Eeii ter doodveroordeeling. GEWONE BEIUGTEN. En 't vijandelijke heir om liaar vesten Maar .een jongling stond pal aan het roer van den Staat Schoon de zee ook van woede als mogt koken Geen trek sprak van vreeze op het mar- m'ren gelaat "Want een geest had hem moed toegesproken Jade Zwijger gewekt door de klagt der gemeent' Was beschermend uit 't graf weêr verrezen En had op zijn wondenzijn heilig gebcent', Op zijn mart'laarskroon hem gewezen En hij zwoer bij diens asschebij zijn va- d'ren bij God Voor de zaak van de vrijheid te leven En bezwijkt hijdan bekroont hem het heer lijkste lot In de laatste der schansen te sneven. Gelijk eens in haar hagchelijkste uren Naar 't woord uit wigch'laresses mond Athene in hare houten muren Het bolwerk harer vrijhied vond Zoo vondt ge, Atheen der lat're tijden Oland der vrijheidonder 't lijden Uw laatste toevlugt in uw vloot Bij l' golfgeklots vergaat ge uw weeën En voeldet ge u monarch der zeeën Met Tromp nog en de Ruiter groot. Maar even als de stoute benden Die kampend voor de heil'ge stad (Toendag der lang voorspelde ellenden Jehova's voet zijn volk vertrad Steeds strijdend wrokten op elkand'ren, Verdeeld zelfs bij hun laatste stand'rcn En laatste schans, die hunner was, Ja' in 't gezigt der martelvuren, Verdeeld op 't puin van hunne muren Verdeeld bij hunner tempels asch! Zooin die jammervolle tijden Zag 't wank'lende gemeenebest Zijn kind'ren nog elkaar bestrijden Op de ingebogen muur der vest De tweedraglbron van zooveel klagten Geslaakt door voor- en nageslachten (Maar altijd ach vergeefs geslaakt) Behcerschte uw raadzaallegers vloten En had de trouwste strijdgenooten Tot bitt're vijanden gemaakt. Bezetting op die vcege wallen Bemanning van het zwalpend schip, VIII. De menigte brak toen zij dit vonnis hoorde, in luideD bijval uit. Jubelend werd de Daam der vrijgesprokene van straat tot straat uitgeroepen. Arnold wist in zijne verlegenheid niet wat te beginnen. Na de sluiting der zitting kwam de openlijke aanklager bij hem en zeideterwijl hij hem de hand drukte Gij moet bij dit beroep blijven, want gij hebt een eer genoten die weiuigeu uwer collega's kun nen genietennamelijkmij overwonnen te heb ben. Amold werd van alle kanten met geluk wen- schingen bestormd en Angelika werd triomferend door het volk uitgeleid.. Slechts een mensch onder de aanwezigen bleef koud en onbewegelijk. Slechts eeD eenigewant zelfs de regters schaamden zich nietmet de aangeklaagde te weenen. Die eene man was Tail- lard. Houend lagchende had hij de zitting bij gewoond en zijn gelaat scheen te zeggen Ver moei u niet om de waarheid te dwingenik zal u toch wel vinden. Twee maanden waren sedert deze gebeurtenis verloopentoen mevrouw Monce op nieuw voor het geregt geroepen werd. Hier en daar fluis terde mendat men nieuwe bewijzen tegen haar had gevonden. Het geregtsbof was weder verga derd en het publiek was weêr talrijk de aange klaagde en met haar haar onaanzienlijken verde diger waren op nienw verschenen. Eerst nn kon men op Angelika 's gtlaat de sporen van ontevredenheid waarnemen. Mijnheer Gedenk aan 't uur dat gij zult vallen Denk aan de schipbreuk op de klip Maar ach wie kon ooit tweedragt sussen Wie 't vunr der burgerveeten blusschen Wiens taal had ooit die magt op u En hij slechts kan uw redder wezen, Die tweedragts wonden kan genezen O, volk van Neerlandtoen en nu J. H. S. V. (Wordt vervolgd.) Uitslag van de verkiezing voor een lid van dcD Raad te Schagen Ingekomen 119 billetten van onwaarde 1, dus volstrekte