Goedkoop en zuiver van smaak!
Nog steeds Hen SICKESZ-Reepen voor 35 cent!
Dam 203 - F. RIJKES - DE RIJP Bosteinde 147
Beemsterlafieppelen
BOEKHANDEL A. EISMA Teleloon No. I DE IIIP Eim>'s Eoekh-Je R'p
RQ7nal/t c'e TENTOONSTELLING van fFloralia" en „Hnisvlijt"
DGlUCKI op ZONDAG 26 en MA AN DAG 27 AUGUSTUS as.!!
D. v. Tiel - de Rijp
OOM JAKOB
Zandallerhande Van Delft 25 ct. per Va pond il Zeeuwsche Meisjcs
Reclame-Allerhande 22 ct. per Va pond Victoria Jongetjes
16 ct. perVi pond
16 ct. per Va pond
I >e beste
kosten nu vanaf f 1.20 de 25 kilo,
bij
SELF-FILLING
SAFETY TYPES
of
Houd jedoovetante inde gatenl
Wij dat is vader, moeder,
mtjn broeder Kees, mijn twee
zusters en ik zaten op een
wintermorgen ora de ontbijttafel
toen de brieven, bijna een uur te
laat, bezorgd werden.
Terwijl Jan de brieven naast
mijns vaders bord legde, zeide
hij om dat laat komen te ver-
ontschuldigen:
De brievenbesteller heeft ge-
zegd, mijnheer, dat de wegen zoo
glad zijn ten gevolge van de vorst,
dat hij zijn paard onderweg bij
een boer heeft moeten stallen en
te voet verder is moeten gaan.
Daar hapert altijd iets aan, zeide
mijn vader met een schouder-
ophaling, als ik brieven van ge-
wicht verwacht.
Lees dien van Jakob eens, zeide
mijn moeder, terwijl zij met den
vinger een aanwees.
Hoe weet ge dat die van Jacob
is? vraagde mijn vader, die altijd
eenigszins verstoord was als hij
zag dat men, al was het maar
aan het postmerk, kon zien van
wien zijn brieven kwamen.
Ik herken zijn schrift over de
tafel heen, zeide mijn moeder op
zachten toon.
Daar had het goede mensch
mijn vader op een ander teer
punt gekwetst, want vader was
altijd jaloersch dat zijn vrouw
een beter gezicht had dan hij.
Die kan wel wachten, zeide hij,
en nam een ei van de schaal.
Dan deze driftige opwelling was
maar tijdelijk en duurde slechts
een oogenblik, want terstond
daarop verbrak hij hetroodelak,
waarmede oom Jakob's brief ver-
zegeld was.
Hij komt hier, zeide hij, zon-
der op te kijken.
Hij zal welkom zijn, zeide mijn
moeder, terwijl mijn vader verder
las. Hij las altijd een brief geheel
door, voor hij ons den inhoud er
van meedeelde. Op eens verander-
de zijn gelaat. Hij werd bleek,
zelfs totaal wit, hij die anders
een kleur had als een paradijs-
appelzijn hand beefde en hij
wierp den brief weg.
Wat is dat? Is hij dood? vroeg
mijn moeder angstig, terwijl zij
vergat dat zij zijn eigen schrift
gezien had.
Erger dan dood! zeide mijn
vader.
Wat heeft hij dan gedaan?
riepen mijn beide zusters tegelijk
uit. Is het zeer erg? want mijn
vaders gelaat was nog steeds bleek
en onbewegelijk als marmer.
Bah! zeide mijn vader, en ter
wijl hij sprak, kwam zijn kleur
terug; hij gaat trouwenl
Trouwen 1
Trouwenl
Trouwenl
Wij spraken alien dat verschrik-
kelijk woord uit en daarop volgde
een stilte; wij dachten veel, maar
zeiden weinig. De zaak was inder-
daad boven alle bespreking ver-
heven.
Daar gaat je fortuin, jongens!
zei Kees, het stilzwijgen afbreken-
de en met een gezicht, dat mij
aan de dagen herinnerde, waarin
hij een ondeugende schooljongen
was.
Houdje mond, jongenriep mijn
vader met donderende stem.
Ik moet zeggen dat ik het on-
bedachtzaam vind van Jakob, zeer
onbedachtzaam, zeide mijn moe
der, maar er lag echter nog iets
in haar stem, dat de daad van
oom Jakob scheen te willenver-
zachten. Zij was zoo'n onberede-
neerde vrouw, mijn moeder, daar
zij de gewoonte had om altijd
vergevensgezind te zijn voor an-
deren en ieders handelingen
genadig beoordeelde!
