GEWONE BERIGTEN. spreid, »n het daarom ieder middel heilig achtte, dat dien stroom keeren kon, wij weten het niet. Maar het waarom, van dezen oorlog moge Duitschland weten Doch «it een ander oogpont nog toont zich onze tijd, is deze aangelegenheid zeer weinig Christelijk. Christus was toch niet alleen het lam dat geslacht is, maar ook de leeuw van Juda. Ilij heeft niet geweifeld, het wee u wee u! over de ongeregtigheid uit te spreken. Hij heeft het luide verkondigd, dat, wie va der en moeder lief heeft boven hem, zijns niet waardig is. Hij heeft gezegd dat men eerst het Koningrijk Gods moest zoeken, en dat dan alle dingen ons zouden toegeworpen worden. Hij heeft een sterke priesterpartij tot den dood toe bestreden. Ziet dat is Christendom! En waar zijn hier de verdedigers van het regt? Waar is Engeland, het zoo Christelij ke Engeland? Tot aan de einden der wereld heeft het den bijbel verspreidmaar kent het den Christus zoo weinig, dat het draalt, waar het geroepen wordt door het regt. Meent het dat katoen en fabrieken en ponden sterling en geslepenheid, den weg leggen naar waarachtige grootheid Dan is het, het oude Engeland niet meer. Voor een volk even als voor een individu bestaat er goede trouw, eerlijkheid, regt. Vaak staat tegenover dat alles, eigenbe lang. Wie in zijne keuze aarselt, hij is geen Christen Zietdaar dus de treurige stand der zaak. Of de oorlog is eene onvergeeflijke dwaasheid en beteekent niets en laat alles gelijk het was, of de Duitscher gaat uit van het beginsel, dat tractaten verbioken worden door het zwaard en eischt als veroveraar het regt tot regeling der Sleeswijk Holsteinsche kwestie. Gebeurt dit laatste, dan van deze beide, een. Of Eu ropa ziet het lijdelijk toeen God weet het, in welke maatschappij wij dan leven. Of Europa verzet zich, en het einde der geschiedenis laat zich dan niet voorzien. Zoo brengt het onregt dadelijk zijne vruch ten voort. Meer en meer verwarren zich de webben der staatkunst. Als de poolstar aan den hemel, staat het regt echter vast voor volken en individuen. Laten wij in onzen klei nen kring het oog steeds op het regt geves tigd houden. In den vroegen morgen van den 12 dezer was te Assen voor het Paleis van Ju stitie een talrijk publiek vergaderdten einde voort, tot dat een der daar aanwezige heeren, het raadsel oploste. Zou de bankier von Löwenstern en deze koop man Löwen een en dezelfde persoon zijn? Hij kwam uit dezelfde plaats, die Thorau, als zijne vroegere woonplaats opgaf, en men wist, dat bij onlaugs wegens zijne vaderlandsliefde tot deu adelstand verheven was, vermoedelijk bad hij het woordje tiern bg zijn vroegeren naam gevoegd. Jazoo zal hetnaar alle waarschijnlgkheid zfjn. De jonge man had na geen rust meer, en toen hij tot de overtuiging gekomen was, dat de bankier Löwenstern op zijn landgoed bij Bwoonde, verliet hg zgn logement en huurde eene kleine kamer in de herberg aao den boek van den weg die er heen leidt. Ook de waardin aldaar was dadelijk het sombere gedrag vau baren nieuwen gaat in het oog gevallen; zij bekommerde zieh echter om dat alles, in den beginne, zeer weinig, tot dat hg op den noodlottigen bruiloft sa vond laat, aan arm en voet Umelijk.etnstig gewond te huis kwam, volstrekt geeoe geneeskundige hulp begeerde en zieh in «enen toestand bevond die bijna deed gelooven, dat men een krankzinnige herbergde. Het berigt van den dood der dochter van Löwenstern. hetwelk hem de waardin als eene belangrijke tgdiag mededeelde, had een verplette- renden indruk op hem gemaakt, eene hevige koorta overviel hem en vermeerderde zijn lijden; het scheen dat hij niets begreep, of begrijpen wilde, als er verder van deze vreesselyke gebeuxtenia in zijne de teregtzitting var bet bof bij te wonen, waar- in de zaak zon worden behandeld van Hen- d rik je Kolk en bare zuster Margje Kolk de eerste beschuldigd vau haar man door arseni cum te hebbeo vergiftigd en de tweede van