moeten zijn. Een soort bijnaam zouden we het kunnen noemen". Nu lachte hij werkelijk zelf. Hij leek op eens wel tien jaar jonger, maar ik voelde nu nog meer, alsof hij een vreemde was, dan in de dagen, toen hij mij in het rond commandeerde op zijn kantoor. Hij was echter dadelijk weer een en al ernst. Hij scheen voor het eerst zelf ook enigszins te voelen, zoals ik gevoeld heb, sedert wij zoge naamd geëngageerd zijn. „Ik weet, dat het veel gevraagd is" zei hij, „maar ik hoop dat u al die vervelende dingen zo goed mogelijk zult willen dragen. Ik zal. dat beloof ik u, alles doen, wat ik kan, om ze te vermijden. Heel veel in onze houding zal kunnen toegeschreven worden aan de gewone verlegenheid van mensen, die nog maar zo kort geëngageerd zijn". „O natuurlijk", zei ik, mijn best doende het niet uit te proesten. Ik was benieuwd, wat hij nog meer had moe ten oeoenken over Nancy. Stel je voor, dat zyn moeuer hem gevraagu had, hoe ik er uit zag! ±iy zou het niet geweten heboen, of ik aoriKer of mond, lang of klein was. Het was met onmogelijk, dat nij, ornaat hij toch iets zeggen moest, haar verteld had, dat ik zes voe* lang, en licht biond was. En wat moest ze wel gedacht hebben toen hij geen enkel portret van mij had, om haar te laten zien! Hij was anders dom genoeg om, net zo goed als hy een andere naam genoemd had, ook het portret van een ander meisje te laten zien! Terwijl ik weer inwendig lachte, reed de auto een hek met stenen piiaren binnen en gingen wij zachtjes voort over een oprit van kiezel met aan weerszijden een dichte haag. Wij waren er dus bijna. Mijn lachlust ver dween. „Moed gevat", aacht ik HOOFDSTUK XI. Wij kwamen nu aan een grasveld zó groen, zó uitgestrekt, dat het mij een zee toescheen. Wij sloegen daarop een hoek om. „Daar ligt het huis", kondigde meneer Wa ters aan. „Dat?" Het was breed en laag en wit en echt huise lijk, ja, huiselijk eai heel eenvoudig en geheel begroeid door purperen wistaria's en aan een zijde als overgoten door een reusachtige gou den regen. Een brede veranda liep om het .hele huis. Uit die veranda kwamen twee meisjes op ons toestormen voorafgegaan door een kleine hond. „Meisjes?" dacht ik en vroeg: „Wie zijn het?" „Mijn zusters, Theodora en Blanche", zei de Baas haastig. „Koest, Cariad! Stil, zeg ik je!" Dit tegen de kleine hond. Onderwijl hielp hij mij uitstappen. Het grootste van de meisjesfkwam het eerst naar mij toe en zei verlegen:1,,Ik ben toch zo blij, dat u gekomen bent!" en hield mij haar beide landen toe. Toen boog zij zich over mij heen en gaf mij een kus. Zij leek zowat acht tien, had blondhaar, en ik rond dat zij veel van haar broer had. (Wordt vervolgd).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Rijper Courant | 1949 | | pagina 4