BUITENLAN I). ENGELAND. FRANKRIJK. DÜITSCHLAND. het belang der rust van Europa is. De voorspoed der geallieerde wapenen in China schijnt groote indruk in Engeland te maken en men is nog niet zoo feheel eens om, dit wel als eene overwinning aan te merken aar men met het doorzetten van den krijg, genoodzaakt zou de zijn grooter belastingen uit te schrijven. Het regtsgeding van den heer Richter te Weer.en is afge- loopen en hij tot eenige maanden gevangenisstraf veroor deeld; wegens onderscheidene kwade praktijken in het vo rige jaar, bij leverantiën van levensmiddelen aan het Oos- tenrijksche leger gepleegd, zijne beide medebeschuldigden Krumbolz en Baijerzijn vrijgesproken. De Duitsche Bond en Zwitserland zoude volgens latere berigten een of- en defensief verbond hebben gesloten. Londen 13 Dec. Tijdens het verblijf van de keizerin der Franschen te Manchester, bemerkte de heer DavidClad- wick, dat er geen tapijt was gelegd om Hr. Ms. voeten, bij het uitstappen uit het rijtuig, tegec de vochtige aarde te be veiligen. Zonder zich te bedenkenontdeed hij zich van zijn overjas en spreidde dien op den grond uitvoor welke oplettendheid hij met een vriendelijken glimlach van de kei zerin werd beloond. Parijs,10 Dec. In eene fabriek bij la Villette is een ongeluk gebeurd op den oogenblik dat de keizer daar een bezoek bragt. Destoomketel namelijk is gebarsten, zoodat het metselwerk, dat tot fondament diendeuiteensprong. De meesterknecht is door den schok omvergeworpen en gewondde keizer heeft geen letsel bekomen. Sedert eenige dagen geschieden er proefnemingen van het hoogste gewigt op de telegraphische lijn tusschen Pa rijs en Amiëns met een nieuwen toesteldie de eigenschap pen bezit, om de dépêches letterlijk over te seiuen, terwijl hij regel voor regel en letter voor letter het schrift van den persoon, die de dépêche overzendt, teruggeeft. De naauwkeu- righeid van dezen copier-toestel is zoo grootdat hij ins gelijks met de grootste gemakkelijkheid portretten of teeke- De laatste flikkering was gelijk een pijl des doods, die mij het hart doorboorde. Nu weende ik bitter, te midden der duisternis van mijn onzigtbaar verblijfdatvoor zoo verre ik kon oordeelen mijn graf zoude zijn. Een hongerdood stond voor mij, met al de akeligheid van het vreeselijkste lijden. Het doffe en als verwijderde geluid van het schieten daar bui ten, zoo geheel anders, dan in den laatsten tijd geweest was, strikte mij tot bewijs, dat de hoop puin, die tusschen mij en de bovenwereld geplaatst was, zeer aanmerkelijk moest zijn. Ik voelde mij wegkrimpen bij de ontdekking van mijnen toestand. De uren schenen tot eeuwen verlengd te wordenen lang duurde heteer de prikkel des honger* mij kwelde zoo geheel hield mijne ziel zich bezig met angstige verwachting van het toekomen de hoop en vrees wisselden af, als eb en vloed. Rondom mij tastendevond ik twee oude broodkorstenen een weinig water, dat nog was overgebleven in eene kan ter zijde van mijne slaap plaats. Ik gebruikte beide zóó spaarzaam als een gierig aard die van zijne overvloed het noodige niet durft nemen; bij eiken mondvol werd mijne beangstheid voor het toeko mende grooter, en honderd malen voelde ik zorgvuldig, maar vergeefs, rond om mij naar eenig ander overgebleven voed sel. Ik had dus niet anders te verwachtendan den dood. En waarom zoude ik zoo zeer vreezen te sterven Honderdenmisschien duizendenstierven ten zelfden tijde boven mij, op zeer geringen afstand van mij, in hefti ge gemoeds beweging en met zware verwondingen. Mijn leven zou uitgaan als eene afgebrande waskaars en waaischijnlijk waren de smarten van zoodanigen dood meest al zeer vergroot voorgesteld. Zoo dacht ik bij wijlen, om mij zeiven te troosten in mijnen hopelozeu toestand. Wel dra ontwaarde ik nu zeker gevoel van ledigheid in de maag, aan fiaauwheid grenzende, even als men gesteld is, wanneer het middagmaal te lang wordt uitgesteld. Het scheen mij toe, dat mijne oogen zwak waren, en ik verbeeldde mij, dat, al had ik licht bij mij gehadik toch niets duidelijk zou hebben kunnen rien. Deze aandoening ging vergezeld van eene trilling der oogleden en duizeligheid in het hoofd. Ik beproefde, om eenige verligting in den slaap te vinden, waaraan ik somwijlen zeer sterke behoefte ontwaarde; maar ik gevoelde mij niet verkwikt door eene onrustige sluimering, welke gednrig werd afgebroken door akelige droombeelden, die mij kwelden en verschrikten. Nu eens, meende ik, was ik gezeten op een prachtig feestmaalaar alleswat het gehemelte stree- en en de zinnen vermaken kon, voor mij stond. Ik raakte ningen even als het schrift overseint. Eene der te Amiëns ontvangen dépêches was van een portret voorziendat de tele- graaph onder een brief had geteekend. Men is deze uitvin ding aan een Italiaau verschuldigd. Ofschoon men reeds bij herhaling welgeslaagde proeven op kleine schaal in ver trekken beeft genomen, is dit de eerste maal, dat het stelsel op eene telegraphische lijn is toegepast en volkomen gelukt. 