Algemeen Nieuws-, Advertentie Landbouwblad. Js 331. Aclilslc Jaargang. A0. Het regt van Nederland op zijne Coloniën. Noodlottige Ontmoeting. UITGEVER ZP. J". Gr. DIDEBICH. brieven zpit^aisrao. SCHAGER COURANT. ABONNEMENTSPRIJS VOOR DRIE MAANDEN Voor Scliagen f 1,00. Franco per post door het geheele Rijk n 1,15. Afzonderlijke Couranten«0,10. Verschijnt iederen Donderdagmorgen. Abonnementen op dit blad worden door alle PRIJS DER ADVERTENriëN Van een tot vijf regels0,75. Iedere regel meerderv 0,15. De 35 cents zegelregt niet mede gerekend. Groote letters naar de ruimte die zij beslaan. boekhandelaren en Postdirecteuren aangenomen. f Toen voor ongeveer vier jaren Multatuli zijn voortreffelijk en in ongeëvenaarden wegsle- penden stijl geschreven werk Ifax Ilavelaar in het licht gaf, toen ging, als het ware, een rilling door het gebeente der natie, liet ge weten van het Nederlandsche volk werd eens klaps nit zijne zachte sluimering wakker geschud. Het vraagde zich zeiven met angstige ont zetting af, waarop steunt onze heerschappij in de beide Indien? Ziju de schattendie wij opzamelen in onze coloniën niets anders dan onregtvaardige roof is het goud waar mede wij onze schatkist vullen, besmet met het zweetde tranen en het bloed van millioenen ongelukkigendie wij in eeuwige slavernij houden Wijdie ons beroemen een van de vrijheidslievende volken d?r aarde te zijnzijn wij niet in werkelijkheid de baat zuchtige onderdrukkers van rampzalige volks stammen die geen ander kwaad hebben ge daan dan dat zij niet bestand zijntegen de Europesche vuurwapenen Handelen wij wel anders dan de onbarmhartige dienstknecht in de gelijkenis van Christus Immers wij die door God eens vol barmhartigheid ziju bevrijd uit den akeligen kerker van Spaansche en Fransche dwingelandijwij werpen onze naasten in eene even duistere en treurige gevangenis. Al die vragen deden zich toen aan ieder denkenden en gemoedelijken Neder lander vooren menigeen waande in de stem van Multatuli de dreigende taal te hooren van eeu profeetons vermanende om afstand te doen van onze onregtvaardige heerschappij, en onszoo wij niet aan die aanmaning gehoor gavenvoorspellendedat het welverdiende strafgerigt voor ons niet zoude uitblijven. Doch in onzen tijdwaarin zooveel gelezen wordtwaarin de geschriften en boeken el kander verdringen als de golven in den oceaan, wordt een boek, hoe belangrijk ook van inhoud, hoe schoon ook van stijl, spoedig vergeten. De vier jaren welke thans verloopen zijn sedert de eerste verschijning van het bedoelde werkhebben het thans reeds als in de ver getelheid gedompeldde profeten—stem is ver geten en al is het volksgeweten niet gerust gesteldhet schijnt zich thans niet meer te bekommeren over de vraag of Nederland zich met regt het oppergebied over het heerlijke rijk der Insalinde mag aanmatigen. Wederom is dat geweten in sluimering verzonkenmaar toch voorspellen wijdat net eenmaal, en mis schien met schrik, zal ontwaken. Eenmaal zal de tijd komen, waarin Nederland, zonder dat uitstel of ontwijking meer mogelijk isant woord zal moeten geven op de vraagmag ik zonder den regtvaardigen Albestuurder in het aangezigt te tarten langer den scepter zwaaijen over de schoone gewesten, die ik thaus be schouw als mijn eigendom Eenmaal toch, wij zijn er zeker van, zullen de inboorlingen ons die vraag doen, eerst smeekend, daarna dreigend en eindelijk met de wapens in de hand. Een slecht geweten maakt lafhartig zoo wij bewust zijn van ons onregt, dan zal de uitslag niet twijfelachtig zijn, "«-ij zullen namelijk in den kamp het onderspit moeten delven. Voorwaar zoo wij ons bewust zijn, dat onze magt in Iudië alleen op ouregt- vaardigheid steunt en alleen door onregtvaar- Tweede Verwig. Elk oordeel, dat ik na eene bekendschap van drie uren, over hem vellen kan moet bepaald gunstig zijaantwoordde Melame en deed den gouden armband af, waarop „a revoir" gegraveerd wasom hem in haar toiletkistje te leggen. Hij heeft alzoo op u geen aangenamen in druk gemaaktzeide de bruidiets ontstemd dit is ten minste uit uw ontwijkend antwoord op te maken. riil g«j toch achterdochtig, hervatte de