23 3FEBRÜAHI
Algemeen Nieuws-, Advertentie Landbouwblad.
M 387.
Negende Jaargang.
A°. 1865».
Thorbecke en Jan de Witt.
SCHAGER COURANT
x
ABONNEMENTSPRIJS VOOR DRIE MAANDEN
Voor Schagen f 1,00.
Franco per post door het geheele Rijk h 1,15.
Afzonderlijke Courantenh 0,10.
Verschijnt iederen Donderdagmorgen.
Abonnementen op dit blad worden door alle
Die timmert aan den wegli
Verwacht gezegh. (Cats.)
TJITGrEVER JP. JT. Gh DIDEItlOH.
PRIJS DER ADVERTENTlêN
Van een tot rijf regelsf 0,75.
Iedere regel meerdern 0,15.
De 35 cents zegelregt niet mede gerekend.
Groote letters naar de ruimte die rij beslaan.
Boekhandelaren en Postdirecteuren aangenomen.
BRIEVEN FBAN.OO.
Door sommige onzer dagbladen is uit de
Kölnische Zeitung een artikel overgenomen
over het ministerie Thorbecke waarin onder
anderen deze staatsman wordt vergeleken met
Hollands meest beroemden raadpensionaris
Jan de Witt. Het is bekend dat sinds Plu-
tarchus zijn Paralellen schreef de vergelijkin
gen tusschen groote mannen steeds zeer in
den sinaak van het publiek zijn gevallen. Wij
gelooven echter met den beroemden engel-
schen schrijver en staatsman D' Israëli te mo
gen bewerendat de meeste vergelijkingen
meer effect maakten dan dat zij waarheid be
helsden. Alleen door de hoedanigheden en
de verdiensten van den eene in de schaduw
te stellen en het volle licht daarentegen op
die van den anderen te doen vallenkomt
men slechts doorgaans tot een soort van
schijnbare gelijkenis tusschen twee personen
die in werkelijkheid weinig met elkander ge
meen hadden. Boven alles is de vergelijking
tusschen een nog levend groot man en hein
die reeds lang tot de geschiedenis behoort
uiterst moeijelijk. Meestentijds bewijst de uit
komst dat de geheele vergelijking alleen op
een zandgrond was gebouwd.
Zoo zullen enkele onzer lezers zich misschien
nog wel herinneren eene vergelijkingdie in
der tijd veel opgang maaktetusschen Lode-
wijk Philipskoning der Franschen en Willem
IIIkoning van Engeland. Tot in de minste
bijzonderheden ging de vergelijking doormaar
ongelukkig kwam het jaar 1818 en de schooue
vergelijking viel gedeel in duigen.)
Zal het met de vergelijking tusschen Jan
de W itt en Thorbecke misschien niet eenmaal
even zoo gaan Niet dat wij willen ont
kennen dat er tusschen deze twee nederland-
sche staatslieden veel punten van overeenkomst
bestaan. Eene onvermoeide werkzaamheid
eene uitgebreide mate van zoowel praktische
als theoretische kennis eene onbuigzame vast
heid van beginsels, en eene eenvoudigheid
in levenswijze zijn gewis eigenschappendie
bij beiden ons in het oog vallen. Maar had
den de meeste groote mannen die eigen
schappen niet met hen gemeenjazijn die
eigenschappen niet bijna te beschouwen als de
eenige middelen waardoor men een groot man
kan worden Maar vooral moest men niet
uit het oog verliezen, dat de toestand van
ons land in de dagen van Jan de Witt,
zoo hemelsbreed verschilt met dien in onzen
tijd, dat daardoor alleen alle vergelijking bijna
eene onmogelijkheid wordt. Want het mag niet
worden voorbijgezien dat de omstandigheden
waar thans ons vaderland in verkeert, het aan
eenen tegenwoordigeu minister van binnen-
landsche zaken oneindig gemakkelijker maken
om tot heil des volks werkzaam te zijn dan
zulks voor twee eeuwen mogelijk was aan een
raadpensionaris van Holland.
De invloeddien de Witt op Holland en
door diens gezag ook op de andere provinciën
wist uit te oefenenhad hij oneindig meer
aan zijn uitnemende bekwaamheid en werk
zaamheid dan aan de waardigheden, die hij
bekleedde te dankenwant als een onderge
schikte dienaar der Staten kon hij uit zich
zeiven op geen gezag hoegenaamd aanspraak
maken. Een enkel besluit van de Grootmo-
gendenen de magtige staatsdienaar liep ge
vaar niet alleen om zijn ainbt maar ook om
zijn leven te verliezen. En daar die Groot-
mogenden nu uit zulke heterogene bestanddee-
len waren zamengesteld kan men nagaan
hoevele belangen steeds moesten worden ont
zien hoe vreesselijk moeijelijk het moest val
len om zoovele verdeelde hoofden tot eene
zaak zamen te binden.
