blUtf(i£fr vleesoverdreven zacht naar magt en voóYal," ijear rijkdommen, en de daaruit voortgeepfcrrirte weelde en terslapping tafl zé den.,.dje de grondslagen legden voof den troon der'alfeenheersehing. -Een deugdzaam Volk is aanstonds van zijn daflkbaarheid genezen zoodra het bemerkt dat de persoon aan wien ze bewezen wordt haar niet meer waardig ia. Wie herinnert zich teh dien aanzien niet de geschiedenis van den romeinschen consul Manliusdie na door het volk eens met den eemaam van Capitolinus te zijn beschonken döor dat zelfde volk ter dood werd veroordeeld, zoodra het bespeurde dat hij naar de alleenheersching streefde. Ondankbaarheid hetzij een individu of een volk er zich aan schuldig makewerpt altijd een afschuwelijke vlek op het karakter van den schuldige. En toch welke anderen raad dan om ondankbaar te zijn geeft men thans aan ons volkals men telken male waarschuwt tegen de vereering Van den staatsmanaan wien ons land zulke groote verpligtingeu heeft Men erkent zijne uitnemende bekwaamheden zijne gematigdheid zijne groote verdiensten jegens het vaderlandmen durft de zedelijk heid van zijn karakter niet aanvallen en toch roept de oppositie telken male uitloopt toch niet zoo weg met dien man. Wat is dit anders dan eene aansporing tot ondank baarheid Wil men de bron kennen, waaruit zulk een raad voortvloeit Zij is geene andere dan eene verborgene soort van afgunst, teder onzer kan het bij zich zelven opmerkendat het ons niet altijd aangenaam is als aan een ander lof wordt toegezwaaid vooral als het iemand isdie een zelfden loopbaan met ons betreedt, die een zelfde kunst met ons beoefent. Maar ieder weldenkende onderdrukt aanstonds bij zich zelven dat onaangenaam gevoelen straks, zelf voorgaande in het geven van den wel verdienden lof, is de stem der afgunst fcven ras in zijn gemoed tot zwijgen gebragt. Veelal echter worden wij ook door eene overdrevene zelfliefde gedreven om den lof aan anderen toegezwaaid, al te groot te vin den wij denken dan dat het een gevoel van regtvaardigheid isdat ons tegen dien lof doet opkomen terwijl het helaas niet anders dan een verborgen afgunst is. Laat ons toch niet toegeven aan die lage hartstogt en laat ons boven alles het volk te gen die verkeerde neiging waarschuwen. Doen rend den horisontdie een groote brandende gordel scheen geheimzinnige serenaden k Ion- Een droomachtig uit ODzigtbare velden en bosschen en tallooze stemmen gedeeltelijk zingendgedeeltelijk söhreijendklonken van uit de met tenten bedekte bergpassen deu reizigers tegen. De maan scheen helderdoch ik bemerkteniet zonder ongerustheiddat zij reeds begon te zinken om spoedig achter de bosschen geheel te verdwijnen ten negen uretoen de taptoe uit de verschillende le gerplaatsen klonk en ik eenen weg links af moest inslaan was ik door dikke duisternis omgeven. Op een afstand van negen mijlen zag ik thans geen enkel menschelijk wezen meer en hoorde ook geen ander geluiddau de hoefslag van mijn paard en het ratelen van mijne sabel in hare schede. Deze reis kenmerkte zichwel is waar, door geene bijzonderen gevaren, doch had voor mij toch iets onrustigst, de woeste omstreken wer den door talrijke benden gewapeuden doorkruist die geene verschooning geen medelijden ken den. Op welke wijze was Henry Edmonds verdwenen? Hij had denzelfden weg naar Rappahannock moeten afleggenen het weder was evea ongunstig geweest. Hij was een even goed ruiter als ik, en dat hij geen verrader washiervan was ik zoo zeer over tuigd om er met myn leven borg voor te willen blijven. Van waar kwam nu het ge- hewriawge dat verdwijnen tfrogaf? Ut wij allt om de verwring va» groote