Ii l li S T IJ 1) INGE Dl. M A li l i T11 I J 111 G TEN. 29 Febr. T. O. z. v. G. O. Boogli en D. Tigchelaar. Overleden: 29 Febr. T. O. Boogh oud 12 uren. Amsterdam, 6 Maart. W. S. 2\ pCt. 64J, 3 pCt. 76^. Rusland, oude 5 pCt. 103J? 1829, 5 pCt. 102}. Oostenrijk, Metaliek, 5 pOt. 48; idem A. 69J. Spanje, thans 1} pCt. 33| 3 pCt. 44 binnl. 42|. Portugal, 3 pCt. 43}. Londen, Wisselkoers zigt, ƒ11.65 2 m. 11.57J. Parijs, i 55b5}. Hamburg, 35 J 35. Bordeaux, 15 dagen 55| 55. Metal Coupons 21.60 Schagen, 1 Maart I8GO. Nuchtere Kalveren f 4 a 6; Lammeren f 15 a 21; magere Varkens f 10 a 20; Bigzen f 6.50; Kippen 70 a 80 Cts; Konijnen 35 a 80 Cts.; Eenden 70 a 75 Cts.; Zwanen f3.50; Boter per kop 75 a 77 Cts.; per Ned. 8 fl 1.03; Kaas 35 a 40 Cts. per Ned. ffi.; Kip-Eijeren f2 a 2.10 per 100.; Eend-Eijpren f3 a 3.50 per 100. Purmerende, 6 Maart. Aangevoerd 55 Runderen; 8 Paarden; 25 vette Varkens 40 a 50 Cts. per Ned. ffi; 46 magere Varkens f 14 a 18; 101 Biggen f7 o 9; 62 vette Kalveren 65 a 85 Cts. per Ned. ft'; 149 nuchtere Kalveren f2.50 a 9; 470 Schapen en Lammeren; Kaas. Aangevoerd 80 stapels Kleine en 7 Middelbare. Hoogste markt: Kleine f30; Middelbare f 29.50 per 50 Ned. ffi; Boter f 0.95 tot f 1.05 per Ned. ffi; Kip-Eijeren f2.30; Eend-Eijeren f2.50 per 100 stuks. spongat in liet vat, waarna wij hetzelve spoedig d ig sloten en eenige kleine luchtgaten er in boorden, ten einde te voorkomen dat de slang stikte; ons wild kon dan zoo ligtelijk geen kwaad meer doen, doch den jongen slangenvanger kon toch gedurende eenige dagen zijne uitgestane angst niet vergeten. Tegen zonsondergang begaven wij ons door onzen Hottentot voorafgegaan op weg, en beklommen de met rotsstukken bedekte helling des bergkloofs. Na eenen moeijel ijken, eentoonigen weg, kwamen wij kort na zonsondergang bij de ver- vallene hutten aan, daar wij digt langs het strand van het meer gingenwerd ous spoor door den stijgenden vloed onzigtbaar gemaakt. De ligging der hutten liet niets te wen- schen over, weinig schreden van het zeestrand verwijderd lagen zij aan den steilen voet des kloofs, van afgerolde rotsblokken en struikgewassen omgeven, welke dit kleine dal geheel bedekten. De hutten waren uit ruwe planken zamel,gesteld, en sedert langen tijd door geen mensch bezocht, hier besloten wij ons kamp op te slaan en de tijgers af te wachten; want wij ver moeden dat zij zich digt in deze nabylieid ophielden, en deze plaats tot hunne nachtelijke zamenkomsten schenen te hebben uitgekozen. Onze Hottentot versterkte ons in dit gevoelen en lag het mede gebragtc schaap, met gebondene pooten op onge veer dertig schreden afstands van de hut neder, waarin wij ons nachtverblijf opgeslagen'hadden, en lag het zoo, dat hetzelve zoodra de maan opkwam geheel voor ons zigtbaar was. Het arme dier begon spoedig zijne voor hem bestemde rol te spelen en hard te schreeuwen en te blaten, zoodra het zich met gebon dene pooten zoo eenklaps verlaten zag. Zeer voorzigtig laden wij onze geweren, het eene met eene spitskogel, het andere met rechagel, alzoo genoegzaam voorbereid lageu wij ons, daar