in.
HEMELWERK.
Teleurstellingen.
zoeken wij de koningin der wereld even goed te
dienen als anderen, die somwijlen bij hun schrijven
door een misschien zelfs niet bewuste staalkundige
eerzucht worden gedreven.
Gij zult toestemmen mijnheerdat ware het
gedane verwijt in die bewoordingen gekleednie
mand dit zich zoude hebben aangetrokken. En
zoude de schrijver van het bedoelde artikeltje het
nu, daar hij er^geen doekjes omwindt, het zoo
veel erger hebben gemaakt Daarbij nog iets, de
schrijver van dat stukje is een boezemvriend van
den steller der bedoelde beoordeeling, nu schijnt
hij in uw stuk iets, dat zweemt naar den toon van
Loijal, bespeurd te hebbenwas het dan zoon
wonder dat zijn gal een weinig begon te werken
En laat ons eens ernstig zijn. Ligt er niet in
uwe wijze van schrijven iets dat zeer moet doen
Is de poging om iemand belagchelijk te maken
zooveel beter dan een open verwijt
Wij weten wel dat in onze overbeschaafde eeuw
het eerste aardig gevonden en het laatste gewraakt
wordt, maar mag men dit ook doen als men zich
plaatst op een streng zedelijk standpunt en mag
hij die bij het debiteren van aardigheden ande
ren soms kwetst, zich wel beklagen' als hij op
zijn beurt gekwetst wordt Voor het overige, la
ten wij tot elkander zeggen wat in Corneiiles
treurspel Augustus tot Ciuna zegt
Laat ons vrienden zijn.
Wij beiden dienen de liberale zaakbeiden
trachten wij het vaderland nuttig te zijn door het
openbaar maken onzer gedachten en gevoelens.
Laat ons dan eensgezind zijn. In de tegenwoor
dige ernstige tijdsomstandigheden is eensgezindheid
ender de liberalen aller noodzakelijkst, laat dan
geen kleine grieve ons van elkander ontvreemden.
Meer dan ooit moet thans de spreukeendragt
uiaakt magt ons aller leuze zijn.
De Redactie.
Volktmoraal.)
Maar, zegt welligt deze of gene lezer, de te
leurstellingen waarvan gij daar gesproken hebt,
zijn kleinigheden die een verstandig inensch zich
niet aantrekten waaraan ook niemand langer
dan een uur denkt. Ik kan u dit niet geheel
en al zoo op eens toegeven.
Die kleinigheden verbitteren meer dan men denkt
het leven der ineesteuik heb menigeen die ou
der de moeijelijkste omstandigheden pal stond
als een rotsverlegen zien staan als een klein
kind omdat hij in een gezelschap een dwaas figuur
maakte en anderen die de zwaarste verliezen met
gelatenheid hadden gedragenheb ik ziek zien
worden van ergernis omdat een kopje of schotel
tje van fijn porselein brak. En wat" het vergeten
van die kleinigheden betreftzoo zij het mij ver
gund daarbij op te merken dat Montesquieu eens
zeide: »er is geen smart zoo zwaar dat men ze
niet na een half uur lezens vergeten kan,* eene
teleurstelling in eene kleinigheid die men ge
durende een geheel uur in gedachten houdt, moet
dus volgens het oordeel van dien schrijver en
denken vooiwaar geen klein verdriet zijn.
Eu al erken ik nu gaarue, dat er in dat ge
zegde van Montesquieu even als in de meeste
zijner magtspreuken veel overdrevens ligt, het
bewijst tcch dat hijdie anders niet geheel on
gevoelig wasbij de zwaarste verliezen vrij wat
minder moet geleden hebbendan een jong da
metje die een ganschen nacht slapeloos doorbrengt
omdat een olievlek is gevallen op haar nieuwen
zijden japon, waarmede ze, al haar vriendinnetjes
dcu loef hoopte af te steken. Doch laat ons
niet langer over dit punt twisten. Om u ge
noegen te doen wil ik u wijzen op eene teleur
stelling die gij voorzeker met mij onder de ergste i
van haar soort zult rangschikken. Ik bedoel dc
de slangenbeet van teleurgestelde eerzucht.
