Want helaasin dat opzigt zijn wij door het moderne heidendom dat onder den schijn van regtzinnigheid in de beschaafde kringen van Earopn al te zeer wordt gehuldigd, er aan gewoon geraaktdat men Heinden On neembare namen geeftdio Hem plaatsen beneden het peil der bewoners van den Olim- puszoo als zij voorkomen in de gedichten van Homerus en Virgilius. Maar wij vragen is het geen ergerlijke spotternij als men hier van den Eeuwige spreekt, als ware Hij een generaal die moet gehoorzamen aan een oabinetschrijven van von Bismarckals men hier van Hemter loops hoort melding maken als ware Hij een hooggeplaatst persoon, dien men bij de lofvermelding van anderen wel KÏl maar niet durft passerendaar men be ducht is dat anders zijne ijdelheid gekwetst zal worden Wij vragen hetwat heeft dc naam van den eeuwig Heiligedie te rein van oogeu isdan dat Hij het kwade zoude aanschouwentc maken met cene overwinning in dezen verfocijelijken oorlog, be haald P En waarvoor diende het bezigen van dien naam gewis om zich den schijn van gods dienstigheid te gevenom het volkdat op godsdienst gesteld is, zand in de oogen te strooijen. Of geloofdo de opsteller van dc dankbetuiging in werkelijkheiddat deze door een driedubbele overmagt behaalde overwin ning het bewijs opleverdedat de Heer der Heerscharenin werkelijkheidachter het Pruissische leger had gestaan, maar zoodoende kon een diefdie in een huis ingebroken de wcerlooze bewoners vermoord en de goe deren medegenomen heeftook gelooven, dat hij door Gods hulp dit werk heeft volbragt. Ook hij kan zeggen aan de kracht van mijn arm aan de roofzucht van mijn hart cu aan den Ucer der dieren en der moordenaars ben ik dat alles verpligt. Niets voorzeker is meer geschikt om de godsdienst te veriagen in de oogen van het volkdan waar wij de regeringen zien me dewerken ,001 de heiligste namen als een ijdel speelgoed tc bezigen. Er wordt in onze eeuw reeds genoeg twijfel gevoed ten aanzien van het bestaan eencr godsregering, dan dat hij nog vergroot moet worden door de spotternijdie ons tegenklinkt uit den mond der koningen. Wij weten het immers, dat in onzein vele opzigtcn, treurige eenw, zich de godsregering in duister schijnt te hullenwij weten hetdat het de overmagt De meisjet begonnen hard op te schreyenmet een dof stilzwijgen vernamen de broeders dit vreetselijk berigt. Vervolgens trad Audreas op Benjamin toelag de regterhand op zijn hoold en vroeg „Is het waarheid wat gij zegt of spreekt gij in waaozio „Ik wenschte dat ik waanzinnig ware en onze vader nog leetde" was het antwoord. „Arme vaderHet was u alzoo niet vergund, in de armen uwer kindaren te stervenOnder de handen van moordenaars moest gij uw leven eindigen Mogen deze moordenaars voor eeuwig vervloekt zjjn die de vrede vau onze familie zoo gruwzaam verstoorden reide de oudste. Nog ia denzelfden nacht reden drie der broeders Daar de plaats waar de moord gepleegd was om het overschot des ongelukkigeu vaders te halen de overigen bleven terugom in geval van nood de zusters te beschermen. De dag was nog niet aangebroken toen hst lijk van den vermoorde aankwam. Het grootste deel van het ligebaam was verbrand het hoofd ingeslagen de hnid van den schedel ontbrak. De moordenaars waren ongetwijfeld Indianen geweest de ia den omtrek van den gepleegden moord gevonden sporen hadden duidelijk de indrukken van Indiaanscbe Mocassins doen herkennen. Kort na hel aanbreken van den dag werd in het magnolien -boschje eene uit ruwe cederplacken vervaardigde doodkist aan den schoot der aarde toevertrouwd. Op denzelfden morgen en bijna op hetzelfde tijdstip, toen het aardsche overschot van den en het beleid en niet dc regtvaardig- en eerlijkheid ccner zaak zijn, die doen zege vieren. Aan die treurige wetenschap hebben wij voorwaar genoeg om ons ter neder tc slaan bij