Algemeen Nieuws-, Advertentie Landbouwblad.
M 347.
Achtste Jaargang.
A°. 1S64
19 lil
De behoudende en anti
revolutionaire partij.
Eene raadselachtige
geschiedenis.
TJITG-EVER -JE». J\ Gr. DIEEEIOH.
BERIGT.
Het BUREAU en de DRUK -
KERIJvan dit BLAD zijn verplaatst
naar de LA£ N alhier naast den heer
IJ. H o o g e n d ij k
SCHAGER COÜRANT.
ABONNEMENTSPRIJS VOOR DRIE MAANDEN
Voor Schagen1,00.
Franco per post door het geheele Rijk u 1,15.
Afzonderlijke Couranten0,10.
Verschijnt iederen Donderdagmorgen.
Abonnementen op dit blad worden door alle
wegh,
PRIJS DER ADVERTENTlëN
Van een tot vijf regels0,75.
Iedere regel meerder0,15.
De 85 cents zegelregt niet mede gerekend.
Groote letters naar de ruimte die zij beslaan.
Boekhandelaren en Postdirecteuren aangenomen.
BRIEVEN PBANCO..
Het liberale cabinetin wiens bezit Neder
land zich thans verheugen magvindt zijne
tegenstanders zoowel in de behoudende als
anti-revolutionaire partij. Deze beide partijen
ofschoon, zij in hunnen tegenstand tegen het
ministerie Thorbecke, thans een zelfde lijn
trekken zijn het echter overigens met elkander
lang niet eens.
De behoudende partij, erkent onder ons de
magt van het ail accompli au daarom berust
zij in vele dingen, die haar anders niet erg
naar den zin zijn. Zij berust in de gevolgen
der omwenteling van 1789 en 1795 zij
berust in de grondwet van 1848zij berust
zelfs in sommige wetten van Thorbeckeen
al gromt zij tusschenbeiden, als het ware
tusschen de tanden, die mooije grondwet
van 1848die mooije gemeente— of gemee-
ne wet, zij schikt zich toch in de zaken zoo
i.
Voor acht jaren werd ik genoodzaakt ten ge
volge eener hardnekkige leverkwaalde genees-
bronnen van Baden-Baden te bezoeken. Onder
de meer of minder intressaDte vreemdelingen
welke zich toen daar bevondenwas ook eene
jonge dame, die evenveel opzien door hare schoon
heid als door de afschrikkende bleekheid van hare
gelaatskleur wekte. Deze bleekheid ging zoo
ver dat men haar algemeen het doodsgezigt
noemde. Toen ik haar Wij de drinkhal voor de eerste
maal ontmoette, verschrikte ik zoo hevig, dat
ik den beker, die ik juist aan den mond brengen
wilde op den grond liet vallenen dat wil veel
zeggen bij iemand zooals ikdie niet tot de
zenuwachtigsten behoorde.
Hare bleekheid had iets zeer buitengewoons
zij was niet met het wasachtige coloriet van blee-
ke meisjes noch jnet het matte aschgraauw van
menschendie eerst kortelings van het ziekbed
herrezen zijn te vergelijkenmaar hare gelaats
kleur had de meeste overeenkomst met die van
g'P».
De onnatuurlijke bleekheid over het hoofd ge
zien was deze jonge dame die tnsschen de
achttien en twintig jaren oud mag geweest zijn
wat wasdom en gelaatsvormen betreft van waar
lijk klassieke schoonheid. Eene slanke gestalte,
zonde zwellende vormeneen lief kopje, griekscbe
öeus zeer donkere door lange wimpers bescha
duwde oogen een heerlijk ovaal gelaaten dat
alles vol geest en leven. Ziet daar de vlug-
goed, als zij kan. Voor de anti-revolutionaire
partij daarentegen loopt alle| sinds de Fransche
staatsomwenteling verkeerd sinds die gebeur
tenis is er in den geest van het menschdom
een kwaal gekomen die alles schijnt te be
derven, heeft zich een boozen geest van de
volken meester gemaaktdie telkens nieuwe
streken uitvoert. Zoo er nog iets goeds be
staat of gebeurt, dan bestaai of gebeurt het
inweerwil van die omwentelingde humaniteit
(zij is wel genoodzaakt hetj te erkennen), is
de heerschende dengd der 89e eeuw, maar
ook deze is slechts de vrucht van een vroeger
geplanten boomde revolutie heeft niet al
leen voor dien boom niets gedaan maar hem
zelfs zoeken te ontwortelenja zij heeft dit
ten deele gedaan.
De 19e eeuw is dan, in het oog van den
anti-revolutionaireen tijd jran het snoodst
verralgeheel Europa is edï Balei van ver
warring en ongeregtigheidalleen een troost
blijft er voor hem over, namelijk dat er een
klein kuddeke is dat niet van den regten
weg is afgeweken, en onder dat kleine uit
verkoren hoopje rangschikt zich onze anti
revolutionair in de eerste plaats. En voor
waar zulk eene phariseesche pleister van on
geregtigheid is geen gering troostmiddel. Wat
is het toch schoon alleen zelf door deugd
tige trekken van jonkvrouw Jenny Holgarström.
