11
Algemeen Nieuws-, Advertentie Landbouwblad.
JU 498.
Elfde Jaargang
Tij dsbeschouwingen.
A% 1867.
SCHAGER
abonnementsprijs voor drir maanden
Voor Schagen f 1,00.
Franco per post door het geheele Rijk n 1,15.
Afzonderlijke Couranten0,10.
Verschijnt iederen Donderdagmorgen.
Abonnementen op dit blad worden door alle
1LtiéM
y
Die timmert aan den wegh,
Verwacht gezegh. (Cats.)
PRIJS DElt ADYERTENTlëN:
Van een tot vijf regels0,75.
Iedere regel meerder0,15.
De 85 cents zcgelregt niet mede gerekend.
Grootc letters naar de ruimte die zij beslaan.
Bockhandelaren en Postdirecteuren aangenomen.
TJIT&EEPSTEB, WED. IP. J". Or, DIDERIOH.
BLIEVEN EEuA-HSrCO.
De interpellatie omtrent Luxem
burg. Hoe aangenaam moet het der Kamer ge
weest zijn omnadat door haar verlof was ver
leend tot het doen eener interpellatie betrekkelijk
Luxemburg door den minister van Zuijlen on-
derrigt te worden dat zij haar pligt beter na
kwam indien zijin stede van interpellatiën te
rigten aan hem, ministerde begrootyig afdeed.
Hoe juist blijkt ook hier weder dat geene zaak
zoo slecht is of zij heeft ook hare goede zijde
wanneer men de interpellatie hoe ondeugend ook,
toch dienstbaar ziet in het belang van den minis
ter, die daarin gelegenheid vindt zijn uitnemend
politiek beleidaltijd voor zoo ver dit begrepen
kan worden door de vertegenwoordigers des volks,
uit een te zetten.
Hoe gelukkig voor de eer des kouings dat een
minister van Zuijlen daar is om den koninklij
ken naam vrij te pleiten van laaghartige beschul
digingen Zeker dit is alles aangenaam en
juist, maar hooger prijs stellen wij er op dat, trots
het ongenoegen van den minister een lid der Ka
mer het verlangen heeft uitgesproken dat van nu
s f noch officieelnoch officieus de heer van
Zuylen als Nederlandsch ministerin de
Luxemburgsche zaak, raad of vqprlichting
zal geven.
Indien ik hier was om kritiek uit te oefenen
op dezen ministerzou zijne rede mij daartoe
aanleiding genoeg geven. In dezen zin sprak de
grijze staatsman na 's ministers inlichting. Zou dit
grootspraak zijn
Het antwoord van den minister van Zuylen
is impertinent. Hoe? De Kamer verleent ver
lof tot het doen der interpellatie en de minister
vangt zijn antwoord aan met eene teregtwijzing van
de Kamer. Op hoogen toon wordt zij gewezeD
op hare verpligting om de begrooting aan te nemen
in stede van hemministerlastig te vallen om
trent eene zaak die geheel Europa bezig houdt
en bij welker behandelinghetzij uit dwaling
hetzij uit opzetde Nederlandsche regering telkens
wordt voorop gezet
Het antwoord van den minister van Zuylen
is beschuldigend voor ons gouvernement. De
inmenging der Nederlandsche regering wordt er
kend, de inmenging in den belagchelijkste n
vorm. De bemiddeling is aangeboden
tusschea Frankrijk en Pruissen. Belagchelijkwant
er bestond geen geschil tusschen Frankrijk en
Pruissenbelagchelijk want om de bemidde
ling werd niet gevraagdonopregt want zij
werd verzocht uit eigen belang.
Het antwoord van den minister van Zuylen
is beleedigend voor den koning. Met zorg is
door den interpellant vermeden om 's kouings
naam te mengen in deze zaak. Een Neder-
landsch minister had gerust aan zijn Pruis-
sisch ambtgenoot kunnen overlaten om zelfstan
dige daden van den koning aan de openbare kri
tiek te onderwerpen. Ea indien een Bismarck
zich omtrent de houding van Luxemburg's
groothertog vrolijk maaltdan late een N e d e'r-
landsch minister gerust aan het Nederland
sche volk over de V>e' ^<'eeling van Bismarck's
onvoegzame taal. Hij betlde zich niet in 's ko-
nings naam te dekken tegenover zijn volk en
spele den grootmoedige niet door eene ongevraag
de verdediging van den koningbeleedigend zoo
wel voor den koning als voor het Nederlandsch
hart.