medepligtigheid daaraan. Bij het voorloopig verhoor echter dat de eerste beschuldigde onderging, droegen hare antwoorden alle ken- teekenen van verstandsverbijsteringhetgeen den procureur-generaal aanleiding gaf het uit stel van de behandeling der zaak te requireeren. Het hof besliste, dat de zaak op 21 April ver der zon worden behandeld en dat inmiddels het bestaan der krankzinnigheid nader zoa worden onderzocht. Het volgende voorval verwekt te Eethen en in den omtrek in hooge mate opspraak. De vrouw van zekeren L., eenige dagen geleden in den avond eene boodschap verrigt hebbende, vond toen zij zich met de overige haisgenoo- ten aan tafel wilde zetten in haar bord met avondspijs eenige koppen van lucifers. Den- keude aan kwaad opzet, ijlt zij, alvorens te eten met het bord ter deur uit naar den heer burgemeester wien zij het voorgevallene verhaalt en die bord en inhoud in zijne bewaring neemt Naar men verneemtis van een en ander pro ces-verbaal opgemaakt en heeft reeds de heer kantonregter uit Hensden vergezeld van twee maréchaussee 's, op de plaats zelve onderzoek gedaan. Bewuste L. leeft, volgens gerucht veeltijds in onmin met zijne vrouwverschilt uiet haar zeer in jaren en heeft bij zich inwo nen zijn zoon uit een vorig huweljjken de vrouw van dezen laatsten. Met gespannen ver wachting wordt de uitslag dezer zaak te gemoet gezien. De hernieuwde vorst bad de vijvers in de verschillende paiken te Londen weder met eene ijskorst overiiektdie echter niet sterk genoeg was om menschen te dragen. Ondanks de waarschuwing der polieie begaven zich den 10 dezer vele liefhebbers van scbaatseniijden en sullen op het ijs; het gevolg was dan ook, dat 80 h 90 personen er dooizakten en in en kele gevallen met vrij wat moeite gered werden. Omtrent het gevecht bij Obeiselk tnsschea de Denen en de Oostenrijkers verneemt men, dat het uiterst bloedig is geweest. De aanval op de meeste punten geschiedde met de bajonet en wel met groote dapperheid door de Oosten rijkers; de Denen stonden bij hen niet ten achteren, want met leeuwenmoed verdedigden zij hunne stellingen, zoodat het groote offers kostte om hen daarnit te verdrijven. Bij het gevecht te Oberseik was de generaal v. Gablenz overal waar het gevaar bet dreigendst zich vertoonde en vetloochende geen oogenblik den verworven roem van een bekwaam, dapper en uiterst koelbloedig veldheer. Aan zijne zijden streden Prins Albert van Pruisen (de zoon), tegenwoordigheid gesproken werd. Nu, viel een der officieren den brrigtgever in de rede, wanneer er niets anders tegen hem getuigt, dan dat hg naar haren naam onderzoek deed, eene woning in de nabijheid van hare villa huurde en in eene zwaarmoedige stemming ver keerde, dan zal men bem toch niet veroordeelen kunnen. Gij vergeet, hervatte Albert, dat ik onlangs mededeelde, dat Manfred Thorau en den pboto- graaph in eeoe zeer naauwe betrekking tot de misdaad schijnen t« staan; doch mgn berigt is nog niet ten einde. Nog op denzelfden avondwaarop de daad gepleegd is, werden nasporingeu ingesteld, die bet volgende resultaat opleverden. De ouders der bruid, te zeer door de vreesse- lgke gebeurtenis verpletkonden niet besluiten de plaats te betredenwaar hunae dochter den laatsten ademtogt geslaakt hadde ongelukkige bruidegom en de nicht van het slagtoffer, boden zich aan, om zich met eenige bedienden en de ter hulp geroepen polieie dienaars Daar buiten te begeven, ten einde zoo mogelijk eenig spoor te ontdekken, wasrdoor de moordenaar aangewe zen zou kunnen worden. Zjj zochten lang te vergeeft, eindelijk ontdekte de nicht, dat de Uk ken van het kreupelhout in bet boschje bij de plaats des ODgevali geknakt, achierait gebogen en gedeeltelijk afgehrsken waren. Een der bedienden klom over den muur en bespeurde op de witge kalkte aijdr van d-nzelven, seer duidelijk bloed vlekken en sporen van mans voetstappen in den de Groothertog van Mecklenbnrg-Strelitz en de Graaf