Leeuwarden, 15 Junij, Gisteren avond omstreeks tusschen
10 en 10} ure is op den stroozolder van de caseme Prins
F r e d e r i k een zoo hevige brand uitgebarstendat het
gansehe gebouwmet schier al de aanwezige goederen
eene prooi der vlammen is geworden. In weerwil er
spoedig de brandbluschmiddeleu waren aangebragtwas het
reeds bij den aanvang te vermoeden, dar er aan geen blus-
schen te denken viel.
Harderwijk, 14 Junij. Als een blijk, dat de ansjovis
vangst, ook in deze streken goede resultaten oplevert, kan
dienendat dezer dagen door een visscher 91,000 stuks zijn
aangebragt. De prijs daarvan is dan ook dalende, geldende
thans 9 cents per 100 stuks.
Twisk, 18 Junij. Tot Predikant bij de Herv. gem. alhier
is beroepen Ds. J. A. Snellebrand teSt. Maarten en Valkoog.
Geboren: 17 Junij. D. z. v. W. Roggeveen en A. llo-
nigh. 17 dito. N. z. v. S. Kruijer en A. Brons.
Overleden: 9 Junij. J. Roodjes oud 2 jaren. 16 dito.
A. II. Riesboer oud 7 weken.
1/ A U n 7 II E li I r. T E V
hiermede niet te doen had. Tot nog toe if het aan het men*
sclielijk vernuft niet moge gelukken de plant te ontdekken,
die deze ziekte veroorzaakt, noch ook het geneesmiddel te
vindenom het hieraan lijdende vee radicaal te genezen.
Het mag dan ook als een wonder beschouwd worden, dat de on
geveer ten getale van 900 in de caseme aanwezige militairen, waar
onder vele met vrouw en kinderen, zich eenen weg konden ba
nen, om uit het brandend gebouw te komen. Behalve dat een
brandmeester, de timmerman van der Horst, een braaf huis
vader, eene weduwe met 4 kinderen achterlatende, die met
anderen op het dak de spuit voerende, van die ontzettende
hoogte naar beneden stortte, en dadelijk daarna den geest gaf,
wil men nog weten dat er eenige militairen vermist worden,
terwijl er ook enkelen, die tot de brandweer behoorden, door
de een of andere oorzaak in min of meer gevaarlijken toestand
moeten verkeeren.
Voor als nog echter is hieromtrent met zekerheid niets te
zeggen, daar de uit de caserne gevlugte militairen den ganschen
nacht door de stad verspreid waren. Er zijn echter reeds eenige
gebouwen aangewezen, waarin het garnizoen zal kunnen worden
gehuisvest. De verslagenheid bij de ontzettende ramp was al
gemeen en niettemin is de rust geen oogenblik gestoord ge
worden. Vreeselijk is het schouwspel, dat het nog steeds van
binner, brandende gebouw, dat thans slechts uit enkele muren
bestaat, oplevert.
Hoezeer nu bepaaldelijk de schade niet kan worden geschat,
mag men aannemen, dat voor meer dan een half millioen gul
dens door het vuur is verteerd.
Treurig is gewis het lot der gehuwde militairen, die meest
allen hunne have en goed hebben verloren, en het is te wen-
schen, dat spoedige hulp voor deze ongelnkkigen zal opdagen.
Maastricht 12 Junij. Heden is bij het Provinciaal geregta-
hof in Limburg, een aanvang gemaakt met de behandeling der zaak
van Johaun Nathan handelaar geboren te Eudenich in Pruiaaen,
laatst woonachtig te Broek Sitlard beschuldigd van in den avond
van den 25sten Nov 1859 op den openbaren weg ouder Broek Sit
lard moedwillig met voorbedachten radeen geleiderlage van het
leven te hebben berooid zijne schoonmoeder Sophia Corsten huis
vrouw van Joseph Driessen, althans van, ter voornoemden tijd en plaats
na gemelde huisvrouw Driessen moedwillig zwaar te hebben mis
handeld haar vervolgens om het leven gebragt te hebbenten
Zij hoorde de liefdes verklaringen van hare aanbidders met
geduld aau, las hunne brieven, droeg hunne bloemen, veroor
loofde hen op de soirees die zij gafte dansen, haren wijn te
drinken, voor eenen glimlach van hate lippen, hun leven op
het spel te zetteneu voor eenen vriendelijken blik zich te ruï
neren! Doch haar binnenste was steeds vervuld met de gedachte
aan de misdaad van haren vader en het lijden van hare moeder.
