Algemeen Nieuws-, Advertentie Landbouwblad.
i 111
,M 345.
Achtste Jaargang.
A®. 1864.
Algemeene Verkiezingen
in 1864.
GEWONE BRUIGTEN.
SCHAGER COURANT.
ABONNEMENTSPRIJS VOOR DRIE MAANDEN
Voor Schagenƒ1,00.
Franco per post door het geheels Rijk 1,15.
Afzonderlijke Couranten0,10.
Verschijnt iederen Donderdagmorgen.
wegh,
«7
.5
Abonnementen op dit blad worden door alle
O
<3
UITQ-EVEB, F. O". Gk DIDERICH.
PRIJS DER ADVEETENTiëN
Van een tot vijf regels0,75.
Iedere regel meerder. a 0,15.
De 85 cents zegelregt niet mede gerekend.
Groote letters naar de ruimte die zij beslaan.
Boekhandelaren en Postdirecteuren aangenomen.
BBIEVEN FRANCO.
De scherpzinnige Engelsche geschiedschrijver
Macaulay heeft in een zijner kleine geschriften
beweerddat in onze dagen een groot deel
van de waarheid der spreuk, dat men het
vaderland meer dan zich zelveu moet liefheb
ben is verloren gegaan.
Deze spreuk afkomstig uit eene der kleine
republieken van het oude Griekenland be
helsde, volgens zijne bewering, daar alleen
volle waarheid.
Voor de Grieken toch hing hunne per
soonlijke vrijheid, hun eigendom, hun huwe
lijk hun leven en dat hunner dierbaren op
het naauwste te zamen met het bestaan van
hun vaderland.
Werd het kleine gemeenebestdat zij tot^
vaderland hadde"n~ overwonnen dan werden
hunne huizen verwoest, hunne akkers onder
de overwinnaars verdeeldde weerbare man
nen gedoodde vrouwen en kinderen als sla
ven weggevoerd. Met het vaderland stond of
viel dan alleswat hun dierbaar was. Hun
eigenbelang moest hen er dan toe aanzetten
om dat vaderland meer dan zich zelveu te
beminnen. Doch in onzé dagennu eigent-
lijk alléén de staatkundige vrijheid van het
bestaan des vaderlands afhankelijk isbevat
volgens het gevoelen van den reeds genoemden
schrijver die spreuk veel minder waarheid.
Ofschoon er in deze bewering van den
wijsgeerigen geschiedvorscher veel waars ligt
zoo gelooven wij tochdat men bij nadenken
voor hetgeen hij zegttot het besluit zal ko
men, dat, moge ook thans niet meer als
voorheen alles wat ons dierbaar isafhanke
lijk zijn van het bestaan des vaderlands er
toch nog veel hetwelk iederen mensch na
aan het harte legt isdat met den bloei van
het land onzer inwoning op het naauwste te
zamen hangt.
Het is waarer bestaat geen gevaardat
ooit buitenlandsche vijanden na ons overwon
nen te hebben alle onze huizen verwoesten
onze akkers onder elkander verdeelen en onze
vrouwen en kinderen als slaven zullen weg
voeren, maar wie waarborgt ons dat onze ei
gendommen ongeschonden zullen blijven dat
de rust van ons huisgezin niet op de wreed
ste wijze door hen zal verstoord wordendat
alles wat ons dierbaar en heilig was niet be
spot en met voeten getreden zal worden
Men denke slechts aan de dagen van de
fransche overheersching.
Het is waar Napoleon liet onze huizen
staanverdeelde de landerijen der ingezetenen
niet onder zijne soldatensleepte de vrouwen en
kinderen niet als slaven met zich roede, maar
waren wij daarom er zoo veel beter aan toe
dan de Grieken, als hun vaderland door de
overwinnaars werd overheeril?
Werden de Nederlanders niet van het
grootste gedeelte hunner bezittingen ontroofd,
was hun persoonlijke vrijheid niet dagelijks in
gevaar werd het genoegenfen de vertrouwe
lijkheid van huisselijk verkeer niet telkens ver
stoord door de inmenging van eene zich met
alles bemoeijende policie'werden niet hun
godsdienst en zeden met [voeten getreden,
werden niet hunne zonen uit hunne armen
gescheurdom den verdrukker van hun va
derland in verre gewesten met hun bloed te
dienen?