de Gondreconrt, die wedijverden wie in het hevigste van bet vuur de meeste koel bloedigheid en beradenheid aan den dag zou leggen. Dat de verliezen zeer groot waren, is reeds gemeld, en toch ontkwamen velen, als door een wonderwerk, aan dea dood. Een wachtmeester der huzaren b. v. was ongedeerd uit den strijd gakomen, maar bad vijf kogelga ten in zijn chako, behalve eenige anderen door zijne kleederen. Als een bewijs van de hard nekkigheid, waarmede de Denen hunne positien poogden te handhaven, kan o. a. strekken, dat bij het bestormen eener batterij gelegen in de nabijheid van Niederselk, eene compagnie der Oostenrijsche troepen tot op 20 man werd neergeschoten. Van de officieren bleef alleen de kapitein Planner over. Te Rensburg bevon den zich op 5 dezer 417 gewonde militairen namelijk 850 Oostenrijkers, 60 Prnissen en 7 Denen in het hospitaal; daarenboven zijn hier vele gekwetste officieren door de burgers der stad in hunne woningen opgenomen. Volgens opgaaf loopende tot 5 jl. heeft de brigade Gondrecourt aan dooden en gekwetsten ver loren 30 officieren en 619 onderofficieren en manschappen. De landbouwer Peter Schrijver te Wilpe bij Zwolle kocht in de maand Mei 1863 een os, voor den prijs vau f147, die door hem in de vorige week aan een vleeschhouwer te Deventer verkocht is voorde som van f457,50. Volgens schatting van deskundigen, zal het dier 1500 halve wegen. De os is van inlandsch ras. Als een bewijs, dat men voor het bui tenland nog al hooge prijzen voor het vee dorft besteden, verdient vermelding dat on der den Zevenbergschen Hoek een koppel vaarskoeijen voor f525 is verkocht. Te Nischni Novogorod heeft een vreese- lijk ongeval plaats gehad. Naar gewoonte had men dezen winter op de Wolga eene tallooze menigte gebouwen van allerlei aard opgerigt, waaronder de kramen en herbergen voor voer lieden de hoofdrol spelen. In een dezer laatstbedoelde gebouwen hadden ruim 200 ersonen hun intrek genomen; door eene on- ekende oorzaak is dit gansche gebouw plotse ling in den vloed verdwenen. Vele personen die hulp poogden toe te brengen werden het offei hunner dienstvaardigheid. Behalve de menschenlevens, welke men te betreuren heeft, is een schat aan waarde verloren gegaan. Uit hoofde van de snelheid van den stroom en de diepte der rivier ii alles spoorloos verdwenen. De kardinaal-aaitsbisschop van Bordeaux heeft om zijne achting jegens een overleden opper-rabiju te betuigen, bij zijne begrafenis zoolang de stoet zich door de straten bewoog de klokken van alle Catholijke kerken doen weekeo grond. Men volgde dit spoor, het leidde Daar het logement aan den weg, hisr deed men onderzoek naar de aanwezeode gasten en de waardin berigtie, dat een derzelve, gewond, met bijna onkenbare gelaatstrekken, zoo even aange komen was, men vroeg naar den naam en nu kwam er licht in de duisternis. Voor ongeveer zeven jaren was Manfred Thorau, op Lowensterns kantoor werkzaam geweesten gedurende eenige maanden door deo laatsten, dia in den yverigen en beleefden jongeling behagen vond, in zgn hnis opgenomen, om den broeder van Flora, een zwakke koaap die sedert gestorven is, onderrigt te geven. Bg deze gelegenheid leerde hg Flora kennen, die een zoo bepaalden invloed op zgn verder noodlot uitoefende. Op Florai.aauwtlijks den kinderschoenen ont wassen, had zijne schoonheid, zijn vrolgk gemoed en zijne dichtluim, eenen indruk gemaakt, die aan hartstogt grensde. Geen meester over zicbzelven had hg haar zgoe liefde bekend en bet voorne men opgevathare oudera dienaangaande niet onkundig te laten, ten einde zoodra bg eene zelfstandige betrekking mogt erlangen, Flora te trouwen. Het meisje, hoe jong ook, begreep maar al te wel, dat aan eene inwilliging van hare familie niet te denken viel en verlangde om die rede, dat hoDne tegenwoordige betrekking nog geheim zonde blijven. (Wordt ttntolfd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1864 | | pagina 2