cene al te vermetele hoop op den goddelijken bijstand, maar zoo men ons ook nog wil doen gelooven dat God immer staat aan de zijden van dc overmagtook dan als het gepaard gaat met onregt en gewelddan worden de namen van God en godsbestuur op den duur ijdele klanken of, wat nog erger isdan moet men het Opperwezen be schouwen als de onverbeterlijke uitvoerder en beschermer van het onregt. Al te dikwerf wordt in de staatkunde ge speeld met heilige namen, maar wisten de regenten hoe het arme volk, daaronder lijdt, zij zouden daarin omzigtiger zijn. In dien twijfel aan een godsbestuur het is een waar achtig lijden! Wee hen, die medewerken om dat lijden te vermeerderen, om die ziekte te verergeren. Wij weten wel, dat ook dan als het woord van Heer der Heerscharen uit de koninklijke dankbetuiging ware weg gebleven die twijfel niet minder zoude bestaan hebben, maar die spotternij scherpt toch den doorn van dien twijfel. Zij klink als de spot der Joden bij het kruis van den Verlosser hij heeft op God gebouwddat Deze hem dan verlosse indien Hij hem wel wil. Alleen bij eene reine heilige zaak mag men van God spreken dan alleen als men over tuigd is, dat men hoegenaamd niets anders dan het welzijn zijner medemenschen voor oogen heeft, mag men zich op Hem beroepen, en zulk eene aanroeping zal dan niemand ergerenintegendeel zal het strekken oin het godsbegrip in den boezem vau het volk rein en levendig te houden. Maar waar sprake is van zaken, waarmede men eigen belang en eigen grootheid voor oogen heeft, daar kan de naam van het heilige Opperwezen gerust achterwege blijven. Ook bij ons wordt in de staatkunde de godsdienst to dikwerf, als bij de haren er b\j gesleept. Die het doen mogen toezien dat de godsdienst daardoor niet in minachting bij het volk kome. Dat is zeker dat de ware godsdienstige mensch slechts met de uiterste omzigtighcid gebruik zal maken van heilige namen. GEWONE BE1UGTEN. Wij voldoen bij deze gaamt aan het veilangen van den heer II. Koomen door te duitschen farmer ter aarde werd besteld ut acht tien Engelache mijlen van Danitl'a farm verwijderd een ouden Texiaan met zijnen kleinzooneen negenjarigen bupaehen jongen op een met maïs beladen wagen. Rustig en gelijkmatig traden de beide ossen voorwaarts. De blaanwe oogen van den knaap vlogen over de prairie en volgden de ligte bewegingen der bonte vlinders die vlugtig over de vlakte zweefdenof zochten in de takken der boomen verscholen zangers, te bespieden. „Moeten wy nog ver vroeg eindelijk de kleine Henry rijnen grootvader. „Vyf of us mijlen wij moeten nog twee uren rijden." „Zoo beste grootvader I vertel mij dan eene geschiedenis „Gij herinnert n nog wel." begon de oude Texiaan dat nw vader n meermaals gezegd beeft: dat wanneer gij groot zgteene eigen farm en een fïkschen veestapel bezitgij u nimmer met een Mexicaan inlaten moet; want Henry de Mexi canen zyn valscfabedriegers en diefachtig. Ik wil u nn de geschiedenis vertellenboe de be roemde Tannin en andere brave Texianendoor deze Mexicanen boosaardig en verradelijk vermoord zjjngij zult dan begrijpen waarom uw vader van deze naburige volken niets goeds verwachtte. Het was in het jaar 1836, toen eene afdeeling van vijfhonderd Texianen onder bevel van den overste Tannin in de nabijheid van Hier werd de oude IVijnant plotselings door een hevig rukken aan den wagen in zjjn naauwe- lijks begonnen gesprek gestoord door eene snelle achterwaartsche beweging zoo van de trekdieren ah van den wagenvier spookachtig gekleede bcrigten dal zijne candidatuurstelling als lid voor de 2e Kamer der Staten-Generaal noch op zijn verlangen noch met zyne voorkennis heeft plaats gehad en wel omdat uit eene zinsnede in het ingezonden stuk geteekend X. X. in ons Jtff. 350, zulks zoude zijn op te maken. Eene onmenschelijke daad is dezer