nmmmm
11 HAART.
Algemeen Nieuws-, Advertentie Landbouwblad.
JU 338.
Achtste Jaargang.
A°. 1864.
Het klooster St. Agatlia.
SCHAGEE COUEANT.
ABONNEMENTSPRIJS VOOR DRIE MAANDEN
Voor Schagenf 1,00.
Franco per post door het geheele Rijk n 1,15.
Afzonderlijke Couranten«r 0,10.
Verschijnt iederen Donderdagmorgen.
Abonnementen op dit blad worden door alle
TTITG-EVER IP. J". O. DIDERICH.
PRIJS DER ADVERTENTlëN
Van een tot vijf regelsf 0,75.
Iedere regel meerder0,15.
De 35 cents zegelregt niet mede gerekend.
Groote letters naar de'ruimte die zij beslaan.
Boekhandelaren en Postdirecteuren aangenomen.
BRIEVEN PBANOO.
Het is niet zonder aarzeling, dat wij de
ze teedere zaak aanroeren. Hoe voorzigtig de
hand ook te werk ga, zij is alligt te ruw.
Met het wetsontwerp ter dezer zake inge
diend, hangt een vraagstuk zamen, dat zijne
oplossing wacht van het godsdienstig gevoel,
en het is dit deel van den mensch, dat wij,
helaas! als het minst ontwikkeld moeten be
schouwen, terwijl wij tevens erkennen moeten,
dat daarin het centrum van den mensch te
vinden is. Wij zouden echter te kort doen
aan onzen pligt als wij ons woord niet zei
den over het vraagstuk, dat thans de beslis
sing der wetgevende magt verbeidt. Wij heb
ben er gelegenheiddoor de liberale beginselen,
die wij belijden, toe te passen en die ook aan
het godsdienstig gevoel onzer lezers aan te be
velen.
Aan de tweede kamer der Staten-Generaal
is ter goedkeuring aangeboden eene overeen
komst betreffende de goederen van het voor
malig klooster van St. Agatha. Bij notariële
akte doet de staat afstand van bepaald om
schreven onroerende goederen van het voormalig
klooster van St. Agatha, tegen de blijkens de
stukken van toelichting, met zorg geschatte waar
de van f 225,710,54, onder aftrek van eene som
van f 70000 voor de waarde van geestelij
ke fundatiën en kerkelijke diensten in die goe
deren gevestigd. De afstand geschiedt aan
vier R. C. geestelijken, allen wonende in het
zoogenaamde klooster van St. Agatha, die blij
kens art. 5 van het kontract den staat als
eigenaar erkennen van al de overige goederen,
herkomstig van het voormalig klooster van St.
Agatha, en geschat op eene koopwaarde van
123,672,44*.
Schoon er een koopprijs bedongen wordt is
er toch geen eigentlijk koop—kontrakt Uit
aanmerking van verschillende omstandigheden
meenen de komparanten, wettige redenen te
vinden om te dezer zake een billijk vergelijk
met den staat te kunnen treffen.
Het is deze overeenkomstdie thans aan de
goedkeuring der kamers onderworpen is.
Er kunnen tegen de bekrachtiging van deze
overeenkomst verschillende bezwaren worden ge
maakt. Deze betreffen gedeeltelijk den vorm
der overeenkomst. Wat beteekent art. 5 van
het kontrakt Vier R. C. priesters erkennen
het eigendomsregt van den staat op de goe
deren van het voormalig klooster van St. Aga
tha, niet begrepen in den afstand. Waartoe
is dit dienstig Waaruit ontleenen deze hun
ne bevoegdheid Waarom neemt de staat die
erkentenis aan Door deze bepaling houdt de
overeenkomst op een verkoop te zijn, maar
■wordt eene dading. Indien het regt van den
staat betwistbaar is op de niet afgestane goe
deren dan is het dit evenzeer op de afgestane
en indien de staat Tan de kontraktanten de
sanctie van zijnen eigendom ontvangt betrek
kelijk genedan heeft hij die ook noodig be
trekkelijk deze. De afstand, die hij doet is
dus strijdig met de erkentenisdie hij aan
neemt. Wij beamen ten volle deze aanmerking.
Het karakter van dading, dat de overeenkomst
onmiskenbaar draagtzagen wij gaarne vervan
gen door dat van koop en verkoop.
Waar de staat regten uitoefent moeten die
onbetwistbaar zijn. Waar liij vast goed ver
koopt moet zijn eigendomsregt vast staan.
Waar hij eene dading sluit moet het geschil
punt buiten twijfel zijn. Wij betreuren het
daarom, dat de akte den staat, noch als ver-
kooper, noch als toetredende tot eene dading
voorstelt.
Dit geeft iets duisters en verwards, iets
tegenstrijdigs aan eene overeenkomstdie toch
reeds veel tegen zich heeft. Maar wij
zouden de bekrachtiging, aar. het wetsontwerp,
om deze reden niet gaarne zien onthouden.
De akte zal hare uitvoering erlangen op de
zelfde wijze als of er gaaf en eenvoudig ware
verkocht.
