GEWONE BERIGTEN.
van ongeduld is ten hoogste strafwaardigiedere
euch't om vrijheid is majestcits schennis. Deze
wijze van redenering is, van de zijde des vor
sten, misschien niet zoo geheet onverstandig
evenwelgelooven wijdat het niet kwaad
voor hen zoude zijn om somtijds te bedenken,
dat ook de volken hun eigen manier van
denken hebben. Die volken toch zijn zoo
dwaas om het als eenc ongerijmdheid te be
schouwen dat een persoondie met het
zelfde verstand begaafd en met dezelfde ge
breken behebt is als ieder ander, in staat
zal zijnzonder de medewerking van hen
allen, te zorgen voor het welzijn van [millioe-
nen, zij zeggen dat noch de moeite welke
een vorstbij Gods genade zich heeft gege
ven om uit cene koningin te worden gebo
ren noch de magtdie een zoon der fortuin
heeft verkregen om door eene overmagt van
kanonnen en bajonetten eiken wederstand ne
der te werpenin staat is om eene meer
dan menschelijke wijsheiddie vereischt wordt,
om als een absoluut vorst een rijk goed te
besturenin te blazen aan een hoofddat geen
ander voorregt heeft dan dat het een door
onregt bf verkregen bf althans bevlekte kroon
draagt.
Velen beweren toch dat ieder volk het
regt heeft om ten allen tijde te eischen dat
het niet afhankelijk zij van de willekeur van
^énen persoon, en leereu dat bet eene dwaas
heid is omonder het voorwendsel van het
op te voeden voor eene betere vrijheid het van
alle vrijheid, die het bezit, te willen beroo-
vcn. En wij geloovendat zij gelijk hebben.
Wij houden het er toch voor dat ieder volk
zoo het waarlijk dien naam verdient bijna ten
allen tijde in staat is om zich zeiven te be
sturen. Wel is waar kunnen er oogenblikken
komen van hartstogtelijke opgewondenheid
waarin het oog des verstands, voor een poos,
bij het volk zoodanig is verduisterddat het
■goed is om de vrijheid te beperken maar
gelukkiger wijze is zulk een toestand slechts
van korten duurook lis de hevigste oproe
ien keert de massa des volks spoedig tot het
verstand terugmaar in geen geval is het
geoorloofd om een volk gedurende eenen ge-
ruimen tijd van zijne vrijheid te berooven.
Men heeft wel eens gezegddat de vrijheid
alleen kan bloeijen bij een redelijk volk, dit
is voorzeker waar, maar men moet er niet
de gevolgtrekking uit makendat men een
volk, dat blijkt niet regt redelijk te zijn
daarom straffeloos van zijne vrijheid mag be.
„Ja ja en verder I"
„Natoen wij daar binnen kwamen zit daar
de jood en drinkt een glas bier; neen, wacht
eens bet was brandewijn."
„Heidergöttchen dat is hetzelfde."
„Neen, hoor maar, heer afkaatdat ia niet
hetzelfde, neem het my echter niet kwalijk, 'a mor
gens vroeg is bier schadelijk'a morgeus moet
men brandewijn drinken."
„Goed alzoo Abraham Leeuwenstein, dronk
brandewijn."
„Ja, na schreeuwde op eens de Bidder die
een shchte kerel is He jood, spek jood!
riep hij."
„Aha, en daardoor ontstond de twist."
„Neen, met uw verlof die ontstond niet daar
door. De jood zeide niets, hij zeide volstrekt
niets, bij dronk tijn brandewijntje en wy dronken
er ook eentje; daarna reden wij heen, ik op mijn
wagen, de Bidder op den zijnen. Doch luister,
wij zijn nog niet ver weg, daar komt de jood,
met zyn ellendig eenspan achter ons aanrennen,
xyn vos kan loopen, loopen als de duivel. Wy
sloegen er ook op los, want wie laat zich gaarne
voorby rijden Al ons slaan hielp echter niets,
hy reed ons voorbij. Toen keerde hij zich op
zijn wagen om en schreeuwde. „Nu, mijn lieve
heer de Bidder, hoe is u het dienstfeest bekomen
Begrijp eens, ik dacht, dat de Ridder gek van
kwaadheid werd; want gij weet, dat hij namelijk
op het dienstfeest gevangen gezeten heeft. „Ver
doemde jood, duwde hy hem toe, dat is voor het
laatste eu zweepte de paarden, dat het rookte."
„Laat hem loopen! zeide ik; doch wie niet
luisterde, mesieu de Ridder. Hij sloeg er op los
rooven.
