9 WAAKT.
Algemeen Nieuws-, Advertentie Landbouwblad.
M 389.
Negende Jaargang.
De dood der
Koningiime-moeder.
TT
SCHAGER
ABONNEMBSTSHU/S VOOR DRIE KAASDEN
Voor Schagenf 1,00.
Franco per post door het gcheele Rijk t 1,15.
Afzonderlijke Couranten n 0,10.
Verschijnt icderen Donderdagmorgen
Abonnementen op dit blad worden door alle
Die timmert aan den wegh
Verwacht gezegh. (Cats.)
TJITG-EVER F. J\ O. DIDEBIOH.
PRIJS DER ADVERTENTICN
Van een tot Vijf regels0,75.
Iedere regel meerder*0 15.
De 35 cents zegelregt niet mede gerekend.
Groote letters naar de ruimte die 7ij beslaah.
Roekhandelaren en Postdirecteuren aangenomen.
BRIEVEN FHjAHSrOO.
H. M. de Koningin-moeder, Anna Paulowna, grootvorstin van Rusland weduwe van Koning Willem II, moeder van Z. M. Wil
lem III, is na eene korte ongesteldheid, VToensdag den 1 dezer des namiddags omstreeks 4J ure, in den ouderdom vbu 70 jaren overleden.
Sinds den 18 Februarij jl. door eene borstverkoudheid aangetastwerd zij bij herhaling door hevige benaauwdheden overvallen die
hare krachten aanmerkelijk deden verminderen; de edele vorstin was de eerste die het hagchelijke van hare positie inzag en erkende; na van
hare kinderen en de geheele koninklijke familie hartelijk afscheid genomen te hebben verbeidde zij kalm en gelaten haar einde.
Thans is zij niet meer en hare nagedachtenis zal steeds bij eiken Nederlander in eere worden gehouden.
Zij werd den 19 Jatiuarij 1795 geboren, was het jongste der 9 kinderen van Czaar Patri en keizerin Maria Fheodorowna geboren prin
ses van Wurtemburg, en zuster van den thans regerenden keizer van Rusland. Op den 21 Februarij 1816 trad zij te Petersburg in het
huwelijk met den jeugdigen held van Waterloo, later koning Willem II.
Gedurende de jaren 1830 en 1831 stichtte zij nit eigen middelen een hospitaal voor de gewonden ert verminkten ih den strijd tegen
Belgiedeelde niet zelden met eigen hand lafenis en verzorging aan de gewouden toe en maakte zich door hare braafheid en mildadigheid
de algemeene liefde en hoogachting van het Nederlaudsche volk waardig.
Na gedurende negen jaren met haren echtgenoot tot den Nederlandschen troon geroepen te zijntrof haar op den 17 Maart 1849 de
smartelijke slag van het afsterven van haren beminden gemaal koning Willem IIwaarmede zij 33 jaren in den echt verbonden was geweest.
Hoe zwaar dit verlies haar ter harte gingblijke uit de afzondering waarin zij leefde en de bezoekendie zij aan het graf bragtdat het
stoffelijk overschot van haren dierbaren echtgenoot bevatte.
Volgens hare uitdrukkelijke begeerte zal haar lijk niet gebalsemd worden; het is in eene eikenhouten kist neêrgelegd welke weder in eene
mahonyhouten gevat zal wordenterwijl haar lijk naar de russische kapel is overgevoerd om daarin ecnige dagen te worden ten toon gesteld
heeft Z. M. de Koning eene compagnie van het reg. grenadiers en jagers onder het commando van een hoofd—officier gedesigneerdtot eene
eerewacht voor het paleis waar het stoffelijk overschot van II. M. rust, ten einde daar gedurende eenige dagen dienst te doen.
Omtrent de plaats, maar het lijk rusten zal, is nog niets met zekerheid mede te deelen. Volgens een gerucht zou de plegtige ter aarde
bestelling op 17 dezer, zijnde de dag waarop haar gemaal Willem II aan de aarde ontvielin de Grieksehe kerk te Amsterdam plaats hebben
omdat eraan het begraven in het familie graf te Delft, bezwaren met de voorschriften der Grieksehe kerk in verband, verbonden zouden zijn.
De vorstin zou echter bij haar leveu het verlangen hebben kenbaar gemaaktvan het liefste te Delft tusschen haar gemaal en haren zoon te
worden begraven.
De klokken die gedurende 8 dagen 3 maal per dag geluid wordenverkondigen door geheel Nederland de treurmaredat Nederland 's
onvergetelijke Koningin-moeder, de gade van wijlen Koning Willem II, hare oogen voor altijd gesloten heeft. Ilare assche ruste in vrede!
Bij den dood van Henriette van Engeland,
echtgenoot van een jongeren broeder van bo
dewijk XIV koning van Frankrijk greep de
beroemde fransche kerk-redenaar Bossuet.in
eene door welsprekendheid uitmuntende lijk
rede deze gelegenheid aan om zijne toehoor
ders vooral te wijzen op de broosheid van
alle aardsche grootheid. Hij zeide o. a. daarin
»Zie haarondanks haar grootmoedig hart,
daar nederliggendie vorstinne zoo bemind
als achtenswaardigzie haar daarzoo als de
dood haar gemaakt heeft. En dat laatste over
blijfsel zal ons ook nog begeven. - Die scha
duw van heerlijkheid zal ook verdwijnenen
wij zullen haar welras ontdaan zien van deze
laatste droevige tooisels. Zij zal dalen in die
sombere plaatsen in die onderaardsche ver
blijven om er onder het stof te sluimeren
naast de grooten der aarde, naast die vor
sten en koningendie reeds lang zijn verge
ten en tusschen welke men naauwelijks een
plaats voor haar zal weten te vinden. Zoo
zeer zijn er alle reijen digt bezetzoo zeer
haast de dood zich om zijne ruimten te
vallen. Maar ook zelfs hierin worden wij
nog misleid door onze verbeelding, de dood
laat ons zelfs geen ligchaam over, dat eenige
ruimte kan innemen wat wij voor onze oogen
zien verrijzen zijn alleen de uitwendige graven,
wat daar eens in was is sinds lang vergaan.
Ons vleesch verandert weldra van aard ons
ligchaam neemt een anderen naam aanen het
blijft zelfs den naam van lijk, omdat gelijk
Tertulianns zegthet nog eene menschelijke
gedaante aantoontniet lang behoudenbet
wordt een ik weet niet watwaarvoor geen
naam meer in eenige taal ter wereld is te
vinden, zoo zeer is het waar dat alles wat
het ligchaam behoort wegsterfttot zelfs het
sombere woord toewaardoor men zijn aller
laatst ellendig overblijfsel trachtte uit te
drukken.'
De niet mïndfcre welsprekende Massillon
wees omstreeks een halve eeuw later bij den
dood van Lodewijk XIV ook bijna uitsluitend
op die treurige broosheid aller menschelijke
grootheid. Doch alhoewel deze beide rede
naars schijnbaar een zelfden toon aansloegen
is er toch een Opmerkenswaardig onderscheid
aan te wijzen in het doeldat beiden met
hunBe schilderingen beoogden. De meer mo
narchale Bossuet trachtte aan het volk dni-
delijk te maken dat waar zelfs de grootheid
van een Vorst niet ontzien wordt door den
dood, een ieder moet bedenken dat alles wat
bij het zijne noemten waarop hij zich hoo-
vaardigt niets dan ellendige ijdelheid is. De
meer democratische Massillon zocht nit de
zekerheid, dat de grootheid van iederen vorst