meerderheid 60. De stemmen zijn uit - gebragt als volgtop de heeren Jb. Wz. Denijs 45 C. de Heer 37 Simon Buis 15; enz. deihalve herkiezing tusschen, de hee ren Jb. Wz. Denijs en C. de lieer. Men schrijft oiis uit 's Graveuhage De motie-Blussóverklarende dat geen lands belang de ontliinding der Tweede Kamer vor derde hangt nog steeds als een zwaard van Da- uiokles bet ministerie boven 't hoofd. De oppositie is welwillend genoeg geweest om aan den minister van bnitenlandsche zaken te vergunnen stukken over te leggen die het goede van zijn beleid moeten aantoooen. De Kamer wacht die stukken af. Zoodra die zullen zijn overgelegd zal de Kamer ze onderzoeken en dan de beraad slaging over de motie-Blussó hervatten. Intusschen trachten de ministers zich zoo ver dienstelijk mogelijk te maken door liet indieuen van wetsontwerpen. De nieuwe minister van ju stitie heeft er voor zijn part al eeu half dozijn uitgebroed, Maar, al legt het ministerie ook nog zulke schoone stukken over al dient het ook nog zulke noodige wetten in dit kan niet wegnemendat het met de Volksvertegenwoordiging onwaardig heeft gespeeld. Het heeft er op gespeculeerd om door herhaal de ontbindingen een volgzame Kamer te verkrijgen. Die constitutionele zonde kan niet vergeven wor den. Hoe beleefd en bescheiden het zich thans tegenover de Kamer gedraagt, hoezeer het er ook thans op drukt dat de voor te stellen wijzigin gen in de schoolwet maar zeer kleine en zeer voorzigtige zullen zijn dit kan niet doen ver geten dat het na de eerste ontbinding met een karwats en eeu tuchtroede iu de Kamer verscheen. Duval verzocht verlof, om zijne verhandeling met eenige aan de aangeklaagde gerigte vragen te beginnen. Uw familienaam mevrouw, is Angelika Duforet niet waar Ja. Waart gij gewoon onder dezen naam ook brie ven te ontvangen Neensedert ik den naam Monce droeg niet. Hebt eij ook eenen bekende in Philadelpliia Zoo ver ik weetuiet. Misschien znlt gij daar wel een zekeren Ton ners kennen Angelika sidderde over al hare ledende ont roering die zij op het hooren van dezen naam ondervoudkon zij oumogelijk verbergen. Mevrouw ik heb u nu geen" doodshoofd laten zien hoe kan deze vraag n zoo doen beven Kent gij mijnheer Tonners Angelika verzweeg het dat zij op den ver- schrikkelijken dag van den dood baars mans eenen bnel door Tonners onderteekend had ontvangen wiens inbond aao niemand bekend wasdaarom wilde zij daarvan niet spreken dewijl die brief misschien niet in haar voordeel zou zijn en daar de aanklager slechts gevraagd hadkent gij een zekeren Tonnersantwoordde zij met vaste stemIk ken hem niet. En hij kent n toch wel. Hier bij voorbeeld is een briefdien de gewaande Tonners aan An gelika Duforet schrijft. Lnister eens naar den inhond Waarde Angelika! (Mevrouw Monce werd bij deze woorden als door den donder getroffen.) Ik hoop dat gij na de verklaring van den heer Het ministerie heeft zich door zijne houding tegenover de Vertegenwoordiging onmogelijk ge maakt; het heeft ondervonden dat de Nederlanders hnn ouden aard nog niet hebben verleerd dat zij nog altijd uiet verkiezen te bukken voor dwang. Sedert vele jaren woonde in een afgelegen ge; deel te van de gemeente Geleen prov. Limburg een arm eremietdie van de aalmoezen der 'landlieden leefde terwijl hij die vergoedde met zijne god vruchtige raadgevingen en bedevaarten. Onlangs had men opgemerkt, dat de eremiet zichinlan- gen tijd niet meer had vertoond doch men meen de dat hij op reis zou zijn. Eindelijk werd toch besloten om de denr zijner woning open te breken, ten einde te onderzoeken hoe het daarin uitzag, i Men vond toen den eremiet dood op zijn bed liggen, de handen zamengevouwen als iemand die bidt i en het hoofd rustende op een dikken steen. Naast zijn bed vond men zijn hondje verhongerd, en in i een hoek van het vertrek zat de kat die nog wel leefde, maar gedieven door den honger, de i ooren en een deel van het aangezigt van haren 1 meester had opgegeten. De eremiet heeft zijn hoedje i aan de kerk vermaalt. 