Neen voorwaar ook in onzen tijd nog moeten
wij het vaderland beschouwen als het dak,
waaronder wij alleen veilig kunnen schuilen,
als het huiswaarin wij alles wat ons dier
baar en heilig is, met gerustheid kunnen
bergenvalt dat dak in storten de muren
van dat gebouw in een, djn bestaat er voor
ons geene ware veiligheid meerdan zijn al
onze bezittingen blootgesteld aan de genade
van wind en weêr. En als wij nu die vraag
doen, hoe kwam het, dat het dak inviel,
dat het huis niet bestand was tegen de aan
vallen der stormen
Dan is voorzeker het antwoordin de
eerste plaats door een slecht bestuur. Een
wanbestuur in verhand met de verslapping der
zeden, had de klachten van ons volk onder
mijnd, had de ziekte der natie ongenezelijk
gemaakt, had den Nederlandschen staat tot
den wissen val veroordeeld. Wel is waar
ligt er penige waarheid in het zeggen van
den geleerden dichter (Kemper.): De dwinge
landij kweekt nimmer slaven.
Maar slaven kweeken dwingelandij. Doch
elk bestuur, zoo het althans van eenigen
langen duur isheeft zoo veel aandeel in de
vorming van een volkkan door wetten en
voorbeeld zoo gunstig of ongunstig op zijne
ontwikkeling werken, dat dit vers alleen
waarheid bevatvoor zoo verre het betreft een
door vreemd geweld tijdelijk opgedrongen dis-
potismus. En dit althans is zeker, dat de
uiterlijke bloei of kwijning bijna geheel alleen
afhankelijk is van een goed of slecht bestuur.
In vroegere tijden, toen het volk volstrekt
geen deel had in het bestuur, kon het bij een
slecht bestuur zich troosten met de gedachte
het is de wil van den Hemeldie mij dat
lijden doet ondergaan. Een slecht bestuur
moest toen door hetzelve bijna onder dezelfde
soort van rampen worden gerangschiktals een
onregtvaardig aangedane oorlog, pest, wa
tervloed brandkortom als ongelukken die
bijna geheel van zijn wil onafhankelijk waren.
Tegenwoordig is dit niet meer zoo, bij ons
althans is dit niet meer het geval.
Thans hangt een goed of slecht bestuur
bijna geheel van ons zeiven af. Is de regering
goed, wij hebben het dan voor een goed deel
aan ons zeiven dank te wijten is het bestuur
slecht, wij moeten ons zeiven er de schuld
van geven. Geen wet tochdie zonder me
dewerking van de volksvertegenwoordigers mag
tot stand worden gebragtgeen belastingdie
zonder hunne toestemming mag worden gehe
ven geen uitgave voor het rijk al zij de
zelve nog zoo gering die zonder hen mag
geschieden. Zoo het bestuur dan tegenwoordig
slecht iswij hebben het aan bns zeiven te
wijten. Een aanklagt tegen de regering is
een aanklagt tegen ons zeiven.
De bloei of de achteruitgang van het va
derland ligt thans in onze eigene hand. Zoo
thans ten gevolge van een wanbestuur een
tweede Fransche overheersching over ons mogt
komen, zouden wij bij al het leed, nog meer
dan onze vaderen geplaagd worden door de
beschuldigende stem van het pijnigende kwaad
geweten. Als de regering ons wikkelde in een
buitenlaudschen oorlogals onze coloniën ten
gevolge van een wanbestuur, in opstand kwa
men als de onzedelijkste en onregtvaardigste
wetten werden ingevoerdals het grootste
gedeelte onzer bezittingen ons werd ontno
men wij zouden nog moeten zeggenhet
is onze eigen schuld. En toch bij dat alles
blijft ons volk meest zoo traag en onver
schillig bij het werk der verkiezingen!
Hoe is dat toch bijna mogelijkvragen wij.
Is het niet of wij door onnadenkendheid als
het ware met blindheid zijn geslagen? Maar
klagten en verwijten zijn onvruchtbaar. Komt
Nederlanders, laat ons bij de eerlang plaats
hebbende verkiezingen toonen, dat wij niet
onverbeterlijk zijn.
Laat ons toonendat de welvaart van het
vaderland ons na aan het harte gaatlaat ons
toonendat wij het gewigt van onze roeping
begrijpen. Van de stem die wij dit jaar zul
len uitbrengenzal veel afhangen. Groote
vraagstukken zijn aanhangig. Deze stemming
zal haar invloed misschien tot in de verste
toekomst doen gevoelen, en niet alleen op
ons eigen lot en dat onzer kinderenmaar
zelfs op millioenen in de gewesten aan onze
heerschappij onderworpen.
Van deze keuze zal het misschien afhangen
of wij zullen blijven staan aan het spits der
liberale natiën van deze keuze zal het groo-
telijks afhangen of de vrijzinnige regerings
vorm, in alle rigtingen bij ons zal zegevieren.
Laat ons dan toonendat wij de waarde
der verkiezingen beseffen, niet alleen door
trouw op te komen, maar ook door rijpelijk
en naauwgezet te wikken en te wegen welke
personen eene verkiezing waardig zijn.
In den nacht van 6 op 7 April is het Zweed-
sche stadje Rönnedy, nabij Karlskrona, met
uitzondering van de Kerk, totaal in de asch
gelegd. Een 1000 tal personen is door die