het nog vroeg in den avond wasop onze wollen dekens op den grond der hut neder. Vuur durfden wij natuurlijkerwijze niet aanmaken, en kropen daar een onzer zich met de wacht belast had, ouder onze wollen dekens, om ons tegen de nog al koude nachtlucht te beschutten. Ouze Hottentot ging in eenen hoek der hut op zijne hurken zitten, en zijn snorken bewees ons spoedig, dat hij in een diepen slaap was. Het zal ongeveer negen ure geweest zijn; ik lag nog wakker, en de nacht was zeer koud en donker; naauwlijks kon ik in de duisternis door eene opening in welke vroeger eene deur geweest was onze wachthoudende vriend onderscheiden, doch in weerwil van alle angstige spanning kreeg de slaap de overhand, en lag zeer spoedig eer dat ik het bemerkte in eene diepe sluiraerinz. Hoe lang ik geslapen had weet ik niet meer, doch plotselings werd ik door een luid gerucht wakker; sprong spoedig op en keek om mijn heen, de maan scheen zeer helder over den reus- achtigen Tafelberg heen, en zoo als men alleen in deze zuide lijke streken hebben kan was de nacht zeer helder, en zeer duidelijk zag ik mijnen vriend nog onbewegelijk doch in diepen slaap verzonken, in de deur zitten, en het snor ken des anderen liet geene dc minste twijfeling over dat zij zich n dien zelfden toestand bevonden. Doch zoodra ik mijnen blik aar buiten wenden, had er eene gebeurtenis plaats welke mij Alkmaar, 2 Maart. Tarwe f9.50; Rogge f 7.76; Gerst f 6.25; Haver f 4.25; Paarden-Boonen f 7.L0; Bruine dito f 10; Kanariezaad f 10; Groene Erwten f 15; Ter stad waag zijn gewogen 181 stapels Kaas, wegende 34,158 N. Prijzen: kleine f30.50; commissie f28, middelbare 29. 5 Maart. Ter Veemarkt zijn heden aangevoerd: 11 Kalve ren van f 46 a 72; 5 Varkens van 24 tot 26 ct. het N. Haarlem, 5 Mbarl. Roode Tarwe f9}; Zomer-Gerst f5.60 a 5.75; Haver f3.25 a 3.65; Paarden-Boonen f6.25 a 7.50. Broek in Waterland, 1 Maart. Kleine Kaas f28.50. Aangevoerd 6 stapels, wegende 850 Ned. Amsterdam, 5 Maart. Tarwe prijshoudend; 130 bonte Poolsche f 325; 322; 121 dito f 316, 320; 130 dito f343. 129 ffi dito f308; 129 ffi nieuwe Friesche f 285; 130 ffi mindere dito f280. Rogge als voren; 122 ffi Belgische f225; 128 ffi nieuwe Pruiss. f245; 116 ffi jarige Petersb. f190; 117 ffi dito f192; 115 ffi dito f188, 189. De heden geveilde Rogge, 112, 113, 115, 116 ffi is op gehouden tot f180, 186, 190. Op levering lager; April f190; Mei f192; Junij f193; Julij f194; Pruiss. per Junij f196. Haver prijshoudend; blanke Zweedsche f 9 per 100 kil. Boekweit ruim prijshoudend; 118 ffi Hordijker f 230,118 ffi Inl. Veen f220 a/d Zaan; 121 ffi jar. llolstein f220. Lijnkoeken f10} a 13}. Hoorn, 1 Maart. Kaas. Kleine Ilooi-, hoogste prijs f30.25; aangevoerd 61 stapels. Leiden, 3 Maart. Boter. 1ste kwal. f 1.32} a 1.40; min dere soort f 1.17} a 1.30. Verkocht 2580 Ned. ffi. Delft, 1 Maart. Boter. 