moktwaarlijkik heb niet aan hem kannen ontdekken, wat tenige aanleiding tot eene derge lijke uitlegging geven kan. Zoo veel ik thans in staat oen over hem te oordeelengetuigt niets tegen de gnede meeniog, die ik van hem opgevat heb. Daar gij zoo verstandig zijtover zijne eigenschappen een voordeelig oordeel te vellen voer Flora gevleid voortzoo zeg mij dan ten naiastehoe gij zijn uiterlijk gevonden hebtia hij niet de sehoonste mandie wij gezien bobben Manfred was schoonerantwoordde Melauie kort af, hare lange, in vlechten nederhangende haren in een wit netje verbergende. Flora werd bleek. O spreek üiet van Manfred, zeide zij zoo gij mij lief hebt, spreek niet van hem, Het zou mij leed doen u met herinnering aan verloopen tyden bedroefd te hebben. Daarom is het my des te grooter wonder antwoordde Flora, dat gij Lodewyks uiterlijke zoo gunstig opneemt, gjj zgt Manfred niet genegen geweest. Deze kinderlijke grildie door een onbe dacht woord, des aebttienjarigen jongelings in mij opgewekt was, heb ik reeds lang vergelen, zeide Melanie lagchende, de schuwe is in een schoon meisje veranderd, zoo als gjj mij wijs maken wilt, wat had ik dus nog voor redenen hem te ver toornen Odat gij u zyner op den huidigeoge lukkigen avond herinnertsprak de bruid, waarom een bitteren droppel in den kelk der vreugde gegoten f Hoe diep smart het my dat ik op onbe zonnen wijze zijnen naam genoemd hebhet zal niet weder gebeurenhernam de vriendinen sloot de nog bleeke Flora hartelijk in hare heid staande kan blijvendan doen wij verstandig om van die magt afstand te doenals Syjlo zullen wij door dien vrijwilligen afstand groot en roemrijk worden, in het oog van het nageslacht, als hij zullen wijna den bloe- digen scepter uit onze handen te hebben geworpenmet opgeheve n hoofden kunnen heengaanals hij zullen wij door die eene regtvaardige daad, geheel eeu onregtvaardig verleden kunnen uitwisschen. Ja! wat meer isals een Christelijk volk ziju wijbij bewustheid van ons onregttot zoodanigen afstand verpligt, daar wij gedachtig aan do leer, dat men God boven den Mammon moet kiezen, het oog moet sluiten voor al de voordeelen, welke uit die heerschappij voor ons voortvloeijen. Daarom is de vraag of onze magt op Java alleen op onregt steunt, van het hoogste belang, als wij rijpelijk over die vraag nadenken dan krijgen wij geluk kiger wijzeeen bevredigend antwoord en komen wij tot het besluit, dat geene gods dienst, noch zedeleer zulk een zware opoffe ring thans van ons vordert. Integendeel zoude in de tegenwoordige om standigheden een afstand van onze heer schappij in Oost-Indië, een daad zijn, niet alleen van flaauwhartigheid en zwakheid, maar zelfs van hoogst strafbare schuld. Maar welligt zegt men, hoe kan dat toch mogelijk zijn, erkent gij dan niet dat het gebouw onzer heerschappij in de coloniënal te vaak gegrond was op "onderdrukking en gemetseld in bet onregt Erkent gij dan nietdat alle schrijvers over het natuurregt leeren dat ieder volk verlangen kan tot niets meer jegens anderen verpligt te wordendan tot dat, hetwelk het wederkeerig van andere armen. iir. Of het kerkhof. Budolf was van zijne groote reis niet vrolijk terug geleerd het doeldat hij ez mede beoogde om zich van de melancholiedie zijn gemoed voortdurend nederdrukte te ontdoen was verij deld geworden zijn droevige geest scheen voor aangename indrukken geheel onvatbaar te zijn. In zulk eeo oogeublik van zwaarmoedigheid werd bij onwillekeurig naar buiten de stadspoort naar zyne lievelingswandelplaatshet kerkhof dat aan een naburig dorp grensde, als bet ware, gedreven. Hiereenzaam tusschen de met bloemen Ter- sierde graven wandelendegevoelde hij zich rustig en tevredenzij die daaronder sluimerden onder die met groen bewassen beuvelen zij kon den hem geen leed meer berokkenengeene kren king meer toevoegen. Spoedig zag bij echterdat hij niet alleen was, een man in zwarte kleediog kwam nader elk kruiselk monument met een blik van smartelijke verwachting beschouwendescheen hij een geliefd graf te zoeken. Budolf ging voor den vreemdeling op zijde.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1864 | | pagina 1