"GEWONE BERIGTEN.
Staat, van den loop der Bevolking,
binnen de gemeente Schagen, in 1863.
dergelijke dwaasheid in praktijk gcbragtwaar
vrede en rust heerschte. 't Is thans kalm in
Frankrijkmaar alle verantwoordelijkheid der
regering bestaat nog slechts in de verbeelding.
Als men het hoofd van den staat verantwoor
delijk stelt, is geen derde mogelijk dan het
despotisme van een Napoleon of het anarchisme
van een schrikbewind. Eene treurige ondervin
ding heeft deze waarheid boven bedenking ge
steld.
Dit alles wordt vermedendoor gelijk in
onze grondwet is geschiedin de omgeving
van den vorst verantwoordelijke personen te
plaatsen. De grondwet draagt de regeling der
ministriëele verantwoordelijkheid op aan de wet.
De wet die hierin voorziet is die van den
22 April 1855 (Staatsbl. No. 33.) Daarbij
zijn bepalingen gemaakt, waarbij de uitvoering
der Grondwet, voor zooverre die van de
kroon afhangtverzekerd wordt. Strafbaar zijn
daargesteld de hoofden der ministriële depar
tementen die de koninklijke besluiten mede
onderteekenen, welke de Grondwet schenden;
die uitvoering geven aan koninklijke besluiten,
niet voorzien van de vereischte mede onder-
teckening van een minister; die nalaten uit
voering te geven aan de voorschrifen der grond
wet voor zoover die uitvoering uit den aard
der zaak aan hen is opgedragen.
De vervolgingen kunnen worden ingesteld
op aanklagte van den Koning of van de tweede
kamer der Staten-Generaal. De hooge raad
is het regterlijk collcgie, dat over dc aanklagt
beslist.
De verantwoordelijkheid der ministers aldus
bij de wet geregeldgeeft de vercischten waar
borgen aan het volk tegenover het gezag.
Men heeft dikwijls gevraagd, wie de min
ste moest zijn, zoo ooit regering en verte
genwoordiging lijnregt tegen elkander stonden.
Zoo bijv. is de tegenwoordige toestand van
Pruissen. De volksvertegenwoordiging strijdt
een en vinuigen kamp tegen het door den koning
opgedrongen ministerie. Dc kamer geeft niet
toe, de Koning wijkt niet.
Dat de handeling van Pruissen 's Koning
inconstitutioneel is blijkt uit menig gevolg
dier handeling. Het regeren zonder begroo
ting, zonder kamer in één woord, bewijst
genoegzaam, dat de stelling, die door het
hoofd der regering in Pruissen is aangeno
men ongrondwettig is. Dit blijkt echter ook
uit onze beschouwing over de ministeriële ver-
De mutijk speelde voort doch niemand danste
daar zij die bet bal openen moestnog steeds
afwezig wat. Minuut op minuut verliep een
sacht gefluister doorliep de zaal.
De bruidegomwieo de verlegenheid op het
gelaat te lezen atondnaderde aijne vrienden
met moeite een onverschillig gesprek voerende
terwijl Melanie te vergeefs de nieuwsgierigheid
van verscheidene oude dames, poosde te bevre
digen eu een geschikt voorwendsel te verzin
nen om de lange afwez:gheid der bruid te ver
ontschuldigen. De bankier zat intnsschen in
eeae andere kamer, aan een whistpartytje en
wist niets van de algemeene spanningdie het
gezelschap in de balzaal heheerschle.
Een steeds pijnlijk gevoel scheen zich van den
baron Lodewyk meester te raikenbet koude
zweet parelde op zijn voorhoofdhij trad naar
bniten op het terras hij snakte naar vrye
lucht.
Een bediende verscheen spoedig daarop aan-
den ingang der balzaal en verzocht den bruide
gom, ia de haiskamer zijner schoonmoeder te ko
men de genadige vrouw had iets met hem te
spreken.
Wees niet boos, Lodewijk, dat ik n hier
deed komen, „zeide zij," ik kan bij geeoe moge
lijkheid besluiten mij zonder Flora in de zaal te
begevenbet grheele huis heb ik doorzocht en
vond haar nergens. Ik kan niet anders denken
dan dat zij zich In den tnin verborgen boudt, en
zich vermaaktom n eenigzints te beangstigen.
