ÖOIÖEE0&G
Algemeen Nieuws-, Advertentie- Landbouwblad.
De nieuwsbladen en
het zegelregt.
M 593.
Dertiende Jaargans:.
Ao. 1869.
GEMEE\TE-AFkO>DIGIViE^.
SCHAGER COURANT,
Dit blad verschijnt op Woensdagavond; doch wordt,
met een bijvoegselbevattende het jongste Schager-
marktberigtden volgenden avond verzondenaan hen
die zulks verlangen.
Brieven franco aan de uitgeefster.
Abonnementen op dit blad worden door
alle
Prijs per jaar f 4,Franco per post f 4,60.
Afzonderlijke nummers f 0,10.
Advertenticn van een tot vijf regels f 0,75; iedere
regel meerder f 0,15. De 35 cents zegelregt niet ïne-
degerekend. Groote letters naar de ruimte die z\j beslaan.
Boekhandelaren en Postdirecteuren aangenomen.
Naar volksheil zonder deugd te dingen
Is arbeid aan een rots te biên.
De voorzitter vso den Raad der gemeente Schagen
Gelet op bet bepaalde hij de 2 alinea van art, 7
der wet van 4 Julij 1850 (Staatsblad No. 87) betref
fende het opmaken der lijeten die tot het kieren van
leden voor de Tweede Kamer voor de Provinciale
Staten en voor den gemeeuteraad bevoegd zijn.
Noodigt de inwoners der gemeente nit om zoo
rij elders in de Directe belastingen zijn aangeslagen
daarvan voor den 15 Februarij a. s. te doen blijken.
Schagen den 2 Februarij 1869.
De Voorzitter roornoemd
Van Dörnberg Heiden.
LOTING VOOR DE NATIONALE MILITIE
Burgemeester en Wethouders der gemeente SCHA
GEN brengen ter kennis van de belanghebbenden,
dat de loting drr in het vorige jaar in deze gemeente
voor de militie ingeschrevenen, zal geschieden op dings-
dag den 16 Februarij aanstaande, ten raadhuize der
gemeente Schagen.
Zg worden mitsdien opgeroepen om zich op dien
dag des middags ten 12 ure, aldaar te bevinden om
te loten en opgave te doen van de redeoen van vrij
stelling die zg ter zake van de militie vermeeneo te
moeten inbrengen.
Indien zg vermcenen vrijstelling te kunnen erlaogeo
wegens broederdienst of op grond van te zijn
eeuige wettige zoon en geeu halve broe
ders bebben moeten zij zich binnen drie dagen na
de loling ter Secretarie vervoegen om de noodige op
gaven te doen en bovendien op Diugsdagden 23
Februarg eerstk. des namiddags ten 1 ure, in het
raadhuis verschijnenvergezeld van bij den Burge
meester bekende en- te goeder naam en faam staande
meerderjarige ingezetenen die het vereischte getuige
nis kunnen afleggen en bet aldaar op te maken ge
tuigschrift ODdertcekeiien.
Sebagen den 2 Februarij 1869.
Burgemeester en Wethouders
De Burgemeester
Van Dörnberg Heiden
De Secretaris
A. J. van Cantfokt.
Ons is ter beoordeeling toegezonden eene twee
de brochure van den heer Maurits H. van Lee,
waarin de afschaffing van het zegel op de nieuws
bladen en op de advertentien op nieuw wordt be
pleit. De schrijver beweegt zich voornamenlijk op
statistiek gebied en wederlegt de door anderen ge
geven cijfers, om uit nieuwe juist het omgekeerde
te bewijzen.
Op zich zelve kan het niet betwist worden dat
het dagbladzegel een geldelijk nadeel is voor de
dagbladpers. Maar men moet die dagbladpers dan
ook als een geheel beschouwen. In den tegen-
woordigen toestanddie het getal dagbladen be
perkt brengt het belang van anderen die afschaf
fing niet mede, en wij willen gaarne erkennen dat
de kwestie van belang niet geheel vreemd is aan
het standpuntdat wij bij hare beoordeeling in
nemen. Wauneer wij den schrijver gevolgd heb
ben in zijn betoog dan blijft juist nog een gehee
ls schakel van redeneringen over die door hem
wordt verwaarloosd. De redenwaarom de dag
bladen met eene belasting getroffen worden is de
noodzakelijkheid die er aan belasting bestaat en
zijdie op afschaffing dier belasting aandringen
hebben niet slechts te bewijzen dat in enkele op-
zigten de pers bij de afschaffing zou worden ge
baat maar op hen rust de pligt de misbaarheid
dier belastingen te betoogen of althans hare onbil
lijkheid aan te toonen.
Uit de tegenwoordige voordr> van den minis
ter van Bosse blijktdat naar diens oordeel
de belasting niet kan worden gemistzelfs blijkt
daaruit de moeijelijkheid om haar te vervangen
daar het eerst voorgestelde «equivalent reeds vóór
de behandeling der wet voor een tweede equiva
lent heeft moeten plaats maken. Wij houden het
er voor dat op deze klip de vraag der equiva
lenten het voorstel tot afschaffing der belasting
schipbreuk zal lijden.