Zij verscheen dagelijks aan den arm van een
oud, zeer eerwaardig heer aan den drinkhal. Dezen
heer was, zoo als men zeide, de aangenomen va
der der jonge dame, wiens naim op de veem-
delings-lijst prijkte als baron Holgarström, land
eigenaar nit Zweden. Zij hadden eene zeer elegante
woning, bedienden, equipageen leefdenover
het algemeen, op eenen voet, die de grootste
welgesteldheid verraadde. De jonge dame ver
pleegde den ouden heer met eene waarlijk roerende
hartelijkheid, hy scheen zeer door de jicht geplaagd
daar hy slechts met trippelende schreden en met
behulp van een kruk zeer langzaam kon voortko
men. Zijne dochter daarentegen scheenhare
doodelijke bleekheid daargelaten, friscb en gezond
te zijn; zij was alles behalve van melancholische
natuur, maar daareutegen vlugger en levenslustiger
dan alle andere badgasten te zamen,
In der daad vernam ik van den baddocter die
bij den ouden Holgarström dagelijks aan huis
kwam, dat de doodelijke bleekheid van jonkvrouw
Jenny niet het gevolg eener ziekte maar aange
boren was. Eene geheel ongewonebijna onge-
loofelijke geschiedenisdie hare moeder wedervoer,
en die volkomen opgehelderd werd zon Jenny
toen zij nog niet geboren wasdit zeldzame moe-
derteeken bezorgd hebben. De docter was deze
legende door de indiscretie van Jenny s kamer
meisje te weten gekomen. Ik verhaal ze thans
weder zoo als ik ze vernomen hebzonder ech
ter voor de waarheid te willen instaan.
Toen in bet jaar 1831 den Poolschen revolutie-
oorlog met de inneming van Warschau door Pas-
kewitsch den laatsten beslissenden slag was toege-
bragt eu de overblijfselen van het FooUche leger
uit te munten als alle anderen aan de snood
ste verkeerdheden en zonden zij overgegeven
wat is het schoon om alleen zelf het pad der
waarheid te bewandelen als alle anderen op
de onbegrijpelijkste wijze dwalenHet gaat
naar ons voorkomt, met menig anti-ievoluti-
onair als met een soldaat van een luijen en
op lekkere beetjes belustenden aard om wat
langer te kunnen slapen, om wat zoete hapjes
te krijgen, ligt bij gaarne ziek in het hos
pitaal. De doctordie hem gezond maakt
bewijst hem voorwaar een slechte dienst. Als
men onzen anti-revolutionair onverwacht bragt
te midden van eene groote menigte van vroo-
mendie even zuiver dachtengeloofden en
handelden als bij, als hij dan niet langer met
zulk een blik van innig medelijden op zoo
veel gevallene en dwalende broeders kon zien,
hij zou zich spoedig niet aangenaam gevoelen,
-want hij- zou tot de overtuiging moeten ko
men dat hij toch niet zooveel beter was
dan zijne medemenschen. En nu moge bet
eenigzins moeijelijk zijn om door levensgedrag
en wandel boven anderen uit te muuten
door regtzinnigheid in godsdienstig en staat
kundig geloof, valt dit nog al gemakkelijk.
Evenwel willen wij de anti-revolutionaire par
tij niet te bard vallenwij kennen onder
haar vele mannendie wij opregte hoogach-
op Oostenrijksch en Pruissisch grondgebied gevlugt
waren, bekwamen blijkbaar die officieren, welke
van de Terleende amnestie geen gebruik maken
wilden, verlof, zich door Duitschland naar Frankrijk
en Engeland te begeven, alwaar hun toevlugt
oorden verleend werden. Sommigen zullen zich
nog wel herinneren, met welke sympathie de
uitgeweken Polen in het buitenland ontvangen
werden, boe er vereenigingen tot hnnne onder
steuning tot stand kwamen, hoe men geld, enz voor
hen inzamelde, concerten, bals eo loterijen ter
hunner behoeve daarstelde, hoe men de gewonden
en zieken verpleegden, en hoe de dames in het
betoonen van milddadigheid en opmerkzaamheid
voor die ongelnkkigen wedijverden.
Onder de Denen, die de emigranten met eene
bijzondere hartelijkheid opnamen, bevond zich ook
de heer von B. een vermogend landeigenaar in M.
op zyne bezitting in de nabijheid van Bamberg
was elke vlugteling zeker, een vriendelijke onthaal,
verpleging en geld tot voortzetting der reis te
zullen vinden.
Op zekeren dag, ten tijde dat bet doortrekken
der Polen reeds begon te verminderen verscheen
op Let landgoed van den beer von B. een Pool
die zich voorzien van een aanbevelingsbrief van
de Leipziger-Polen-vereeniging aan hem voorstelde.
Het was een zeer jong mensch, even over de
twintig jaren, schoon, doch zeer bleek. Hij had
namelyk verscheidene maanden te Leipzig in het
hospitaal gelegen, ten einde eene wond, die hij in
den slag van Ostrolenka bekomen had en die
later ten gevolge van door nood gedwongen e nala
tigheid, weder opengegaan was, te doen genezen.
Op zijnen togt van Leipzig naar Bamberg was
dezelve verergerd, zoo dat hij 2ich genoodzaakt