Ik veronderstel dan dat gij candidaat voor het
lidmaatschap der 2e Kamer zijt geweest. Gij
hebt uw best genoeg gedaan om gekozen te wor
den gij hebt groeten nagt-loopen maar ook de
kleinen niet vergetengij bebt burgers en boe
ren vriendelijk gegroet, slijters en tappers min
zaam aangesproken, In een kiezersvcreeiiiging
hebt gij mooizeer mooi gesprokengij hebt
alles aangevoerd wat u ia bet oog van beide
partijen aangenaam moest maken en alles ver
meden wat u bij een van beiden kon henadee-
len gij bebt bij voorkeur uwe denkbeelden zoe
ken te hullen iti woordendie over de hoofden
uwer hoorders been gingengij hebt gesproken
van humaniteit en cosinopolitisinus gij hebt uit
gevaren tegen provincialis.Tius en ccntralicismus
gij hebt u gerangschikt onder de liberalen maar
uwe liberaliteit toch vooral getoond door naar de
mode met een zeker soort van schouderophalen
over Thorbecke te spreken gij hebt het wee u!
uitgesproken zoowel over de aanbidders van het
gouden kalf als over de planters v.111 westersche
begrippen in de Oostgij Hebt dus uitmuntend ge
redeneerd, zoo uitmuntend dat niemand regt
begreepwaarheen gij wildet en gij zelfs nog
het minst.
En toch is al uw moeite nog vergeefs ge
weest. Uw tegenpartij zegevierde. Maanden lang
bebt gij geleden onder die teleurstellingmaar
terwijl gij u aan al uwe droefheid overgaaft,
kwam liet gerucht van een der gewigtigsfe staat
kundige gebeurtenissen, gedurende de laatste jaren
bij onsu ter ooren. Mogelijk vraagt inij deze
of gene welke gebeurtenissen ik bedoel Ik moet
ongelukkig het- stilzwijhen op die vraag bewaren.
Want de redactie dezer courantheeft zich toen
zij aan inijn geschrijf een plaatsje onder het men
gelwerk inruimde zich uitsluitend het bespreken
van staatkundige feiten voorbehouden. Ik kan u
echter eene aardige geschiedenis uit mijnen kin
dertijd medcdeelendie u zoo'n beetje op den
weg kau heipen.
Wij waren op school en moesten de versjes
van van Alphen opzeggen een mijner schoolmak
kers had een ellendig slecht geheugen het was
hem onmogelijk die versjes van buiten te leeren
maar hij kon zoo'n beetje rijmen, daarom flausde
hij er dan somtijds regels van eigen maaksel tus-
sclien, als hij dus een versje inoest op/.eggeu dan
was het vaak de gekste wartaaltoen hij moest
opzeggen: het gebroken glas, maakte hij er het
voljrende van
Cornelis had een glas gebroken
I11 's Kouings zaal
Schoon hij de Kamers had gesproken
Van 't breken zweeg hij heelemaal
Ilij had een afschuw vau het jokken
Daar 't leclijk staat
Maar wie hangt alles aan de klokken
Voor 't minst geen fijne diplomaat;
Hij was bedremmeld noch verlegen
Terwijl hij sprak
Want de oosterkroonzoo pas gekregen
Zat goe-i geborgen in zijn zak
Hij peinsde dus: Ik heb zoo even,
Iets moois gedaan
Ik heb mij zelf congé gegeven;
En zal nu zoetjes Oostwaarts gaan
Wel brak ik straks bij 't open rukkca
Het mooiste glas
Van 't groene kabinet in stukken
Maar 'k meen dat daar een barst in was
Naauw greep ik uit het hoogste laadje
Mijn kroon o wee
Of 't kabinet schudde als een blaadje
En 'tglas viel aan mijn voet in twee
Een inktpot viel ook op mij neder,
O arme das
En hemdje 1 ik zie nooit schoon u weder
Ook zelfs niet na den Maartschen wasch
Een poos tot in de ziel bewogen
Uit vrees voor straf,
Had ik de tranen in mijne oogen
Maar 'k zette 't ijlings op een draf;
Zoo trad ik met verhitte kaken
Dc Kamer in
'k Beloofde er alles mooi te maken
En sprak de heeren naar den zin;
Maar vau bet glasdoor mij gebroken
En vau de kroon
Die 'k mee nmn heb ik maar niet gesproken
Ik ben geen zuur gezigt gewoon
Ik volgde 's vaders wijze woorden
vZoon,* sprak de man,
//Krijgt ge ooit een vlek op das of boorden.
