m Algemeen Nieuws-, Advertentie Landbouwblad. idiiiiiM De oorlog tegen Denemarken. Noodlottige Ontmoeting. M 334. Achtste Jaargang. A°. 1864 Vijjde Fervol/. SCHAGER COURANT. ABONNEMENTSPRIJS VOOR DRIE MAANDEN: Voor Schagenf 1,00. Franco per post door het geheele Rijk 1,15. Afzonderlijke Couranten0,10. Verschijnt iederen Donderdagmorgen. Abonnementen op dit blad worden door alle TJITO-EVER 3?. O". O. DIIDEIRICH. PRIJS DER ADVERTENTlëN Van een tot vijf regelf 0,75. Iedere regel meerder0,15. De 85 cents zegelregt niet mede gerekend. Groote letters naar de ruimte die zij beslaan. Boekhandelaren en Postdirecteuren aangenomen. BRIEVEN FBANOO. 1 Zou er nu genoeg zijn gemoord Als of men altijd bij magte washet bloedig werk te stakenwanneer men wilde. Als eens de driften in den mensch zijn opgewekt en het dier in hem is ontwaaktverliest de rede hare heerschappij, en toomeloos holt men voort op den bloedigen weg. Niets zou er afgenomen worden van het absolute kwaad dat er ver- rigt isindien thans reeds het zwaard in de schede werd gestoken. Al het goede, dat uit dit kwade kan voortkomen, wettigt de bron niet, waaruit het ontstond. Maar wij vreezen, wij vreezendat het oogeublik voorbij is gegaan om de rede plaats te geven, toen het sein gegeven werd tot dezen redeloozcn oorlog. Het bloeddat vergoten isis het bloed dat om wraak roept door den Deen te drijven tot radeloosheid en den Duitscher tot overmoed. En ach wat heeft tot nog toe moetert goed maken het geleden verlies aan kapitaalaan menschen,aan deugd? Heeft men éóne schrede* voorwaarts gedaan ter oplossing van het han gende vraagstuk? Als al de Denen verdreven zijn uit Sleeswijk, is het danregt, dat zij ver dreven zijn Als bij tractaat de integriteit van Denemar ken gewaarborgd is aan de tegenwoordige dy nastie, zal dan ter wille der gesneuvelden, het regt zich veranderen in onregt Wij ho pen het niet. Want hoezeer wij het vergieten En nuxeide de commissaris toen zij hem werktuigelijk weder naar bet rijtuig volgden, nu gij mij zegtdat de vermoorde werkelijk dezelfde persoon is, die gij in het voorjaar bg den photo- graaph ontmoet hebt, moet ik u verzoeken, mg uwe adressen op te geven en u tevens ernstig aanmanen, de stad thans niet te verlaten, daar er vermoedelijk, veelvuldige verhooreh over deze zaak zullen plaats hebben en dus dikwijls' uwe tegen woordig vereiseht zal worden. Ik bid u, mij thans te voet nog eenige schreden te volgen. Zich naar zijDe bevelen gedragendevolgden de vrienden stilzwijgend den commissarisdie hen langs een muur, door eene smalle steeg geleidde, aan welks einde een klein gebouw stond, dat eene herberg scheen te zijn. Op eene bank voor de deur zaten eenige voer lieden, bier te drinken, terwijl eenige jongelieden de paarden der zwaar met hout of vaten belade» wagens voederden. De commissaris doorliep, door Albert en Bndolf gevolgd, het morsige, lange voorplein en wendde zich toen links naar een kleingroenijzeren hek, dat toegang tot den tuin verleende. Daar lag in,eene schuur, waarvoor een paar verdorde zonnebloemen stonden, op eene bouten kreb een man uitgestrektbg scheen naar het verband te oordeelen, aan den voeten verwond te zjir, daarbg bing zijn eene arm in een doek, aan van menschenbloed ook betreurenen hoe groot het meer van bloed ook zijn zal, dat ter verdediging van het regt, hier zou moeten vloeijenindien werkelijk door de Duitschers hunne onwettige occupatie als feit werd be schouwd en eene ernstige magt zich opdeed, om het regt te beschermen: wij aarzelen niet te bekennen, dat de zegepraal van het regt ook voor menschenbloed niet te duur is ge kocht. Wie valt in den strijd, die gestreden moet worden, voor dien is inderdaad het slag veld het bed van eer. De nederige krijgsman wordt het sieraad der menschheid, daar hij het hoogste, wat hij heeft, opoffert in het belang der zaakwaaraan hij zich gewijd heeft. Nog dient £uropa dankbaar te herdenken de helden, die bij Waterloo streden, tegen des potisme en slavernij; nog mag Frankrijk met eere terugzien op de zonen, die toen, in de uiterste ure, den heiligen n. -.ra huns vader lands hoog ophielden tegen gansch Europa. Wat zou er van ons geworden zijn, indien het regt hier geen verdediger had gevonden? En wat zal er nog worden van de menschheid als het onregt alleen zijn soldaten heeft Ons hart bloedt bij het denken aan een oorlog. De massa krachtdie daarin ver moord