13 Dec. De persoondie gearresteerd is wegens de po ging tot moord, gepleegd op den spoorweg, op den Russi- schen geneesheer Heppien thans vermoed wordt de dader te zijn van den moordgepleegd op den president Poinsot, beet Charles Juder zijn bij zijne arrestatie bij hem gevon den 13 Russische bankbillettenbenevens eenige Russische en Eransche muntstukken ter waarde van 354 francs. Hij werd overgebragt naar de gevangenis te Ferrette. Des nachts hoorden de twee wakers gerammel van ketenen zij traden zijne cel binnen waarop Jud die zich van zijne ketenen had ontdaan, op hen aanviel, en hen ter nedersloeg, terwijl hij de deur achter zich digt slootvervolgens viel hij een derden waker aan en overmeesterde ook dezen. Hij is ont- vlugt en tot nu toe is men hem nog niet op het. spoor. Frankfort, 13 Dec. Voor eenige dagen is te Rastatt een uiterst stoutmoedige diefstal gepleegd. Er werd name lijk de Jioofdkas van het 3de regiment infanterie ontvreemd, waarin zich ruim fl. 5000 bevonden. Over den dader of de daders zijn onderscheidene vermoedens iu omloop. 15INNENLAND. Schagen 19 December 1860. Te Haarlem circuleert het prospectus voor eene op te rig- ten stoombootdienst tusschen Amsterdam en Haarlem door de Amsterdamsche vaart. In den nacht van 8 op 9 dezer, zijn uit de woning van Mr. J. II. Scheber te Utrecht gestolen een aantal bank billetten coupons en mnntbillettcn benevens eenige En- gelscbe en Eransche geldstukken, en een Hollandsch tien guldenstuk. In de laatste vergadering der commissie van examen voor de acten van bet lager onderwijs in Noord-Holland^ de keurigste spijzen aan ik nam den lekkersten beet op, dezelve kwam mij aan de lippenen de aangename geur mij in den neus; maar dau ontwaakte ik, verschrikt door een af grijselijk spook, dat de spijze, eer ik die geproefd had, van mijne smachtende lippen rukte en wegwierp. Soms bevond ik mij op een zeer bekoorlijk eilandalwaar de fijnste vruchten, in den mildsten overvloedvan zelve groeidenmaarals ik naar dezelve tasttewaren ze walgelijk en ongezond enkel roet en asche; en als ik mijnen dorst wilde lesschen met het zuivere water van heldere stroomen, die als levend kristal door het schoonste landschap vloeidenwas het in bloed veranderd. Alles scheen zich te vereenigenom mijn lijden te verzwaren en mijne kwellingen te verdubbelen. Ik werd benaauwd door krampachtige spanningen en inwendige pijnenals of mijne ingewanden met geweld zamengedrukl en dan weder plotseling van elkander gerukt wierder. Diepe, snerpende, knagende smar ten die alle verbeelding te bovengaanovervielen mij dikwijls maar schenen, naar mate ze menigvuldiger kwamen,' allengs in hevigheid af te nemen. Ik spande alle mijne geestvermogen in, om te volharden met geduld en onderwerping; en soms gelukte het mij ook, de ligchamelijke smart door de kracht mijner ziel te overwinnen: maar, helaas! dit was telkens van korten duur. Slaperigheid vergezelde gewoonlijk de vermindering van pijn, maar dan werd ik uit die sluimering weder gewekt door akelige gezigten en misleidende droomen. Het scheendat geene her inneringen uit mijn vorig leven, geene beelden, dan die mij bet meest kwelden, in zoodanige oogenblikken mij voor den geest kwamenverschrikkelijk levendig en getrouw vertoonden zich dezelveals booze geestendie mij plaagden en mijne ziel folter den, met eene smart, gelijk die zijn moet, waarvan gezegd wordt, dat de worm niet sterjten hel vuur niet uitgeblugeht wordt. Die geheele verslapping, welke een gevolg van het wegzinken der krachten in bet algemeen is, kwam bij mij, eerst na verloop van eenige dagen. Trouwens, ik had geene gelegenheid om mijne krachten te be proeven; en ik weet niet welke uitwerking mijn ongeval op mijn gestel mag hebbenom hetzelve meer of min geschikt tot het wederstaan van den honger te maken. Mijne ziel scheen eerst ge stemd te zijnom het lijden te vergrooten. Mijn geheugen ver zwakte weldra. Alle mijne herinneringen waren als niet samen hangende schakels, of hechtten zich aan diniren, welke niet de minste betrekking op elkander hadden, gelijk dikwijls her geval is in koortsachtige droomen. Bijkans oiiterdrsigelijke rnstelc.' -bt van geest vergezelde eeist mijne ligchamelijke smarteindig- gewoonlijk in diepe neerslagtiglieiddoffe kwijuing eu diocingc-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1860 | | pagina 2