Doch laat ons voor een oogenblik aannemen
dat men regt heeft om de afschaffing der belasting
aan te bevelenzonder dat als «equivalent een min
der kwaad wordt in de plaats gesteld dan zoe
ken wij toch nog in de verhandeling te vergeefs
naar de aantooning van het onbillijke en onstaat
kundige der belasting.
De pers beeft naar ons inzienvolstrekt geen
regt om zich zelve ontslagen te rekenen van bij te
brengen in de betaling der rijkslasten. Er moet
toch geld zijn ter handhaving van elk bestuur en
is het nu vaderlandslievend wanneer de pers, wier
vrijheid gehandhaafd wordt door de wetdie bloeit
of kwijnt naar dat het met het vaderland gaat
op de vraag om belasting antwoordt met jarnmer-
klagten Zij moest te fier zijn om gelijk ook in
de brochure een paar malen geschiedt, een zaak
van geld met een zaak van vrijheid te verwarren.
Thans nu een te kort volgens sommigen onvermij
delijk isnu het geweten der natie aan de regt-
matigheid der Indische baten begint te twijfelen
nu nog zoo veel andere drukkender onzedelijke
belastingen bestaanthansin bet volle genot van
vrijheid te midden eener rijke en staatkundig ont
wikkelde natie, klaagt de pers en vraagt zij ont
heffing van lasten! En ontheffing van wat lasten?
Zeven ton gedragen door ieder Nederlander die
lezen kan
Inderdaad wij kunnen het onbillijke van deze
belasting niet inzien en hoewel wij gedeeltelijk
strijden voor onze eigen zaakmoeten wij vragen
aan hen die zoo laag nederzien op onze tegen
woordige dagbladpers of zij niet bevreesd zijn dat
onze geheele pers zal verdrongen wordenwanneer
de drok der zegelwet zal zijn weggenomenmaar
ook het beletsel zal zijn opgeheven dat goede bui-
tenlandsche dagbladen buiten onze grenzen hield
Onstaatkundig zou de belasting wezenwanneer
zij onvereenigbaar was met den bloei der dagblad
pers. Hoewel wij volstrekt niet blind zijn voor
hare gebreken behoeven wij toch waarlijk niet te
klagen over gebrek aan couranten. Bovendien zijn
onze bladen niet slecht. Meest allen zijn iu den
laatsten tijd veel vooruitgegaan. De Haarlemmer
het Handelsblad en de Tijd hebben hunne for
maten vergroottrots het zegel eD vergissen wij
ons nietdan is niettegenstaande de druk van het
zegel de redactie van het Handelsblad aanmerkelijk
verbeterd. De concurentie die in het leven zou
worden geroepen bij opheffing der belasting zon
in eene eenzijdige rigting werkzaam zijn en niet
veel hoop geveu op beterewel op beterkoope
couranten. Wij duchten dit gevolg, omdat de
nieuwe couranten-lezersdie men verwachtveel
meer zuilen afgaan op den prijs dan op de kwali
teit van het blad.
In dit stelsel is elke belasting ongeoorloofd. Tot
ontwikkeling behoort in eene zekere mate tegen
houding. Dan verkeert een zaakeen persoon
een industrie in een bloeijenden verwachtingvol
len toestandniet wanneer door een vertroetelende
zorg alle lasten zijn weggenomeu maar dan wan
neer zij die hebben leeren dragen.
Gelijk wij zeiden achten wij de aanneming van
het wetsontwerp onwaarschijnlijk. De verhooging
van den accijns op gedistilleerd is een veel onze-
delijker belasting dan die op de dagbladen. Mo^t
intusschen tegen onze verwachtingde wetgevende
inagt anders beslissendan vreezen wij nog niet
voor de toekomst. Zij, die deze beweging op het
touw bebben gezet, bebben zich waarschijnlijk niet
ernstig genoeg afgevraagdof de vervulling van
hun wenschniet ten nadeele van ons gezond
staatkundig leven aitloopen kon. Vooraf valt met
zekerheid biervan weinig te zeggenwel zal het
gezond verstand der natie als dan op eene zware
proef worden gtsteld en alleen ons vertrouwen
op dat gezond verstand bemoedigt ons zelfs bij
het vooraitzigtdat iedereen zal schrijven voor
het volk.
Wij hebben de brochure met onverdeeld genoe
gen gelezen en bewonderen den omvang der studie
dien de schrijver zich heeft gesteld. Wij mogen
echter niet onopgemerkt laten voorbijgaan eene
lcelijke aantijging die de schrijver zich veroorlooft
tegen de ambtenaren der belasting. In kleine let
ters komt die voor op bladzijde 69 der verhande
ling. Of zou het geen leelijke aantijging moeten
worden genoemd, wanneer men zegt: dat sommi
ge weekbladen als maandschriften worden beschouwd,
zoo lang het namelijk geen ondergeschikten amb
tenaar invalt, om uit afkeer tegen dezen of geneu
uitgever, procesverbaal op te maken?