i;\vo e beiug re.\
den aangeheven.
Er is geen groot er staatkundige misdaad dan
veelde^*ij is een bederf voorden Staat, eerst
den .burger aanstekende en als een kan
ker- door; wroetendehet gansche ligchaain
van liet.volk verwoestende. Noch de wijsheid van
•Athené, noch de kracht van Rome is tegen haar
bèstand geweest en zoo zuigt zij de levenssappen
uit haar slachtoffer, dat het nimmermeer op kan
staan uit het graf, waarin het levend wordt
ncdergelegd.
Even als iedere bepaling is ook die van
weelde moeijelijk. Daar waar wij gevangen zijn
onder haar net, hebben wij ons denkbeeldige
behoeften tot werkelijke gemaakt De mensch
in zijne verschillende toestanden heeft zoo vele
verschillende behoeftendat een onveranderlijke
maatstaf voor de aanleiding van weelde moeijelijk
te vinden is. Toch heeft de maatschappij de
grondtype van den mensch niet zoo zeer ver
anderd dat er een aanmerkelijk verschil in de
natuurlijke behoefte van verschillende meuschen
bestaat.
Grootcr verschil openbaart zich in de be
hoeften van het verstand en het kunstgevoel
doch gewijzigd naar ieders bijzonderen aanleg
en maatschappelijken toestand, gelooven wij
zoo wel om het ecne als voor het andere te
kunnen stellen, dat iedere willekeurige ver
meerdering van behoeften weelde moet ge
noemd worden.
Deze willekeurige vermeerdering van behoef
ten is een kwaal van onzen tijd en ook van
ons vaderland. Wij stuiten hier echter op een
merkwaardig verschijnsel. Als wij ook voor ons
volk den invloed der weelde doet vrezendan ma
ken wij ons sterker beducht voor de gezeten
burgerij en den wordenden middelstand, dan
voor onze hoogere kringen.
Wij gelooven niet dat aan onze aristocratie
eene overhelling tot weelde eigen is, Velen on
zer verdienstelijkste staatsburgers behooren on
der de meest gezegenden door het fortuin doch
terwijl zij werkzaamheid ten algemeenen natte
kiezen boven dc weelderige luiheid des rijk-
doms blijft de eenvoudigheid in burgerlijkheid
hen sierendie van ouds den Hollander ken
schetste en de beste quarantaine tegen de pest
der weelde was. Maar zou 't hun ook niet
in menig opzigt moeijelijk vallen de vermeer-
regementdat toenmaals in S. in garnizoen
lag zou moeten vertrekken. Ik was daaroveT
zeer verschriktdaar dit bevel lijnregt tegen
mijn wensch indruischte; het militaire leven
stond mij tegeneen tegenzin die zich
echter ligtelijk door een schitterende uniform
zon hebben laten overwinnen doch ik beminde.
Voor niets ter wereld zou ik in staat geweest
zijn dit gevoel mijnen vader bekend te ma
ken daar ik vooruit wistdat zijn eenig
antwoord op deze vertrouwelijke mededeeling
geweest zou zijn, dat ik oogenblikkelij k
naar het regiment te vertrekken had. Doch
ik had een oomach het was een voor
treffelijk mensch! Inweerwil hij toen mijn
tegenwoordige» leeftijd bereikt hadwas hij
nog jongniet voor zich zeivenmaar
voor anderen. Hij had de jeugdige onder
vinding niet vergeten, maar begreep haar ten
volle eu beschouwde de zwakheid des ouder-
doms niet noodzakelijk, om wijs te zijn. Het
geluk van anderen behartigde hij meer dan
het zijnehij was de beschermer van alle ver-
liefdeade vertrouwde hunner hope en van
hunnen kommer. Ik wendde mij tot hem en
zeide
nOom, ik ben zeer ongelukkig.""
wik wed om tien daalders, dat gij het
niet zijtwas zijn antwoord.
««Ach, oom, wed niet, gij zondt het
verliezen.""