Het verschil is dus niet meer dan een ver
schil van redactie, en het zou te betreuren
zijnzoo deze reeds zoo lang hangende zaak,
om eene dergelijke reden onafgedaan bleef.
Een tweede aanmerking omtrent den vorm
waarom maakt de staat een onderhandsch
is
kontrakt Is het overeenkomstig aan de waar
digheid, van den staat te bieden en te loven,
gelijk kooper en verkooper? De openbare
verkoop wijst zich van zelf aan, als het mid
del, dat de staat moet gebruiken tot vervreem
ding van zijne eigendommen. Waarom wordt
hiervan bij deze overéénkomst afgeweken?
Naar onze meening behoort ook om deze
oorzaak de goedkeuring niet geweigerd te wor
den. Eene onpartijdige schatting heeft de
zekerheid gegevendat de waarde der goede
ren bedongen wordt. Meer kan men niet
verlangen. Het is niet de pligt van den staat
om burgers tegen te werken, in wat zij billijk
verlangen. Het is onbillijk, het billijke niet
te willen. De bijzondere betrekking waarin
de tegenwoordige bewoners en hunne voorgan
gers steeds tot den staat hebben gestaanen
die inderdaad meer dan raadselachtig is, wet
tigt de exceptionelen maatregel wel. Inderdaad,
de bezitters der goederen hebben een aanspraak
op voorkeur, bij verkoop. Hierbij moet men
nog in aanmerking nemen, dat de verkrijging
bij openbaren verkoop, aan de tegenwoordige
bezitters door opdrijving en zamenspanning zeer
moeijelijk zou kunnen vallenen de staat mist
het regt hiervan het voordeel te genieten, om
dat dit deloyaal zou zijn tegenover personen,
met wien men gedurende meer dan 200 jaar
in betrekking heeft gestaan.
Wij kunnen het dus niet anders noemen
dan drijven, wanneer men den openbaren ver
koop eischt, waar men de waarde bedingen kan
van den bezitter gedurende meer dan 400 jaar-
Maar er kan een belangrijker bezwaar tegen
de overeenkomst zelve worden ingebragt.
De staat doet afstand aan vier R. C.geette-
lijkenwonende in het zoogenaamde klooster
van St. Agatha, vaiy de onroerende goederen
van het voormalig klooster van St. Agatha. Is
dit geen openbaar bedrog? Als het niet van
algemeene bekendheid wasdat er een klooster
St. Agatha bestaat, zou men het nu toch wel
vermoeden. En kan de staat hiervan onbewust
zijn? Is het eerlijk, wanneer eene overeen
komst, uitgaande van het staatsgezag spreekt
van een zoogenaamd klooster, van een voormalig
klooster, terwijl het zonneklaar is, dat er van
een wezenlijk klooster, een bestaand klooster,
moet gesproken worden Die R. C. geestelij
ken zullen wel toch door ieder gehouden wor
den voor de tusschenpersonen, handelende voor
het bestaande klooster.
En als men hierbij bedenkt, dat de waar
schijnlijke oorzaak voor dezen vorm ligt in de
onbestaanbaarheid der wezentlijke overeenkomst
voor de wet, dan is de handeling van den
staat niet eerlijk te noemen, is zij niet meer
of minder dan eene bedriegelijke handeling en
verdient de overeenkomst, scherpe afkeuring.
Maar hier zijn wij nu juist gekomen aan
het moeijelijke punt. Wij keuren de overeen
komst af, omdat zij bedriegelijk is. Langs
een slinkschen weg zoekt men te bereiken een
verboden doel. En oneerlijkheid vindt in ons
geene verdedigers.
En toch is het mogelijk dat oneerlijkheid
hier verdedigd zal worden. Wij zien er het
bewijs van in de regering die het voorstel doet.
Wij zullen er het bewijs van vinden in de
discussiën over de voordragt, waar de een over
het bedrog zal heenstappen als eenig middel
om te voorkomen, dat van deze zaak, eene
godsdienstige zaak gemaakt worde en de ander
het vergoelijken zal, omdat langs eerlijken weg
hem geen regt overblijft. Voor ons echter is
oneerlijkheid, oneerlijkheid. Daarom hopen wij,
dat zij, wierstelliDg het is, dat langs eerlijken
weg voor hen hier te land geen regt isook
het regt niet willen zullen, dat langs oneerlijken
weg verkregen wordt en eene wettelijke regeling
der kloosters zullen vorderendaar die in hun
belang noodzakelijk blijkt.
Maar meer nog dan dit, hopen wij, dat de
houding der katholieke partij, bij mogelijke ver
werping der wetsvoordragt in eene der kamers,
hen beschamen zal, die den vrede met het
bedrog wilden teekenen om niet in strijd te
komen met het godsdienstig gevoel van een
groot gedeelte onzer natie. Voltaire, de spot
ter met alle godsdienst, heeft godsdienst den
blinddoek der rede genoemd. Helaashet
goddelijke geënt op den menschheeft ook
al zonderlinge wanstaltigheden voortgebragt
Zou de spot van Voltaire nog opgaan Wij
weten het niet, Dit weten wijdat ware