ALGEMEEN ADVERTENTIE- EN NIEUWS-, LANDBOUWBLAD, SCHAGEN No. 23. (Tweede Jaargang.) \o. 1856 VOOll IIET KANTON EN OMSTREKEN. DONDERDAG 4 MAART. UITGEVER P. J. G. DIDERICH. Het lager Onderwijs. SCMGER COURANT ASLiin ja ia js Tttii lui iiiAansia: Voor Schaden1 00. franco per poat door hel geheele Rijk. 1.13 Afzonderlijke Couranten0.10. Verachijnt iederen Donderdagmorgen. II r I e v e n Franco. 3* 31232 Ü2)T331?3Q?230: Vancrn tot vijf regels behalve de 35 cents iegelregtf 0.75. Iedere regel meerder0.15. Groote Letters naar de ruimte die zij beslaan. In een der nummers van den Economist lazen wij onlangs het volgende wOns lager onderwijs kon bij zijne goede inrigting, zijne vrijgevigheid en ruime omvatting, veel praktischer in strek king zijn." .Gesteld eens dat het lager onderwijs geheel aan zijne taak voldoetzoodat nagenoeg de geheele bevolking kan lezen en schrijvenwat dan nog Bij het ontbreken van verdere toepassing blijft het geleerde grootendeels onvrucht baar. liezen en schrijven zijn middelen, om praktische we tenschappen en handelingen te leerenwaar de bouwstoffen tot deze laatste niet gegeven zijn, daar heeft men nog niet veel te verwachten. Ons lager onderwijs geeft het werktuig ia de hand, en laat daarna den werkman alleen het bezorgt hem een hamer: er is niets om te timmeren." Een en ander uit het aangehaalde behelst volkomen waar heid, doch bij nader inzien getuigt het van verwarring van begrippeu en gebrek aan zaakkennis; en dewijl het een zoo belangrijk onderwerp betreft, zullen wij dat nader trachten aan te toonen. Het lager onderwijs moest meer praktisch zijn ziedaar het eerste wat wij lezen. Wat de Economist hier door praktisch verstaat is niet gemakkelijk met het volgende overeen te brengen. Het is echter niet te veronderstellen, dat hij dit woord tegenover theoretisch stelt. Wij begrijpen daaruit, dat het onderwijs meer voorbereidend moet zijn voor het leven en dan zon daaruit volgen, dat het huidige lager onderwijs die strekking niet, althans niet genoeg heeft. Maar is dat waar? Wij znllen niet ontkennen dat in sommige lagere scholen het doel van het lager onderwijs wel eens wordt uit het oog verlorendat het verstand der kin deren niet genoegzaam wordt ontwikkelddat het onderwijs meer werktuigelijk, dan vormend is, enz. en dat de kinderen ouder geworden zijnde alsdtty van het geleerde weinig nut zullen trekken. Het is zeker dat in dergelijke scholen de strekking van het onderwijs niet praktisch is; maar zijn dat goede scholen? Verstaan de onderwijzers in die scholen hunne roeping? Zeker niet. Maar ia dit nu op alle scholen toepas selijk? Zijn er geene andere welingerigte scholen in ons vaderland, waar de onderwijzer zijne roeping begrijpt en alles zoodanig inrigt, dat het onderwijs in alle deelen eene voor bereiding is voor het maatschappelijk leven en dus met alle regt deiï naam van praktisch mag dragen Zij zijn er niet alleen maar haar getal is oneindig grooter dan dat der eersten Mogt de Economist dat tegenspreken of betwijfelen, dan zou hij daardoor niets meer aau deu dag leggen dan gebrek aan zaakkennis. Indien dit nu zoo isdan mag immers niet het lager onderwijs worden beschuldigdwaar de schuld slechts bij die scholen kan worden gezocht, die niet behoorlijk ingerigt zijn. Bij den vooruitgang van ons lager onderwijs verdient het die beschuldiging niet; zij is alleen toepasselijk op die onderwijzerswelke het doel van het onderwijs nit het oog verliezen. Doch van waar dan het verschijnsel dat in sommige scho len de rigting van het onderwijs nog te weinig praktisch is? Veelal hangt dit van de onderwijzers af. Zijn deze niet door drongen ran het belang der zaak gevoelen zij niet, welke de ware behoeften zijn van de jongeliedenwelke als leden der maatschappij zullen optreden dan zal er veel belangrijks worden verzuimd, veel wat noodeloos is worden verrigt, veel tijds kwalijk worden besteed, en de jongelieden zijn niet in staat voor hunnen verderen werkkring met vrucht te worden opgeleid. Het is echter niet altijd de schuld van den onderwijzer. Er zijn gemeenten, waar de ouders zoo onvirschillig zijn voor de dierbaarste belangen hunner kinderen; waar het schoolverzuim aan de orde van den dag is; waar de onder wijzer weinig ondersteund wordt in zijne pogingen, ja soms zijne beste plannen door tegenwerking in duigen ziet vallen; waar zelfs de gemeentebesturen te weinig met het ware belang der burgers bekend zijn om die te ondersteunen hoe zal daar de onderwijzer nuttig werkzaam kunnen zijn Al ware hij de geschikste man der wereld het zal hem niet mogelijk zijn, aan zijne roeping te beantwoorden. En wie moet daarvan de nadeelige gevolgeu ondervinden? Natuurlijk de maatschappij; immers het kind zal later daariu moeten werkzaam zijn en onze plaats bekleeden, en hoe zal het dat naar eisch kunnen doen zonder door eene behoorlijke opleiding daartoe in staat te zijn gesteld. Het is dus duidelijk dat wij een onderwijs, dat niet prak tisch is, niet minder afkeuren dan de Economist; alleen daarin verschillen wij, dat wij de schuld niet willen werpen op de strekking van het lager onderwijs in het algemeen maar op de scholen die niet wel zijn ingerigtof op de ou derwijzers die hunne roeping niet begrijpenóf op de ge meenten, die door onverschilligheid het goede tegenwerken? Men trekke echter hieruit niet het gevolg, dat wij de te genwoordige inrigting^ van het lager onderwijs onbepaald goedkeuren. Er bestaan leemten en gebreken, die noodzake lijk moeten werden aangevuld of hersteld, en wij wenschen, dat bij de toepassing der nieuwe wet gemeentebesturen, bur gers en onderwijzers daartoe de handen mogeu ineenslaan en dan zal er veel goeds kunnen worden tot stand gebragt zoo als wij bij de verdere beschouwingen van den Economist welligt zullen aautoonen. Doch niet door aanmerkingen ti maken die ongegrond zijn; niet door de schuld te zoeken waar zij niet aanwezig is. Ware Wangstelling in het welziji

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1858 | | pagina 1