Hoe gunstig steekt hierbij af de toestand
van een tegenwoordigen minister, als vertegen
woordiger van de kroon kan hij eene onaf
hankelijke houding aannemen tegen de Sta-
ten-Generaalals verantwoordelijke uitvoerder
der wetten kan hij uit kracht van zijn ainbt
aanspraak maken op gezag. Bij liet nemen
van maatregelen van beheer behoeft hij dus
voor een groot deel niemand naar de oogen
te zienals hij het goede wilbehoeft hij
het niet te laten alleen uit vreeze dat hij de
belangen van vermogende personen er door zou
kwetsen. Een tegenwoordige minister vindt ons
vaderland in volle vredehij kan dus al zijne
zorgen wijden aan de ontwikkeling van de
volksbeschaving en welvaart. Maar onder het
bestuur van de Witt was onze republiek
bijna in een onverpoosden oorlog met de mag-
tigste mogendheden van Europa. Gedurende
zijn beheer toch was onze staat bij afwisse
ling in oorlog met Engeland, Portugal, Zwe
den Munster Keulen de Afrikaansche roof
staten en Frankrijk. En ook zelfs in vrede
eischte de buitenlandsche staatkunde bij voor
keur alle aandacht en zorgen van den staats
man. In onzen gezegenden tijd zijn nagenoeg
alle partijschappen verdoofd. Want mogen
wij al in punten van ondergeschikt belang
verschillen van gevoelenalle Nederlanders
(het Novemberfeest van 1863 heefl het ge
leerd) wenschen een vrijen staat onder de re
gering van Oranje. Onder de liberalen en
vereerders van Thorbecke worden even zoo goed
ijverige aanhangers van het vorstelijk stamhuis
aangetroffen als onder hendie eene meer be
houdende rigting volgen. Maar de Witt als
hoofd van de stadhouderluoze partij moest
helaaslevenslang zijne beste krachten verspil
len in eene onnutte worsteling tegen de we
derpartij. M at kon hij bij zooveel strijdbij
zooveel moeijelijkheden doen voor de volksbe
schaving en welvaart, die toch eigeniliik alleen
het doel van elk bestuur moeten zijn Er
ligt dus eene onregtvaardigheid in om een
minister uit onze dagen te velgelijken met
hem
Die vergelijking moet te vleijend zijn voor
ieder regent van onzen tijdnu het regeren
ontegenzeggelijk zooveel gemakkelijker en aan
genamer is geworden. Met het zelfde regt
zoude men een prediker uit de eerste dagen
der hervorming, toen het houden van een
preek kon gevolgd worden door een martel
dood op een brandstapel kunnen vergelijken
met een predikant van de tegenwoordige mo
derne rigting, die op zijn ergst genomen
eenige onaangename woordjes over zijne libe
raliteit moet aanhooren. Van den anderen kant
is echter de vergelijking wel wat min of
meer beleedigend voor onzen tegenwoordigen
minister van binnenlandsche zaken. Er kleven
toch ontegenzeggelijk sommige vlekken aan
het karakter van de Wittdie door niemand
mogen vergoelijkt worden. Ook zijne warmste
vereerders moeten het hoofd treurig schudden
als zij denken aan het bloed van Buat en de
Graaff. Evenzeer als zijne meeste tijdgenoo-
ten was de Witt vreemd aan echte humani
teit. Het Nederlandsche volkskarakter heeft
in dit opzigt eene aanmerkelijke verbetering
ondergaan want ontegenzeggelijk is het goed-
hartiger en milder geworden. Deze verbete
ring van het volkskarakter moet natuurlijk
ook terug werken op een tegenwoordigen mi
nister, wij rekenen het den heer Thorbecke
dan ook geenszins als een bijzondere deugd
toe wij constateren het slechts als een feit,
dat eene groote mate van humaniteit blijk
baar is uit sommige verordeningen en wetten
van zijne hand afkomstigeene humaniteit
die dan vooral in het oog springt als men ze
vergelijkt bij sommige maatregelen door de
Witt in zijn tijd genomen. Eén voorbeeld
zal voldoende zijn. De humaniteit van een
bestuur blijkt vooral uit de zorgdie het
voor mindere ambtenaren heeft.
Wat lezen wij nu van de Witt?
In eene resolutie der Staten van Holland
enz, van 19 Julij 1668 vinden wij o. a. het
volgende vermeld: rdat op zijn aanraden in
Mei 1658 aangaande het schrijflooneen
werkelijk voordeel aan 't gemeene land is toe-
gebragtnamelijk dat het zelve schijfloon
waarvoor al veel jaren, voor aanvang van
zijn dienst 4 stuivers voor 't blad was betaald
is verminderd met een vierde part en alzoo
op 3 stuivers per blad is gereduceerdwaar
door de staat over alle verloopene jaren wel
tot de 100,000 guldens heeft geprofiteert" Deze
f 100,009 werden dus klaarblijkelijk aan min
dere ambtenaren onttrokken. Daarentegen
werden bij de laatste staatsbegrooting alle
tractementen der mindere ambtenaren van het
departement van binnenlandsche zaken aan-