Dc gouvernante, die wegens hare onrast niet
langer in de balzaal verwijlen kon, verscheen ook,
in het vertrek van mevroaw, gevolgd door den
advocaat M. en des (abriekant A.twee intieme
huisvrienden.
antwoorilelijkheiJ. lu een minister moet het
volk vertrouwen stellenzie daar met an
dere woorden, den zin van de bepaling der
grondwet, die ons bezig houdt. Die bepaling
toch wil, dat er een verantwoordelijk minis
ter zij. Eeile ernstige opvatting dier bepa
ling verbiedt dus den Koning, de ministeri
ële portefeuille toe te vertrouwen aan iemand
die, naar bet oordeel der bevoegde belang
hebbenden, als verantwoordelijk persoon, de
vereischten mist.
Herhaaldelijk heeft het geëerbiedigde hoofd
van onzen staat de bewijzen gegeven dat hij
de moeijelijke taakdie de constitutie hem
oplegt in het benoemen zijner ministers, kent
en vervult, en dat hij zijn welgevallen steeds
laat besturen door de eischen van het volks
belang.
Terwijl de ministsrieële verantwoordelijkheid
bepaald bij het laatste gedeelte van art. 73
der Grondwet, aan het volk das den waar
borg geeft, dat de persoon eens hoogge-
plaatsten Nederlanders zich aansprakelijk stelt
voor de uitgeoefende regeringsdaad, geeft het
eerste gedeelte dier bepaling een nog sterke
ren waarborg voor de voortduring der bestaan
de orde van zaken.
De Koning is onschendbaar. Ieder burger
scherpe zich deze grondwaarheid in. Het is
het steunpunt onzer staatsregeling. liet door
en door constitutionele Engeland zegt van zijnen
Koning the kin ff ean do no xcronq. Zoo ook
moeten wij het constitutionele begrip in ons
opnemendat de Koning niets verkeerds kan
doen. Hij heeft het regt te staan boven
iedere beoordeeling maar hij is verpligt, gelijk
wij zagen, bijiedere regeringsdaad eenen persoon
verantwoordelijk te stellen tegenover het
volk.
4\ ij verliezen te dikwijls deze waarheid uit
het oog en wij wijzen dus nadrukkelijk op
haar, als op de bazis van ons staatkundig
leven.
Door de onschendbaarheid des Konings bij
de wet vast te stellen is aan onzen staat
verzekerd de duur zijner instellingen. Mini-
sterien mogen wisselende tijdgeest moge
zich veranderende slagen des onspoeds ons
aaderland treffenof de zon der voorspoed hoog
van den staatkundigen hemel staan een ding
staat vastde onschendbaarheid des Konings.
In hem vindt de staat zijne eenheid, in hem
vindt de burger het svmbool van het vaderland
Is de bruid ongesteld geworden? vraagde de
eerste, haar afzijn wordt zeer smartelijk geroeid.
Flora heeft zeker weder een vernuftigen
streek uitgehaald zeide de fabriekant.
Zij zal zich in den tuin verscholen hebben,
zeide mevrouw van Löwenatern, en zoo ik ze niet
zoo goed keode, zou ik mij zeer bevreesd omtrent
baar maken.
Gij hebt gelyk, riep de (abriekant, de wild
zang heeft weder een harer streken uitgehaald, en
wij tullen eens gaan tien, of wij ze niet kunnen
vinden.
Neem, wat ik u bidden mag, een fakkel mede
de nacht is zoo donker, zeide de oude vrouw, ik
zal hier wachten. D« gouvernante wilde met de
hecren medegaan, doch de moeder der bruid hield
baar terug. Blijf hier, lieve Dupio, sprak zij, blyf
by mij, ik weel niet wat het ia, doch ik word
e?naklaps_ door etne onverklaarbare angst over
vallen.
De tnin was groot en bood vele lommerijke,
verscholen plekken aan, waarin men zich gemak
kelijk verschuilen kon.