Zij behandelde hare aanbidders als speeltuig, dat men wegwerpt,
wanneer men zulks goed vindt; dit alles was niet onbekend,
men kon het, wanueer men gezond verstand bezat, duidelijk
bemerkenen toch keerden de bespotte aanbidders haar den
rug niet toe; integendeel, hoe meer offers zij gemaakt had,
des te grooter werd het getal dergeneu die zich voor haar wilden
opofferenonder deze waanzinnigen bevond zich ook een man,
die Oliva reeds sedert langen tijd kende. Nog bijna baardeloos
had hij als getuige aau het bedrog deelgenomentengevolge
waarvan Oliva's moeder zoo ontzettend veel geledeu hadja
waarvan zelfs het plan door hem ontworpen en ten uitvoer
gebragt was. Oliva had zulks door een toeval ontdekt.
Deze man was de markies van Malmont.
De markies woonde te Parijstoen hij in den Schouwburg
Oliva voor de eerste maal zag, en op dit eerste gezigt, in
zulk eenen hevigen hartstogt voor de dochter van zijn slagtoffer
ontstak, dat toen hij den volgenden keer haren naam vernam,
zulks reeds voor hem te laat was; zoo hij vroegar vernomen
had, wie de bezitster der met damast lila zijden behangene
loge was, zou hij zich welligt gewacht hebben eenen blik op
dezelve te werpendoch nu was hij in de noodlottige betoo-
vering vervallen, alvorens hij bedaard, zijn verstand kon raad
plegen.
De markies op alles voorbereid begon zijn geluk te beproeven.
Was deze vrouw waarlijk zulk een* demonals waarvoor de
wereld haar beschouwde ,dat zij namelijk zulke mannen zochtdie
zich voor haar ruïneerden of doodschoten, welaan dan, zoo
wüde hij ook aan de dolzinnigheid van anderen deelnemen;
maar was zij in tegendeel de, in de eer van hare moeder be-
leedigde, doch trotsche vrouw, waar sommigen haar voor hielden,
alsdan zou hij de rol van eenen bekeerden zondaar spelen en
met, een gelaat vol van de diepste declnening tot haar nade
un, en haar bekennen, dat de herinnering aan de slechte
daad hem geene rust meer liet, en dat hij den n-am die hij
einde de ontdekking T»n de door hem gepleegde mishandeling te
Toorkomen. Ccdureode den loop ran het onderzoek heeft de be
schuldigde voorgegevendat hij, zoowel ala zijne schoonmoeder,
door vier personen op den openbare weg ia aangerand en heeft hij
zelfs een dier personen genoemd, die ten gevolge daarvan voorloo-
pig ia aangehouden, doch wederom in vrijheid ia gesteld, nadat
van zijne onschuld of van het onaannemelijke dier beschuldigiog
was gebleken. Ofschoon geen getuige hel feit heeft zien plegen,
zijn er echter, volgens de akte van dcschuldigingzeer zwuarw'ig-
tigc vermoedens gerezen, die eren zoovele vermoedens zouden daar-
stellen, dat de beschuldigde met veel overleg zijne misdaad zou
hebben volvoerd, en zich op het oogenblik van het gebeurde tou
hebben voorgedaanala ware hij zelve door de op hem gepleegde mis
handeling geheel bewusteloos geraakt terwijl bij een naati'w keurig
onderzoek, op zijn ligchaam slechts zeer onbeduidende, of daar.
waar hij voorgaf pijn te hebben, geene letsels hoe ook genaamd zijn
gevonden. Volgens een in de instructie gchoorden deskundige, zou
een in de nabijheid gevondenen in stukken gebroken stokwaaraan
een haarpluisje kleefde, hoogstwaarschijnlijk gediend hebbeo, om
de verslagenc aan het hoofd, dat met een wollen doek omhuld was.
