Algemeen Nieuws-, Advertentie Landbouwblad. i? 0 r^i M 353. mjunij. Godsdienst en Staatkunde. De Lazador. Achtste Jaargang. 1 \o SCHAGER COURANT. rfi r-^y ABONNEMENTSPRIJS VOOR DRIE MAASDES Voor Schagenf 1»00. Pranco per post door het gcheele Rijk #1,15. Afzonderlijke Couranten#0,10. Verschijnt iedercn Donderdagmorgen. wegh, Abonnementen op dit blad worden door alle TTITGrEVER F. CT. O. DIDEEICH. PRIJS DER ADVERTENTlëN Van een tot vijf regels0,75. Iedere regel meerder0,15. De 35 cents zegelregt niet mede gerekend. Groote letters naar de ruimte die zij beslaan. Boekhandelaren en Postdirecteuren aangenomen. BRIEVEN PEANCO. #Ik heb lieverdat men van mij zoude bewcerendat ik niet bestadan dat men zou zeggendat ik een slecht mensch zij en ik geloof dat onze lieve Ueer er wel even eens over zal denken." Deze woorden van een wel wat loszinnigenmaar toch in vele opzigten verdienstelijken wijsgeer (Bayle) uit bet begin der vorige eeuwbevatten bij al hun schijn van spotternij toch eene waarheid, die men wel ter harte mag nemen. Als men slechte daden uitvoert of slechte oogmerken heeft is het beter van God te zwijgen, dan zijn naam te misbruiken als een dekmantel voor booze bedoelingen. Het is beter niet te gelooven aan het bestaan eener godsregering dan bij een tegenovergestelde overtuiging den Heilige om hulp en bijstand in het uitvoeren van misdadige oogmerken te bidden. Bekend is de anekdote van den vrome winkelier die op een zondag morgen het navolgend gesprek met zijn knecht hield Janhebt je al steentjes in de krenten ge daan Ja BaasJanhebt je al meel in de suiker gedaan JaBaas Jan hebt je al water in den tabak ge daan Ja Baas! Zie zoo dan hebben wij den dag des llceren goed begonnenlaat ons nu naar de kerk gaan om God te dan- Een verhaal cit den Indiaanschen oorlog. De zon was ondergegaan de sterren schitterden aan den wolkeloozen hemel aan den horizont was de zilveren maan zigtbaar en verlichtte een der schoonste texiaanscbe landschappen. Prachti ge, aan den zoom van een groot oorspronkelijk woui', opgewassen boomen wierpen lange schadu wen op eene kleine prairie in wier midden een blokhuizen stond. £r heerschte eene doodelijke stilteslechts nu en dan door het geschreeuw van een nachtuil afgebroken. De bewoners dier huizen waren Duitscher9. Een waardig grijsaard met name Daniël had zich daar gevestigd en met behulp van vijf volwassen zonen en twee dochters de woestgu in eeu vrucht baar landschap herschapen. De zegen des hemels rustte schijnbaar op de farmjaarlijks was de onvermoeide vlijtige poging der arbeiders rijkelijk beloond geworden. De boomwol, alsmede de noodzakelijkste levensbehoeften leverden steeds uit muntend gewas en de veestapel was bijna verdrie dubbeld. Vijl jaren waren verloopen het waren jaren van geluk geweest, en het scheen, als had het ongelukhetwelk in het oude vaderland de familie onverbiddelijk Vervolgdehaar geheel verlaten en voor een aanhoudend beteren tijd plaats gemaakt. Doch daar kwamen zij de dagen van ongeluk; rouw drong door in de harten dier gelukkigen Het hoofd der familiede oudedoor allen beminde Taderwas des morgens vroeg op een muilezel uitgereden om een paar ossen voor dtn ken. Ieder zal het toestemmen dat het beter voor dien winkelier ware geweestzoo hij bij het bedrijven der oneerlijkheid d,en heiligen naam van God had achterwege gelatenbeter zelfs dat hij door allerlei kunstgrepen zijn geweten had zoeken gerust te stellen met dc gedachtede goede God heeft toch wel w anders te doen dan of om er op te letten, dat er meel in mijn suiker is gemengdof om naar mijn danken in de kerk te luiste ren. Maar nu hij den naam van God uit sprak bewees hij daardoor de onverbeterlijke slechtheid van zijn karakter en tevens dat de God waarvoor hij in zijne gedachten knielde niet beter was dan de vervalschte waardie hij aan zijne klanten aaubood. Helaasvele grooten der wereld handelen niet beter dan onze vrome winkelier. Toen 11a de inneming der Duppeler Schamen, namens den koning van Pruissen aan den bevelheb ber van het zegevieremh: leger<loa dank werd betuigd voor de behaalde overwinning luidde die dankbetuiging: „naast den Ueer der Ueerseharendank ik aan mijn bewon- deringswaardig leger en aan uwe aanvoering de schitterende overwinning door ons behaald." Was de heilige naam van God uit deze dank betuiging weggelatenwij zouden er