Wanneer ik het verliesdan betaal
ikantwoordde hijmisschien zon dat er toe
bijdragen n te troosten.""
h «Neenoom. Geld heeft met mijne
smart niets te maken.""
«Welnu verhaal mij uwe geschiedenis.""
dering hunner behoeften gelijken tred te doen
houden met die van onzen middelstand? Wie
die bedenkt, hoe oatzagchelijk veel het een
voudigste leven thans kost, verbaast zich niet
over de uitgaven van weelde, die deze stand
zich veroorlooft te doen. In kh-eding, in wo
ning, vermaken wordt niet het oog geslagen
op het duurzame en eigenaardige, maar veel
kosten moet het en vooral schitteren in het
oog van anderen. Zelfs in het kiezen van een
beroep openbaart zich die trekde natuurlijkste
aanwijzing wordt dikwijls voorbij gezienalleen
omdat de prikkel der weelde deze of gene be
trekking dienstiger acht in zijn belang.
Wij prediken geene traagheid of onverschil
ligheid in de waarneming van tijdelijke belangen
Wij keuren niet af waar er met inspanning van
alle krachten naar getracht wordt om een sport
hooger te klimmen op den maatschappelijken
ladder; neen! ons devies is en blijft: voor
uitgang, ontwikkeling, maar wij zien niet in,
dat de mensch vooruit gaat en zich ontwik
kelt waar hij de grenzen zijner behoeften ver
der uitzet. Hij wordt dan naar ons inzienhoe
langer hoe gebrekkiger. Want niet alleen dat
men daarbij arm blijft, men loopt zelfs groot
gevaar arm te wordenwaar men het niet was
en mag de weelde al een geslacht lang volhou
denzij brengt zonen voort, die verwend en
verwekelijkt met minder kracht een grooter strijd
hebben te voerendan hem verbeidtdie van
zijne ouders leerde, alle weelde te vlieden. In
het beperken onzer behoeften binnen redelijke
grenzen ligt de voorwaarde tot vooruitgang van
iederen mensch; zijne maatschappelijke stelling
verbetert zich zijne onafhankelijkheid wordt
grooter, zijne magt tot leniging der mensche-
lijke ellende om hem neemt toe. Voorwaar! deze
roeping is veel scliooner dau de rol, die de
weelde ons laat spelen. Een poos lang trach
ten wij op te zwemmen tegen den stroom,
maar de krachten verlaten ons en niemand
trekt zich den drenkeling aan, of wij sluime
ren in aan den boezem der verleidster, die ons
fluistert in het oor, dat er geen deugd is,
die strijd kost en wij voelen het onbewust,
dat er geene roeping zoo heilig isdie ons ons
zeiven zou doen losrukken, uit de armen, die
ons omstrengelen. Want de weelde doodt ons
vrijheidsgevoel.
-
«Mijn vader heeft mij zooeven gezegd
dat ik soldaat worden moet en mij in het
lste regiment als vrijwilliger in dienst moet
begeven."
«Waarlijk een vreesselijk ongeluk f" her
nam hij. «Het is een der beste regimenten
waarin gij, na verloop van weinige maanden
officier kunt zijn eu eene schitterende uni
form dragen zult.""
«Doch ik wil geen soldaat worden.*"
«Hoe?" nep hij «gij wilt niet die
nen zijt gij daii een lafaard Y'
«Ik weet het niet,"" antwoordde ik, ««doch
bepaald zeker is hetdat gij de eenige man
zijtdie ik veroorlooven kanzulk eene vraag
tot mij te rigten.""
««Goed, Bobert, maar beken mij dan,
waarom gij geen soldaat wilt worden?""
«Wel oomomdat ik gaarne
trouwen wilde.""
««Hoe? wat?"" riep mijn oom verwonderd.
«Ja oom ik ik bemin
«En dit noemt gij een ongeluk ondank
bare God gaf, dat ik ook nog eens verliefd
kon zijn 1 Doch wie is dan het ideaal van
uw hart?""
«Ach het is een engel
«Natuurlijk het is altijd een engel. Doch
welke sterfelijke namen draagt deze engel V
«Zij heet Meta."