te verwonden eu zon daartoe medegebezigd zijn eeu steen, welke
insgelijks ter plaatselag.cn waaraan zich eene haarvlecht bevond,
die volkomen overeenstemt met het bruine hoofdhaar van de ver -
slagene, doch verschilt van dat van 67 personen, hetwelk daarmede
vergeleken is. Daarenboven schijnt de beschuldigde, die vroeger iu
Pruissen reeds herhaaldelijk tot gevangenisstraf is veroordeeld ge
weest, in onmin geleefd te hebben met zijne bij hem inwonende
schoonmoeder, en haar meermalen scheldwoorden en bedreigingen
te hebben toegevoegd, terwijl hij onder andeicn na het voorgevallene
aan een oom zou gezegd hebben: »Uom. ik heb het gedaan, maar
men kan mij toch niets doen. want niemand heeft het gezien." Eeu
groot aantal getuigen zijn in deze hoogst gewigtjge en belangrijke
zaak van de zijde van het Openbaar .Ministerie gedagvaard! Ala
raadsman is ambtshalve aan den beschuldigde toegevoegd, de heer
ïlr. van Oppen, advokaal bij het Hof ingeschreven.
li IJ li EIIL IJ li E S TA\ 1)
Sclitigcn, II .Iiiilij IstiO.
Aangevoerd Paarden f 50 a 120; 22 Kalf Koeijen f90
a 150; Vaarsen f70; Nuchtere Kalveren f 5 a 9; 100 magere
Schapen f 16 a 21; 60 geschoren dito f 18 a 24; 94 vette
haar ontnomen had door den zijnen wilde terug geven.
Door den omgaug met haar gezelschap was het hem niet
moegelijk met haar bekend te raken. Hg werd zeer voorkomend
door Oliva ontvangendie hem op hare soireën en tot hare
loge den toegang verleende en hem met groote onderscheiding
behandtlde.
De markies was buiten zich zeiven van vreugde, dag aan
dag werd zijn hartstogt grooter en iu een oogenblik van uitge
latenheid bood hij l.aar zijn vermogen aan.
Oliva deed hierop niets anders, dan hem de deur wijzen
en voortaan waar zjj hem ontmoette den rug toe keeren.
De markies begreep, zeer wel de oorzaak daarvan, hij bad
haar enkel zijn vermogen aangeboden, zij verlangde echter
meer, zij maakte aanspraak op zijne hand, dat is op zijnen naam.
Doch hierbij stond zijne vrouw hem inden weg. Zij was jong,
schoon en eerst sedert eenige maanden met hem gehuwd. Hij
had baar met den hevigsten harstogt bemindzij was een arm
burgermeisje en had wegens haar huwelijk hare ouders verlaten.
Amalie was haar naam.
De markies werd haar echter spoedig moede. Amalie beminde
haren man niet en was in zijne tegenwoordigheid gewooulijk
zeer treurig. Zij bemiude eenen jongeling, Ardeut Florior ge
naamd deze was doctor. Dit wist echter haar man niet, ofschoon
hij wel begreep, dat het hart dat zoo hartnekkig voor hem
gesloten bleef een ander beeld in haar binnenste bewaarde.
Amalie en haar geliefde onderhielden na hunne scheiding
nog eene voordurende briefwisseling. Zij hadden in eenen ouden
getrouwen bediende van hare ouders een helper gevondendie
over en weer de brieven bezorgde, hoewel hij nu en dan eenen
brief terug hieldmaar zorgde dat dit door hen niet ontdekt
werd.
Na verloop van eenigen tijd had deze goede oude getrouwe
bediende een twaalftal van deze brieven opgezamelden dezelve
regtstreeks aan den markies bezorgd, die hem daarvoor twaalf
bankbilletten in de plaats gaf, die in de oogen van den knecht
oneindig meer waarde hadden. Dit gebeurde op denzclfden dag
waarop Malmont door Oliva werd afgewezen. Hierdoor
vond hij eene afleiding.
Eerst opende hij een van Ardents brieven, deze luide als
volgt
(lfordt vervolgd.)