Onbedachtzaam? Schandelijk
zeide mijn vader.
Ja, lieve man, zeer schandelijk,
zeide mijn moeder, maar ik merk-
te weer denzelfden toon op in
haar stem.
Schandelijk! BespottelijkOn-
gehoord 1 voegde mijn vader er
bij. Treurig voor een man op dien
leeftijd
Hij is wel wat oud, omnogte
gaan trouwen, zeide mijn moeder.
Oud! Bedenk dat eens! Ik ben
zeven en zestig en hij is geen twee
jaar jonger.
Ik veronderstel, dat hij zich
verveelde, omdat hij altijd zoo
alleen was.
Waarom kwam hij dan niet
hier?
Dat kon hij misschien nietom
zijn zaken, mijn liefste, zeide mijn
moeder. Ik denk dat hij zijn kan-
toor in de stad niet voor zoo
langen tijd en zoo dikwijls kon
verlaten, om hier bij ons buiten
te komen.
Waarom heeft hij dan niet een
van de meisjes gevraagd om bij
hem te komen wonen? Als hij
zoo alleen was! Alleen! onzinl
De man had net zoo veel idee van
alleen te zijn of van eenzaamheid
en precies zooveel gevoelalseen
kurk. Alleen!
't Schijnt niet goed te zijn!
zeide de zachtste stem van de
liefste vrouw der wereld.
Gij beoordeelt het geval geheel
verkeerd, Marie! Die oude uil!
Haha! Van dat huwelijk zal hij
spoedig genoeg hebben en be-
rouw tevens! Hij neemt daar een
aardig pak op zijn schouders, dat
zal hij eens ondervinden. Nu is
het gedaan met zijn kalm en
rustig leven! De last van een
vrouw te hebben
Hier viel mijn vader zich-zelven
in de rede, misschien wel omdat
hij een mismoedige uitdrukking
op mijn moeders gelaat zag.
Neen, Marie, zoo meen ik dat
niet! Ge weet, dat ik dat zoo niet
bedoelde. Gij en ik zijn te samen
zonder eenig onaangenaam woord
vijf-en-dertig jaar met elkander
vereenigd geweest en God geve
er ons nog vijf-en-dertig zoo bij.
Wat zegt gij daar wel van, vrouw-
lief
Mijn moeder zeide niets, maar
ik zag een glimlach op haar ge
laat, en ik wist dat die glimlach
even goed was als haar woorden.
Dat begreep ook mijn vader. De
lach onzer moeder was voor ons
alien als het ware het zonlicht,
waarin de smart of het verdriet
in haar leven tot geluk en vreugde
rijpte.
Ik ben benieuwd om te weten
hoe zij er uitziet! zeide Kees,
die ongelukkigerwijze de vraag
uitte, die wij alien op de lippen
hadden of waarover wij dachten.
Houd toch je mond, jongen!
Wat kan dat schelen? zeide mijn
vader, die op nieuw boos werd.
Een bedriegster, daar is geen
twijfel aan, en bedriegsters ge-
lijken alien op elkaar.
Nu had oom Jakob er nooit een
woord van gesproken, dat hij ons
al ware 't ook maar een cent zou
nalaten, maar wij hadden onze
hoop gebouwd op de gebeur-
lijkheid, en dit, naar ik meen, zeer
te recht.
Hij had geen enkele familie-be-
trekking in de geheele wereld dan
ons. Hij was altijd zeer goed en
lief voor ons geweest, hij had
Kees en mij, toen wij schooljon-
gens waren, altijd een menigte
knikkers en albasters gezonden
en mijn moeder bij verschillende
gelegenheden prachtige geschen-
ken gegeven. Hij hield inderdaad
veel van haar, hoewel hij met die
genegenheid niet te koop liep,
maar hij had mijn vader dikwijls
in vertrouwen gezegd, dat zij „een
uitmuntende vrouw was." Ook
had mijn vader eens, ik weet
niet meer bij welke gelegenheid,
er over geklaagd dat het zoo naar
was, dat mijn zusters geen fortuin
hadden om een goed huwelijk te
doen en dat als hij eens het hoofd
neerlegde....
Bij die woorden had oom Jakob
vader in de rede gevallen en hem
gerustgestellend gezegd: Be-
kommer u maar niet over het
fortuin uwer kinderen.
(Wordt vervolgd.)
y -