mannen, wel verre van haar tegen te gaan ♦Celeer Zooteel mogelijk aan té moedigen. Die vereering toch Vuurt bij de natie de begeerte aan om doof werkzaamheid en edel gedrag zelf groot en edel ta wordenniets is geschikter dan zij om ons op te wekken uit de zielen be dervende sluimering der rustwaarin wij zoo gaarne ziuken. Maar vooral bij een parle mentaire regeringsvorm is de vereering van een groot staatsman aller heilzaamst. De schaduw zijde van zulk eene regeringsvorm is toch dat ieder zijn zin wil hebben, van daar dat men ▼eëlal eindeloos beraadslaagt en niets ten uit voer brengt. Maar wanneer nu het roer van den staat wordt toevertrouwd aan een man dien het volk ten volle kan vertrouwen aan iemandin wien de natie een hooge- ren geest en eene edeler gezindheid dan die van den gewonen meusch, erkent, dan is dit gebrek van een vrijzinnig bestuur aanstonds genezen jadan kan zulk eeu man, gedreven door deu geest van geheel een volk eene kracht ten toon spreiden en werken tot stand brengen, waarvoor het absolutismus beschaamd de oogen moet nederslaan. Zoo kon eens in bet democratische Athene een Pericles eene magt uitoefenen, die de heerschappij van een alleenheerscher verre overtrof, zoo kon in later eeuw een Pitt aan het hoofd van een zijne vrijheden aanbiddend volkde zege behalen over de heerschzuchtde magt en het onver gelijkelijk genie van een Napoleon. Maar het groote onderscheid tusschen de magtwelke een uitstekend minister over een vrij volk kan uitoefenenen de heerschappij die een despoot over zijne onderdanen voert, bestaat daarin dat de eerste alleen blijft be staan zoo lang zij blijkt dienstbaar te zijn aan het welzijn des volks maar de laatste in we zen blijft ook dan als zij gebezigd wordt om het volk te vertreden en uit te zuigen. Niets is dan heilzamer onder eenen vrijzinnigen re geringsvorm dan de vereering van een groot staatsmandie haar vréardig is. Zulk eene vereeriug wel verre van den vrijheidszin des volks te benadeelenverhoogt en veredelt hem. Niet dat wij het volk willen aanraden om zich blindeling over te geven aan de lei ding van een minister wie het dan ook zij. Ook de verstandigste mensch kan dwalen en voor iederen staatsman is het ten hoogste nuttig dat hij bljjft staan onder de eeuwige controle van het volk. Zulk eene controle strekt alleen om hem te doen volharden in zijn edel streven. Zulk eene controle kan gepaard gaan, met eene volle vereering zijner Terdiensten, ja! wat meer is, op eene goede wijze uitgeoefend zal zij juist dienen om die vereering bij het volk te versterken, want wat waarlijk goed en schoon is, wordt in ons oog nog beter en schooner, naar gelang wij het naauwkeuriger en meer van nabij gade slaan. GEWO.XE BEllIGTEN. Blijkens achter staande advertentie is onze plaatsgenoot de heer G. Koster voornemens op Dingsdag 20 dezer in het Noord-HolUndsche Koffijhuis alhier eene voorstelling te geven bestaande in uiterlijke welsprekendheid, mimiek enz. Wij raden een ieder deze voorstelling met zijne tegenwoordigheid te vereeren, doch achten het onnoodig hen die reeds vroeger genoemden heer zagen optreden, hiertoe op te wekken zijne luimige voordragteu toch werden tot biertoe te dezer plaatse door uiemand na gevolgd, veel minder verbeterd. De president der vereenigde Staten heeft aan eene weduwe te Boston die vijf zonen op het slagveld heeft verloren er. wter laatste zoon in het hospitaal zoodanig gekwetst ligt dst zijn leven in gevaar verkeert een eigenhandigen brief gezondenwaarin hij met de teedersle bewoordingen zoo voor zich zelven als in naam der republiek, die zwaar beproefde vrouw tracht te vertoosten. Omtrent