«Dat meen ik niet. Meta is zeker voor
n genoegen zelfs een zeer schoone naam
doch ik wil weten tot welke familie deze en
gel behoort.""
«Gij kent haar, Meta van Hevden."
«Werkelijk? dan hebt gij regt! Dat
is inderdaad een engel van gestalteschoon,
Geen legers noch vestingen houden een vij*
and tegen, wanneer in de weelde een verrader
huist binnen onze grenzen, maar ook geen
legers, noch getrokken kanonnen kunnen een
volk ten onder brengenwanneer het van zijne
zucht tot vrijheid en onafhankelijkheid niets
heeft afgestaan op de lokstem der weelde.
Naar wij vernemen hebben in het begin
dezer week, de daartoe opgeroepen leden van
de gemeente- en polderbesturenonder de
leiding van den Burgemeester dezer gemeente,
naar aanleiding van daaromtrent in den boezem
der gemeente opgegane wenschen besloteu
door middel van inteekening van de particu
lieren de noodige fondsen te verkrijgen tot
dekking der uitgaven die aanvankelijk moeten
worden aangewend om eene juiste raming te
verkrijgen van de kostenvallende op het
daarstellen van een waterweg, die eene directe
verbinding zon geven met het G. Noord-Holl.
kanaal en is door hen eene commissie be
noemd, bestaande uit de heeren de Meer
Timmerman Meurs Boonacker en Sleijster
die zich zal belastendaartoe in de volgende
weekbij de ingezetenen met eene lijst
rond te gaan de benoodigde gelden zijn op f 60U
geraamd en het voornemen schijnt te zijn
deze te bekomen door bijdragen van aandeelan
van f 5 ieder.
Van gansclier harte juichen wij dit plan
toe daardoor immers is de eerste schrede
gedaan tot verwezentlijking van een sedert
jaren gekoesterd verlangen en de deelneming
der Ingezetenen wij hebben gegronde reden
om het te veiwachten kan niet anders dan
algemeen zijn.
Zoo wij wel onderrigt zijnzouden eenige
onzer burgers voornemens zijn Donderdag door
het. uitsteken van vlaggen hunne ingenomen
heid met dit plan te doen kennen wij hopen
dat dit algemeen bijval more vinden.
De laatst te Hoorn gehouden veemarkt op
H dezer is voor deu landman en voor den op-
koopcr van vee zoo gunstig geweest, als wel
in de laatste jaren geen markt was. Men stelde
zich lage prijzen voor en kocht in het land
het vee deswege goedkoopdoch de opkomst
van buitenlandsche kooplieden was zoo groot
en de kooplust zoo aanmerkelijk dat de prij
zen veel hooger waren dan verleden jaar en
slankmet raven—zwarte haren en oogen, zoo
zacht als zijde.**
«Ach, (kom, zoo gij eens wist, welk
karakter zij bezat!"
„Ik weet weet allesDoch beant
woordt zij ook uwe neiging zoo als men
bij jonge lieden pleegt te zeggen Y'
«Dit weet ik niet."
«Hoe dit weet gij nieten gij schaamt
u niet, mij dit te zeggen, onwaardige neef?
Gij ziet haar dagelijks en zijt er niet zeker
van, of gij genade in hare oogen gevonden
hebt Y'
«Zij weet niet eens dat ik haar bemin.""
«O dat is eene groote dwaling, mijn
jongenGij kent het vrouwelijke geslacht
nog niet. Zij heeft het ten minste een kwar
tier vroeger geweten dan gij J"
«Wanneer ik ze niet trouwen kan, wil
ik ook niet langer leven.'
Halthalt Bobertniet zoo spoedig 1
Het kan u niet onbekend zijndat aan deze
verbindtenis vele hinderpalen in den weg
staan. Uw vader is veel rijker dan de hare
en zal niet ligt zijne toestemming daartoe wil
len geven.*
«Nudan weet ik wat mij te doen
staat!'
«Luister naar mij en wees verstandig
Wij zullen de zaak bedaard overleggen.'
«Ik luister, oom.'
Slot to'gt-)