Zelfs bij een zedeloos volk moet de ware
volks-vriend er voor zorgen dat de vrijheid
zoo lang mogelijk behouden blijve want met
het verlies dier vrijheid gaat ook alle uitzigt
op verbetering des volks verloren. In ieder
tijdperk groeit het onkruid der ondeugden
weliger op onder den drukkenden dampkring
van het dispotismus dan onder den heideren
met sterren bezaaiden hemel der vrijheid. Uit
de getuigenis van verscheidene tijdgenooten
blijkt dat in het begin der achttiende eeuw
de zedeloosheid in Londen oneindig grooter
was dan in Parijs.
Men leze de romans van Richardson en
Fielding en men zal getroffen worden door de
tooneelen van barbaarsche zedeloosheid, welke
dezede getrouwe photographen van hunne
omgevingons telkens en telkens afmalen.
Maar beschenen door het licht der vrijheid
werden de zeden in Engeland van zelve be
ter, terwijl onder den pestwalm van het dis-
potismus Parijs opgroeide tot het broeinest van
alle gruwelendie er in de omwenteling ge
pleegd zijn. Voor de vorsten zoowel als de
volken is de vrijheid een behoedmiddel om in
de uiterste zedeloosheid te vervallen. Geor-
ge II en George III waren nietswaardige
wezens, van een zeer laag en verachtelijk
karakterdaarentegen droegen de fransche
koningen Lodewijk XIV en XV in hunne
jeugd een zeer goede inborst met zich om en
toch bij hun graf werd de nagedachtenis der
twee engelsche vorstenzoo niet gezegend
dan toch niet vervloektinaar werden de
twee fransche koningen als de pesten der
menschheid verafschuwd.
De vrijheid was de beschermengel der eer
sten geweesthet dispotismus had de laat-
sten in den afgrond der zedeloosheid gestoo-
ten. "Wij gelooven dan dat de vrijheid al
tijd en in alle opzigten goed voor een volk
en voor de vorsten isen dat het alleen
verfoeijelijke heerschzncht isdie aan de natiën
haar wettig deel onthoudt.
Als een voorbeeld hoe het thans in het
Amerikaansche leger toegaat en hoe verre
gaande ligtzinnig de bevelvoerders zijn in dezen
oorlog op leven en dood tusschen Noord en
Zuid, deelt een correspondent uit New-York
het volgende mede: Bij de bestorming van
Petersburg op 80 Julij was Grant niet alleen
zooals je nog nooit gezien hebt.
„Nu, eu gij
„Ik? ziet gij, ik kou den twist niet beletten,
volstrekt niet. Ik ben te Roed, heer afkaat."
„Ik wil het gaarne gelooven, Nn?
„Ik reed langzaam achteraan, heel langzaam, en
toen ik boveu uit het bosch kwam waar de popu
lieren staanHeerejee dacht ik, „wat is daar dan
aan de hand Voor de herberg te Grootenzee
was een spectakel en eene menigte menschen van
wat ben je me, alles liep door elkander. „Aha
dacht ik, hy heeft den jood te pakkeo. Ik sloeg
op de paarden en reed er snel op los."
„Zoo, zoo? zei de advocaat lagebend, zeidet gij
zooeven niet, dat gij volstrekt niet van twist
bieldt»"
Neen dat houd ik ook niet, ik ben te goed er
voor, Nu ik reed er alzoo fiks op los, want ik
moest het spectakel vooral toch zien.
Nu?
Ja, toen ik er bij kwam, hadden zij elkander
jnist bij den kraag gegrepen, de jood en de Rid
der namenlijk. Leeuwenstein wilde zich nog ver
weren, doch tegen de Bidder kou hij niet aan,
natuurlijk niet. Klap, klap, daar kreeg hij een
paar striemen met de steel der zweep, dat hem de
muts van het hoofd vloog. Thans ging het er
eerst regt op los. Pif, paf, het klapte ordentelijk
zoo sloeg de Bidder er op in. Het werd my
donker voor de oogen, want het bloed liep den
jood reeds over den klaag van zyn rok heen.
De Bidder, riep ik, ik smeek je om hemelswil,
laat den armen kerel loopen, je zult hem nog
dood slaan 1
Doch de menschen riepen daarentegen laat hem
afwezig, maar hij sliep op een half uur afstand
in zijne tent. De twee generaals, aan wie de
leiding van den aanval was opgedragen, kregen
op de plaats zelve twist, juist op het. oogenblik
dat de aanval zou beginnen, over hnnne an
ciënniteit en rang. De brigade— en divisie—
kommandanten, die de stormkolonnes moesten
aauvoeren, bleven buiten schot en hielden zich
in de achterhoede. De adjudanten die de
bevelen moesten overbrengen werden neerge
schoten, zoodat zamenwerking onmogelijk werd.
