INGEZONDEN STUKKEN, confraters gaf hem den raad zijn pleidooi te schorsen tot dat het gebalk zou zijn geëindigd; hij volgde dien raad en toen de ezel eindelijk ophield, hervatte hij zijne rede zeggende: rik vraag verschooning dat ik mijn pleidooi eenige oogenblikken heb moeten staken, doch ik deed het uit eerbied voor mijn achtenswaardigcn confrater," een algemeen gelach begroette deze naïre bekentenis. Gepasseerde Vrijdag is de schouwburg te Jersey totaal afgebrand, de di recteur geruïneerd. Te Apeldoorn is de papierfabriek van den heer Pannekoek door een spoedig toenemenden brand geheel verwoest; niets is gered, zelfs een ezel en twee geiten werden een prooi der vlammen, ook de laken fabriek van den heer Orinel te Dison (Belgie) trof eenzelfde lot. De prins van Oranje heeft aan de officieren van het tweede bataillon Coldstream guards te Londen, eene met vergald zilver gemonteerde kristallen schenkkan, ten geschenke gegeven met het volgende opschrift: aten geschenke aangeboden door Z. K. H. den Prins van Oranje, "aan de officier van het tweede batail lon Coldstream guards, ter herinnering aan de gelukkige week, met hen in Junij 1863 door gebracht." Op den spoorweg tusschen Hinstauton en Lynn (Engeland) heeft, door een stier die, op den weg stond, een ernstig ongeluk plaats gehad; zes wagens zijn omver geworpen, waardoor vijf personen gedood en twaalf zwaar gekwetst werden. Te War schau bestaan niet alleen eene geheime rege ring geheime revolutionnaire rechtbanken geheime gendarmen en een geheim regerings blad, maar ook een geheim muziekaal blad, waarin geheime nationale liederen en melodiën worden opgenomen. Z. M. heeft benoemd tot griffier bij het kan tongerecht te Amsterdam (4e kanton) Mr. G. H. G. Ras, thans griffier bij het kantonge recht te Dordrecht en te Dordrecht Mr. J. A. M. van der Hardt Aberson thans griffier bij het kantongerecht te Medemblik. Beroepen te Alkmaar Ds. A. J. Bijl, predikant bij de Doopsgezinde gemeente te Steenwijk. De Redactie vereenigt ziek niet altooz met kei gevoelen der inzenderz van geplaatste ztukken. MINA IIUPSA'S BRIEF en het gekrenkt Godsdienstig gevoel der Protestanten is onze gemeente. Uit de Schager Courant, van Donderdag jl. hen omarmd had, en met eene bede op de lippen het huis had verlaten. Nadat ik alles aangehoord had, wat die vrouw mij kwam mededeelen, ijlde ik dadelgk naar den heer D... om hem, van hetgene ik vernomen had kennis te geren. Hg bestelde dadelgk een rijtuig en sloeg de rigting in, welke, naar sijoe meening, Rirka moest genomen hebben. Tegelijker tijd zond hij nog eeuige personen uil, die den geliee- len omtrek doorzoeken moesten, daar het mogelgk was dat het meisjeeen anderen weg ingeslagen had. Een geheelen dag lang zocht hg zonder het minste gevolg, niemand had Rieka gezien. Hij zette echter, in weerwil van het vreeselijkste sneeuw- weder en In de bitterste koude, zgne navorschin- gen voort; Doch aijne moeite bleef onbeloond, nergens vond hg iemand, die de kleine zangeres ontmoet had. Hg moest eindelijk aannemen dat zij eene andere rigting ingeslagen moest zijn. Hij nam daarom den terugweg naar Rotterdam aan. Op een korten afstand van de stad geloofde hg in eene diepe gracht iets te zien. Hij steeg nit het rgtnig en ruimde de sneeuw weg die bel voorwerp bedekte, waarop zgne opmerkzaamheid gevallen was. Hij vond een bevroren lgk, en in de verstgfde gelaatstrekken herkende hij Rieka kolmaan t Het was aan geen twijfel onderhevig, dat zij onderweg gestorven was, waarschijnlijk door koude en honger Dit is de reden, waarom dat gedicht van Gölhe „op de lente" en door Weber op muzgk, gebracht den heer D... in die herige ontroering bracht, waarvan gij ooggetuige geweest zijk Dit lied, dat Rieka, aan hare colega's geleerd had, ia onder de Duitsche reizende zangeressen zeer populair geworden. Doch het is der meisjes is mij gebleken, dat de brief van Mina Hopsa wordt uitgekreten, vals eene kreuking van bet Godsdienstig gevoel der Protestanten," eene