de pogingen tot brandstichting te New-York verneemt men het volgende In den avond van 25 Nov. omstreeks ten 9 ure, hoorde men de klokken van het achtste brand weerdistrict luiden. Daar dit nu alles behalve eene zeldzaamheid is sloeg niemand er acht op dan voor zoo ver hij er bij noodig mogt zyn. Doch geen kwartier later hoorde men ook de brandklokken in het vierde vijfde en zevende district. Dit veroorzaakte natuurlijk op straat eene buitengewone drukte die al spoedig tot eene algemeene ontsteltenis oversloegtoen men vernam dat er op niet minder dan tien plaatsen nagenoeg op betzelfde oogenblik, brand was uitgebroken. Uit Zwolle meldt men van 8 dezer Gisteren avond kwam de postkar van Zwart sluis op den gewonen tyd hier aan zonder postillon. Allerlei gissingen werden geopperd lot dat eenige minuten later de postillon met een rijtuig arriveerde, en toen vernam men dat hij op ongeveer een uur afstands van daar een oogenblik de kar had verlaten om het licht in de lantaarn te ontstekenen dat de meiddie belast was op het paard te kon mij het raadsel uiet verklarendoch de herinnering aan zijn goed hart en zijne braaf heid deed mij het besluit nemen zoo ver mogelijk zijn spoor te volgen. Mijn weg voerde mjj meestentijds door kleine bosschen en het pad was uiterst smal en zoo geslin gerd dat ik mij geheel aan het instinct en de leiding van mijn paard moest overgeven. Gelukkiger wijze was de weg weinig begaan, nog al vasttamelijk gelijk en niet met zulke bouwvallen bestrooiddie gewoonlijk de rnili- raire wegen bedekken. De hoeven van mijn paard deden op sommige steenachtige plekken vonken te voorschijn komen en het gekras der nachtvogelshet geknor der wilde zwijuen het lang uitgerekte getjilp der krekels en ha gedissen vormde eene eentoonige muzijk. Yleeschelijke beelden, reusachtige wezens sche nen voor mij uit te gaan leelijke oogen staarden mij uit de bosschen aan terwijl de graauwe spookachtige hemel hier en daar door de takken scheen het licht der sterren weer kaatste in de moerassige poelen en op de hoogten der heuvels waar de nachtwind over- heengierdelagen verlatene woningen en ne gerhutten voor mijwier woeste en ledige vensters een vreeswekkenden aanblik gaven. Zulke dingen waren hetdie ik zag of meende te zien; en toen ik derhalve tegen elf uur den roep van een wachtpost vernam en bevond dat het doel mijner reis bereikt wasschepte li *rtiér sdea ©ngeaWik latw bréld ik voor het kwartier van den generaal H. stil en steeg af. De generaal was op de boodschap niet voorbereiden juist voornemens naar bed te gaan. Na eenige krachtige vloeken kleedde hij zich evenwel weder aanliet zijn adjudanten roepen en gaf bevel dat de brigade ouder de wapens komen moest. Overal begonnen lichten zigtbaar te worden zware wagens met tenten en ander veldtuig rolden over de vel den, de ruiterij formeerde eene kolonne en rukte voorwaarts, het geheele leger werd zonder ge rucht opgebroken en verdween. Ik besloot den terugweg met mijn eigen paard te doen, daar het niet bijzonder ver moeid scheen. Na een mij aangeboden glas grog geledigd te hebben steeg ik weder in den zadelen was juist voornemens af te rijdentoen de geueraal mij vroeg: o Hebt gij nog niets van kapitein Edmonds vernomen ffNiets.« antwoordde ik. Hij was een dapper soldaat!* voegde de generaal er bij. //Juist op dezen tijd, gaf ik hem het paroolen voor hij weg reed, dronk hij ook een glas grog, even als gij.* Pardon generaal vervolgde ik »mag ik vragen wat het parool van dezen avond is »Ticonderoga antwoordde hij kortaf, ff Goe den nacht

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1864 | | pagina 2