Bovendien verloren de troepen, die geen aan
voerders hadden, spoedig den moed en zij weken
alras toen er geene versterking kwam opdagen.
Na de nederlaag, die Grant meer dan 7000
man kostte, verklaarde deze, dat het zijn troepen
aan fighting spirit, aan vechtlust ontbrak. Van
de 100,000 man waarmede hij in Mei den
veldtocht begon, zijn er nog maar 25,000 over
40 h 50,000 zijn gesneuveld of gekwetst, de
andere gedeserteerd. In plaats van de oudge
dienden voor den aanval te bezigen, gebruikte
hij jonge troepen of regementen kleurlingen,
die nog niet eens met de wapenen wisten om
te gaan. Terwijl op de eene plaats storm ge-
loopen werd, stonden tegenover de andere forten
de soldaten met het geweer aan den voet,
roerloos de bevelen af te wachten, die niet
kwamen.
Geen wonder, dat waar zulk eene organisatie
bestaat eene nederlaag de gewone uitslag is.
De te Ostende ingerigte harddraverijen
(lees: halsbrekerijen) zijn met een groot ongeluk
geopend. Een jockey die in de Steeple-Chase
op het punt was den eersten prijs te behalen,
maakte eene beweging cm naar zijne tegen
strevers te zien, toen hij van zijn paard stuikte
in den stijgbeugel bleeft hangen, en aldus langs
de renbaan werd medegesleept. Toen men hem
kon ter hulp komen, was hij eeu lijk.
Als middel om de vliegen te verdrijven
noemt men het gebruik van laurieroiie. De
vliegen schijnen den reuk daarvan niet te
kunnen verdragen. De slagters te Gent wrijven
hunne vensters roet die olie en blijven van
het, voor hen, vooral, lastig bezoek bevrijd.
Een boerenknaapje in de gemeente Oos-
terwijk bad de laakbare gewoonte, den hond,
die op zijus vaders erf lag, dikwerf te plagen.
Maandag namiddag speelde het kind in de
nabijheid der ouderlijke woning met andere
kinderen, toen de kort te voren op nieuw
geplaagde hond plotseling den ketting verbrak
waaraan hij vast lag, en zich met onstuimige
woede op het jongetje wierp, het in armen en
beenen beet en geduchte wonden toebragt. De
op het hulpgeschrei toegesnelde moeder maakte
zich met moeite meester van haar kind en ont
ving daarbij zelve een beet. Het anders goed-
niet lossla er op, sla er op I
Ei, ei,! viel de advocaat in, de Grootenzeeërs
schijnen een zeer beminnelyk volk te zyn j
Ja schandelijk volk. Die bende heeft volstrekt
geen hart in het lijf, niet waar zij zijn de schuld
Tan het geheel ongeluk. Sla er op I riepen zij
sla er op 1 ziet gij, heer afkaat, ik kon het niet
meer bedaard aanzien, want ik heb er een veel
te goed hart voor. Ik sprong alzoo van den
wagen en liep er heen, Ach lieve God, had ik
het maar niet gedaan 1
Waarom niet Heidergöttchen, viel de advocaat
in. Gij hebt zeer braaf gehandeld en behoeft u
voor uw medelijden Diet te schamen. Men zal u
niets verwijten kunnen, zelfs Diet zoo gij met ge
weld er tnsschen beiden gekomen waart en hem
een paar duchtige striemen gegeven bad.
Zoo? meent gij zulks werkelijk, heer afkaat?
zeide de ingespannene en droogde zich langzaam
de tranen met zijne roksmouw al, gelooft gij dat
het mij niet hinderen zal?
Volstrekt niet. Doch verder! Gij sprongt alzoo
toe en gaaft aan de de Bidder waarschijnlijk een
paar duchtige striemen, die hem tot bezinning
bragten
Aan de Bidder neen, heer afkaat. Ziet gij,
daar zij allen zoo schreeuwden, heb ik den
jood - ook mede geslagen.
Wat? de jood Ha, ha. ha!
De advocaat lachte dat hem het lijf schndde.
De lezer echter zal denken: Na ziet men
weder, dat den advocaten niets heilig is, dat zy
over een zoo edel hart, als Heidergöttchen in
den boezem draagt, nog Iag4ien kunnen