krenking zoó groot zelfs, dat de Weledele heer C. de Heer, Griffier bij het kantongeregt vroeger boekhouder bij de toenmaals be staande Vlasserij, Raadslid dezer gemeente etc. etc. het noodig heeft geoordeeldvoortaan zoo mogelijk, de opneming van dergelijke stok ken, in ons weekblad te beletten. Als lid der Hervormde gemeente, betaig ik den kampioenvoor bet Godsdienstig gevoel der Protestanten, mijne hulde, en bejammer het zeer om zijnent wil, dat de tijden voorbij zijn, toen er moei in stak, als zoodanig op te treden. Doch, als auteur van Mina's brief; rast op mij de verpligting, aan te toonen, dat de wakkere strijder, dit maal wel een weinig h la Don Quichot, windmolens voor reuzen heeft aangezien, en daarbij geheel uit het oog verloren, dat de krenkings-kwestie niet indien brief, maar bij den kerkeraad schuilt. Ik zal op dit punt duidelijk zijn. Wat toch gaf aanleiding tot het schrijven van Mina's brief? Een adres van den kerke raad der Ilerv. gemeente aan het plaatselijk bestuur alhier, inhoudende een verzoek aan dat bestuur om wmet het oog op de onzede lijkheid en de onkiesche tooneelen het geven vaa danslessen op Zon- en Feestdagen te wil len verbieden." «Met het oog op de onzedelijkheid en de onkiesche tooneelen." Die zinsnede was eene krenking, eene diepe krenking, niet van het Godsdienstig maar van het eeregevoel van velen onzer Protestantsche jongelieden, die, de dans lessen als eene uitspanning bijwoondenhnn gedrag aldaar, plotseliug in een zeer ongunstig daglicht zagen gesteld; zij was het niet minder voor hnnnc ouders, welke in die woorden een vlek op het karakter hunner kinderen moesten zien; zij was het bovenal voor den braven Israëliet, wiens woning, door de indiening van dat adres, als een kweekschool voor, onzede lijkheid, als een schouwplaats van onkiesche tooneelen wordt gebrandmerkt. Het kan geene bevreemding baren, dat door of ten behoeve van onze jongelieden tegen den inhoud van zulk een adres werd geprotesteerd, het zonde eene schuldbekentenis zijn geweest, vare het niet gebeurd. Dat het geschiedde, in den vorm van den brief eener arme dienst meid had zijne redenen; eerstens meende de schrijver dat eene afwijking van den gewonen schrijftrant, de attentie zon trekken en de lezing van den brief bevorderen, en ten anderen wenschte bij te doen uitkomen, dat men noch beschaafd verboden, dit lied in Amicitia te zingen, wanneer de beer Daanwezig is; wegens de vele zich beden hier bevindende personen is hij waarschijn- lgk niet opgemerkt geworden, en zoo doende, ge beurde bet dat hij het hoorde. Toen de verbaier zijne geschiedenis geëindigd had, dronk bij zijn kop thee leeg, stak een sigaar aan, en zeide met betzelfde phlegma, waarmede hg die treurige geschiedenis verteld had „Het weder iv bedaard het wordt levendig in de straten. Willen wg een uitstapje naar de vauxhal doen Het is juist den tgd er voor." Ik nam den voorslag aan, en de avond verliep onder die soort van vrolijkheid of dwaasheid die aan zulke uitspanningsoorden eigen is. Ver moeid en neerslagtig, wilde ik eindelijk naat mijn logement terugkeeren, toen ik plotselings door een hoop matrozen en meiden omsingeld werd, die mg, tegen wil en dank, dwongen, aan hun ra- zenden dans deel te nemen, en waaraan ik, ten einde niet mishandeld te worden, genoodzaakt was te voldoen. Eindelijk gelukte het mij te ont snappen, en bevond ik mij spoedig weder b(j den koopman die, mg Rieka's treurige geschiedenis verhaald en zich na in een poortje verborgen had, ten einde aan de matrozen en hanne dolle vro lijkheid te ontkomen. Hij nam zwijgend mijn arm, geleidde mij naar eene boot en gaf den roeijer beveleen donker geverfd vaartuig te volgen dat op de Maas io diepe stilte vooruit Taarde. De bootdie wij volgden, was ons te ver vooruit, om hare gedaan te door den nevel te kannen onderscheiden. Wjj begonnen allengskens nader bg te komen, en nu bemerkte ikdat zij zwart geschilderd wasen dat er drie mannen in rouwkleeding in