ALGEMEEN
AI) VERTEMIE- EN
NIEUWS-,
LANDBOUWBLAD,
(Tweede Jaargang.)
A». 1858.
VOOR HET
SC II AG E N
KANTON
EN OMSTREKEN.
DONDERDAG 14 JANUARIJ.
UITGEVER P. J. 6. DIDERICH.
De Almanak.
BEKENDMAKING.
1 W 1
i-li 1 .i itijiiTrt» ah ftlo (lAA/Unïff 7AAWf-l in Jlllfi
«3^ I ««U.ia
ii»
■"•p 1'
SCIIAtiER COURANT.
>07
iiff
AMraanaMtuja t tt2 1221 ibaadxib:
Voor Sch.gen1.00
t'ruco per po*t door het geheelc Kijk. 1.15.
Afzonderlijke Couranten0.10.
Verachijnl iederen Donderdagmorgen.
Brieven franco.
>11308 1)12 a271291d711b:
Van een tot vijf regel* behalve
de 35 cent* zegelregt0.75.
Iedere regel meerder0.15.
Uroote Letter* naar de ruimte die tij be*laan.
Reeds in de vroegste oudheid gevoelde men behoefte
aan eene verdeeling van alen rusteloos voortsnellenden tijd;
zelfs bij de onbeschaafste volken van vroegeren en lateren
tijd ontdekt men sporen van de beginselen der tijdreken
kunde.
Zelfs de minstgeoefende waarnemer kan niet nalaten de
afwisseling van dag en nacht en de plaats, waar de zon
op en ondergaat, als ook de maansverduisteringen en den
verschillenden stand der sterren op te merken. De eigen
aardige terugkeering van den regentijd in de warme lucht
streek,van de vier jaargetijden in de gematigde landen, van
ebbe en vloedhet rijp worden van zekere vruchtensoorten,
het verhuizen van sommige dieren, zoo als de trekvogels,
dit alles moest door zijne regelmatigheid zelfs den wilden in
het oog vallen en hem dergelijke verschijnselen vooraf doen
bepalen, en ziedaar reeds een begin van tijdrekenkunde.
De lichtgestalten der maan brengen tot de verdeeling
eener maand welke uit eene reeks van acht en twintig
zons-opgangen bestaat. Nadat het dertienmaal nieuwe maan
is geweest, neemt de aarde weder dezelfde stelling in te
gen over de zon en alle veranderingen beginnen aan den he
mel en op aarde van nieuws aan. Een zonnejaar is alsdan
ten eindein tegenstelling van het maanjaar, dat nit 12
manen bestaat, en waarbij de dertiende ter zijde wordt ge
steld.
De tijdrekening der oude volken is veelal gegrond op het
maanjaar en deszeifs verband met het zonnejaar bepaalt der
aard der tijdrekening bij de verschillende volken.
Het begin eener tijdrekening staat in het naauwste ver
band met de geschiedenis der beschaving van het volk
waarbij lij wordt gevolgd. Onze christelijke tijdrekening
vangt aan met de geboorte van Christus. Volgens de meest
waarschijnlijke berekening echter werd Jezus Christus vijf
jaren en zeven dagen vóór den eersten dag onzer tegenwoor
dige tijdrekening geboren.
Deze wijze van verdeeling der jaren werd in de zesde eeuw
in Italië door den abt Dionvsius ingevoerdin Frankrijk
Jcende men die in de zevende eeuw Karei de Groote voerde
die algemeen in zijne duitsche landen in en St. Augustinus
bragt ze naar Brittanie. Zij is gegrond op de Romeinsche
tijdrekening, welke met eenige verandering nog in onze Al
manakken gevolgd wordt.
De Almanakken ook Al manak's (dat is berekening) ge
noemd, zijn reeds zeer oud. Men vond ze reeds bij de Ara
bieren, waar zij gewoonlijk voor een zeker getal jaren waren
ingerigt.
De eerste Almanak naar de tegenwoordige inrigting werd
waarschijnlijk door Regiomontanus vervaardigd en verscheen
in 1474. Langen tijd warenbehalve de gebedeboeken, de
Almanakken de eenige boeken, welke het volk bezat. Van
daar vond men daarin reeds vroegtijdig berigten van merk
waardige verschijnselen op natuur- en staatkundig gebied,
vertellingen, legenden, gedichten, enz.
De meeste zotheden vond men in de Almanakken der ze
ventiende eeuw. De zucht naar voorspellingen werd niet al
leen toegepast op de weersgesteldheid in het algemeen, maar
zelfs kon men naauwkeurig nagaan, hoe deze op bepaalde
plaatsen zonde zijn. En is die dwaasheid nog heden ten dage
wel geheel verdwenen Ofschoon in de laatste jaren de in
houd der Almanakken veel meer geschikt is geworden, om
aan het volk in handen te worden gegeven nog vindt men
er een aantaldie meer kwaads dan goeds stichten. Dit
moge ons bedroeven, dewijl de volks-Almanakken van groot
aanbelang mogen worden geachtaangenaam is het te ont
waren, dat ook vele Almanakken tegenwoordig in het licht
verschijnen, waarvan dit geenszins mag worden gezegd, en
als zoodanig verdient de Almanak welke jaarlijks door de
Maatschappij tot Nut van 't Algemeen wordt uitgegeven
alle aanprijzing.
De Burgemeester van Sckage
Gelet op de 2e alinea art. 7 der wet van den 4 Julij 1850,
Staatsblad, JW. 37, tot regeling van het kiesregtter benoe
ming van Afgevaardigden ter Eerste en Tweede Kamer der
Staten Generaal, noodigt de ingezetenen dezer Gemecute uit
om, zoo zij elders in de directe belastingen zijn aangeslagen,