Knoop 't vest dan digt zoover als 't kan;'
Nu neem ik van de kamerheereu
Geen afscheidneen I
Wij zouden slechts elkaür generen
'k Ga liever zonder spreken heen
Het is nu avondmaar als morgen
De kim weêr bloost
'k Ben dan uil alle pijn en zorgen
Dan beu 'kgouverneur van de Oost;
En zoo gedaanhij heeft gezwegen
En niets geklapt,
Geen die er lucht van heeft gekregen
Voor dat de goudvink was ontsnapt;
Maar toen was 't een ruiuocr cn leven
En groot lawaai
De meesten hebben t stuk bekeven
Alleen het volksblad vond het fraai
Maar 't volk getuige vau dat kibblen
Dacht bij zich zelf, dit voorval loont
Hij die het slimste is ouder 'i knibblen
Wordt ruim beloond I
De meester, die waarschijnlijk gelijk hem
's middags onder het verzen opzeggen vaak ge
beurde, gedut had merkte niets van de variaties
die de kwftjongen zich veroorloofde. De geheele
school echter die beier had geluisterdbarstte uit
in verontwaardiging over deze zedeleer van het
moderne kersje. De meester evenwel, oin zijneer
te redden koos pirtij voor den knaap, hij noem
de ons wijsneuzendie zich altjjd bemoeiden
met zaken waarmede w ij mets te inaken hadden
en zond ons in zijne kwaadheid naar huismet
eene kennisgave aan onze ouders dat hij gaarne
andere kinderen in plaats vau de naar huis gezon
denen op zijn school wilde hebben. Nu iets
dergelijks had ook plaats met uw gelukkigen con-
curentde eerste omlervondene teleurstelling had
u dus voor een nog grieveuder smart gespaard.
Wordt vervolod.
Rooi. Ter wille van w mtnige lezers die gaarne
nog iets naders van den ondeugenden jongen
wilden weten en die men dus zoude kunnen raug-
schikkeu onder de hoorders waarvan Staring zegt
dat zij na liet laatste woord nog gaarne een
laatste hoorenvoeg ik hierbij dat het gemelde
voorval plaats had te G. in 1S-16, ander halfjaar
later maakte onze .eugniet zich schuldig aan eene
dergelijke fout. Hij zat toen in eene hoogere
klasse en inoest opzeggen het bekende ge
deelte uit hel graf van Veith dat aldus begint:
Het inenschdom wisselt zich gelijk de blaadren af,
Wij worden eu vergaan de wieg grenst aan het graf,
Daar tusscben speelt een droom een treurspel
met ons hart, enz.
Hij maakte er vau
Ministers vallen af als loof in 't herfstsaizoen
Zij wurden naauw benoemd of krijgen huu pensioen
Slechts t wist daartusschen met de Kamers of elkander
Een T wij-t voor een P en Pstraks voor een ander,
De koning teekent eu een Z speelt voor premier.
Het volk blaast op het spel en Z ligt strak naast P.
Maar meester had toen beter toegeluisterd en
gaf den jongen eene ongemakkelijke uitrammeling
hij noemde het veranderde vers allerzotst en het
allerdwaast om van letters te spreken als T. P en
Zdie hoegenaamd geene beteekenis hadden.
Daarenboven raakte, volgens zijn beweren de
vergelijking van ministers met najaars-bladen geen
kant noch waldaar toch genen altijd gemakkelijk
van de takken vielen, terwijl dezen zich vaak met
eene groote vasthoudendheid bleven hechten aan
de plaats vrpar zij zaten.