zaten. Ik deed eene poging, mijn reisgenoot hieromtrent noch f jn gevoelig, dat men slechts onicknldig behoefde te zijn, om door het adres te worden gekrenkt. En dat de bezoekers dier dansschool zich niet schuldig maakten aan onzedelijkheid of onkieschheid, en das ten gevalle hunner eer cerpligt waren, tegen die zinsnede op te komen, znllen wij volhouden, zoolang niet de de kerkeraad het tegendeel bewijst. En, kan het nu krenkend voor het Gods dienstig gevoel der Protestanten worden geacht, dat hnnne jongelieden, sterk door bnnneonschnld, tegen iedereen, zelfs tegen den kerkeraad dnrven protesteeren wanneer het bnnne eer en goeden naam geldt, en zij zich in het gevoel hunner zedelijke waarde, op dat punt nimmer straffe loos in het aangezigt laten slaan Zon dal krenkend kunnen zijn? Voorwaar! slechts geestdrijvers of waanwijzen kunnen zoo iets beweren; ieder echter die een weinigje gezond verstand bezit, en onpartijdig is, zal anders oordeelen. Het ware echter mogelijk dat de losse toon van den brief, dezen of genen vrome in den lande een grawel was. Wij nemen de vrijheid de zoodanigen onder het oog te brengen, dat van eene toornige dienstmaagd, wel geen al te groote eerbied voor den eerwaarden kerke raad was te wachten, maar dat zij in elk geval waarheid heeft geschreven. Wij vertrouwen hiermede duidelijk te hebben aangetoond, dat niet Mina's brief, maar het adres van den kerkeraad, oorzaak is der kwet sing van sommiger gevoel. Wij vergeven echter gaarne den heer de lieer, zijne misvatting ten dezen, indachtig als wij zijn aan de waarheid dat ook de wijzen kunnen dwalen, en waardeeren ten vollen het hoogst nuttige van zijnen ijver om gevoels-krenking tegen te gaan. Ten bewijze hiervan geven wij Z. W. E. D. in overweging denzelven aan te wenden tot een onderzoek, naar het volgende, ons ter oore gekomen gerucht, hetwelk indien het waarheid bevat, wel genoemd msg worden eene beleedi ging van het gevoel van elke protestant, die prijs stelt op de eer der gemeeute. Eu zon namelijk door heeren diakenen onzer gemeente, in eene daartoe gehondene zitting onderzoek zijn gedaan, naar zeker onzedelijk voorval alhier. Nu is het genoeg bekend, dat zelfs bij onze regtbankenzulke zaken ter wille van de kieschheid met geslotene deuren behandeld en geheim gehouden worden. Met regt mogt men dus verwachten, dat in navolging, ook de uitslag van dit onder zoek, door hen die er mede waren belast om de eer der gemeente geheim zoude worden nadere opheldering te vragenhij lag echter den vinger op zijn mondten einde mij stilzwijgen aan te bevelen. Na twee uur varens landden wij aan een groot park, dat met populierboomen beplant en met platte langwerpig vierkante steeuenals 't ware bezaaid was. Wg traden aan den oever en bet park binnen. Op elk der steeuen bevond zich een naam, zonder verder onderschirften onder eiken steen was een graf. Wij waren op Crooswgk, de begraafplaats van Rotterdam. Niets kan een dieper indruk maken dan de begraafplaats met hare svmetrisch gerangschikte plat liggende grafsteenen van gelijke grootte. Het eenige aan den rijkdom toegestane recht, bestaat bier, in het bezit van een familiegraf en dit met eennaar verkiezing groote steen te bedekken. In het midden van dezen, door die bevoorrechte graven, gevormden kring werd mij door den hol- landschen koopman op een steengewezenen daarop las ik de namen„Katharina Frederika Kolmaan." Op haar graf waren de namen inge sneden. „Hier rust zjj," zeide mijn geleider. „Hiet is het familie graf ran hemvoor wien zij stierf. Eens zal bij aan hare zijde worden bijgezet." Eene kleine bloem was, aan den voet des groo- ten steens, die haar bedekte den aardbodem ont sproten. Ik plukte dezelve, met een gevoel van godsdienstigheidom ze bij mijne tehuiskomst, aan de witte gordijnen van het ledikant van mga dochtertje te bevestigen. Want de reliqniën van zulke martelaars bren gen den bezitter tegen aan.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1863 | | pagina 3