niets op te zeggen hebbenintegendeel zonden wij niet dan lof hebben voor deze laconische wijze van veldarbeid te zoeken en hoewel de nacht reeds inviel was hij nog niet teruggekeerd. In huis was alles stil. Zwijgend zaten de bei de meisjes bij den baard waarop zg het avond maal voor de broeders bereid hadden. Doch geen der broedersdie tegen den middag de farm ver laten en verschillende rigtingen doorkruist hadden om den vader te zoeken keerde terug. Nog tegen middernacht zaten de meisjes aan den haard en weenden. Eensklaps sloeg de hond aan Het getrappel van een paard werd hoorbaar. De oudste broeder trad somber en knorrig het vertrek binnenzwijgend plaatste hij zijn buks in een hoek der kamer, wierp zich op 1 een stoelen ondersteunde het hoofd met beide 1 handen. De tranen der meisjes Tloten in heviger mate; zg hadden den broeder reeds begrepen en raadden, dat de vermiste niet gevonden was. Het luide gezucht der zusters bragt den broeder tot bezin ning. Hij vermande zich en verhaaldedat hij van hunnen vader volstrekt geen spoor had gevon den doch nog onbezorgd was en bepaald geloofde dat de vermiste bij eenen verwijderd wonenden farmer vriendelijke opname gevonden had, „Andreas vroeg de jongste en keek haren broeder stijf in de oogen „gelooft gij dat werkelijk „Ik geloof het bepaald zeker 1 was het ant woord. Het vertronwenwaarmede deze woorden ge sproken warenmaakte eenen gunstigen indruk op het gemoed der meisjes. „Het is zeer laat en de nacht is koud! zeide Andreas. Ik zal den broeders het afgesproken dankbetuiging. Die dank kwam immers ten volle toe aan het pruissische leger, dat zich bij de belegering en vooral bij de bestorming der vesting zeer goed heeft gehouden. En al zij de oorlogwaarin die belegering plaats hadonregtvaardigdeswegens zullen de ko ning en zijne ministers zich eenmaal voor God en het menschdom moeten verantwoorden maar het legerdat slechts moet gehoorzamenkan daarvoor niet aansprakelijk worden gesteld. De koning vooral was verpligt zijnen dank te betuigen aan een leger, dat op zijn bevel had gestreden. Maar het mengen van Gods heiligen naam in zulke eene onreine zaak heeft ons gekwetst in ons godsdienstig gevoel, en wij gelooven dat het wel velen even als ons gegaan zal zijn. Wij vragen toch aan een ieder die gevoel heeft voor godsdienst of de naam van den Heer der Heerscharen hier niet eene ware en ergerlijke spotternij is Wij willen niet eens vragen of wij als verlichte Christenén der 19e eeuwden eeuwigen wereldgeestdie de na tuur ons predikt, den Vader in den hemel die Christus ons heeft leeren aanbidden en den regtvaardigen Wereldregeerder, waarvan de geschiedenis ons heeft gesproken mogen doopen met den naam van lieer der Ileere- schareneen naam toch waardoor wij Ilem herscheppen in eenen nieuwen God ilars signaal lot terugkeer gevenwaarop hij een ka non laadde en afvuurde. Kort hierop viel eeu schot het huis drennde, de rameu kletterdende echo van het woud weerkaatste den donder van bet geschat. Het door Andreas met den naam van „kanon" bestempeld instrumentwas echter niets anders als een kleine ijzeren draaibas, die de grensbe woners zich tot veiligheid aanschaften. De donder was geëindigd en niets stoorde de rust van den nacht. Andreas luisterde zeer lang, doch te vergeefs. Een half uur later dreunde eeu tweede doch veel zwaarder. Het huis schudde andermaalhevig kletterden de vensters en luider klonk de echo door het woudde toonen van een jagthoorn lieten zich hooren en spoedig daarop volgden buksschoten nit eene andere rigting ea verkondigden den naderenden terugkeer der broe ders. De een na den ander kwamen zg aanrijden deze wakkere zonen Tan den ouden landverhuizer. Zg verwachtten den vader te hnis te zullen vinden; want niemand had een spoor van den muilezel, waarop hij gereden hadgevondenniemand der buren had den vader gezien. Slechts Beojamin de jongste broeder was nog niet terugspoedig echter liet de hoefslag van een dravend ros zich hoorenen Benjamin verscheen. Ontroerd en doodsbleek, met betraande oogen, trad hij de door eene smeerlamp mat verlichte veranda van het huis binnen. „Vader is dood vermoordgescalpeerd en verbrand riep Benjamin hij zonk, na het uiten dezer woorden, op een stoel neder en het te tranen stroomden over zijne bleeke wangen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1864 | | pagina 1