Bij zooveel impertinentieonzin on onbehol
penheid moet het moeijelijk zijn bedaard te blij
ven.
I Eenmaal, na eene discussie moet door eene
aanzienlijke dame tot Thorbecke gezegd zijn: het
meest heb ik uwe bedaardheid bewon
derd waarop Thorbecie geantwoord zou hebben
dit pleitmevrouwvoor mijne zelfbeheersching
want inwendig kookte k van drift. Iets derge
lijks zal na 's ministeri antwoord in de ziel van
Thorbecke hebben plais gehad. Althanszijne
woorden getuigen van ene gelijke zelfbeheersching
in gelijke omstandighedm. Hij wilde geene kritiek
uitoefenen, want daaron was het hem niet te
doen. Doch dit wilde hij dat van nu af aan
een Nederlandsch minister zich niet met
Luxemburg bemoeid.
Men kan met enkeh woorden veel zeggen. De
herhaling der woorder <jk zegge van nu aan#
is in den korst mogeliken vorm eene beschuldi
ging neen eene verotrdeeliug van den minister
en eene afwijzing voor goed van 's ministers di
plomatiek talent op di gebied.
"Wij hebben aan di kritiek van 's ministers
antwoord eenige regelei gewijd omdat naar onze
meening een weekblad als het onze daartoe ver-
pligt is. Het is op lie voorwaarde alleen dat
een volksvertegenwoordger mag zwijgen.
Waar de vertegenwtordiging gekrenkt, de vorst
beleedigd en het vaderland in gevaar gebragt
wordt door ondoordachte woorden en handelingen
ontspruitende alleen uit overgroot vertrouwen op
zich zelf, verzwijgen wij ons leedgevoel niet dat
aan een dergelijk man gewigtige belangen des va
derlands toevertrouwd zijn. Intusschen is door
de interpellatie de minister onschadelijk gemaakt
voor ons land in de steeds nog zeer dreigende
Luxemburgsche zaak.
De vernietiging der veepest. Vermoede
lijk zullen de regerings voorstellen hieromtrent
gedaan worden aangenomen. Op een zeer onder
geschikt maar te gelijkertijd toch alles beheer-
schend punt wenschen wij de regering en ieder
die met de uitvoering der maatregelen belast is
te wijzen. Indien niet minstens eenmaal
per week naauwkeurig bij iederen veehouder het
vee wordt geteld zal het aangevraagd krediet en
de naauwkeurigste pl igts vervulling van alle amb
tenaren niets baten.
Men moet de zekerheid hebben dat geen enkel
stuk vee buiten contróle is. Zoo de mogelijkheid
bestaat dat de aangifte van een aan de ziekte
gestorven rund wordt nagelaten baat geen enkele
maatregel. Zoo het vervoer niet onmogelijk wordt
gemaakt is het onmogelijk de veepest te vernieti
gen. En ter bereiking van dit doel is geen en
kel toezigt in staat, noch een te bedreigen straf
denkbaar wanneer niet het doodeenvoudige mid
del ter hand genomen wordt om minstens eenmaal
per week naauwkeurig bij iederen veehouder het
vee te tellen.
Een voorschrift dat de telling beveeltbestaat
er.
Maar wij willen geen voorschrift dat er geteld
wordt, maar wij willen dat er geteld wordt. In
zake van veepest heeft men het onderscheid leeren
kennen tusschen voorschriften en uitgevoerde voor
schriften.
Voorschriften beteekenen niets. Indien voor
schriften konden baten zou de veepest niet drie
ministers overleefd hebben; Maar aan de uitvoe
ring ligt het dat noch Thorbeckenoch Geertsema,
noch Heemskerk tot nog toe geslaagd hebben in
het bedwingen der ziekte. Indien het vee wordt
geteldzóó dat van iedere verandering rekenschap
gegeven wordtis de toepassing van voorschriften
mogelijk en als grondslag van de thans te nemen
maatregelen moet gelegd worden eene werkelijke
telling van het veeminstens eenmaal 's weeks
bij iederea veehouder en nog wel gepaard met