Zij waren er verscheidene voorby gegaan, doch
hadden de vermiste niet gevonden. De fabriekant
deed den voorslag, baar by den naam te roepen,
doch de bruidegom bad, het te laten, dewyl men
het boven hooren kon en bet gezelschap ongerust
zou worden. Het pavilloeu met de gekleurde
ramen, dat aan het einde van het grasperk lag,
werd geopend, doch ook daar was geen spoor van
Flora te vinden.
Nog flikkerde hier en daar eene flaauwe sche
mering eener gekleurde lamp, eene diepe stilte
heerschte rondom, in een scherp kontrast bij het
verward gedraisch, dat een oogenblik te voren' hier
bad plaats gevonden, slechts de schreden der drie
niet van partijen.
Het vieve de Koning!* wordt alzoo de ui
ting van geslacht op geslachtde Koning
het zinnebeeld onzer staatseenheidde leus die
allen tot zich roept.
De beeldtenis des Konings op onze mant,
is de zigtbare voorstelling van het koningschap
als vertegenwoordiger van den staat. Met meer
regt dan de trotscbe Lodewijk den XIV kan
de constitutionele Koning zeggen vl' état, 'eest
moi.« Met zijn persoon staat of valt het rijk.
Dat ieder burger dit begrijpeen bij de liefde
die het vorstelijk hnis zich heeft weten waardig
te maken bij iederen Nederlander, voege men het
bewustzijndat bij de eenheid van Vaderland
en Koningde dienst des Konings, de dienst
des Vaderlands is
Maan.
Vr.
Totaal
Geborenen61
In de gemeente gekomen, 124
61
150
122
274
Totaal. 185
211
296
Gestorvenen 65
De gemeente verlaten 99
27
128
62
227
134
155
289
Derhalve is de bevolking in
1863 vermeerderd met 51
56
107
Op 31 December 1862 tel
de de Gemeente 1173
1128
2301
1224
1184
2408
Onder het voormelde getal ge
borenen zijn begrepen onechte 1
1
2
De gestorvenen zijn verdeeld
als volgt:
Ongehuwden 26
Gehuwden 8
Weduwnaars en Weduwen 1
12
9
6
88
17
7
Totaal als boven 35
27
62
net aaDtal huwelijken beliep 32
te weten tasachen Jongelieden 27
Jongmans eu Weduwen 1
Weduwnaars en Jougedochters 4
Totaal als boven. 32
Van de 62 gestorvenen waren er 81 die den
7jarigen leeftijd niet bereikten.
mannen, de advocaat ging met den fakkel voeraan
stoorden de doodelijke stilte van den nacht.
AI het gezoek scheen vruchteloos.
Doch halt zag men daar in het geboomte
een wit kleed schemeren? Daarheen met het
licht, sprak de bruidegom, daar tusschen de struiken
schynt zij verborgen.
De advokaat boog de takken uit sikander, Lo
dewijk volgde hem op de hielen. Met een kreet
van ontzetting week by terug, het volle licht
van den fakkel viel op eene witte gestalte, die in
het stof uitgestrekt lag. Het was het lijk van
Flora.
In de balzaal heerschte eene drukkende warmte
het orchest specldejjuist eene geraasmakende polka
mazurka de bedienden boden verversehingen aan
doch niemand gebruikte er iets vangeen vrolijk
woord klonk door de ruime zaal slechts een
onheilspellend steeds luider wordend gefluister
doorliep den gezelschapskring.
Noch de bruidsmoeder, noch het bruidspaar was
verschenen. De verbeelding der gasten potte
aich in tallooze gissingen uit. Melanie bad het
opgegeven met een zekere aDgst hield zjj even
als de anderen haren blik op den ingang getes-
tigdhet oogenblik verbeidende dat eenige °P'0S"
sing van bet raadsel geven zou.
44elk een geraas beneden in den tnin,
sprak de gouvernante tot de vronw van den
bankier, zij moeten haar reeds gevonden hebben
daar komen zij met den fakkel aanik zie het
witte kleed der bruid, zij is bij hen, het schijf'
dat zy in hun midden zij brak af an werd
doodsbleek.
Wordt tervolffd.)