1ste kwal per vat f64a65;2de dito per dito f 58 a 63. Meppel, 1 Maart. Aangevoerd 39 mud Aardappelen het bloed sneller door de aderen deed vloeijen, en de laatste overblijfselen van slaperigheid in eens vetjoeg. Op eene vlakte, van een digt hy ons lokaas, liggend rotsblok lag in de hel dere manenschijn een prachtige groote tijger, nu op het schaap, dan op den hut in welke wij verborgen waren, zijne wantrou wende oogen vestigende, hy lag niet verder dan 20 schreden van ons af, en kon ik zeer duidelijk zijne oogen zien glinsteren, hij was alleen doch scheen de komst van zijnen medgezel af te wachten, alvorens den aanval op het schaap te doen. Nimmer was ik in de wildernis zoo nabij eenen tijger gewest, en mijn hart klopte van vreugde, nu ik mij zoo digt in zijne nabijheid be vond. Het dier lag met zijne breede zijde naar mij toe gekeerd, en hield zijnen blik regts van het rotsblok op de hut gevestigd, doch wegens den korten afstand kon ik mij niet dan met de grootste voorzigtigheid bewegen, daar hij alsdan zijne ligging mogt veran deren en my deze schoone gelegenheid benemen. Eindelijk gelukte het mij mijti geweer te grijpen en zonder zijne opmerkzaamheid te verwekken aan te leggen; zeer zorgvuldig mikte ik tusschen zijne heide oogen, waardoor ik genoodzaakt werd mijn geweer digt langs het hoofd van mijnen in de deur zittende slapenden vriend te hou den, en drukte af. De plotselinge knal van het schot in de kleine hut bragt in een oogwenk al de anderen op de been, die hunne verlazing niet konden meester w orden; door de kruiddamp waar mede de hut op gevuld was konden wij de uitwerking van het schot niet gewaar worden. Stil, de tijger, ten minste een hunner, fluisterde ik den ver- schrokkenen toe. Allen begrepen oogenblikkelijk de oorzaak van het gerucht, elk greep zijn geweer en wij bleven onbewegelijk wachten tot den kruiddamp weggetrokken was. Na eenige oogenblikken konden wij uitzien, en daar lag het dier nog in denzelfden stelling op den rots uitgestrekt; alleen zijn kop was op den grond gezonken, aan zijnen pooten zagen wij zijnen medgezel van denzelfden grootte liggen, woedeud met zijnen staart om zich znaaijende en met vnrige oogen op de hut starende; onder zijne pooten het onschuldige sidderende schaap hebbende; een dutfbilde blik, een knal, en door twee ko gels in den kop getroffen, wankelde het prachtige dier en sprong in eenen sprong op de hut toe, en storte dood neder. Daar de ande re tijger zich niet meer verroerde, verlieten wij, nadat wij voor- zigtigbeidshalve onze geweren op nieuw geladen hadden de hut, en gingen naar het rotsblok; de andere tijger was ook dood, mijne kogel was hem door het oog in de hersenen gedrongen en had zijn leven uitgebluscht. Wij waren met onzen buit te vre- den, en daar w ij geene tijgers meer gewaar werden, legden wij ons in onze dekens, tot de dag aanbrak den armen op zijnen post ingrslapene jager verzekerde ons zijne teleurstelling verwen- schende.dat het gefluit mijner hem digt voorbij vliezende kozel nog voor den knal van het schot gewekt had. Den volgenden morgen keerden wij met de beide tijgervellen beladen naar de kaap stad terugen men verzekerde ons dat die dieren de schoon- sten en grootsten waren, die men sedert langen tijd gézien had. M.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1860 | | pagina 3