dagen in de nabijheid van Ascherbude, een Pruisisch stadje, gepleegd. De spoorwegwachter Drella, ging in de vorige week op een onstuimigen, donkeren avond naar de eenzame baan om te zien of alles daar in orde was. Hij zeide zijne vrouw, die met hem en een achttal kinderen het wachthuis aan den weg bewoont, dat bij nadat de eerstaankomende trein gepasseerd was, 't huis komen zou, om eerst een uar later zijn ronde voor den laatsten trein te gaan doen. De vrouw hoorde den trein passeren, maar een half uur later was haar man nog niet terug. Ongerust wordende, begaf zij zich op weg om hem te zoeken. Zij riep zijn naam, maar dit bleef onbeantwoord. Eindelijk meende zij op de rails een donker voorwerp te zien. Zij ging er heen en vond haar man, aan handen en voeten gebonden, met een prop in den mond midden op den weg liggen. Zij bevrijdde hem natuurlijk dadelijk uit zijne gevaarlijke positie die, zonder hare onrust, hem den dood zon veroorzaakt hebben. Toen hij spreken kon, vertelde de arme wachter, dat onmiddehjk na dat de trein gepasseerd was, twee kloek ge bouwde en zwart gemaakte mannen van achter den spoordijk opkomende, hem hadden aangevallen gebonden en den mond digt gestopt en na hem op de rails te hebben gelegd, zich lagchende verwijderd hadden. Naauw was de wachter weer op zijn post, of de trein die hem had moeten verpletteren, snelde voorbij. De el lendelingen die dezen vreeselijken moordaanslag pleegden, zijn nog niet ontdekt. Een zeeman met zijn huisgezin te Antwerpen wonende, had uit Indie een aap medegebragt, die door hem zoo gedresseerd eu zoo tam gemaakt was, dat hij de vriend was van de geheele familie. Voor eenige dagen hoorden voorbijgangers eenige smartelijke kre ten in die woning en binnentredende vonden zij den aap vechtende met een kind van ff jaren, dat alleen te huis was gebleven. De aap had het kind een stuk uit de wang ge beten en andere gevaarlijke wouden toegebragt. Niet zonder moeite gelukte het om het kind te bevrijden. Toen de vader te huis kwam werd het proces spoedig opgemaakt en de aap onderging de doodstraf, die in dit geval zeker te regt werd toegepast. Te Platsch, in de nabijheid van Zwaim in Moravie, huwde twee jaren geleden een mannen met beschilderde gezigteusprongen uit de struiken te voorschijn en plaatsten zich voor de trekossen. Een oogenblik, doch ook slechts een oogenblik, was de oude over zijnen toestand in twijfel. Hij bad de roodhuiden gezien en herkend dat hier op geene genade te rekenen vielwas hem meer dan bekend de duivelsche grimassendie rood en zwart geverwde gezigten, bewezen maar »1 te dnidelijk dat die wildenals vijanden kwamen en op roof- en krijgstogt uit waren. De grijsaard greep naar eene in den wagen liggende buks. Doch het geweer viel hem uit de hand; een pijl had hem de zijde doorboord en het hart getroffen. Stervend riep hij zijnen kleinzoon toe „Om Gods wil, red u wanneer gij zijne oogen sloten zich voor immer, Met de snelheid der gedachten aprong de knaap van den wagen trok een mes uit den zak liep i naar het naaste geboomteen sneed zich eenrn 1 stokmet het mes in de linkerhand en den tak in de regter zocht hij de op hem indringende i wilden af te keeren. Intnsschen was nog een groot aantal derzelre uit het dikste geboomte te voor- i schijn gekomen waarvan velen een kring om den 1 knaap sloten wiens onraagtige dapperheid aan I de roodhuiden eene ware verlustiging verschatte, terwijl eenige het lijk van den grijsaard uit den wagen wierpen en de huid met de eerwaardige zilveren lokken van den schedel trokken. Ande ren sneden met hnnne scalpeermessen de halzen der ossen af, trokken de gedoode dieren gedeel telijk den huid af en baalden met groote behen digheid groote stukken uit de ligchameu. {Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1864 | | pagina 2