wordt, vermoordt onder de ijsselijkste vormen, is niet bet denkbeeld, dat ons het meeste treft, maar dat er zoo vele drama 's zijn als er mannen vallen is het schrikkelijke van de zaak. Dat ieder die valt, een plaats deu schouder gebonden; zijne oogen waren strak op den grond gerigt, de uitdrukking zijner trekken was duister en verdrietig, hij bemerkte de mauneu ciet, die jurat de deur binnentraden. Budolf wierp eenen vlugtigen blik naar deu zieke en verbleekte. Dat is dezelfde, die gij op bet kerkhof ont moette, zeide de policie-beambte, hem opmerkzaam beschouwende. Deze bewering Is niet over rogne lippen gekomen, antwoordde de jonge man, waarom Loochen dit niet, viel btm de commissaris in de rede, uwe gelaatsvrrandering geeft mij ge noegzame overtuiging, dat gg hem herkent en dat gij den zamenhang der zaak begint te begrijpen. Hij verzocht de beide vrienden met hem naar het dorp terug te keeren, fluisterde de waardin bij het beeugaan eenige woorden in het oor en reed met hen weder naar de hoofdstad terug. Tot wederzien, zeide hij, toen hij, huone adreskaarten in ontvang nemende, afscheid van hen nam. TL m DE GEBEGTSZiAL. Twee maanden waren verloopen, andermaal had zich, in het vroeger vermelde hgement der hoofd stad, een talrijken kring van bezoeker* verzameld, en onder hen zien wg weder ie beide officieren en de oude heer. Even ala toenmaals is Flor* Löwensteru bet onderwerp van bet gesprek. Be openlijke teregts- zittingen wsren begonnen. De avondbladen waren nog niet verschenen, en met hooge spacning zag verlaat, waar hoop en liefde hem volgden, ziet, dat moest meer bedacht worden door hen, die zitten aan het roer der staten. Maar bij al het afschrikwekkendedat een oorlog voor ons heeft, verachten wij het volk dat zich lijdelijk laat vertrappen, hebben wij me delijden met eene maatschappij, die straffeloos het onregt gedoogt. Er zijn zaken, die bloed waard zijn, en daartoe behoort het regt. Wee! den mogendheden van Europa, zoo het regt een ijdele klankwordt en zoo ze te vadsig worden om alles over te hebben, voor wat hun pligt tegenover de billijkheid vordert. Een ongelukkige oorlog is beter dan eene schandelijke vrede. Men moge wanen, veilig te zitten op het phariseeuwsche stelsel van non interventie, men intervenieert ten behoe ve van het kwaadals men de schennis duldt van wat men als regt heeft bezworen. Wg staken in ons vorig nummer den draak met het Christendom van deze eeuw. Wij beweerden dat Europa den Christus slechts vereerde in naam, maar eigentlijk niets met hem te maken wil hebben. In zijn rijk van liefde en vrede en geregtigheid behooren ook zulke schanddaden niet te huis, als Europa heeft zien volvoeren door een Bismarckalleen ter steuning van zijne onwettige stelling in eigen land. Wat Oostenrijk heeft voorgehad met dezen strijd, wij weten het niet. Of het vreesde overvleugeld te worden door den de- mocratischen geest, in geheel Duitschland ver- 1—g——H. men de berigten omtrent de aaubangige zaak ta gemoet. Terwijl de heeren op de couranten zaten te wachten, trad Albert binnen. Hg werd vriendelgk ontvangen. Ik kom zoo even nit de geregtszaal, zeide hij, en ben dadelijk hierheen gesneld, om u mede te deelen wat daar heeft plaats gehad. De acte van beschuldiging, begon Albert, hield de volgende punten in Eenige weken vóór den moord aan de jonkvrouw gepleegd was een heer ie een der eerste hotels f van de stad afgestapt; hij had zich op de nacht- lijst onder den naam van hlanfred Thorau Inge schreven en was gedurende zgn verblijf aldaar, naar het getuigenis van den oppasser, die hem bediende, in den boogsten graad treurig en stil zwijgend geweest. Twee dagen na zjjne aankomst kwam hg van eeoe wandeling in eene opgewonden, bgna vertwij felende stemming in zijn logement terug, at volstrekt niets en liet zgn bed onaangeroerd; het scheen dat hg den Dacht in groote ongerustheid doorbragt, degenen die ouder hem logeerden, boorden hem in zijne kamer bestendig op en neer gaan. Verscheidene dagen had hg in dezen hevigen opgewonden toestand doorgebragt en intusschen bij alle kantoren onderzoek, naar een koopman Löwen gedaan, die zich in de stad moest ophou den of ten mmste in het voorjaar er doorgereisd was. Doch niemand had hem omtrent dien eeuige opheldering kuonen geven. ZtHa tot in de eetzaal zette hij sgn ondersoek

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1864 | | pagina 1