1 Bij zijne begrafenis heeft het grootste deel van Geleen's ingezetenen willen tegenwoordig zijn 1 omdat de eremiet ook alle begrafenissen bijwoon- i de, i Zondag avond heeft binnen de stad Breda een voorval plaats gehad dat de verschrikkelijkste gevolgen had kunnen naslepen. Een nabij de hooge barakken post hebbende schildwacht verliet zijn post en begaf zich in een kroeg in de Kei zerstraat, alwaar hij menig glaasje ledigde en vóór zijn vertrek zijn geweer laadde. Twee geen kwaad vermoedende burgers weinig oogeublikken later de Keizerstraat uitgaandeontstelden niet weinig, toen om den hoek dier straat eeu soldaat met ge veld geweer eensklaps voor ben stond. Een van hen stiet het geweer van zich af en gelukkig, want op het zelfde oogenblik ging het schot af en boorde de langs zijne ooren fluitende kogel een gat in den muur van het hoekhuis. De knal van het schot bragt vele nieuwsgierigen np de been en de dronken schildwacht die reeds meer malen gevonnist is werd dadtdijk iu verzekerde bewaring gebragt. Uit Bakkeveen wordt geschreven Naar het schijnt, bestaat er in Noord-Amerika eeu groot gebrek aan vrouwen onder de landverhuizers, al thans zijn er in 't laatst van liet vorige j.inr velen naar deze oorden van Friesland en naburige ge westen overgekomen om bier en in de cunstreken dezer plaats eene levensgezellin te zoeken en zich dan weder derwaarts te begeven. Of men nu echter de trouwlustige meisjps niet wist te vinden, dan of de schoone sekse hier minder trouwlustig is T (de naam is hier niet voluitgeschreven) over den zoogeuaamden zelfmoord van uwen echt genoot slechts lagchrn zult. Ik geloof dat men het praatje gemakkelijk geloofd heeft. Wij zijn in dit opzigt den heer T veel dank verschul digd hij hielp ons uitnemend met raad en daad. Misschien is het nu wel tijd dat gij onder uwe bekenden het nieuws verspreidt, dat gij ten twee den male wilt bowen. Ik verwacht u reeds smar telijk en tel de dagen die mij nog van u schei den. Rerigt mij wauneer gij komen wiltwant ik wenschte u tot Liverpool te gemoet te reizeu God zij met u en uiet mij. Tonners. Angelika stond met een bloedrood gelaat daar, toen zij bare eer op zulk eene wijze zag aange rand. Er is nog een P. S. In het medaillon dat gij op uwe borst draagt is eene lok haar van on zen gestorvenen zoonzend het mij opdat ik het kosse in plaats van uwen mond. Een gemompel van alkeuring doorliep de zaal. Angelika schrikteen met alle teekïuen der vertwijfeling wendde zij zich tot hare regters. Mijne heeren men speelt een vreesselijk spel met mij. Wat hier rondom mij geschiedt berooft mij van mijne zinnen. Een helsch planwaar voor ik reeds eenige maanden geleden gewaar schuwd werd wordt tegen mij gesmeed en stort mij in het verderfzonder dat ik in staat ben mij te veidedigen. De man, die dezen brief heeft geschreven is misschien een der hel ontvloden duivel, die er mij toe wil brengen te ontkennen dat er een God is. (Wordl vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1868 | | pagina 2